Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1111]
| |
Historische kroniek
| |
Westerse samenzwering tegen de Sovjet-UnieDe Tweede Wereldoorlog is mogelijk gemaakt door de imperialistische complotten, door de haat, de verdachtmaking en de naijver welke het Westers imperialisme aan de dag legde tegenover de Sovjet-Unie. Wall Street en het Amerikaanse groot-kapitalisme zagen in de bewapening van Duitsland een onuitputtelijke bron van mogelijk profijt. Toen Duitsland achtereenvolgens Oostenrijk (maart 1938) en Tsjechoslovakije (maart 1939) annexeerde, kwamen de Westerse mogendheden niet in verzet. Ze wilden immers Duitsland ertoe verleiden zich op de Sovjet-Unie te werpen: de oneindige Russische landmassa kon dienen als nieuwe landbouwgrond voor de Duitse boeren, die in eigen land geen broodwinning meer vonden. Toen echter Duitsland Polen binnenviel (1 september 1939) gingen de zaken er helemaal anders uitzien. Engeland en Frankrijk hoopten dat Duitsland in de Poolse veldtocht dood zou bloeden. In het Duits-Pools conflict heeft overigens Pius XII een funeste rol gespeeld. Niet alleen was hij op de hand van Londen en Parijs, die er in 1939 op uit waren een oorlog te laten uitbreken tussen Duitsland en de Sovjet-Unie, maar wat meer is, om dit doel te bereiken zocht hij in zijn Deutschfreundiichkeit Polen te bewegen een pakt te sluiten met Nazi-Duitsland (41)Ga naar voetnoot1). Uitvoerig schrijft Deborin over de Duitse veldtocht in Polen en de langdurige, | |
[pagina 1112]
| |
roemrijke weerstand welke de burgers van Warschau, onder leiding van de communisten (!), aan de Duitse overweldigers boden, maar de Russische inval in Polen (17 sept. 1939) beschrijft hij vanuit een heel andere gezichtshoek. Door de bezetting van Polen zocht de Sovjet-Unie zich te beveiligen tegen een Duitse inval in de Oekraïne en de Oekraïeners en Wit-Russen, die sinds 1920 onder Pools bewind leefden te bevrijden (63). Het resultaat van deze bevrijding was ‘dat er in oktober 1939 in Westelijk Oekraïne en in Westelijk Wit-Rusland vrije, democratische verkiezingen plaatsvonden voor de respectievelijke volksvergaderingen, die daarna, gevolg gevend aan de volkswil, aan de Opperste Sovjet vroegen om geannexeerd te mogen worden door het Russische volk. De Opperste Sovjet gaf daarvoor eenparig zijn toestemming’ (63). Ook de Russische inval in Finland (30 november 1939) gebeurde alleen uit zelfverdediging. Er waren in Finland voortdurend militaire voorbereidingen aan de gang, gericht tegen de Sovjet-Unie, met name tegen de Baltische Staten en Leningrad. Finse leiders zouden reeds in het begin van 1939 ruime expansieplannen hebben gehad om Russische gebieden te annexeren van Leningrad tot het Oeralgebergte. Ze werden daarin gesteund door de Amerikanen, de Engelsen en de Fransen aan de ene en de Duitsers aan de andere kant (64). | |
Duitse inval in RuslandHistorisch staat het nu wel vast dat de Sovjets volledig verrast waren door de Duitse aanval op 22 juni 1941. Enkele maanden tevoren had Stalin, op een afscheidsfeest ter ere van de Japanse minister van Buitenlandse Zaken, in het openbaar de Duitse ambassadeur von der Schulenburg omhelsd om hem te bezweren de vrede tussen beide landen te bewaren. Het was voor de Sovjets dan ook een bittere ontgoocheling toen de operatie Barbarossa een aanvang nam. Wel waren zij, zowel door hun eigen geheime diensten (Sorge) als door waarschuwingen van de Geallieerden, op de hoogte van de Duitse bedoelingen, maar zij hadden er nooit geloof aan gehecht. Ook hierover geeft Deborin enkele merkwaardige opvattingen ten beste. Hitler, die al lang van plan was een aanval op de Sovjet-Unie uit te voeren, had daarover eerst overleg gepleegd met de Paus. Deze keurde Hitlers plannen onmiddellijk goed en spoorde de Duitse katholieken aan mee te werken aan Hitlers anti-Sovjetische politiek. Ten gevolge van een geheim akkoord, gesloten tussen de Nazi's en de nuntius in Berlijn, werd het Vatikaan in de mogelijkheid gesteld om samen met de Duitse legers agenten naar het Oosten te sturen, die in de bezette gebieden van de Sovjet-Unie