| |
| |
| |
De christen en de communistische maatschappij
Jan P. Schuyf
Het communisme van morgen III
KAN een mens onder het communisme leven? Kan een christen in een communistische maatschappij een oprecht belijdend christen blijven, zonder dat zijn maatschappelijke status daarbij gevaar loopt? Of concreter gesteld: is het mogelijk, dat marxisten en christenen samen een leefbare maatschappij opbouwen, samen sociaal-economische problemen bespreken en oplossen, dus samen rond de tafel gaan zitten om gemeenschappelijke kwesties te behandelen, terwijl beide partijen toch hun eigen levensbeschouwing bewaren?
Velen zijn geneigd in het gunstigste geval nog slechts een water-bij-de-wijn-christendom te zien overblijven. In een nog pessimistischer visie zal in een dergelijk geval van samenwerken en samen praten nog slechts de schijn van een christendom overblijven, waarbij het 't marxisme dan niet moeilijk zal vallen ook de laatste geloofsresten mettertijd te doen verdwijnen, mogelijk met geweld, waarschijnlijker via de soepele weg der geleidelijkheid.
Zelfs een geringe kennis van de recente geschiedenis van het communisme is al voldoende om deze visie op de co-existentie tussen marxisten en christenen te rechtvaardigen. En een objectief historicus zal moeten erkennen, dat de gevallen waarin de communisten de godsdienst met rust lieten, bepaald werden door een politiek opportunisme. Men denke slechts aan de welwillende houding die Stalin aannam ten opzichte van de orthodoxe kerk, toen hij de hulp en steun van de patriarch nodig had in de strijd tegen Nazi-Duitsland.
In twee vorige artikelen hebben wij er echter op gewezen, dat de destalinisatie niet alleen een politieke omwenteling, maar ook een mentaliteitsverandering binnen het communisme betekent. Kenmerkend voor deze mentaliteitsverandering noemden wij het ontstaan van humanistische en tolerante visies, en in dit verband wezen wij er op, dat bij vele vertegenwoordigers van dit gedestaliniseerde marxisme de wens leeft om met andersdenkenden in gesprek te komen.
Wij wezen in dit verband reeds op het ons inziens uiterst belangrijke ‘testament’ van Togliatti, waarin een dringende oproep gedaan werd om samen te werken en samen te praten met christenen van een ‘linkse signatuur’.
Doch niet alleen in een katholiek land als Italië, maar ook elders - en met name in Oosteuropa - kan men dergelijke verlangens signaleren. Zo pleitte onlangs het weekblad Literarni Noviny (orgaan van de Tsjechische schrijversbond) voor een dialoog tussen het marxisme en de katholieke kerk. Deze dialoog is volgens het blad ‘niet alleen mogelijk, maar historisch zelfs noodzakelijk’. Tegelijkertijd werd in een ander Tsjechisch tijdschrift, Kulturni Zivot, over dit onderwerp het volgende geschreven: ‘Marxisten kunnen in strikte trouw aan de opvattingen van het leninistische marxisme zeer wel beslissen tot een dialoog met de Kerk. Deze dialoog, mits door de Kerk in eerlijkheid
| |
| |
gevoerd, is ook voor de revolutionaire arbeidersbeweging van belang, omdat gezamenlijke actie ter voorkoming van oorlog, ter bestrijding van de honger, ter vestiging van de sociale rechtvaardigheid, enz. de gehele mensheid ten goede komt’. Hoe verheugend een dergelijke opmerking ook mag schijnen, men dient toch op zijn minst twee bedenkingen te maken.
Op de eerste plaats - en dat was een van de conclusies van ons vorige artikel - juist het leninistische marxisme blijkt nog geen garanties te kunnen geven voor een eerlijk gesprek. Hoezeer men ook van communistische zijde tracht de coëxistentie-gedachte op de leer van Lenin te stoelen, het blijven zeer moeizame pogingen, want het leninistische stelsel is monopolistisch en maar weinig geneigd tot tolerantie. Men zou dan ook kunnen concluderen dat de bovengeciteerde pleitbezorgers voor een dialoog juist het strak-leninistische pad verlaten hebben, hoewel zij dit zelf in het huidige stadium beslist niet zullen toegeven.
