| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
Civil Rights
TOEN in de zomer van het vorig jaar in de Verenigde Staten de nog door president Kennedy ingediende wet op de burgerrechten na een acht maanden lange discussie eindelijk door het Congres werd aanvaard, geschiedde dit pas nadat eerst het voorstel door verschillende amendementen was verzwakt. Een hiervan betrof het kiesrecht voor de negers en het was te voorzien, dat de negerleiders hun actie zouden voortzetten tegen deze discriminatie, die speciaal in de zuidelijke staten gehandhaafd bleef. In deze gebieden wenst een grote groep blanken de negerbevolking dit recht te onthouden, omdat zij heel goed begrijpen, dat stemrecht verlenen aan de negers een totale verschuiving zou betekenen in de politieke situatie in hun staten; hun nu onaantastbaar overwicht zou praktisch verdwijnen, daar in elf zuidelijke staten de negers ruim 22% van de kiesgerechtigde bevolking uitmaken, terwijl nu nog nauwelijk 10% in de kies registers is ingeschreven. De Nobel-prijswinnaar ds Martin Luther King begon in januari van dit jaar in Selma (Alabama) een actie voor het verkrijgen van het kiesrecht in dit district, hetgeen leidde tot verschillende dramatische conflicten met gouverneur Wallace van Alabama. De wijze waarop deze laatste de politie tegen de demonstranten liet optreden, de door fanatici gepleegde moorden op ds Reeb en mevrouw Liuzzo, beiden blanken die demonstreerden aan de zijde der negers, wekten de verontwaardiging in andere delen van de Verenigde Staten en de aandrang op president Johnson om federale troepen in te zetten in Selma werd steeds sterker. Wel wat laat heeft Johnson hiertoe besloten, al moet worden toegegeven, dat de president in dezen elke keer weer voor een moeilijke beslissing staat in verband met de autonomie der verschillende staten. Door dit besluit kon ds King tenslotte op 21 maart de grote vijfdagenlange demonstratieve mars houden van Selma naar de hoofdstad Montgomery, die reeds herhaalde malen door Wallace was verboden en die nu een
even indrukwekkende manifestatie werd als enkele jaren geleden de grote negermars naar Washington. Reeds op 15 maart had de president zich in een grootse rede tot het Congres geheel achter de negereisen gesteld en aangekondigd, dat hij een wet zou indienen aansluitend op bovengenoemde wet op de burgerrechten om de negers het volledig kiesrecht te verzekeren; hierbij heeft Johnson tevens duidelijk gemaakt, dat hij niet van plan is de kwestie op de lange baan te laten schuiven. Gelukkig bestaan er mogelijkheden om de door sommige zuidelijke senatoren aangekondigde filibuster tegen het bereids ingediende wetsontwerp te beperken.
| |
Vietnam
De situatie in Vietnam is er allesbehalve beter op geworden. Was er tot begin februari slechts sprake van vergeldingsaanvallen door bommenwerpers van de Verenigde Staten op Noord-Vietnamese doelen, einde van die maand liet men dit standpunt varen in de hoop op deze wijze Hanoi te dwingen tot besprekin- | |
| |
gen over een wapenstilstand en vrede. Herhaaldelijk heeft Washington beweerd geen verovering van Noord-Vietnam te beogen, maar bereid te zijn de vrede te herstellen als Hanoi de hulp aan de Vietcong zou staken. Tot nu toe is van dit laatste niets gebleken en de Verenigde Staten breiden hun acties steeds verder uit. Hierin schuilt natuurlijk het gevaar van een langzaam afglijden naar een groot conflict en dit wenst nu nog geen enkele partij. Naarstig wordt van verschillende zijden gezocht naar de mogelijkheid van een oplossing, maar terwijl de Verenigde Staten de reeds bovengenoemde eis stellen, wenst de Vietcong, hierbij gesteund door Peking en tot op zekere hoogte ook door Moskou, dat de troepen der Verenigde Staten zich uit Zuid-Vietnam terugtrekken voor er onderhandeld kan worden. In ons vorig overzicht meldden wij reeds, dat de Franse president de Gaulle een voorstel van Russische zijde tot samenwerking om de vrede in Zuid-Oost-Azië te herstellen had aanvaard, maar tot nu toe is van deze gezamenlijke pogingen nog niet veel gebleken.
