Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 683]
| |
Oecumenische kroniek
| |
[pagina 684]
| |
dan dat zij deze bevorderen. Niemand van ons zal hun medewerking vragen om contacten te leggen met Rome. Het Secretariaat voor de Eenheid is bevoegd om dergelijke stappen te ondernemen’. | |
Rome, Rhodest GenèveHet decreet over de Oosterse katholieke Kerken vertoont inderdaad vele feilen. Volgens kenner archimandriet C. Dumont O.P., die het stuk becommentarieert in de geest van ‘Make the best of it’, mist het de theologische vernieuwing die de constitutie over de Kerk en het decreet over de oecumene kenmerken. Verschillende passages zijn, vooral in de ogen van de orthodoxen, dubbelzinnig; enerzijds een ingrijpen in de interne aangelegenheden van plaatselijke kerken en anderzijds een misplaatste waardering, waardoor het proselitisme van de geünieerden zou worden aangemoedigd. Gelukkig verklaart artikel 30 van het decreet: ‘Al deze juridische beschikkingen zijn getroffen vanwege de huidige omstandigheden, in afwachting van het ogenblik dat de katholieke kerk en de gescheiden Oosterse kerken zich volledig verenigen’. Gelukkig ook hebben we een goede gids bij de interpretatie in de sterke concilieteksten over kerk en oecumene, ondanks de beruchte wijzigingen van het elfde uur. Pijnlijk blijft evenwel voor de orthodoxen de Nota Bene van mgr. Felici's nota explicativa bij ‘De Ecclesia’, waarin staat dat de commissie niet ingaat op de kwestie of een hiërarchie die niet in gemeenschap is met de paus, al dan niet wettig en geldig is. De commissie laat dit punt, waarover verschil van mening bestaat, over aan de discussie van de theologen. M.a.w. het staat een ieder vrij te verkondigen dat het niet uitgesloten is, dat de hele orthodoxe hiërarchie ongeldig zijn gezag zou uitoefenen, hoewel geen zinnig katholiek theoloog deze opinie verdedigt.... Dit alles heeft een nadelige invloed gehad op de derde panorthodoxe conferentie, die diezelfde maand te Rhodes werd gehouden. De paus had een brief gestuurd, die zeer gewaardeerd werd, een waar kunststuk van vindingrijke liefde, zodat een speciale commissie een dag bezig is geweest om een waardig antwoord op te stellen. Toen begon het eigenlijke werk en stuitte men weldra op de praktische bezwaren die een officiële dialoog van de orthodoxie als geheel met Rome alsnog in de weg staan: ondermeer de spanningen in Roemenië, Polen en Servië tussen uniaten en orthodoxen. Men heeft ten onrechte geschreven dat het patriarchaat van Moskou deze moeilijkheden zou hebben aangegrepen om de besprekingen te doen mislukken. Dergelijke insinuaties doen de zaak van de oecumene geen goed. Ook in het verleden hebben katholieken al te gemakkelijk negatief geoordeeld over de houding van de russisch orthodoxe kerk in een uiterst moeilijke situatie. Toch is het resultaat van de conferentie positief. De samenwerking tussen de orthodoxe kerken is sterk toegenomen en de apostolische zetel van Rome werd meermalen de eerste zetel van de onverdeelde kerk genoemd. De wereldraad zoekt naar eenheid, Rome eveneens. Er waren spanningen. Over en weer verdacht men elkaar ervan een oecumenisch monopolie te willen uitoefenen. In januari is in Liberia door de Wereldraad beslist, te gaan praten met het secretariaat voor de Eenheid: eerst onderling uitmaken wat termen als oecumenische dialoog en samenwerking in feite betekenen. Diezelfde maand waren in Addis Abeba op uitnodiging van keizer Haile Selassie de leiders van | |
[pagina 685]
| |
de 6 monofysitische kerken (Kopten, Syriërs, Armeniërs, samen 18 miljoen gelovigen) bijeen, voor het eerst sinds 15 eeuwen. 17-18 februari: kardinaal Bea bezoekt de Wereldraad van Kerken. De oecumenische agenda is soms zo overladen, dat men dreigt te vergeten, dat het gaat om Christus mee te delen door zijn Kerk: ‘God heeft zoveel van de wereld gehouden, dat hij haar zijn Zoon heeft gegeven om haar te redden’. | |