Een tweede bedenking betreft de christelijke partners in het gesprek. Waar van marxistische zijde een dialoog met christenen wordt voorgesteld, geldt het een speciaal soort christenen, die door de communisten bij voorkeur met progressief worden aangeduid. Met progressief wordt in eerste instantie bedoeld: zich inzetten voor een betere wereld, voor vrede en sociale rechtvaardigheid. In deze zin wordt ook paus Joannes XXIII door de communisten tot de progressieve richting gerekend.
Maar met progressief wordt ook nog iets anders aangeduid. Het gaat dan om een positieve instelling ten opzichte van een ‘socialistisch bestel’ in de sociaal-maatschappelijke orde. In concreto betekent dit een aanvaarding van en medewerking aan het systeem dat momenteel in de Oosteuropese landen verwezenlijkt wordt.
Is een dergelijke aanvaarding en medewerking voor een christen mogelijk? Dat is geen theoretische vraag, maar een uiterst actueel probleem voor protestanten en katholieken in Oost-Europa, waar nu eenmaal christenen leven in een door het communisme beheerste maatschappij.
In wezen gaat het hier om de vraag of een socialistisch stelsel strijdig is met de christelijke opvattingen. Alvorens deze vraag nader te bepalen, willen wij eerst nagaan hoe sommige Oosteuropese christenen deze vraag beantwoorden en op welke wijze zij een dialoog voeren met het marxisme.
| |
Oostduitse samenwerking
Tijdens een recent bezoek aan Oost-Berlijn hadden wij een diepgaand contact met een groep Oostduitse katholieken, die zich rond het maandblad Begegnung hebben verzameld. Op ons verzoek werd een gesprek gearrangeerd tussen twee redacteuren van Begegnung, Alfons Malik en Hubertus Guske, en een marxist, Max Hanschke, die als lid van de nationale raad van het Nationale Front verantwoordelijk is voor de godsdienstpolitiek. De verschillende onderwerpen die in dit gesprek werden aangeroerd, werden door schrijver dezes opgeworpen. In het stenografische verslag dat hier volgt, komen slechts de meest belangrijke punten aan de orde.
Vraag: Hoe kan een christen in een communistische, dus atheïstische maatschappij positief meewerken en toch oprecht christen blijven?
Hanschke: Er bestaat geen atheïstische maatschappij, noch een atheïstische
| |
| |
staat of een atheïstische partij. Het atheïsme is een filosofisch probleem, het kan alleen in mijn gedachten bestaan, niet in concrete maatschappelijke verhoudingen. Daarom kan men tegenover de christelijke levensbeschouwing ook alleen maar het filosofische marxisme stellen, niet het marxisme als sociaal-maatschappelijk systeem.
Vraag: De jeugd wordt op de scholen en universiteiten toch in atheïstische geest opgevoed. Hier heeft de filosofie wel degelijk invloed op de maatschappelijke verhoudingen.
Hanschke: Ons onderwijs is in de eerste plaats gericht op vakopleiding. Wij hebben niets aan een toekomstige maatschappij van louter atheïsten, die in het maatschappelijk leven geen vakkennis meebrengen. Daarnaast geven wij zeer zeker ook voorlichting over het wetenschappelijk atheïsme. In een maatschappij waarin nu eenmaal veel atheïsten zijn, dient men daar iets van te weten, zoals men ook iets van de godsdienst dient te weten, omdat er ook gelovigen in onze maatschappij zijn. De voorlichting over de godsdienst laten wij aan de daartoe bevoegde instanties over, het gezin en de kerken.
Guske: Men zegt vaak, dat de marxistische geschiedenisopvatting of het begrip klassenstrijd strijdig is met de christelijke geloofsovertuiging. Ik zie dat niet in. Wanneer de katholieke Kerk eeuwenlang bepaalde opvattingen over de geschiedenis of de maatschappelijke ordening heeft ondersteund, om haar inzichten later weer te moeten wijzigen, begrijp ik niet, waarom ik als katholiek niet kan geloven in een socialistische maatschappij, zonder daarmee afbreuk te doen aan mijn geloof.
