| |
| |
| |
Gesprek met Aart Klein
Jaco Groot
Paul Mertz
Aart Klein is zonder twijfel een van de beste Nederlandse fotografen van dit ogenblik. Werk van hem vindt u bijna wekelijks in het Algemeen Handelsblad. Er bestaan enkele fotoboeken van hem. ‘Delta’ is daarvan wel het bekendst. Aart Klein is karig met biografische gegevens, omdat ze volgens hem zo weinigzeggend zijn. Wat we wel te weten zijn gekomen is dat hij in 1910 werd geboren en rond 1930 in de fotografie verzeild raakte. Vorig jaar exposeerde hij in Hamburg, momenteel (tot 16 december) kunt u werk van hem bekijken in De Drommedaris te Enkhuizen.
| |
Hoe bent u in de fotografie terecht gekomen?
Dat is helemaal per ongeluk gebeurd. Ik kwam in 1930 uit militaire dienst. Dat was al een beetje krisistijd. Mijn vader heeft er voor gezorgd, dat ik met een boot naar Indië kon. Maar dat beviel me niet en toen kreeg ik door bemiddeling van vrienden een baantje bij Polygoon. Dat was in die tijd ook nog fotobureau, de voorloper van wat ANP-foto nu is. Ik kreeg daar onmiddellijk de leiding over zes persfotografen, keiharde jongens, die echt moesten vechten, want je mocht niets. Iedere foto bijvoorbeeld van de koningin werd met bloed en tranen gemaakt. Altijd herrie met de marechaussee, want er was nooit iets geregeld. Ik wist toen niets van fotografie af. Maar ik kreeg op een gegeven moment wel genoeg van m'n werk, want ik stuurde maar mensen naar fijne dingen en zelf zat ik de hele dag achter mijn bureau. Op een dag werd ik bij de directeur van Polygoon geroepen, die vroeg of ik niet liever fotograaf wilde worden. Ik zei dat ik dat geweldig vond, maar dat ik dat nooit had durven dromen, omdat ik nog nooit een camera vastgehouden had. Het enige wat hij toen zei was ‘Take your chance’. Ik ben toen met een stofjas aan de donkere kamer ingekropen en was binnen enkele weken chef van het laboratorium. Op een gegeven moment kreeg ik een ouderwetse 13 × 18 camera, zo'n houten ding dat je uittrekt, met een statief en in de lens geen sluiter. Ja, en ook een zwarte doek om mee te belichten. Toen moest ik fietsen op het Damrak fotograferen. Ik voelde me doodongelukkig met dat statief en die zwarte doek. Er kwam een hele oploop om me heen van mensen die vroegen of het voor ‘Het Leven’ was of voor ‘De Telegraaf’. Als je ‘belichtte’ waren de fietsers al voorbij, dus stond er niks op. Daarna kreeg ik een camera met een sluiter en toen ging het
| |
| |
aardig. Ik kreeg een perscamera en al gauw behoorde ik tot de eerste fotografen. Dan mocht je naar het buitenland om voetbalwedstrijden te fotograferen. Na de oorlog ben ik voor mijzelf begonnen. Niet langer als persfotograaf maar als vrij fotograaf.
| |
Hoe vindt u de positie van de fotograaf in Nederland?
Op de rijksbegroting komt het woord fotografie niet voor. De kunstnijverheidsscholen geven wel fotografie, maar dat wordt niet genoemd. Behalve Amsterdam schijnt ook Eindhoven nu een prijs te hebben, maar dat is de ene keer voor een schilder, dan weer voor een schrijver en dan weer voor een fotograaf. Amsterdam heeft nu voor de eerste maal een fotoprijs toegekend.
Volgend jaar zal het wel weer allemaal anders worden, want er was enorm veel kritiek op. Ze zeiden dat de jury niet deugde omdat er maar één fotograaf (dat was ik) in zat. Sommige mensen hadden niet ingezonden, omdat ze de voorwaarden niet goed vonden of de prijs te laag. Ik vond de prijs ook wel te laag, maar ja, je moet ergens beginnen. De literatuurprijzen van Amsterdam liggen ook niet zo hoog.
In plaats van door een prijs zou je ook steun aan fotografen kunnen verlenen in de vorm van studietoelagen, net als bij schilders en beeldhouwers. Het liefst zou ik zien dat het ministerie van cultuur zegt, er is een bepaald budget en daaruit kunnen jonge fotografen die experimenteel willen werken of iets van plan zijn, een bedrag krijgen.
| |
Het rijk zou ook foto's kunnen aankopen, dat is toch ook een vorm van steun?
