Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 867]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Egypte's revolutie: een derde weg?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Egypte's eigen probleemDe problemen waarvoor Egypte een oplossing moet vinden, zijn geweldig groot. Omdat het voor het overgrote deel van de landbouw leeft, is het slechts voor een zeer klein gedeelte bewoonbaar: dat deel waar het Nijlwater kan komen. Doordat 96,6% van het land droge woestijn is, bedraagt de feitelijke bevolkingsdichtheid 740 inwoners per km2 (in Nederland wonen ‘slechts’ 359, in België 300 inwoners per km2 en door hun industrialisatie zijn deze landen veel minder van de grond afhankelijk). Egypte's bevolking neemt ieder jaar toe met 2,4%, d.w.z. met 648.000 mensen. Wil men voor deze mensen werk en voedsel vinden, dan moet het bouwland ieder jaar met 2,4% uitgebreid worden. Dan is er echter nog niets gedaan om het land vooruit te helpen. Meer dan de helft van de 27 miljoen Egyptenaren hadden in 1957 een jaarinkomen van niet meer dan 4 Egyptische ponden (1 pond is ongeveer f 8 of 112 BF), een van de allerlaagste inkomens van de wereld. Zoals de meeste ontwikkelingslanden is Egypte een land met een monocultuur: de hele nationale economie hangt af van één produkt, de katoen. Ook nu nog maakt de katoen 75% uit van de totale export. Dit maakt het land bijzonder kwetsbaar en verklaart mede Nassers zorg om zich aan geen enkel blok en geen enkele mogendheid te binden. Toen Engeland en Frankrijk na de revolutie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 868]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1952 en na de Kanaalcrisis van 1956 hun markt voor de Egyptische katoen steeds verder sloten, was Egypte reddeloos verloren geweest, indien de communistische landen niet bereid geweest waren deze katoen te kopen. Om echter aan de overheersing van één enkel communistisch land te ontkomen, verdeelde Nasser nu de export over verschillende communistische landen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de Egyptische export voor de revolutie, drie jaar erna en vier jaar na de Suez-crisis. De cijfers zijn gegeven in 1 miljoen Egyptische ponden.
Van de 99 miljoen pond die in 1960 naar de communistische landen zijn uitgevoerd, ging er 30,9 naar de USSR, 15,5 naar de Chinese Volksrepubliek, 13,5 naar Joegoslavië, 10,1 naar Oost-Duitsland 7,7 naar Polen, 3,8 naar Roemenië, 2,1 naar Hongarije en 1,9 naar Bulgarije. Door hetzelfde principe laat Nasser zich leiden in de hulp die hij in het buitenland zoekt voor zijn industrialisatieplannen. Weigeren de Verenigde Staten de Assoean-dam te financieren, dan aanvaardt hij de steun van Rusland. Krijgt hij geen technici uit Amerika of West-Duitsland, dan haalt hij ze uit Oost-Duitsland (cfr. het recente bezoek van Ulbricht aan Kaïro). Wordt hij werkelijk in het nauw gedreven, dan vult hij zijn gebrek aan economische macht aan met de politieke macht die hij bezit als leider van de Arabische landen. Maar belangrijker dan deze politieke keuzen zijn voor onze opzet de economische en sociale aspecten van Nassers revolutie. Zoals in alle ontwikkelingslanden heerst ook in Egypte een grote ongelijkheid in de verdeling van het bezit, grond en geld. De kleine, rijke aristocratie, die lange tijd een steunpunt geweest is voor de buitenlanders (de Engelsen) die het land domineerden, heerst over de grote massa armen. Onderstaande tabel laat zien hoe het grondbezit zich ontwikkelde sinds 1894Ga naar voetnoot2).