Malik: Veel marxisten verdenken ons er van, dat wij dit om opportuniteitsredenen zeggen, en dat we onder de oppervlakte van onze samenwerking toch reactionair zijn. Maar het is werkelijk onze overtuiging, dat wij juist als katholieken een positieve bijdrage kunnen leveren voor de opbouw van onze socialistische maatschappij. En wat die atheïstische opvoeding betreft kan ik uit de ervaring van mijn eigen kinderen een getuigenis geven. Juist door de voorlichting over het atheïsme komen zij in de godsdienstcursus van hun kapelaan tot veel betere resultaten. Zij doordenken en beredeneren hun geloofsovertuiging veel sterker dan wij dat indertijd deden toen wij godsdienstles op school kregen.
Vraag: Uit veel atheïstische publikaties van marxistische zijde krijg ik de indruk, dat de kritiek op de godsdienst veelal nog erg primitief is, eigenlijk nog van een vorige eeuw stamt.
Guske: Die indruk heb ik ook. Maar ook de communisten hebben gemerkt, dat dergelijke publikaties eigenlijk alleen maar schadelijk zijn voor de zaak waarvoor ze zeggen te vechten. Het christendom waarover zij spreken bestaat al lang niet meer. Niet alleen bij de communisten, maar ook bij de christenen heeft zich een mentaliteitsverandering voltrokken. Ik ben er van overtuigd, dat dit voor een groot deel aan twee factoren te danken is. Op de eerste plaats hebben de communisten gezien, dat ook een gelovige positief kan en wil meewerken in een staat als de onze. En op de tweede plaats hebben de gesprekken tussen communisten en christenen er veel toe bijgedragen, dat men beter van elkanders standpunten op de hoogte is.
Hanschke: Daar kan ik het helemaal mee eens zijn. Maar ik moet er aan toevoegen, dat niet alle christenen het ons altijd even gemakkelijk maken. Ik geef echter toe, dat het wezen van het christendom, van de christelijke ethiek met name, voor ons een belangrijke bijdrage is. Het gaat ons om de eenheid in veel- | |
| |
vormigheid. Men kan hetzelfde sociaal-maatschappelijke doel verwezenlijken vanuit verschillende levensovertuigingen. Ook ik zie niet in, dat het maatschappelijk stelsel van ons land in strijd is met de protestantse of katholieke levensbeschouwing.
Vraag: In dit verband is het interessant Uw beider meningen over het concilie eens te horen, waar tijdens de volgende sessie toch ook de ‘openheid naar de wereld’ besproken zal worden.
Hanschke: Ik meen, dat bij paus Joannes XXIII heel sterk een werkelijke vernieuwing van de Kerk op de voorgrond stond. Doch na de drie sessies die hebben plaats gevonden, heb ik de indruk gekregen, dat men alleen nog maar koortsachtige pogingen doet om de Kerk bij de ontwikkeling aan te passen. Dat geschiedt vanuit een defensieve houding en dat is gevaarlijk. Met een opnieuw doordenken van de hele problematiek zou men veel verder komen. Misschien zal het dertiende schema over ‘Kerk en wereld’ meer perspectieven bieden, maar voorlopig kan ik het concilie niet anders beoordelen dan als een defensieve aangelegenheid, een show. Het gaat niet over maatschappelijke problemen.
Guske: Het concilie is beslist geen show, en de binnenkerkelijke problemen die er aan de orde komen zijn van het grootste belang. Maar er bestaat inderdaad een gevaar dat de ontwikkeling aan de Kerk voorbijgaat. In zekere zin is het inderdaad een defensieve aangelegenheid: de Kerk moet nu eenmaal de tijd inhalen. De ontwikkeling van de wereld en van de mensen eist dat. Vermoedelijk zal het resultaat inderdaad slechts hierin bestaan, dat de Kerk honderd jaar heeft ingehaald, terwijl het er eigenlijk honderdvijftig hadden moeten zijn. Maar toch zijn wij, Oostduitse katholieken, vol verwachting, met name ten aanzien van schema dertien. Zal er werkelijk een woord van vrede, een woord tegen de honger, een definitieve tolerantie, een oproep tot samenwerking aan de wereld worden voorgesteld? Dat zijn namelijk de problemen die ook marxisten en christenen samen verbindt, voor ons dus wezenlijke problemen, wezenlijker dan liturgische vernieuwingen.