De kwestie is natuurlijk ook ter sprake gekomen tijdens het bezoek van de Sovjet minister van buitenlandse zaken aan Londen van 16 tot 20 maart; Wilson en Stewart stelden voor gezamenlijk te zoeken naar de mogelijkheid van een internationale conferentie over Vietnam, maar Gromyko stelde daar de voorwaarde tegenover, dat eerst de luchtaanvallen op Noord-Vietnam moesten ophouden en dat dit laatste zou instemmen met de te houden conferentie. Kort na deze mislukte besprekingen reisde Stewart naar Washington voor een onderhoud met Rusk; ook hier werd gezocht naar een manier om een einde aan de strijd te maken en wij mogen aannemen, dat de Engelse regering bij deze gelegenheid kritiek heeft geuit op het optreden van de Verenigde Staten in Vietnam. Speciaal zal dit het geval zijn geweest met de kwestie van het gebruik van een niet dodelijk gas door Zuid-Vietnamese troepen tegen Vietcong-rebellen, een gas, dat door de Verenigde Staten verstrekt was. Dit werd vrijwel overal veroordeeld als een psychologische fout; het wekt nu eenmaal te veel associaties met een gasoorlog in optima forma en geeft Peking een te gemakkelijk propagandamiddel in de hand. Het wekt ook in Hanoi niet erg veel vertrouwen in de beweringen van Washington over rechtschapen bedoelingen; nu verluidt, dat er in de Verenigde Staten plannen bestaan om het heersende wantrouwen in Noord-Vietnam te doorbreken door een soort Marshall-plan voor geheel Vietnam d.w.z. een grootscheeps economisch hulpprogram voor Zuid- en Noord-Vietnam op zeer gunstige voorwaarden en zonder enige politieke eisen; men meent, dat dit voor Hanoi aantrekkelijk zou kunnen zijn omdat het dan minder afhankelijk zou worden van Peking. Hopelijk vindt men spoedig een oplossing, want zowel Peking als Moskou voelen zich aan hun prestige verplicht steeds scherper te reageren en beginnen te spreken over uitgebreide vrijwilligershulp.
Het is mogelijk, dat de Verenigde Staten er op rekenen, dat deze woorden niet al te ernstig genomen moeten worden gezien de recente ontwikkeling in de verhouding tussen beide communistische grote landen. Als Moskou zich nu zo interesseert voor de Zuid-Oost-Aziatische gebeurtenissen, dan zit daarbij de bedoeling voor om de Russische invloed in dit gebied te herstellen; Peking kan daarvoor nu juist weinig waardering opbrengen en tracht zelfs Russische hulp aan Noord-Vietnam tegen te werken door een verbod aan Russische vliegtuigen om gebruik te maken van het Chinese luchtruim bij hun vluchten naar Hanoi en door transporten per trein dagenlang op te houden en zelfs geheel te ver- | |
| |
hinderen. De Russisch-Chinese tegenstelling bleek ook bij betogingen van Aziatische studenten voor de ambassade der Verenigde Staten te Moskou, waartegen de Russische politie, te laat versterkt met legereenheden, hardhandig optrad, hetgeen - zij het om verschillende redenen - protesten uitlokte zowel van de Verenigde Staten als van communistisch China. Ook het doorgaan op 1 maart van de indertijd uitgestelde voorbereidende communistische wereldconferentie verbeterde de verstandhouding vanzelfsprekend niet. Het was nu wel slechts een ‘consultatieve’ bijeenkomst, waar bovendien nog zeven van de 26 uitgenodigde landen ontbraken. In het slotcommuniqué van 5 maart spraken de deelnemers als hun overtuiging uit, dat de eenheid binnen de communistische wereld sterker is dan de ogenblikkelijke verdeeldheid. Typerend achten wij de uitspraken, dat men volmaakt eensgezind moet optreden o.a. in de strijd voor vreedzame coëxistentie tussen landen met afwijkende maatschappelijke stelsels, en dat men zal trachten de onderlinge betrekkingen te verbeteren ‘met inachtneming van de democratische beginselen van de onafhankelijkheid en gelijkheid van alle zusterpartijen’. Men sprak zich uit voor het houden van een nieuwe internationale conferentie, maar deze
zou terdege moeten worden voorbereid en voor dit laatste achtte men het nodig een voorbereidende consultatieve bijeenkomst te houden van afgevaardigden van de 81 partijen en hierover zou weer eerst met de partijen moeten worden overlegd. Men noemt dit gewoonlijk uitstel met een pracht kans van afstel. Peking nam aan de bijeenkomst van 1 maart geen deel en zette een reeks persaanvallen in op de Russische opvattingen, die bestempeld werden als ‘chroesjtsjowisme zonder Chroesjtsjow’.