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 869]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1952 (het jaar van de revolutie) bezat dus 94% van de grondbezitters niet meer dan 35% van het land, terwijl een zeer kleine groep (0,5%) in het bezit was van 34,2% van het bouwland. De grootgrondbezitters exploiteerden zelden zelf hun grond, daarvoor hadden zij hun ambtenaren en andere tussenpersonen: 75% van de grond was verhuurd of onderverhuurd. Toen Nasser en zijn groep ‘Vrije Officieren’ de macht overnamen, moeten zij als volgt geredeneerd hebben. Voor alles moet er geïndustrialiseerd worden. Dit was niet alleen het enige middel om Egypte's economische onafhankelijkheid te waarborgen en een bestaansmogelijkheid te scheppen voor de snel groeiende bevolking, maar het was ook het enige (indirecte) middel om de situatie in de landbouw gezond te maken. Een directe aanpak van het landbouwprobleem leek immers geen oplossing te bieden. Wanneer het land gelijk verdeeld zou worden over de fellahs, zou ieder gezin 1,6 feddan krijgen, en dat is slechts de helft van wat één gezin normaal bewerken kan en van wat het nodig heeft om zich een normaal bestaan te verwerven. In plaats van de ‘verhulde werkeloosheid’ die er nu heerst, waarbij vrijwel iedereen werk heeft, doch slechts 60% van zijn werkcapaciteit gebruikt, zouden dan 50% der fellahs helemaal zonder werk komen. Zelfs met de meest vooruitstrevende plannen van ontginning en irrigatie is deze overvloed aan werkkrachten niet op te vangen. Een verbetering van de produktiemethoden, zodat minder fellahs meer werk kunnen verzetten, zou de overbevolking nog erger maken. Een radicale landbouwrevolutie zou, voordat ze positieve vruchten af kan werpen, eerst een nog grotere ellende veroorzaken. De produktiviteit van het land kan overigens niet belangrijk toenemen, ze levert nu reeds twee tot drie oogsten per jaar. Om die redenen bevroor Nasser de situatie op het land. De technici en de energie die een landbouwhervorming zou vergen, en dan nog zonder onmiddellijk resultaat, richtte hij op de industrialisatie. De winst op de katoenproduktie ging niet naar de fellah, maar naar de industrie. Maar deze moet bewerken dat er in de toekomst werk zal zijn voor de fellah. Ook het geldbezit, dat al even ongelijk verdeeld is, moet in dienst gesteld worden van de industrie. Uit de vele nationalisaties tussen 1952 en nu resulteerde een situatie waarin de staat ongeveer 90% van alle privé kapitaal controleert. Het doel daarvan was niet alleen de controle en de invloed van het buitenlandse kapitaal uit Egypte te doen verdwijnen, maar evenzeer de Egyptische kapitalisten ertoe te brengen een belangrijk deel van hun winst te investeren in de ontwikkelingsplannen van het regime. Wie nagaat welke maatregelen Nasser daartoe nam, ziet dat hij pas tot dictatoriale methoden overgaat als hij er werkelijk toe gedwongen wordt, hij zal eerst alle andere wegen proberen. Net als voor het grondbezit lag de oplossing voor de grote ongelijkheid van het kapitaal niet in een gelijke verdeling over alle armen. In dat geval zou ieder weer een heel klein beetje krijgen, te weinig om vooruit te komen. Veel zinvoller is het om het grote kapitaal heel te laten en het te dirigeren volgens de bedoelingen van het regime. Is het daarvoor nodig dat de staat zich het kapitaal toeëigent? Dat houdt een groot gevaar in: door te onteigenen berooft men de mensen met economisch inzicht en ervaring van de mogelijkheid daar ook gebruik van te maken, terwijl de instellingen van de nieuwe staat, hoewel vol goede wil, meestal slechts een zeer gebrekkige kennis hebben en geen ervaring. Het ideaal is dus om de kapitalisten hun kapitaal te laten behouden, maar hen er toe te bewegen het niet meer uitsluitend voor hun eigen belang, maar voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 870]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het algemeen belang te gebruiken. Dát doel stond Nasser voor ogen. Dat hij dit niet zo makkelijk bereikte, was mede te wijten aan het feit dat velen van de rijke bourgeoisie - ook na de revolutie nog een belangrijk bruggehoofd voor het buitenlandse kapitaal - met het idee leefden dat Nassers revolutie een hevige, maar