Hanschke: Wanneer het concilie zich inderdaad in deze richting gaat ontwikkelen, kunnen ook wij er blij om zijn. Zoals men van ons, marxisten, tolerantie verwacht, verwachten wij dat ook van de anderen. Ook al zullen we het nooit eens worden over de filosofische problemen, waar het de grote wereldproblemen betreft, moeten we die eensgezindheid en samenwerking toch kunnen bereiken.
| |
Poolse motieven voor coëxistentie
Meer nog dan in Oostduitsland is men in een volledig katholiek land als Polen aangewezen op een ontmoeting tussen katholieken en marxisten. Reeds gedurende enkele jaren worden dergelijke ontmoetingen georganiseerd, al moet men daarbij ook opmerken, dat dergelijke gesprekken in de meest ‘gunstige samenstelling’ worden gevoerd, d.w.z. tussen vertegenwoordigers van het ‘open marxisme’ en leden van de PAX-groep, die - met behoud van hun katholieke geloofsovertuiging - het socialistische maatschappelijke stelsel geheel en al hebben aanvaard. Ook van een dergelijk gesprek, gehouden in augustus van het vorige jaar, beschikken we over een stenografisch verslag, waarvan wij hier enkele passages laten volgen.
Pax: Wanneer wij naar de ideologische genese van de samenwerking zouden
| |
| |
vragen, dan moeten wij zonder enige twijfel het patriottische motief op de voorgrond schuiven. Het was het Poolse patriottisme dat de solidariteit van gelovigen en niet-gelovigen mogelijk maakte bij de wederopbouw van ons land en bij de omvorming van de maatschappelijk-economische structuur in een socialistische richting. Het tweede motief is van humanistische aard. Want de ideeën van het socialistische humanisme vielen, wat het bewustzijn van de leidende katholieke kringen betreft, op een vruchtbare bodem, die in hoge mate bereid was deze ideeën op te nemen. Wat de katholieke intelligentsia betreft, die met de geschriften van Maritain en Emmanuel Mounier was opgevoed, zo lijkt me, dat voor deze mensen het motief van de bevrijding van de mens van de hem vervreemdende elementen, b.v. de ongelijkheid der klassen, een begrijpelijk, aantrekkelijk en aanvaardbaar motief was.
Marxist: Natuurlijk hebben een marxist en een katholiek verschillende ideeën over de maatschappij, waar het 't levensbeschouwelijke model van deze maatschappij betreft. Ondanks deze verschillende ideeën treden op ideologisch-politiek gebied bij een maatschappelijk geëngageerd en sociaal progressief katholiek en een marxist gemeenschappelijke punten op. Zulk een gemeenschappelijk punt is onder andere het probleem van het ideologische silhouet van de mens. Dat is het belangrijkste probleem. Van de oplossing van dit probleem hangen alle andere vragen af. Wij zijn er van overtuigd, dat de materialistische levensbeschouwing juist is. U gelooft, dat het gelijk bij de godsdienstige levensbeschouwing ligt. Dat sluit niet een zodanige ontwikkeling van de situatie uit - is er integendeel zelfs voorwaarde voor -, waarin levensbeschouwelijke discussies mogelijk zouden zijn, die niet noodzakelijkerwijze in ideologisch-politieke conflicten behoeven om te slaan. En dat is algemeen gezien voor de toekomst wel het allerbelangrijkste.
Marxist: In het bedrijf, op kantoor, op school en op andere plaatsen waar mensen elkaar ontmoeten, gemeenschappelijk werken, gemeenschappelijk hun taak volbrengen, daar vraagt men elkaar niet of men katholiek is of atheïst. Hun samenwerking wordt niet bepaald door de relatie tot de godsdienst. En dat is een zeer optimistisch, over de hele lijn geldend verschijnsel.