| |
West-Duitsland, Israël en de VAR
Vorige maand spraken wij reeds over de moeilijkheden, die er waren gerezen tussen de West-Duitse Bondsrepubliek en de VAR en tussen de eerste en Israël. Als gevolg van het bezoek van het Oost-Duitse staatshoofd Ulbricht aan Caïro dacht Bonn erover de diplomatieke betrekkingen met Caïro te verbreken; men besloot echter zo ver niet te gaan, maar slechts economische represailles toe te passen en tevens na te gaan of de Israëlische regering het op prijs zou stellen om diplomatieke betrekkingen met West-Duitsland aan te knopen. Nog voor op 14 maart dit aanbod door de Israëlische regering was aanvaard, kwamen de Arabische landen in het geweer. Zij herinnerden zich, dat zij op een Arabische topconferentie in januari 1964 hadden besloten hun betrekkingen met buitenlandse mogendheden te laten bepalen door de houding van deze laatsten tegenover Israël, een soort Arabische Hallstein-leer. IJlings werden op 9 maart vertegenwoordigers van de Arabische landen bij elkaar geroepen en volgens Nasser werden er krasse besluiten genomen: Arabische ambassadeurs uit Bonn terugroepen; diplomatieke en economische betrekkingen verbreken resp. als Bonn Israël erkent of zich vijandig toont tegen een Arabisch land. Volgens Nasser was men hierover eensgezind; vooral dit laatste vond men erg vreemd en het bleek al gauw onjuist te zijn. Tunesië verklaarde, dat breken met Bonn voor de Arabische landen veel nadeliger zou zijn dan voor West-Duitsland; ook Marokko, Libië en Saoedi-Arabië waren niet volledig akkoord gegaan met Nassers plannen. De situatie in het Midden Oosten blijft dreigend, daar Israël mogelijk zou kunnen overgaan tot actie nu het nog een militair overwicht bezit en het zijn belangen in verband met de bevloeiing van de Negeb-woestijn bedreigd ziet door Arabische dreigementen de Jordaan om te leiden. Wat dit
| |
| |
laatste betreft is men in Washington van mening, dat de Israëlische belangen hierdoor slechts weinig benadeeld zouden worden.
| |
De Gaulle
Na zijn bezoek aan Rambouillet op 19 en 20 januari jl. leek het er op dat Erhard een klein succes had bereikt, hetgeen hij trouwens hard nodig had in de dit jaar in de West-Duitse Bondsrepubliek te voeren verkiezingsstrijd. Erhard had nl. van de Gaulle de verklaring los gekregen, dat men de vraagstukken van de Europese samenwerking opnieuw zou gaan bestuderen en dat er met de andere landen contact zou worden opgenomen om tot spoedige besprekingen te komen. In Erhards straatje paste het latere voorstel van de nieuwe Italiaanse minister Fanfani om op 10 mei te Venetië het gesprek tussen de ministers over de politieke eenwording van Europa te hervatten. Plotseling heeft nu echter de Franse minister van buitenlandse zaken, Couve de Murville, tijdens een bezoek aan Fanfani laten weten, dat Frankrijk geen heil ziet in de bijeenkomst te Venetië; vermoedelijk heeft de Gaulle gemerkt, dat 5 van de 6 nog steeds weinig voelen voor zijn Europese plannen en verwacht hij een beter klimaat op een later tijdstip. Het schijnt, dat ook Adenauer wel enigszins geschrokken is van de starre houding van zijn Franse vriend.