voorbijgaande storm was; na een tegenrevolutie zouden zij hun oude plaats weer innemen. Voor 1952 investeerden de grootgrondbezitters hun winsten meestal in de aankoop van nieuwe grond. Nasser maakte het door een wet onmogelijk nog geld te investeren in grondbezit: in 1952 stelde hij het maximum dat door één persoon mocht bezeten worden op 200 feddan. Het gevolg van deze maatregel was dat er in 1955 van de 45 miljoen pond die nu niet meer in de grond geïnvesteerd kon worden, slechts 6 miljoen naar de industrie ging. De kapitalisten hadden een uitweg gevonden: ze gingen grote luxe-gebouwen optrekken in Kaïro en Alexandrië om deze te verhuren. Nassers tegenzet is: een verlaging van de huren. Nog geven de kapitalisten zich niet gewonnen: ze zetten hun geld op buitenlandse banken (Zwitserland). Pas dan gaat Nasser radicale hervormingen overwegen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nassers maatregelenOpvallend is bij alle maatregelen die tussen 1952 en 1961 genomen zijn, dat ze hard aankomen voor de heel rijken, terwijl ze de ‘middengroep’, de welgestelden, ongemoeid laten; de armen worden er niet beter of slechter van. De maatregelen waren de volgende: 1. Belastinghervorming (juli 1961)
De inkomens tot 4.000 pond (een heel behoorlijk inkomen, zelfs in Europa) blijven ongemoeid, maar daarboven is de belasting met grote sprongen verhoogd, zoals met name blijkt uit de cursieve cijfers. 2. In de ondernemingen werd het kapitaal dat groter was dan 10.000 pond, geconfiskeerd. Het maximum-salaris dat men voor één functie mocht ontvangen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 871]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd gesteld op 5.000 pond. Opeenhoping van functies werd streng verboden. 3. De huur van gebouwen werd drastisch verlaagd; de maximale pacht die men op de grond mocht heffen werd gesteld op 7 maal de belasting die men voor de grond betaalde. 4. De ambtenaren en de arbeiders in de ondernemingen moesten voortaan 25% van de netto winst van het bedrijf ontvangen. Verder moesten zij twee vertegenwoordigers in de raad van beheer hebben, die maximaal 7 leden mocht tellen. De zevenurige werkdag werd ingevoerd. 5. Landbouwhervorming, in twee stadia: 1952 en 1961. In 1952 werd het grondbezit beperkt tot 200 feddan (= 84 ha) per persoon; in 1961 tot 100 feddan. Het werd de grootgrondbezitters tevens verboden meer dan 100 feddan aan hun kinderen te geven. Men mocht niet meer dan 50 feddan huren, het aantal feddans dat men al bezat moest van deze 50 nog worden afgetrokken.
De volgende tabel geeft de gevolgen van deze landbouwhervorming weer.
Waar dus in 1952 5.000 mensen 27% van de grond bezaten, bezitten dezelfde 5.000 er in 1961 nog slechts 8,2%. Maar ook blijkt uit deze statistiek dat het totale aantal grondbezitters, hoewel sterk toegenomen, toch nog altijd slechts een klein gedeelte van de landbouwbevolking vertegenwoordigt. Ongeveer 70% van de Egyptenaren leeft van de landbouw, dat wil zeggen 18.900.000 mensen. Zelfs als men rekening houdt met vrouwen en kinderen, die in Egypte meestal meewerken, dan nog betekent dit dat het aantal landarbeiders zonder land bijna 3 miljoen is. Het effect van Nassers maatregelen was een ingrijpende verandering in de structuur van het bezit, maar niet een verbetering in de toestand van de fellah. Zelfs onder de fellahs die nu hun eigen grond bezitten, zijn er maar weinig die deze ook zelf exploiteren. De meeste eigenaars van een klein stukje grond verhuren dit aan iemand die al meer bezit, om het door hem te laten exploiteren. Daarbij komt nog dat de vorming van coöperaties de toestand eerder nog verergerde dan verbeterde: meestal wordt de coöperatie geleid door de rijkste deelnemer, die zijn familieleden als controleurs aanstelt en er dan samen met hen voor zorgt dat er een deel van het geld dat door hun handen gaat bij hen