Ja, maar de vraag is dan wie moet dat doen? Wie moet ze hebben? Het Rijksmuseum? Nou nee, er ontbreekt eigenlijk een rijksmuseum met fotografie op het programma. Het is de grote verdienste van Sandberg geweest, dat hij gezegd heeft, de fotografie hoort erbij, net zoals hij de film naar het Stedelijk Museum heeft gehaald. Sandberg was de merkwaardige figuur die niet aan de gemeente Amsterdam heeft gevraagd wat vinden jullie ervan. Hij heeft tegen Kloet gezegd jij bent conservator van de foto-afdeling en je gaat een commissie maken en je koopt foto's aan en maakt een verzameling. En het geld daarvoor heeft hij waarschijnlijk uit een pot voor plastieken of een pot voor vernieuwing van deuren gehaald. En nu is Sandberg weg, maar het instituut bestaat en de verzameling is er, Kloet is aangesteld en het is niet meer weg te denken. Zoiets zou je bij het rijk ook moeten hebben, dat iemand zegt, ik maak een afdeling fotografie erbij. Het is wel zo, dat een van de rijksuniversiteiten een collectie heeft, dat is professor Van der Waals in Leiden, maar die heeft het, geloof ik, meer als ondersteuning van zijn betoog. Hij geeft kunstgeschiedenis. Ik meen ook te weten dat hij rondloopt met het idee een rijksmuseum voor fotografie te stichten. Daar zou het misschien moeten beginnen.
Wat wij willen en wat De Wilde ook wel wil, is dat er een ruimte of een gebouw in Amsterdam komt, waar altijd wat te zien is op het gebied van de fotografie. Al is het maar toegepast, zoals boekomslagen en hoezen van gramo-foonplaten of voor mijn part fotografie op drinkglazen.
| |
| |
Dan moet er ook een kantine bijkomen, zoals in het Stedelijk Museum, waar je kunt zitten praten en fotografen kunt ontmoeten, zodat je als het ware een fotografisch centrum krijgt.
| |
Doet het fotoschap niets in dit opzicht?
Het fotoschap daar ben ik helemaal tegen. Dat heeft met fotografie niets te maken, het is zuiver economisch. Ik zit er gedwongen bij. Je krijgt een aanslag, net zoals je wegenbelasting betaalt. Je hebt niets te vertellen. Ik heb juist weer een formulier ontvangen en als ik binnen acht dagen niet betaald heb, krijg ik ook een deurwaarder. Dat is ieder jaar weer hetzelfde. Ik betaal f 206,-. Je moet je omzet opgeven, maar dat heb ik geweigerd en dan word je voor het hoogste aangeslagen.
| |
Maar er is toch sprake van dat het schap wordt opgeheven?
Dat gaat allemaal wel spelen, maar dan moet iedereen eerst gehoord worden door de SER en die moet dan advies uitbrengen aan de minister. Als de minister zegt opheffen wordt het een politieke kwestie. Dan zal waarschijnlijk de KVP, die voorstander van de PBO is, zeggen we gaan er niet mee akkoord, want dan komt het landbouwschap ook en dan gaat de hele boel aan het rollen, dan wordt het een principiële kwestie. Dan zal men wel gaan zeggen, laat dat fotoschap nu maar bestaan, dat is toch een onbelangrijk schap. Wat heeft het schap nu voor concreets gedaan? Je mag niet meer langs de deuren leuren met foto's en daarbij cadeaus aanbieden. En ze hebben een blad, maar daar is geen behoefte aan. Er zijn voldoende internationale en Nederlandse tijdschriften.
| |
Wat heeft u voor publikatiemogelijkheden?
Ik publiceer vrij veel in het Algemeen Handelsblad, maar dat is in Nederland uitzonderlijk. Je kunt natuurlijk ook series maken voor Libelle en Panorama, maar dat is het toch eigenlijk niet. Je hebt verder jaarverslagen en publikaties van firma's en daar werk ik dan ook voor. Ik speel ook nog altijd met het idee een tijdschrift op te richten, dat niet eens in de maand, maar naar behoefte een of twee keer per jaar verschijnt op een ongekend groot formaat (40 × 50 cm). Het mag echt wel duur zijn. Alleen fotografie, met tekst achterin in vier talen. Een internationale redactie met internationale fotografen als Cartier-Bresson en Irving Penn. Ik heb zelfs het idee geopperd om degenen die er in komen daarvoor te laten betalen.
| |
Wat vindt u van de opleiding tot fotograaf in ons land?
