Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 678]
| |
De les van de Shakers
| |
[pagina 679]
| |
een functionalisme avant la lettre ten toon. Vele ervan zouden vandaag in een wezenlijk modern interieur of, als gereedschap, in één der ambachtelijke werkplaatsen die nog voortbestaan, volkomen thuishoren. Maar ze krijgen in onze jaren ook een bijzondere betekenis omdat ze de hedendaagse ontwerper die zijn heil zoekt in louter rationele gedragslijnen, een, laat ons zeggen, waarschuwende spiegel voorhouden: ze vertolken meestal een cerebrale gestrengheid waarin de ‘volledige’ mens tekort wordt gedaan. Het zijn gestalten die hun gebruikers als het ware afkerig pogen te maken van de grillige pluraliteit der wereld. Ze ademen, bij al hun praktische voortreffelijkheid, een sfeer van vijandschap tegen het onverhoedse in de levensroerselen, tegen de lust tot fantaseren en de vreugde om het ‘nutteloze’, en daardoor ook tegen een royale greep naar menselijk geluk. Hun intrinsieke schoonheid komt door die dualiteit niet in het gedrang. Het is geen gespletenheid; de ene eigenschap ligt logisch in het verlengde van de andere, - voor de vormgaafheid kon daar alleen maar baat uit voortvloeien. Stuk voor stuk hebben deze objecten als artefacten, met het hele proces van geïnspireerdheid en vakliefde welke we daarachter vermoeden, dan ook een geacheveerdheid die ons, vandaag, met grote bewondering vervult, doch ons tegelijkertijd bevreemdt en in zekere zin verontrust.
* * *
Afwending van een als verworden gewraakte christelijke maatschappij en voorbereiding op een terugkomst van Christus op aarde zijn de twee impulsen waaruit het Shakerisme ontstaat. Van meetaf is in deze godsdienstige stroming dus een element van wereldnegering en een miskenning van de voldongen aardsheid van Jezus Christus werkzaam. Het lijkt weinig om er een bestaan op te bouwen. Maar het ‘ja’ waarvoor naast dit grote ‘neen’ nog ruimte overblijft, blijkt krachtig genoeg om gedurende een tweetal eeuwen enkele duizenden mannen en vrouwen te doen stand houden in hun wijding aan een naar heiligheid gericht dagelijks leven. De Shakers vormen zich omstreeks 1747 te Bolton en Manchester als een dissidentengroep uit de English Quaker Church en de French Prophets. Al is het echtpaar James en Jane Wardley initiatiefnemer, toch wordt Ann Lee die eerst in 1758, als 22-jarige, toetreedt, als de stichter beschouwd. Voor zover de historiografen het laten gissen, mag dit worden toegeschreven aan het feit dat de secte eerst een duidelijk ‘gezicht’ krijgt na haar vestiging in de Verenigde Staten van Noord-Amerika, en dat is inderdaad het werk van Ann Lee. Nadat zij in de gevangenis visioenen heeft gehad waarin zij wordt uitgeroepen tot leider en geestelijke moeder van ‘The Church of God’, emigreert Ann Lee met acht volgelingen in 1774 naar de U.S.A. Twee jaar later richt zij te Watervliet nabij Albany, New York, de eerste Shaker-nederzetting op. Tot dan toe is de benaming ‘Shaking Quakers’ gebruikelijk: in dansen met waggelende, schuddende bewegingen wordt lichamelijke ascese nagestreefd; weldra luidt het officieel: United Society of Believers in Christ's Second Appearing. ‘United’, omdat ten gevolge van missiereizen het aantal communauteiten spoedig en geografisch zeer verspreid toeneemt. Mother Ann Lee sterft in 1784. Zij wordt als hoofd van de Society opgevolgd door Father James Whittacker die New Lebanon als administratief centrum kiest. Eerst twaalf jaar later neemt opnieuw een vrouw de leiding waar: | |
[pagina 680]
| |