Pax: Het schijnt dat een van de centrale problemen die ons in de toekomst zullen interesseren, gevormd wordt door de vrije keuze van het levensbeschouwelijke antwoord, een intellectueel verdiepte keuze als noodzakelijk element van de socialistische democratie. Het gaat om een tolerantie, maar niet een tolerantie die op een toevallige, niet diepgaande sociale praxis berust, niet een uiterlijk compromis, waarbij vaak nog een diepe afkeer en verachting blijft bestaan, niet een ‘tolerantie in zoverre dat noodzakelijk is’, en dus geen afgedwongen situatie, maar een tolerantie die op een werkelijk begrip en een juiste waardering van de overtuigingen van de partner berust. De eenheid van de mensen, van de maatschappij, kan verstoord worden door een controverse van hun doelstellingen, maar wanneer het gestelde doel hetzelfde is - ook al wordt het op verschillende wijze gemotiveerd - dan is een dergelijke situatie van conflictrijke motieven (b.v. op het levensbeschouwelijke vlak) altijd vruchtbaar, en zal zij de sociale en patriottische eenheid niet verstoren. Waarom kunnen wij op het ogenblik zeggen, dat die eenheid van doelstelling of die werkelijke samenwerking van gelovigen en niet-gelovigen bestaat? Wij kunnen het zeggen, omdat de gelovigen werkelijk boven het dilemma zijn uitgegroeid, en omdat wij in feite te doen hebben met een bepaald godsdienstig bewustzijn en een maatschappelijk-politiek
| |
| |
bewustzijn, dat op het ogenblik in steeds grotere mate een socialistisch bewustzijn is.
Marxist: Hoewel het ook paradoxaal mag klinken, de huidige situatie brengt met zich mee, dat er mogelijkheden zijn gekomen voor het optreden van godsdienstige inspiraties, die de strijd om het socialisme en de socialistische opbouw ten zeerste kunnen dienen. Dat is een nieuw historisch verschijnsel, dat naar mijn mening in marxistische theoretische werken nog niet diepgaand is geanalyseerd. Men zou kunnen zeggen: ‘Wat is dat voor nieuws? Het marxisme heeft het toch nooit uitgesloten geacht, dat in een maatschappij individuen kunnen optreden die effectief voor het socialisme strijden, waarbij zij zich door godsdienstige motieven laten leiden’. Dat heeft het marxisme inderdaad niet uitgesloten. Maar in de negentiende eeuw bestonden noch socialistische, noch godsdienstige maatschappelijke massa-bewegingen. Op het ogenblik bestaan dergelijke bewegingen wel, die, als ze niet volledig socialistisch zijn ingesteld, toch minstens anti-imperialistisch zijn. De godsdienstige, en met name katholieke inspiratie heeft in de Cubaanse revolutie onder de massa geen geringe rol gespeeld. Fidel Castro beriep zich in zijn eerste toespraken aanvankelijk vaker op Thomas van Aquino dan op Marx, later beriep hij zich in gelijke mate op beide auteurs. Op het ogenblik beroept hij zich weliswaar niet meer op Thomas. Maar het feit blijft bestaan.
| |
Het Italiaanse gesprek
Hoewel men het in Oosteuropa zal blijven ontkennen, ontkomt de westelijke waarnemer toch niet aan de indruk, dat gesprekken tussen marxisten en christenen in de Oosteuropese landen mede door de druk der omstandigheden tot stand komen. De marxisten worden nu eenmaal geconfronteerd met een nog zeer machtige invloed van de kerken en de christenen worden geconfronteerd met een zeer machtig staatsapparaat en een even machtige partij.
In Italië liggen de verhoudingen anders. Waar daar - evenals in Frankrijk - een gesprek tussen marxisten en christenen tot stand komt, kan men geen dwang der omstandigheden meer als argument gebruiken. Daarom is een publicatie als Il dialogo alla prova, waarin vijf Italiaanse katholieken en vijf Italiaanse communisten elkaar ontmoeten, ook van bijzondere betekenis.
Een der katholieke auteurs, Gozzini, benadrukt, dat het plan voor deze publikatie geput werd uit de encycliek ‘Pacem in terris’. Van katholieke zijde inspireerde men zich met name op de passage, waarin paus Joannes XXIII uiteenzette, dat men onderscheid moet maken tussen verkeerde filosofische doctrines en de praktische uitwerkingen die uit die doctrines kunnen voortvloeien. De katholieke auteurs van dit in Florence uitgegeven boek leggen er bovendien de nadruk op, dat zij de dialoog voorlopig slechts op ethisch-godsdienstig vlak willen voeren, hoewel zij bepaalde politieke implicaties natuurlijk niet kunnen vermijden.