ingezet konden worden om er het katholicisme te propageren, de bezettende macht te helpen, het Sovjetvolk te onderdrukken en een netwerk van spionage en sabotage op te richten (147). Dank zij de winzucht van de Amerikaanse imperialisten en hun onverzoenlijke haat tegen de Sovjet-Unie konden de Duitse legers aanvankelijk enkele successen boeken. Amerikaanse industriële ondernemingen bleven in Duitsland werken en fabriceerden er wapens, tanks, auto's en munitie voor het Duitse leger. Gedurende de hele oorlog bleven de akkoorden tussen de Amerikaanse en de Duitse kartels bestaan. Amerikaanse industriëlen leverden aan Hitler materialen en voedingsmiddelen, vooral via Spanje, Portugal, Zwitserland, Zweden en Vichy-Frankrijk. De betalingen gebeurden door bemiddeling van de Bank voor Internationale Betalingen in Bazel, waar Duitse en Amerikaanse | |
[pagina 1113]
| |
bankiers elkaar regelmatig ontmoetten om de gemaakte winsten te verdelen (148). Er waren echter nog andere redenen voor de nederlagen van de Sovjet-Unie in het begin van de Duitse campagne. Een der hoofdschuldigen was, volgens Deborin, Stalin. Direct na de oorlog werd Stalin nog geroemd als ‘de leidende geest in de Grote Vaderlandse Oorlog’ (Shilovskiy, in een redevoering, 1949), men prees zijn ‘geniale leiding’: ‘het ogenblik voor de beslissende tegenaanval van het Rode Leger (in 1943, V.P.) werd lang op voorhand (vanaf eind 1941, V.P.) voorbereid door zijn leider Stalin’. Maar na de destalinisatie van het 20e Partijcongres oordelen de Russische historici daar anders over. De Sovjetregering was door verschillende feitelijke indicaties wel degelijk op de hoogte van Hitlers plannen. De Russische legerleiding kende de toenemende Duitse troepenbewegingen in Polen en Finland. De schendingen van het Russische luchtruim werden steeds talrijker. Daarbij hadden de Verenigde Staten (januari 1941) en Groot-Brittannië (19 april 1941) Moskou van een op handen zijnde aanval verwittigd (148). Dat de Russische leiding deze informaties nooit ernstig genomen heeft, moet volgens Deborin uitsluitend toegeschreven worden aan de houding van Stalin: hij verloochende het Leninistische principe van de collectieve leiding en nam alléén de beslissingen betreffende de oorlogvoering, zonder rekening te houden met het advies van de andere leden van het Centraal Comité van de Communistische Partij. Telpuchowski gaat zelfs nog verder en verdeelt de schuld tussen Stalin, Zhoekow en Beria; deze laatste was verantwoordelijk voor het feit dat het leger niet gereed was wat betreft uitrusting en opleiding. In tegenstelling met wat hij eerder beweerd heeft over de Amerikaanse hulp aan Duitsland, moet Deborin toegeven dat ook Moskou vanaf eind 1941 kon rekenen op de steun van de Geallieerden, maar hij voegt er onmiddellijk aan toe, dat de Verenigde Staten deze hulp slechts gaven in een opwelling van strategisch egoisme. Truman, die nog senator was en later vice-president en president zou worden, had immers verklaard: ‘Indien we zien dat Duitsland de oorlog zal winnen, moeten we de Sovjets helpen. Krijgt Rusland de overhand, dan moeten we de Duitsers helpen. Deze twee mogendheden zullen elkaar op die manier niet alleen in evenwicht houden, maar zelfs totaal uitputten en vernietigen’ (165). Waar hij deze bewering vandaan haalt, acht Deborin niet nodig mee te delen. | |
Verzet en partisanenDe volkeren van Oost-Europa leven in de letterlijke zin van het woord in een mythe van de partisani: over de hele Balkan zijn standbeelden opgericht voor hun verheerlijking; straten en pleinen werden omgedoopt en kregen de namen van partisanenleiders en zelfs kinderen werden na de oorlog genoemd naar legendarische helden van het verzet; op jeugdkampen worden hun heldendaden in lange liederen bezongen. Ook de officiële Oost-Europese literatuur over de Tweede Wereldoorlog geraakt niet buiten deze ‘partisanencultus’. Deborin weidt uitvoerig uit over de lokale volksopstanden tegen de Duitse of Italiaanse bezetters. Vooral het Joegoslavische volk had daarin een roemrijk aandeel. Klassiek zijn in de Oost-Europese boeken en artikelen de foto's van partisanen | |