blijft hangen. Als hervorming van de landbouw worden Nassers maatregelen dan ook vrij algemeen als een mislukking gezien. Maar er waren andere, zeer positieve effecten, vooral na de verscherping der wetten in 1961: meer kapitaal was beschikbaar geworden voor investeringen in de industrie. Ons oordeel over de operatie als geheel moet dus gemengd zijn: ‘Het doel van de operatie was tweevoudig: het ging er om een klap toe te brengen aan de grote land-aristocra- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 872]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tie, het traditionele steunpunt van het Hof en de Engelsen. In dit opzicht is de hervorming zonder meer een succes geweest. Maar het ging er ook om een massa van kleine pachters om te vormen tot kleine bezitters. Welnu, in dit opzicht was de mislukking volledig’Ga naar voetnoot3). Ook Anouar Abdel Malek, een Egyptisch marxist, die sinds enkele jaren in Parijs werkt aan het Centre National de Recherche Scientifique is zeer gereserveerd in zijn oordeel. In een artikel over de landbouw-hervorming in Tiers Monde stelt hij zich vooral op het standpunt der fellahs en komt zo tot een nogal negatief oordeel, vooral wat betreft de etappe van 1952, die hij te weinig revolutionair acht: ‘De landbouwhervorming van 1952 is opgezet en bedoeld als een maatregel van onvermijdelijke voorzichtigheid, maar ook als een maatregel van conservatisme op het sociale terrein, als men haar ziet tegenover het program der beweging voor nationale bevrijding en vooral tegenover de communistische slogan “het land aan wie het bebouwt”, waarvan de centrale plaats in de politieke actie en in de publieke opinie aangeeft hoe groot de weerklank was die de triomf van de Chinese revolutie vond in het Egyptische bewustzijn’Ga naar voetnoot4). Het wantrouwen van de autoriteiten ten opzichte van massale acties der fellahs heeft de autoriteiten er volgens Abdel Malek toe gebracht een politiek van versnippering van de grond toe te passen, door een zeer groot aantal kleine bezittingen te vormen (3-5 feddan), economisch nauwelijks rendabel (hervorming van 1952): ‘Het betrekkelijk grote en onmiskenbare succes van de tweede etappe (1961) toont duidelijk het dilemma waarvoor het regime zich geplaatst ziet en waarvan het zich in 1957-1958 bewust werd: ofwel een revolutie “van bovenaf”, autoritair en niet-democratisch, paternalistisch, dictatoriaal, technicistisch en welbewust kapitalistisch; ofwel een sociale revolutie met een democratisch karakter, socialistisch van strekking en steunend op de massa-bewegingen op het land en in de steden’Ga naar voetnoot5). Dat Nassers revolutie geen volksrevolutie kon zijn en dat hij dus de weg die b.v. een Fidel Castro ging af moest wijzen, ligt voor de hand wanneer we de volgende karakterbeschrijving van de Egyptische fellah lezen: ‘Zijn gedrag is traditionalistisch; zijn houding tegenover de godsdienst en de vrouw buitengewoon conformistisch. De “gemiddelde boer” is geen revolutionair, hij is trouwens tot op heden nooit anders op het politieke toneel verschenen dan “gematigd”, “regeringsgezind” (welke die regering ook is), “wars van het avontuur” (misschien het bewustzijn van het gevaar voor de algehele sociale orde, dat de massa der armen vertegenwoordigt?), vastbesloten “anti-imperialistisch” wanneer de regering van Kaïro of het bestuursapparaat van de dichtstbijzijnde grootgrondbezitter dat is, volkomen apathisch wanneer die niet anti-imperialistisch zijn’Ga naar voetnoot6). Deze apathie heeft vooral twee oorzaken: 1) De fellah is zo arm, dat hij zich zelfs deze armoede niet bewust is, daarvoor is namelijk een zekere mate van welstand nodigGa naar voetnoot7); 2) vanwege zijn afhankelijkheid van het Nijlwater en dus van de irrigatie moet de fellah solidair zijn met het bestuur dat de bevloeiing | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 873]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