Mother Lucy Wright, doch het groepskarakter is altijd tamelijk uitgesproken matriarchaal geweest. Dat de zusters tijdens de ‘union meetings’ op een lagere stoel dan de broeders zitten - zie eerste afbeelding - hoeft niet als een bewijs van het tegendeel te gelden. De cultuur der Believers - en een goed deel van hun religiositeit - wortelt zo zeer in (geïsoleerde) huiselijkheid en dagelijksheid dat zij de vrouw, ook al wegens haar immanentie, a.h.w. móeten verheerlijken. In velerlei opzicht kunnen de Shakers doorgaan als een model van de talloze socio-religieuze of communistisch-Protestantse stromingen welke in Noord-Amerika ten tijde van de kolonisering hun weg hebben gezocht. De scherpte van hun sectarisme vindt zijn concrete gestalte in de semi-monachale trekken van hun maatschappelijk patroon en spreekt voldoende uit klemmende regels: zij verwerpen huwelijk, privébezit, oorlog, eed-aflegging, het voeren van processen, concurrerende nijverheid, politiek, economie en nagenoeg alle andere modaliteiten van ‘het werkelijke leven’. Geheel hun leer, officieel uiteengezet in A Summary View of the Millenial Church, 1823, kan worden samengevat in de drie woorden: purity, community en separation. Eerst omstreeks 1800 wordt die doctrine in een opmerkelijk goed functionerende praktijk omgezetGa naar voetnoot2), maar alle bestanddelen ervan zijn reeds aanwezig in de visie van Mother Ann Lee, deze mystisch voortbewogen en tezelfdertijd zeer rationalistisch aangelegde vrouw die met haar ‘counsels in temporal things’ een definitieve levensweg voor de Believers heeft uitgelijnd: Doe je best om de weg van God tot je eigen weg te maken; beschouw dit als je erfgoed, je schat, je opdracht, je dagelijkse roeping. Je moet geen enkel ogenblik verloren laten gaan, want je hebt er geen te verliezen. Je moet niet goedvinden, dat ze (de kinderen) niets doen: want als je dat wel goed vindt, zullen ze net zo opgroeien als de kinderen van de wereld. Doe je werk alsof je duizend jaar te leven had en alsof je morgen zou moeten sterven. Als je in één talent voortgang maakt, zal God je er meer geven. Je moet getrouw zijn met je handen, opdat je iets te geven zult hebben aan de armen. Richt je handen op het werk en je hart tot God. Vermijd evenzeer karigheid als verkwisting, wees vriendelijk en vrijgevig voor de armen en zorg dat je geen schulden maakt. Houd de kleren van je gezin netjes en schoon; zorg dat je huis schoon gehouden wordt en dat je eten goed wordt klaargemaakt. Maak je kamer goed schoon: want de goede geest wil niet wonen waar vuil ligt. In de hemel is geen vuil. Zorg goed voor wat je hebt. Ruim alles zorgvuldig op, zodat je steeds weet waar je de dingen kunt vinden, overdag en 's nachts. Kleed je zedig en eenvoudig, zoals het kinderen van God past, en leer je gezin dat ook te doen. Je mag de wormen en de motten die dingen (nl. gouden kralen, juwelen, zilveren gespen en andere sieraden) laten krijgen, d.w.z. de kinderen van deze | |
[pagina *30]
| |
Van 1793 af organiseerden de Shakers drie avonden per week ‘union meetings’, tijdens dewelke, in tegenstelling tot de ‘religious meetings’, gesprekken werden gevoerd over het huiselijk leven en het dagelijks werk, maar toch steeds zoveel mogelijk in verbinding met de godsdienstige belevenis. De broeders verzamelden zich dan in een groot vertrek van één hunner confraters. Op de rij der hoge stoelen (links) wachten zij op de zusters, die steeds iets later moesten binnenkomen en voor wie de lagere stoelen (rechts) waren voorzien. De symboliek van deze opstelling laat aan duidelijkheid niets te wensen.
| |
[pagina *31]
| |
Strijkkamer in het washuis der Hancock church.