Zij gaan van de concrete situatie in Italië uit, waarin de term ‘katholicisme’ een politieke kleur heeft gekregen, bedoeld als een tegenpool van het communisme. Zij zijn er echter van overtuigd dat deze situatie kan (en moet) veranderen. Voorlopig stellen zij zich echter slechts ten doel de vooroordelen, die een gesprek in de weg staan, uit de weg te ruimen. Daarbij wijzen zij er op, dat bepaalde problemen, zoals de verdediging van de vrede en de bevrijding van de
| |
| |
mens van de vervreemding, alleen in gemeenschappelijk beraad opgelost kunnen worden.
Van communistische zijde wordt met name door Lombardo Radice er op gewezen, dat de klassieke formulering als zou de godsdienst opium voor het volk zijn, een beschrijving van een bepaalde historische situatie was, welke op dit moment niet meer als algemeengeldend kan worden gegeven. Vooral niet, omdat er binnen de godsdienstige wereld een ‘wezenlijke potentiële revolutionaire lading’ aanwezig is. Hij legt voorts de nadruk op de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de wereld, en beroept zich daarbij met name op Teilhard de Chardin.
Van beide zijden wordt voortdurend benadrukt, dat de opgestelde postulaten niet omwille van de taktiek zijn opgesteld. De katholiek Orfei wijst er bij voorbeeld op, dat de dialoogpogingen van dit moment pas in de toekomst een uitwerking zullen kunnen hebben op de houding van de communisten ten opzichte van de godsdienst. Fabro wijst er op, dat de rol van de samenwerking met het goddelijk scheppingswerk van katholieke zijde zeer belangrijk is voor de dialoog.
Dit Italiaanse gesprek gaat in één opzicht belangrijk verder dan soortgelijke gedachtenwisselingen in Oosteuropa. De nieuwe opvatting van de Italiaanse communisten over de potentiële, dynamische rol van de godsdienst en over een duurzaam, ideëel verbond met de ‘progressieve’ katholieken in de strijd om gemeenschappelijke doelstellingen, is zonder enige twijfel een wezenlijke ontwikkeling in de richting van een voortgezette dialoog.
| |
Het communisme van morgen en het christendom van morgen
In ons vorige artikel waren wij, waar het 't communisme van morgen betreft, optimistisch gestemd. Wij meenden immers een aantal tendensen te kunnen signaleren, die een humanisering van de strakke partij-doctrine aankondigen. De tolerantie ten opzichte van andersdenkenden - anders-denkend in zoverre het niet het maatschappelijk bestel in wezen aantast! - stond daarbij centraal.
Een gevoelig punt vormt hier het probleem van de godsdienst. Want niet alleen Stalin en Lenin, doch ook Marx en Engels hebben zich altijd fel tegen iedere godsdienstige overtuiging afgezet. Het zou echter te optimistisch zijn, wanneer men van de communisten van morgen zou verwachten, dat zij niet alleen Lenin, maar ook Marx zouden verloochenen.
Niettemin wordt de mate van de marxistische tolerantie in hoge mate bepaald door hun houding ten opzichte van de godsdienst en de aanhangers van een godsdienstige overtuiging.
Dienaangaande lijkt ons belangrijk hetgeen door de laatste marxistische spreker in het Poolse gesprek werd opgemerkt. Hij verdedigde de stelling, dat de godsdienst, dat een bepaalde godsdienstige overtuiging, juist vanuit haar godsdienstige inspiratie een belangrijke bijdrage voor de totstandkoming van de nieuwe wereld te leveren had. Men kan er over twisten of een dergelijk standpunt marxistisch is of niet. Daarbij moet echter wel voor ogen gehouden worden, dat al hetgeen Marx niet gezegd heeft, daarom nog niet ipso facto onmarxistisch is. Het wezenlijke van het marxisme is het specifieke denk-procédé. En het marxistische denken over gewijzigde situaties kan tot conclusies leiden, die Marx zich nooit heeft durven of willen dromen.
| |
| |
De sterke zijde van Karl Marx lag juist op het gebied van de analyse der toenmalige maatschappij. In de toenmalige verhoudingen - van 1848 - had Marx dan ook ontegenzeglijk gelijk wanneer hij godsdienst als ‘opium voor het volk’ beschouwde. De vraag is echter hoe de analyse van Marx nu op dit ogenblik zou luiden. De voorstanders van het ‘open marxisme’ zouden dan wel eens gelijk kunnen hebben.