organiseert; dirigisme valt hem niet zo heel zwaar. Het gevolg van deze apathie is dat het communisme in Egypte weinig of geen kans heeft: het proletariaat waarop het zich moet baseren, ontbreekt. Het communisme dat in Egypte bestaat en dat lange tijd vervolgd is geweest, is er een van de intellectuele bovenlaag. De groep officieren die in 1952 de macht in handen namen, zijn volgens Abdel Malek vooral beïnvloed door: ‘de reformistische, islamitische ideologie van de “Frères Musulmans”Ga naar voetnoot8); de korpsgeest van de Egyptische officieren uit de tijd van Faroek, die bewonderaars waren van het nationaal-socialisme uit haat voor de Britse bezetter; het nationalisme, opgevat als een zelfaffirmatie, buiten iedere filosofie met een algemeen en internationalistisch karakter, met name het marxisme, om - en zelfs er tegen in. Het was voor de leiders van de “Vrije Officieren” gewoon ondenkbaar, de fellahs te mobiliseren, hen te bewapenen, hen op te stellen tegen de grootgrondbezitters en aldus de basis te leggen voor een socialistisch georiënteerde volksstaat, zoals Castro dat gedaan heeft in de loop van de Cubaanse revolutie’Ga naar voetnoot9). Vooral in het begin van de revolutie was Nasser sterk geïnspireerd door de Verenigde Staten. Zelfs toen de hervorming van 1952 een teleurstellend resultaat had, wilde hij niet zonder meer overgaan tot collectivering van het bezit. Hij wilde het voorbeeld van landen als het stalinistische Rusland, Cuba of China niet klakkeloos navolgen, met name omdat hij er diep van overtuigd was en nog steeds is, dat Egypte niet volgens een bepaald schema hervormd kan worden. Het moet een eigen oplossing zoeken. De theorie van een klassenstrijd, van dictatuur van het proletariaat, van de rol van ‘de Partij’ is ontstaan in landen en omstandigheden die zeer verschillend waren van Egypte. De meeste landbouwhervormingen vonden plaats in landen waar de bodem zeer weinig produktief was, terwijl de produktiviteit van de Egyptische grond een der hoogste ter wereld is. De hervormingen in socialistische landen liepen steeds via een daling van de produktie. Immers, wie het oude systeem radicaal omverwerpt, heeft tijd nodig om een nieuw systeem op te bouwen. De chaos die zo'n ommekeer meebrengt zou voor Egypte fataal zijn. Om de huidige graad van redelijke welstand en vrijheid te bereiken moest Rusland eerst het stadium van de stalinistische dictatuur doormaken en dat is voor niemand aantrekkelijk. Dat alles bracht Nasser er toe om een radicale socialistische revolutie te vermijden en een geheel nieuwe weg te bewandelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moeilijkheden en verwezenlijkingenEen van de voornaamste bezwaren tegen de huidige gang van zaken is dat er in Egypte sinds 1952 geen plaats was voor democratie en politiek. Pas in 1964 werd de staat van beleg opgeheven en kwam er wat meer vrijheid. Aanvankelijk bestreed het regime de bestaande politieke groeperingen: zowel de communisten als de ‘Frères Musulmans’ werden verboden en zelfs vervolgd. De extreem conservatieve Frères Musulmans werden geëlimineerd omdat zij de ontwikkeling | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 874]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de weg stonden. Wat de communisten betreft, zelfs 'n marxist als Abdel Malek geeft toe dat zij zich in Egypte vergist hebben. Met een slogan als ‘het land aan wie het cultiveert’ volgden zij blindelings de weg van het communisme in andere landen, zonder er rekening mee te houden dat deze slogan onzinnig is in een land waar een van de allergrootste problemen het tekort aan bouwland is. Hij geeft Nasser dan ook volkomen gelijk, toen niet het ‘communistische schema’ te hebben gevolgd. Daarmee is echter ook weer niet gezegd dat Nasser anti-marxistisch is, maar hij staat een