Joodse kwestieDaarom gaat het ook bij de veel gewraakte verklaring over de Joden: ‘De Kerk van Christus erkent gaarne dat de oorsprong van haar geloof en haar uitverkiezing zich bevindt bij de aartsvaders, Mozes en de profeten’. Het is een uitstekende tekst, maar in het Nabije Oosten weet men er geen raad mee bij de huidige spanningen tussen Israël en de Arabieren. De katholieke patriarchen trachtten nogmaals uit te leggen: het gaat niet om politiek; de tekst ontkent niet dat de Joden Christus hebben gekruisigd etc. De orthodoxen, die hun regeringen duidelijk wilden tonen hoe vaderlandslievend ze wel zijn, verklaarden zich tegen de Vatikaanse tekst: ‘Wij blijven trouw aan wat de schrift ons leert’. De meeste orthodoxen menen dat het concilie speciaal bijeen is geroepen om deze verklaring op te stellen, die zou beweren dat ofwel Christus niet gekruisigd is (de opvatting van de Koran) of dat het in ieder geval niet de joden zijn geweest die dit hebben gedaan. De orthodoxen beleggen betogingen, waarbij meestal ook een mohammedaanse sjeich wordt uitgenodigd om te spreken, nooit een katholiek. Zij menen aldus te moeten handelen, omdat door dit document het geloof in zijn fundamenten betreffende kruisdood en verlossing zou worden aangetast, en omdat de mohammedanen er een argument uit putten om aan te tonen dat de christenen het evangelie veranderen naargelang het hun uitkomt, zoals zij dit reeds vroeger hebben gedaan; volgens hen blijven de joden van alle tijden, zolang zij zich niet bekeerd hebben tot het christendom, wel degelijk op een speciale wijze schuldig aan de dood van Christus. Hier wreekt zich de eeuwenlange scheiding tussen Westerse en Oosterse theologie. Des te verheugender is daarom het feit dat de gebedsweek voor de eenheid dit jaar in Kairo desondanks een uiting werd van een diep oecumenisch verlangen, die meer allure kreeg dan ooit tevoren. Hopelijk werkt het incident van de verklaring over de joden in het Nabije-Oosten even zuiverend als in Nederland de Irene-affaire, waar men eveneens vreesde dat de oecumene voorlopig van de baan zou zijn. De katholieken waren vrij weerloos - ook in zichzelf - tegen 20 jaar stelselmatige propaganda tegen Israël, zoals men in het Westen steeds voor Israël heeft gekozen en graag al het ongelijk op de Arabische rekening schrijft. Het woordje ‘haat’ (van Arabieren tegen Joden) staat in de kop van de tendentieuze reportages die Martin W. Duyzings in de januarinummers van Elseviers Weekblad schreef. Het Vlaamse weekblad De Nieuwe heeft een nieuwe correspondent voor het Nabije Oosten, Johan Struye. In zijn eerste bijdragen, vers van de lever voor het kerstnummer, heeft hij het al bekeken, al - zo zegt hij - koestert hij geen vooroordelen. Hij constateert slechts. Fijntjes concludeert hij over Libanon: ‘Van oudsher bewoond is het land echter wel. Recente opgravingen hebben te Byblos weer gebruiksvoorwerpen aan het licht gebracht die meer dan 4000 jaar oud zijn. Ex Oriente Lux, een bewijs te meer dat alle | |
[pagina 686]
| |
beschaving hier begon. Alleen jammer dat het bij dat begin gebleven is’. Jammer ook dat men op de Arabische ambassades de hebbelijke gewoonte heeft buitenlandse bladen uit te spelen, katholieke inbegrepen. Dergelijke publikaties breken af wat aan de andere kant moeizaam wordt opgebouwd. Uitsluitend om de verklaring over de Joden toe te lichten maakte de paus op 3 december een tussenlanding te Beiroet, stuurde hij een brief aan alle patriarchen (katholieke en orthodoxe), ging kardinaal-diplomaat Koenig op de terugweg via Kairo. Sommigen vermoeden ook dat daarom drie patriarchen het kardinalaat hebben aanvaard: hun regeringen beschouwen deze ‘eervolle’ benoeming namelijk als de pauselijke erkenning van de wijze waarop de patriarchen het arabische standpunt hebben verdedigd. Deze benoeming van de Oosterse patriarchen heeft veel stof doen opwaaien. Vooral de grieks-katholieken begrepen niet waarom hun patriarch Maximos IV thans het kardinalaat aanvaardde, hoewel hij vroeger reeds verschillende keren deze titel had geweigerd. De grieks-katholieke bisschop van Kairo, mgr. Zoghby, diende zelfs zijn ontslag in, als teken van protest. Patriarch Maximos heeft getracht zijn beslissing uit te leggen. Zolang het college van kardinalen zuiver een instelling bleef van de Romeinse kerk en van het patriarchaat van het Westen, leek het hem onmogelijk dat Oosterse patriarchen er deel van uitmaken. In brieven en telegrammen had de Heilige Vader echter aan de patriarch verzekerd, dat zich een diepgaande ontwikkeling aan het voltrekken is, waardoor het binnentreden van de patriarchen in het