Een belangrijker vraag is echter, op grond waarvan deze marxisten tot een positiever instelling ten opzichte van het geloof - i.z. het christendom - kunnen komen. Op grond van hetgeen hierboven door communistische en katholieke discussianten is gezegd, menen wij, dat een antwoord op deze vraag heel gemakkelijk is.
Zelfs indien men even abstraheert van de voor veler gevoelen misschien wel wat extreme sociaal-maatschappelijke instelling van de Pax-groep en de Oost-duitse katholieken rond Begegnung, moet men toch wel concluderen dat er onder de katholieken als groep een belangrijke mentaliteitsverandering heeft plaats gevonden.
Zelfs de Westeuropese christendemocratische partijen zijn de afgelopen twintig jaar op belangrijke punten naar ‘links’ opgeschoven. De ‘opening naar links’ is al een algemeen aanvaard begrip.
Maar ook de tolerantie - waarvan de geschiedenis van het christendom nu niet zulke illustere voorbeelden heeft aan te wijzen - is de afgelopen jaren tot het gemeengoed van vele christenen gaan behoren. Dit heeft zelfs een hoogtepunt bereikt in de officiële uitspraken van paus Joannes XXIII.
Een dergelijke mentaliteitsverandering onder katholieken - en ook onder protestanten - is aan de marxisten niet onopgemerkt voorbij gegaan. Een grondhouding van tolerantie heeft het onderlinge wantrouwen, waar Friedrich Heer zo op gewezen heeft, voor een groot deel uit de weg geruimd.
Het belangwekkende van deze ontwikkeling is, dat de mentaliteitsverandering der christenen ongeveer gelijke tred houdt met de zich wijzigende opvattingen binnen het communisme. Er bestaat hier een historische correlatie, waarbij het onderling wantrouwen af- of toeneemt naargelang de dispositie van beide partijen.
Het is dan eigenlijk ook onzin wanneer men over het ‘communisme van morgen’ spreekt, zonder daarbij over het ‘christendom van morgen’ zijn gedachten te laten gaan. Alle andere groeperingen ten spijt, moet men erkennen, dat de marxisten en de christenen de enige groeperingen zijn die vermoedelijk een blijvende invloed zullen hebben. Op het moment zijn zij in ieder geval elkanders aangewezen partners.
De ontwikkelingen die zich in het marxisme en in het christendom voordoen zijn dan ook in hoge mate wederzijds afhankelijk.
Daarmee is nog geen antwoord gegeven op de vraag die wij in het begin van dit artikel stelden: kan een mens, of liever nog: kan een christen onder het communisme leven? Wat betreft het verleden is dit antwoord gemakkelijk. Het is een tragisch ‘neen’, helaas bewezen door talloze droeve gebeurtenissen.
Voor het heden luidt dat antwoord echter anders, en daarmee is tevens het antwoord voor de toekomst gegeven.
Er is een mogelijkheid voor een samenleving van marxisten en christenen, die zich verenigd hebben op een gemeenschappelijke sociaal-politieke basis, en die
| |
| |
wat hun levensovertuiging betreft in een gezonde, elkaar waarderende, dus leefbare rivaliteit voortleven.
Of men bij een dergelijke coëxistentie zóver in politicis moet gaan als de Pax-groep is een andere vraag. Het antwoord daarop zal overigens minder door ons, ‘buitenstaanders’, dan door de toekomst gegeven worden. Wat vandaag nog extreem lijkt, kan morgen reeds het juiste midden zijn. De geschiedenis geeft daarvan frappante voorbeelden. En wanneer men eveneens bij de geschiedenis te rade gaat waar het de samenwerking betreft tussen twee ogenschijnlijk wel zeer tegengestelde partijen, dan kan men ook ten aanzien van de samenwerking tussen het communisme van morgen en het christendom van morgen tamelijk optimistisch zijn. Beide partijen hebben immers hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de wereld van morgen... en overmorgen. Een verantwoordelijkheid die men maar nauwelijks kan afmeten aan de voorzichtige pogingen die nu worden gedaan om tot elkaar te komen.
Een optimistisch geluid? Zo men wil, ja. Maar dat optimisme wordt, dunkt ons, gerechtvaardigd door gesprekken en publikaties zoals wij hierboven hebben gesignaleerd. Het communisme van morgen zal inderdaad een ander zijn dan dat van vandaag, zoals ook het christendom anders zal zijn. Want de wereld wordt anders.
|
|