| |
Kabinetscrisis in Nederland
De kabinetscrisis in Nederland is nog niet opgelost. Nadat de fractie-voorzitter van de KVP, Schmelzer, als informateur geprobeerd had de bestaande samenwerking tussen KVP, CHU, AR en VVD te herstellen, moest hij op 12 maart in zijn rapport aan Hare Majesteit vaststellen, dat er geen overeenstemming over het te voeren omroepbeleid kon worden bereikt. Na de gebruikelijke consultaties belastte H.M. op 15 maart de oud-minister van O.K.W., mr. J. Cals, met de kabinetsformatie. De opdracht was erg ruim geformuleerd, nl. een kabinet te vormen dat zou kunnen rekenen op een vruchtbare samenwerking met de volksvertegenwoordiging. Mr. Cals kwam tot de conclusie, dat de oude samenwerking slechts was te handhaven als de omstreden radio- en televisie-kwestie in de ijskast werd gezet en dit achtte hij onaanvaardbaar. Aan de andere kant vond hij een krachtige regering met een zo groot mogelijke steun in de Staten Generaal vereist in verband met komende moeilijkheden in de sector van lonen en prijzen, de gemeente-financiën en de ontwikkelingshulp. Daarom wenste hij uit te gaan van een beperkt basisprogramma, dat bindend zou zijn voor de deelnemende partijen en later zou kunnen worden uitgebreid. De VVD liet verstek gaan, daar zij het met het omroepplan niet eens was. Vervolgens verdween de CHU uit het overleg, omdat zij zich toch niet wilde binden inzake de op de voorgrond geplaatste omroepkwestie zonder op de hoogte te zijn van alle andere in het program op te nemen punten en van de zetelverdeling, zodat de onderhandelingen slechts tussen KVP, PvdA en AR werden voortgezet; voor de laatste was het een moeilijke beslissing geweest zonder haar protestants Christelijke zusterpartij aan het verdere overleg deel te nemen. Over het optreden der CHU vielen enkele minder prettige woorden, maar de moeilijkheid voor deze partij was tenslotte, dat zij er geen algemeen aanvaard standpunt inzake omroep op na hield en er nu weer een vrije kwestie van wilde gemaakt zien. Dit was voor
alle anderen onaanvaardbaar.
De in deze afvalrace overgebleven drie partijen waren het nog op dezelfde
| |
| |
dag (25 maart) eens over de hoofdzaken van het omroepbeleid. Er komt gelegenheid voor nieuwe omroepverenigingen om zendtijd te verkrijgen, terwijl ook reclame zal worden toegestaan. Dit zal neergelegd worden in een overgangsregeling, die hopelijk in de herfst van dit jaar in werking zal treden; hierin moet dan tevens de grondslag voor een nieuwe omroepwet worden vastgelegd. Het omroepbestel wordt dus opengebroken, maar volgens de nieuwe organisaties biedt deze regeling voor hen te weinig kansen; de praktijk zal de juistheid of de onjuistheid van deze mening moeten aantonen.
Als een volleerd hordenloper nam mr. Cals de ene hindernis na de andere; hij neemt ze snel en efficiënt. Hij zegt nu (4 april) toe te zijn aan een eerste proeve van het regeringsprogram, maar men meent, dat hij al verder is en de zetelverdeling ana de orde heeft gesteld. Men spreekt van 5 KVP, 5 PvdA en 3 AR, maar de KVP ziet liever 6 en 5 en 2. Wie minister-president zal worden? Algemeen fluistert men Cals, maar hijzelf heeft het tot nu toe niet gezegd. Tactiek?
4-4-65
J. Oomes
| |
België
Polls en verkiezingen
De politici worden op het ogenblik in beslag genomen door de voorbereiding van de wetgevende verkiezingen, meer bepaald door de samenstelling van de kandidatenlijsten. De ideale parlementaire democratie bestaat niet. Het gebrekkige mechanisme waardoor de partijen ertoe komen hun kandidatenlijsten aan het kiezerscorps voor te leggen, is daar eens te meer een bewijs van. Maar wie zal ooit een systeem vinden dat aan alle eisen van de billijkheid voldoet? Van de ene kant moet elke partij, hoe zwaar de inwendige intrigues en de persoonlijke belangen ook doorwegen, toch in zekere mate rekening houden met de wensen van het kiezerscorps, al komen die vaak niet duidelijk tot uiting. Anderzijds laat het Belgische kiesrecht nog steeds een zekere ruimte voor niet-partijpolitiek gebonden krachten, wat kan leiden tot het indienen van lijsten die meer folkloristische dan politieke waarde hebben. Toch zou het bedenkelijk zijn, de grote partijen een monopolie te geven over lijsten en kandidaturen. Waarschijnlijk is het beter, een zeker gevaar van fantaisistische kandidaturen op de koop toe te nemen, liever dan zich vast te leggen op een stelsel dat het hele politieke leven zou doen verstarren op basis van drie partijen.