eigen, arabisch socialisme voor. Een van de componenten daarvan is het Godsgeloof. Egypte zal zijn geloof in Allah niet opgeven voor het marxisme, maar het zal zich er evenmin door laten weerhouden om datgene wat het marxisme aan positiefs te bieden heeft, te benutten. Een andere moeilijkheid volgt uit de talrijke en ingrijpende nationaliseringen van de afgelopen jaren. We wezen reeds op het gevaar daarvan: men dreigt bekwame mensen te vervangen door minder bekwame. Daarom probeerde Nasser, waar mogelijk, de oude aristocratie in functie te laten; verschillenden van hen zijn nu als ambtenaar werkzaam bij genationaliseerde bedrijven. Daarmee wist Nasser de bestaande ondernemingen goed draaiend te houden. Als een nieuwe onderneming zoals b.v. de ‘Provincie van de bevrijding’, een groots opgezet project tot ontginning van een woestijngebied, om daar een model-landbouw te vestigen, volledig mislukte en moest opgegeven worden, dan zijn de voornaamste oorzaken daarvan: gebrek aan wetenschappelijke voorbereiding en het kwaad waar Egypte al eeuwen lang aan lijdt, de corruptie. Wat het eerste punt betreft: van de hoge officieren die momenteel het land besturen, hebben er slechts weinig een graad in de economie of in een technische wetenschap. Maar ook daar wordt nu hard aan gewerkt. Reeds lang zijn de Egyptische universiteiten goed bevolkt, maar slechts weinig studenten kozen de technische richting. Nu begint er een redelijk aantal ingenieurs te komen. Het is lang geen uitzondering dat een student in Egypte een graad haalt en daarna naar Rusland, Europa of Amerika gaat om zich daar ook de meest nieuwe inzichten eigen te maken. Volgens de UNESCO waren er in 1961-1962 van de 143.000 Afrikaanse studenten (Zuid-Afrika niet meegerekend) 95.000 Egyptenaren. Wat de corruptie betreft, vergelijkt men deze met die in landen in een soortgelijke situatie, dan valt de vergelijking nog in Egypte's voordeel uit: ‘Over het geheel overschrijden de ongemakken die uit de nationaliseringen voortkomen, wellicht niet al te zeer de limieten van wat toelaatbaar is voor een inloopperiode. Zoals president Nasser zegt: zelfs als er bepaalde fouten zijn gemaakt in de loop van deze enorme hervormingsoperatie, mogen we niet vergeten dat degenen die de verantwoordelijkheid op zich genomen hebben, een training nodig hebben om deze beter op zich te kunnen nemen’ (Bézy). Ondanks de vele moeilijkheden kan niet ontkend worden dat er toch reeds veel gerealiseerd is. De Egyptische industrie begint een behoorlijke omvang te krijgen. Belangrijker dan de omvang is echter de keuze van de sectoren waarin geïndustrialiseerd werd: metaalindustrie met nevenbedrijven, chemische industrie, ertswinning en olieboringen, terwijl de reeds lang bestaande textielindustrie ook verbeterd werd. Vooral de metaalindustrie is van uitzonderlijk belang voor een onafhankelijke economie. De omstandigheden waarin deze moest worden opgezet waren zeer moeilijk: laag gehalte van het Egyptische ijzererts, dat bovendien van zuid naar noord getransporteerd moet worden; weinig energie-bronnen (vóór de ontdekking van de steenkool in de Sinaï moesten alle kolen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 875]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ingevoerd worden, nu wordt Egyptische cokes gebruikt, die echter vrij slecht van kwaliteit is). Als men dan ziet dat deze industrie toch kans heeft gezien zich een positie te verwerven waarin zij weldra een vrije concurrentie met het geïmporteerde metaal aankan, dan kan men van een grote prestatie spreken. De Assoean-dam zal door zijn energie deze positie waarschijnlijk nog verbeterenGa naar voetnoot10). De landbouwproduktie is ondanks alle hervormingen toch jaarlijks toegenomen, zij het dat zij het ritme van de demografische expansie niet geheel bij kon houden, zodat meer levensmiddelen ingevoer moesten worden.