[pagina 1114]
| |
in hun hoofdkwartieren in de woeste bergwouden van de Balkan. Steeds zijn ze vergezeld van Russische officieren of instructeurs, die hen geholpen of opgeleid hebben. De waarheid is echter wel enigszins anders. De Joegoslavische partisanen werden niet door Russen geholpen. Het waren integendeel de Engelsen onder Fitzroy Macleaun die Tito in Joegoslavië en Hodscha in Albanië van wapens voorzagen; Engelse officieren vochten zelfs in Bulgarije en Roemenië met de plaatselijke verzetsbewegingen. Van Churchill stamt trouwens het gezegde: ‘Ik weet niet veel af van Joegoslavië en nog minder ken ik de taal die er gesproken wordt. Of Tito een communist is of niet, komt er weinig op aan. Het enige wat telt is de overwinning op Duitsland’. Volgens de Sovjet-historici echter hebben noch de Engelsen noch de Amerikanen iets gedaan om de volkse verzetsgroepen te helpen. Zij vreesden de ontwikkeling van de democratie en steunden de anti-volkse en dictatoriale regeringen in ballingschap. De Verenigde Staten gingen nog verder en stichtten in 1941 de ‘Direction of Strategie Services’, een organisme dat gedurende de hele oorlog in Europa werkzaam was en onder de leiding stond van de beruchte Allen Dulles. Deborin weet er zelfs bij te vertellen dat deze dienst tijdens de oorlog massa's geld besteed heeft om de verzetsbewegingen in West-Europa in de kiem te smoren (201). De opstand van Warschau tegen de Duitse legers in augustus 1944, vanuit Londen op touw gezet door de Poolse regering in ballingschap die daardoor haar bestaansrecht wilde rechtvaardigen, was volgens Deborin een misdadig avontuur, gericht tegen de opkomende krachten van het Poolse volk en tegen de Russische legers, die op weg waren om Oost-Europa te verlossen van het juk van de dictatuur (waarmee Deborin zowel de Duitse bezetting als de Poolse regering in Londen bedoelt). De opstand was trouwens van meet af aan tot mislukken gedoemd omdat de leider ervan, Bor Komarowski, een familielid was van de Duitse bevelhebber in Warschau, von dem Bach-Zelewski. De Geallieerden beweren wel dat zij rekenden op de hulp van de Sovjet-troepen, maar deze waren volgens Deborin nog te ver van Warschau verwijderd om effectief te kunnen optreden (335). Historisch staat het evenwel vast dat de Russische troepen op het ogenblik van de opstand slechts 'n tiental km van Warschau waren en geen voet meer verzetten. Engelse en Amerikaanse vliegtuigen die ingezet werden om de opstand te steunen, kregen geen toelating om op Russische vliegvelden te landen. | |
De oorlog in de PacificOp 7 december 1941 viel Japan Pearl Harbor aan en ontketende daardoor de oorlog met de Verenigde Staten. Volgens de Sovjet-historici waren de Amerikanen op de hoogte van de Japanse bedreiging. Ook uit de jongste Amerikaanse publikaties blijkt dit inderdaad het geval te zijn geweest. Hoe is het dan te verklaren dat Washington geen gebruik heeft gemaakt van deze inlichtingen? Volgens Deborin waren de Amerikanen in hun haat tegen de Sovjet-Unie zo verblind, dat zij zich niets anders konden voorstellen dan dat een Japanse aanval tegen de Sovjet-Unie gericht zou zijn. Met dit doel kwamen de Amerikaanse monopoliehouders de Japanners in het gevlij; op 30 november 1941 bood Bernard Baruch, de grote New Yorkse bankier, Tokio nog een lening van 1 miljard dollar aan (220). | |
[pagina 1115]
| |
De eerste maanden van de oorlog in de Stille Oceaan waren gekenmerkt door spectaculaire Japanse overwinningen. De Japanners joegen de Amerikaanse, Engelse, Nederlandse en Australische legers steeds verder voor zich uit naar Australië toe. Maar zelfs in hun nederlagen lieten de Westerse mogendheden niet toe dat de bevolking van de eilanden in de Pacific in opstand kwam tegen de bezettende mogendheid, Japan. Slechts geïnspireerd door de heldenstrijd van het Sovjetvolk tegen de Nazi's begonnen de Indonesiërs, Birmanen en Filipinos, tegen de wil in vooral van Washington, de guerillastrijd (229). Over het feit dat b.v. Soekarno van Indonesië lid was van de door de Japanners georganiseerde militaire korpsen op Java, zwijgt Deborin. | |