Uit enkele pollverrichtingen meent men te kunnen concluderen dat de regering en haar ministers geen goede beurt gemaakt hebben bij de leden van hun eigen partijen. Gilson werd door de leden van de franstalige C.V.P. te Brussel naar een onverkiesbare plaats verwezen. Men wijt die verminderde populariteit aan de taalwetten, die hij als minister van binnenlandse zaken wel móest verdedigen, zelfs indien ze niet strookten met zijn persoonlijke voorkeur. Maar ook de socialistische ministers Fayat en Vermeylen werden door de Brusselse leden van hun partij naar achteren geschoven, al blijven ze verkiesbaar. In de Vlaamse pers werden hier beschouwingen aan vastgeknoopt die wijzen op een toenemend wantrouwen tegenover Brussel. De hoofdstad schijnt zich opzettelijk te verwijderen van de geest die de hare zou moeten zijn, wil ze ooit nog als (tweetalige) hoofdstad worden aanvaard door alle inwoners van het land.
| |
| |
| |
Het probleem van de Oostkantons
Over het lot van het wetsontwerp inzake de ‘kleine incivieken’ hebben we vorige maand reeds bericht. Er komt wel eens een tijd dat aan de duistere episode van de repressie historische studies gewijd worden. Dan zal men zich allicht verbazen over de onderworpenheid waarmee een democratisch parlement in 1965 nog betekenis en gezag bleef toekennen aan buitenrechtelijke beschikkingen, die juridisch gewoon onbestaande zijn.
Voor de inwoners van de Oostkantons is althans iets bewaard gebleven van de oorspronkelijke opzet van de regering. Bewoners van die gebieden die veroordeeld zijn na 1944, kunnen eventueel hun recht op oorlogsschade in zekere mate erkend zien. Het was een van de zeldzame keren dat op het parlementaire vlak een echo doordrong van de wel zeer bijzondere problemen van dit gewest. In 1940 werd de grotendeels Duitssprekende bevolking van Eupen-Malmédy bij Duitsland geannexeerd; tot 1944 bezat die bevolking de Duitse nationaliteit, met alle gevolgen vandien. Deze Duitssprekenden vormen in België natuurlijk een kleine minderheid, maar was dat een reden om niet in een positievere zin naar een normalisering van de situatie te streven? Na enkele jaren heeft de centrale Brusselse overheid wel wat goede wil getoond, maar wie met de problemen van Eupen en Malmédy in contact komt, heeft nog altijd een hoogst onbehaaglijke indruk. Alleen al de stilte die rond deze problemen hangt en de onwetendheid waarin de rest van het land over deze problemen gehouden wordt, zijn weinig schitterende aspecten van ons politiek leven. Als de oorlogsschade (welke in deze kantons niet onbeduidend was) nu enigermate wordt vergoed, dan kan dat een stap in de goede richting zijn, maar geestelijk en cultureel is Oost-België, de streek die aan de Duitse letterkunde dan toch een Joseph Ponten schonk, door kunstmatige middelen herschapen in een terra incognita voor de rest van het land.
| |
De gouden standaard
Geregeld wordt de minister van financiën ondervraagd over het standpunt van de Belgische regering inzake een mogelijke hervorming van de internationale monetaire ordening. Telkens antwoordt hij dan met een verwijzing naar het beleid van de Nationale Bank en naar de meerderheidsopinie van de voornaamste bij het Internationaal Monetair Fonds aangesloten landen, die onder elkaar een speciale monetaire ‘club’ vormen. Sedert de Gaulle's verklaring over een gebeurlijke terugkeer naar de gouden standaard, verklaringen die gepaard gingen met verruimde omzettingen van dollars in goud door de Banque de France, kreeg dit vraagstuk grote actualiteit. Voor België dringt zich echter de noodzakelijkheid niet op om als voorloper of wegbereider van een of andere nieuwe formule op te treden.