Ik ben geen expert op onderwijsgebied, maar ik geloof dat het bij de meeste opleidingen veel te veel een technisch gedoe is. In Den Haag bijv. is een fotovakschool, maar daar geven ze alleen de techniek, alles over lenzen en ontwikkelaars. Fotograferen leren ze er niet. Waar het om gaat is het ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’. Daar begint het fotograferen, dat je met je eigen ogen ziet, anders dan anderen. Maar dat brengen ze je in Den Haag niet bij. Natuurlijk moet je dat wel van jezelf hebben, maar ik geloof dat dit gestimuleerd kan
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
| |
worden. Gastcolleges zouden daarbij een nuttig instrument zijn. De foto-afdeling van Sint-Joost in Breda schijnt het erg leuk te doen.
| |
Verzorgt u zelf de technische afwerking van uw foto's?
Ja, behalve de kleurenfoto's, die stuur ik naar Zwitserland. Ik heb ook nog een tijdje voor ‘Life’ gewerkt, daar heb je het Amerikaanse systeem: je maakt je films, die lever je af op het vliegveld, dan komen ze in het laboratorium en daar maken ze contacten en vergrotingen zoals je ze zelf niet kunt maken.
| |
Verkoopt u wel eens foto's als wandversiering?
Een heel enkele keer. Zelf koop ik ook wel eens wat aan. Op die fototentoonstelling laatst in het Stedelijk Museum heb ik tegen een stuk of vier fotografen gezegd, ik bestel deze foto bij je. Die krijgt u wel, zeiden ze. Ik zei nee, ik koop hem en ik betaal hem. Tot op dit moment heb ik van geen van hen een foto ontvangen, dat is nu een half jaar geleden.
| |
Wat vindt u van de z.g. experimentele fotografie?
Ik ben eigenlijk tegen grapjes in de donkere kamer. Je kunt per slot van rekening een onscherpe of een rotte foto nemen en daar maak je een afdruk van en dan kun je in de donkere kamer allerlei dingen toevoegen. Je kunt gaan krassen of er een stuk katoen of nylon overheen leggen. Dat doe ik niet (hoewel ik vind dat alles mag) want als je dàt doet, waarom koop je dan niet een stuk linnen en verf en maak het dan. Je bent dan niet gebonden aan lenzen en chemicaliën. Mijn bezwaar is ook dat het als nieuw gelanceerd wordt, terwijl het in 1920 al lang gedaan werd.
Er was een tijd in de Duitse fotografie, waarin alles ‘schön weich’ moest zijn en alle schaduwen fijn doortekend. Er wordt je nog steeds geleerd dat je alle details moet zien. Maar de charme van de fotografie vind ik juist dat je door de lens een bepaald gedeelte scherp geeft en een bepaald gedeelte onscherp. Daarom houd ik ook niet van retouche. Dát is voor mij fotografie: dat je bepaalde dingen weg kunt laten en de dingen die de moeite waard zijn naar voren kunt halen. Dat is bijv. heel kenmerkend bij de foto met die kruizen erop. Dat is een grasveld waar miljoenen grassprietjes op staan, maar je ziet er niet één meer. Die heb ik verwaarloosd want voor mij springen de lichte kanten van de kruizen eruit.
Mijn werk is aan de grafische kant. Toch heb ik een voorkeur voor dynamische dingen. Mijn opdrachten liggen wel vaak zo dat er geen dynamiek aanwezig is. Het onderwerp doet er eigenlijk niet zo veel toe. Het meisje hiernaast is net zo interessant als naakte negerinnen in Afrika. Het onderwerp kan goed zijn, maar daarom hoeft de foto het nog niet te zijn. Ik zou wel eens willen zien wat Cartier-Bresson er hier in de Govert Flinckstraat van terecht brengt, waar heel simpel niks is. Een foto moet helemaal voor zichzelf spreken. Ik had een tentoonstelling in Hamburg en daar wilde men de titel ‘Abstrahierte Wirklichkeit’ aan geven. Dat ging me te ver. Toen heb ik zelf gezegd ‘Bilder ohne Worte’. Dat spaarde meteen een catalogus met nummers en onderschriften..
|
|