StalingradAlgemeen is men het er op het ogenblik over eens dat Stalingrad en El Alamein beschouwd dienen te worden als beslissende keerpunten in de Tweede Wereldoorlog. Dit was overigens ook de overtuiging van vele leidende Duitse figuren: het was na deze twee grote nederlagen dat de opstandsbeweging tegen Hitler vaste vorm kreeg en dat er contact gezocht werd met de Engelsen en de Amerikanen om aldus een wapenstilstand in het Westen af te dwingen. Officiële contacten met Engelse en Amerikaanse regeringskringen hebben er in werkelijkheid nooit plaats gehad, wel met Russische, door bemiddeling van Mevr. Kolantai, de Sovjet-ambassadrice in Stockholm. Volgens Deborin echter hadden er contacten plaats in Zweden, Spanje en Zwitserland. In Spanje liepen deze over de Engelse ambassadeur Hore (waarmee sir Samuel Hoare bedoeld zal zijn) en via het Britse Foreign Office geraakten ze over sir Anthony Eden naar Washington. Een onverkwikkelijke rol werd hierin gespeeld door de reeds genoemde Allen Dulles, die sinds 1943 vanuit Bern in onderhandeling was met Hitlers speciale gezant, graaf Hohenlohe. Volgens Deborin zou Dulles zelfs beweerd hebben dat Amerika de nederlaag van het Duitse fascisme niet wenste, omdat daarmee het enige bastion tegen het communisme in Europa zou verdwijnen. Hij bood zelfs aan, Oostenrijk bij Duitsland te laten. De Duitse industrie moest de sterkste van Europa blijven. Op het proces van Neurenberg in 1946 werd het overigens duidelijk, schrijft Deborin, dat Dulles de geheime vriend was van de leider van de Duitse Abwehr, Kaltenbrunner (352). | |
D-Day in NormandiëAltijd hebben de Westerse mogendheden gedacht dat Hitler de Sovjet-Unie zou verpletteren. De hele oorlog door hebben Engeland en Amerika dat doel in de hand gewerkt. Het tweede front, dat tot stand kwam door de landing in Normandië op 6 juni 1944, verandert daar niets aan. Deborin heeft daar trouwens een heel eigen visie op: ‘Door de landing in Normandië wilden de Amerikaanse en Engelse oorlogsleiders eerst en vooral hun imperialistische doeleinden in Duitsland verwezenlijken, beletten dat het Duitse fascisme zou verpletterd worden, de reactionaire krachten redden, verhinderen dat de West-Europese volken gedemocratiseerd zouden worden en tenslotte - en dat was het hoofddoel - probeerden Londen en Washington een dam op te werpen tegen de succesrijke opmars van het Sovjet-leger’. Volgens Deborin zijn er twee factoren die de zege van de landingstroepen in Frankrijk mogelijk hebben | |
[pagina 1116]
| |
gemaakt: 1. de elite van het Duitse leger werd opgehouden door de Sovjettroepen, die de zwaarste druk bleven dragen; 2. fantastische overwinningen werden behaald door het Franse verzet, vooral onder impuls van zijn communistische vleugel en duidelijk tegen de wil in van Eisenhouwer, die bij de aanvang van de landing een boodschap aan het Franse volk zond waarin hij vroeg, het gewapende verzet tegen de bezettende macht stop te zetten: ‘Stop uw activiteiten, ik herhaal het, stop uw activiteiten zo spoedig mogelijk en voer de bevelen van de bezettende overheid uit’ (346). De werkelijkheid is dat de geallieerde opperbevelhebber, samen met Generaal de Gaulle, een oproep richtte tot de Franse bevolking, waarin hij vroeg onnodig bloedverlies te vermijden, geen gehoor te geven aan wilde agitatie, maar in de strijd tegen de bezettende overheid de bevelen van de leiders van het verzet op te volgen.
* * *
Deborins methode is kenmerkend voor de Russische geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. Blijkbaar beschikken de Sovjet-historici, vastgeklemd als ze zitten in de strakke dogma's van hun ideologie, nog steeds over heel weinig ruimte voor echte geschiedschrijving. Feiten worden verdraaid of gewoon prompt uitgevonden. Daarmee wordt niet alleen de Russische lezer verkeerd voorgelicht, maar ook wij blijven verstoken van een aantal bronnen die zich in Russische handen bevinden en voor ons niet anders toegankelijk zijn dan via de manier waarop de ‘ideologische historici’ te believen te bewerken. |