heilig College niet langer de inlijving in de Westerse kerk inhoudt, maar een universelere deelname aan het herdersambt van de katholieke kerk. Het is een voorlopige oplossing, zolang de volledige gemeenschap tussen de katholieke kerk en de oosterse kerken niet hersteld is. Dit hoofdstuk over de Joden heeft echter ook een positieve kant. Hier en daar begint men onderscheid te maken tussen sionisme en judaisme. Een mohammedaan schreef in een Egyptisch weekblad: ‘Wij zijn tegen iedere vorm van religieus fanatisme en racisme. Wij zijn trouwens evengoed semieten als de Joden’. Het uitstekende Tunesische weekblad Jeune Afrique opende een boeiende discussie over de Palestijnse kwestie, waaruit bleek dat vooral de jongeren minder fanatiek zijn dan men vermoedde. Maar officieel komt de strijd om het Jordaanwater steeds dichterbij. In deze omstandigheden heeft het hoofdstukje over de mohammedanen in het schema over de niet-christelijke godsdiensten de Islam onberoerd gelaten, voorzover ze overigens van het bestaan van deze tekst op de hoogte was. De grootmoefti van Tunesië betreurde dat het concilie geen enkele mohammedaanse instantie van de resultaten op de hoogte heeft gesteld. Wat doet het secretariaat voor de niet-christelijke godsdiensten? Ook in Bombay schitterde het door volledige afwezigheid. De katholieke kerk maakt een harde leerschool door. Zij herontdekt Christus als Heer van de Kerk en de ander als ander. Een dergelijke ervaring onderging paus Paulus tijdens zijn bezoek aan het Heilig Land, bedevaart en ontmoeting tevens. Hij vergelijkt zijn pelgrimstocht met een ploegijzer dat een eeuwenlang braakliggend land diep openscheurt. | |
Ontmoeting in het Heilig Land‘Wij zegen dit, aldus de paus, want we verlangen dat men blijft nadenken over deze gebeurtenis’. Een Zwitsers jezuiet-journalist, Ludwig Kaufmann, | |
[pagina 687]
| |
heeft dit gedaan. Samen met zijn protestantse vriend Jürgen Braunschweiger bezocht hij de heilige Plaatsen en de mensen die er wonen. Vervolgens vond hij een 25-tal experts bereid bijdragen te schrijven: katholieken, orthodoxen, protestanten, een jood, helaas geen mohammedaan - duiders van tekens, ‘Deuter der Zeichen’, noemt hij hen, dialoogpartners. Hij kiest prachtfoto's en kunst-reprodukties en vecht met de uitgever, die voor zijn koopwaar zoveel mogelijk puur ‘paus’ wil, zoals de Italiaanse TV tijdens de bedevaart. Het resultaat ligt voor ons, uitstekend uitgegeven, Begegnung im Heiligen Land, 30 bijdragen, 3 wereldgodsdienstenGa naar voetnoot1). Het is meer dan een terugblik, een bundel reportages of een fotovloedgolf; het is een dieper antwoord op de problemen die we in het eerste deel van dit artikel hebben aangesneden. Kaufmann is evenals paus Paulus op zoek naar Christus, het is de herbronning in Palestina, in Jerusalem, het traditionele middelpunt van moeder aarde is ook het midden van het boek. Henri de Lubac S.J., reflecterend over de bedevaart en de ware ‘décentration’ schrijft: ‘We hebben er allen grote verwachtingen door gekregen. Neen, de Kerk zoekt haar eigen glorie niet, maar alleen de glorie van haar Heer. Op die lange pelgrimstocht, die haar voert van het aardse naar het eeuwige Jeruzalem, wil zij “nederig” zijn voetspoor volgen door zich te richten zowel naar Zijn voorbeeld als naar Zijn woord. Indien zij alle mensen roept, is het alleen maar om hen te leiden naar Hem, door aan hen het enig heil mee te delen, dat van Hem afkomstig is’. Het is de weg terug. De paus is naar het Heilig Land gegaan om te tonen dat de waarheid niet in Rome wordt gefabriceerd, maar geboren is in Palestina. In deze geest werd het boek samengesteld, maken we opnieuw kennis met het Beloofde Land. Abraham wordt ons getekend als de Vader van het geloof voor jood, christen en mohammedaan. We zien het oude en het nieuwe Israël, dat ondanks het materialisme de paradox van de godsdienst kent. Een artikel citeert Shalem ben Chorim: ‘Israël heeft altijd een volk willen zijn als de andere; het verlangt naar een “normalisatie”, dat echter zijn lot niet is’. En Buber: ‘Als Israël minder wil dan zijn lot hem aanwijst, bereikt het evenmin dat “minder”’. In Nazareth denken we over de kerk der armen en over het teken van triomfalisme van 3 miljoen dollar, dat kerkgebouw heet, dat