Voor de toekomst zien de verwachtingen er als volgt uit: Tienjarenplan 1960-1969; waarde van de produktie in 1 miljoen Egyptische ponden
Opvallend is dat men een veel sterkere toename voorziet voor de produktie dan voor de consumptie. Dat ligt voor de hand als men bedenkt dat voor de financiering van de plannen gespaard zal moeten worden. Daarom zal het regime via belastingen en via controle op de in- en uitvoer zijn onderdanen verplichten tot soberheid. Buiten wat men spaart, zullen de onkosten gedekt moeten worden door buitenlands kapitaal. De verhouding tussen deze twee factoren ziet er uit als volgt (in % van het nationaal inkomen):
Om dit buitenlands kapitaal te verkrijgen wendt Nasser zijn politieke macht aan, die hij zich als ongekroond leider van de Arabische naties heeft weten te verwerven. Hij speelt daartoe alle bestaande tegenstellingen tegen elkaar uit: Amerika tegen Rusland; Rusland tegen China; West-Duitsland tegen Oost-Duitsland enz. En niemand verwondert er zich over dat Nassers dirigistisch regime hulp krijgt uit de liberaal ingestelde Verenigde Staten; of dat Rusland de Assoean-dam financiert terwijl de communisten in Egypte tot voor kort in de gevangenis zaten. De keerzijde van Nassers prestige is echter dat hij heel veel geld, het geld dat hij zo nodig heeft voor zijn ontwikkelingsplannen, uit moet geven voor het verwerven van politieke en militaire machtGa naar voetnoot11). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 876]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieMeestal spreken wij over de Egyptische revolutie als over een voldongen feit. Dat is onjuist: de revolutie moet nog beginnen. Wat Nasser tot nog toe gedaan heeft is: alle obstakels voor een nationale renaissance op alle terreinen uit de weg ruimen. Toen de hervormingen van 1952 aanvankelijk geen resultaat opleverden, leek de enige uitweg het socialisme, c.q. het communisme te zijn. Dat was echter niet het geval, omdat de volksmassa's op het land absoluut geen besef hadden van hun mogelijkheden tot emancipatie en van de rol die zij op het politieke plan zouden kunnen spelen; en ook omdat de emancipatie van de armen op het land, zoals we zagen, economische problemen zou oproepen die onmogelijk op korte termijn op te lossen waren. Het regime besloot daarom de status quo te handhaven gedurende de tijd die nodig is om de nieuwe, industriële economie op te bouwen en te versterken. De industrie moet dan later de armen van het land werk geven, zodat het geld dat de fellahs nu onthouden wordt (de winst van hun katoenoogst), hun op lange termijn toch toe zal vallen. Pas wanneer iedere arbeider nodig zal zijn, heeft een verbetering van de produktiemethoden op het land zin. Dan ook zal Nasser (of zijn opvolger) in staat zijn om de ontginning van nu nog onbruikbaar land drastisch aan te pakken. Wel zijn nu reeds de projecten daarvan in studie, vooral de ontginning van de depressie van Kattâra, waar een ondergronds meer geconstateerd is. Het land dat zo gewonnen zal worden, zal ook op een andere manier verdeeld worden dan het bouwland dat nu gecultiveerd wordt. Dan immers zal geen overbevolking dwingen tot versnippering van de grond en dan zullen ook de coöperaties van meet af aan beter opgezet worden. Het Egyptische socialisme is niet voortgekomen uit het volk dat politiek zelfbewust werd, maar het is van bovenaf opgelegd door een regime dat steun tracht te vinden bij de nu bevoorrechte klassen: het arbeidersproletariaat in de grote steden en de boeren in de grote landbouwondernemingen. Men kan het regime van nu het beste karakteriseren als een staatskapitalisme, geleid door technocraten en zich baserend op de middenstand. Als zodanig is het zeker een voorbijgaand regime. De communistische waarnemers geloven dat de weg die Egypte insloeg, noodzakelijk zal leiden tot de dictatuur van het proletariaat. Mogelijk zal de rol die nu door het ‘apparaat’, het leger, vervuld wordt, in de nabije toekomst weer overgenomen worden door politieke partijen. Waarin dit alles uit zal monden, is nog niet te voorzien, we staan pas aan het begin van een ontwikkeling. Als echter Egypte zal kunnen stabiliseren wat het begonnen is, dan zal het een ‘derde weg’ ontdekt hebben voor de ontwikkeling van de Derde Wereld. |
|