De activa van de Nationale Bank onder vorm van buitenlandse deviezen dienen van de ene kant als basis van de geldomloop, maar in verhouding tot het goudbezit van de bank is het deviezenbezit niet zo aanzienlijk. Het betreft dan trouwens, van de andere kant, gouddeviezen die nodig zijn voor de vereiste operaties op de wisselmarkt en die door een positie op de termijnmarkt gedekt zijn tegen een gebeurlijke ontwaarding van de dollar en tegen een opwaartse herwaardering van de goudprijs.
Verder onderstreept minister Dequae op zijn maandelijkse persconferenties herhaaldelijk de mogelijkheid, dat de normale ontwikkeling van sommige
| |
| |
initiatieven in het raam van het Internationaal Monetair Fonds in ruime mate kan beantwoorden aan de eis tot verhoging van de internationale likwiditeiten. Aangenomen dat er zulk een tekort aan likwiditeiten op wereldschaal bestaat. De internationale autoriteiten zijn het daarover namelijk niet helemaal eens. Daarenboven zijn er competente personen die wel een terugkeer naar de gouden standaard wensen, maar zonder directe herwaardering van het goud. Anderen willen de opwaartse herwaardering van de goudprijs, maar niet de terugkeer naar de klassieke gouden standaard.
Indien België in deze monetaire kwestie ooit positie zal moeten kiezen, dan zal dat waarschijnlijk een taak zijn voor de opvolger van Dequae. De minister van financiën heeft de laatste maanden van zijn beleid aangevat met een soort van berusting, die begrijpelijk is als men zich herinnert dat hij in de eerste periode van zijn ambtstermijn te kampen had met de fiscale hervorming. Indien met de volgende regering zijn portefeuille naar iemand anders gaat, dan hebben wij, en meer bepaald de C.V.P., er weer een ex-minister van financiën bij. Dit kan psychologisch bezwaarlijk zijn, want aan een oud-minister van financiën kan men niet om het even welk ander departement toevertrouwen.
| |
Anti-dopingwet
Voor het eerst in de parlementaire geschiedenis hebben Kamer en Senaat gelegifereerd op een gebied waar een overheidsingrijpen niet langer uit kon blijven: dat van de sport, meer bepaald de wielersport. Daar schijnen dopingpraktijken toegepast te worden die door de Staat niet langer geduld konden worden. Verder dan tot een eerste proeve van wetgeving is men voorlopig niet geraakt en niemand kan met zekerheid voorspellen of ze haar doel zal bereiken. De sport heeft zo'n belangrijke plaats gekregen in het moderne leven, dat de wetgever er zich in toenemende mate mee dient in te laten.
Als factor van collectieve gezondsheidszorg kan de georganiseerde sport beslist een opbouwende rol vervullen. Maar er zitten ook gevaren aan vast, vooral wanneer de sportbeoefenaars vast raken in tirannieke anti-sociale groepen, die de sport alleen maar gebruiken voor hun lucratieve doeleinden. Een uitsluitentend repressief optreden van de overheid zal ook op dit gebied wel niet voldoende zijn. Binnen afzienbare tijd zal de toenemende betekenis van de sport in het openbare leven nieuwe institutionele initiatieven op overheidsvlak onvermijdelijk maken.
| |
Pluralistische T.V.
De politieke betekenis van de incidenten rond ‘Der Stellvertreter’ liggen op een ander vlak dan de problemen welke direct door het stuk zelf gesteld worden. Ze vormen een precedent waaruit blijkt dat de normen en procedures die in het radio- en t.v.-beleid in acht dienen genomen te worden bij het behandelen van vraagstukken met wereldbeschouwelijke inhoud, duidelijker moeten worden. In zulke zaken kan men geen beslissingen nemen op louter incidentele of persoonlijke gronden. De les van deze ervaring, die toch moet gezien worden als een stuk overheidsbeleid op cultureel en algemeen geestelijk vlak, zal misschien zijn, dat de betrokken overheidsinstanties een volgende maal met grotere zekerheid naar objectieve maatstaven en beschikkingen kunnen refereren.
3-4-'65
H. de Bruyne
|
|