hier wordt opgetrokken. De lezing van Kaufmanns boek werkt zuiverend op ons kerkbegrip. In een zeer origineel hoofdstuk vragen verschillende auteurs - geïnspireerd door een reizende pausfiguur - zich af of ons Petrus- en pausidee wel juist is. Is het wel een ‘zittend’ beroep (op de H. Stoel), met sleutels die eerder afsluiten dan openen, als herder die de kudde in de veilige schaapsstal samenhokt? De stellingen van de katholieke exegeet Anton Vögtle over de omstreden sleuteltekst (Matt. 16: 17-19) worden door een protestantse collega verdedigd. Deze bijdragen lijken me van groot oecumenisch gewicht. Op Kaufmanns vraag of voorzichtigheid bij het zoeken naar eenheid nietGa naar voetnoot2) | |
[pagina 688]
| |
geboden is, antwoordde patriarch Athenagoras: ‘Er zullen steeds mensen zijn die een beroep doen op de voorzichtigheid, maar is er voorzichtigheid nodig om de Heer te naderen? Voorzichtigheid is geboden, wanneer men eraan twijfelt of een idee van de Heer komt. Welnu, in de dialoog tussen christenen is er geen twijfel mogelijk: het is een werk ingegeven door de Heer’. Wellicht is het artikel van prof. Richard Gramlich S.J. (Gregoriaanse Universiteit, Rome) over de wegen die leiden naar andere godsdiensten, het beste wat er de laatste tijd over dit onderwerp is geschreven. Zijn conclusie: ‘Het zou vermetel zijn, wanneer een christen aan de macht van Gods goedheid grenzen zou willen stellen, alsof het Gods recht en verlangen zou zijn de bovenmenselijke zielskracht, waardoor men de naaste als zichzelf kan liefhebben, slechts te geven aan degene die uitdrukkelijk gelooft in zijn Zoon (...) Het gebed om zich in liefde te verenigen met het diepste wezen van de ander is geen marginaal voorschrift, maar het centrum van het christelijk geloof en het eerste gebod, waarvan het al dan niet onderhouden beslissend is voor ons heil’. Al deze contacten met andere kerken en godsdiensten, zijn het echter niet evenzoveel bewijzen dat het geloven steeds meer beperkt wordt tot een snel inkrimpende minderheid, die bang is door de wereld te worden opgeslokt, geassimileerd, omdat de meeste gelovigen van de wereld zijn, werelds, en niet een teken in de wereld? Dialoog met andere kerken en godsdiensten - aldus de strekking van het artikel van journalist Francis Mayor - is immers geen einddoel, maar voorbereiding op een gesprek dat veel moeilijker is te voeren, nl. met de steeds groeiende ‘rest’ van de wereldbevolking. Gegroepeerd rond drie hoofdthema's: Christendom, Israël en Islam, heeft Kaufmann zijn boek opgebouwd met bijdragen van gehalte, leesbaarder gemaakt door foto's, bijschriften, uitstekende inleidingen en documenten. Uiteraard is een dergelijk werk niet foutloos. Enkele cijfers (we gebruiken de Franse vertaling): p. 39: miljoenen = duizenden; p. 121: 1909 = 1099; p. 141: 40 minuten = enkele minuten. P. 142: Demetrios Salachas is geen grieks-orthodox, maar een grieks-katholiek priester. In het algemeen is merkbaar dat de auteur zich voor de beschrijving van de plaatselijke kerkelijke toestanden bijna uitsluitend heeft laten voorlichten door grieks-katholieken, waaronder de objectiviteit soms geleden heeft. Het artikel van prof. W. de Vries over ‘Strijd om de heilige Plaatsen?’, aangevuld door de samensteller, lijkt me, ondanks alles, iets te pessimistisch. Het is natuurlijk verleidelijk om steeds weer te praten over franciscanen en orthodoxe monniken die elkaar met kandelaars te lijf gaan - in zijn inleiding haalt kardinaal Tisserant sappige herinneringen hierover op uit zijn eerste Palestinareis anno 1904 -, maar sinds Kerstnacht 1962 zijn er gelukkig geen zware ‘grensincidenten’ voorgevallen. De betrekkelijk snelle restauratie van de heilig-Grafkerk is een bewijs van groeiende samenwerking tussen Oosterse en Westerse Christenen. ‘Wij constateren met voldoening’, aldus patriarch Athenagoras, ‘dat de ziel van het Westen zich als vanzelf naar het Oosten keert en de ziel van het Oosten naar het Westen. Ze zoeken elkaar, want ze vullen elkaar aan’. Het is onmogelijk alle facetten van dit zeer aanbevelenswaardige Bildband te belichten. Het is een bezield bewijs van Christelijke hoop in de wereld van vandaag, ‘verontrustend en wonderlijk tevens’, zoals de paus haar kenschetste aan de vooravond van 1965. |
|