Werkplaats van een schoenlapper, met een zonderling professioneel meubel, ingenieus gecomponeerd maar hybried van vorm.
| |
[pagina *32]
| |
In vrijwel ieder vertrek was een ‘pegboard’ aanwezig: een over de vier wonden doorgetrokken lijst met pinnen welke dienst deden als kapstokken, niet alleen voor kledingstukken doch ook voor om het even welk voorwerp dat men aldus uit de weg kon ruimen. De ophanging der stoelen getuigt van originele zakelijkheid waarbij het interieur wint aan ruimtelijke werking en plastische inrichtingsaccenten.
| |
[pagina *33]
| |
Enkele meubelen uit de kamer van een zuster die in de orde een religieus ambt bekleedde. Schommelstoelen (de hier afgebeelde dateren van omstreeks 1850) kwamen vaak voor; ze zijn zowat het enige gebruiksvoorwerp waarmee de Shakers zich niet langs hun strengste kant laten kennen.
In de ‘meeting houses’ bevonden zich typische banken, feitelijk overblijfsels uit de tijd toen de Shakers nog met uiterst povere middelen hun woningen equipeerden en aan de eettafel zulke banken in plaats van stoelen gebruikten.
| |
[pagina *34]
| |
De op zichzelf nog vrij bescheiden bewerking van de randen aan bovenblad en voet van deze toonbank-kast uit een ‘sister's shop’ te New Lebanon maken dit meubel uitzonderlijk: zoveel ‘ornamentiek’ was reeds té veel iets wat eerst in de woninginrichting van onze tijd ingang heeft gevonden · de plaatsing van een kast met haar smalle kant tegen de muur.
Een ‘bureau’ voor twee diakens, in volstrekte tweeledigheid geconcipieerd: voor elk van beiden een boekenberging, een schrijfblad en vakjes voor schrijfgerief. Om zijn fijne proporties is dit meubel wel een zeldzaam meesterstuk.
| |
[pagina *35]
| |
Meubilair uit de studeerkamer van een diaken.
| |
[pagina *36]
| |
Bed, wastafel en handdoekenrek.
Al hun vakvaardigheid, materiaalgevoel en zin voor meetkundige gratie hebben de Shakers tot synthese gebracht in hun talrijke eivormige, houten dozen. Overigens was een doos iets waaraan zij bizonder belang hechtten: ze kreeg een ereplaats op een kast en ze werd dikwijls, met een bepaalde waardigheid, meegedragen naar een ontmoeting. Werd er - maar dan niet zonder enige naïveteit - iets van de rigoureus afgeremde bezitslust door afgereageerd? Het is nauwelijks overdreven in deze gekoesterde voorwerpen een zinnebeeld te zien.
| |
[pagina *37]
| |
In dit landbouwgerief vertoont het functionalisme zich in zijn geraffineerdste gedaante. Deze vormgeving is van een volmaaktheid zonder weerga. Het gespannen lijnenverloop in de constructie van de kruiwagen moet men wel pure vorm-adel noemen.
nrs 1-11: foto's van William F. Winter | |
[pagina 681]
| |
wereld; want zij zijn gehecht aan dit soort dingen; maar het volk Gods heeft ze niet nodig.
* * *
Uit een huishouding en een levenswandel welke zich in absolute rigoreusiteit naar zulke instructies voegen, kan men bezwaarlijk een cultuur van tooi en wellust of van spel en genot verwachten. De consequenties voor de gestalten die aan deze leerstelligheid haar Umwelt verschaffen, lagen dan ook in een uiterst rechtlijnige en smalle bedding. De makers ‘mochten’ niet veel, tenzij zich altijd maar gehoorzamer onderwerpen aan de wetten van een onontbeerlijke vervaardiging welke strak op een eerder onwillig gebruik was afgestemd. Er werd hun leveringen geen gretig onthaal bereid. Hun stimulansen kwamen uitsluitend uit de doctrine, die hen in een ambachtelijk hermetisme opsloot. Een verbijsterende maak-perfectie werd daardoor vrijwel onvermijdelijk, maar wijl ze niet naar de brede gedragenheid van een met risico's en onafvangbare wendingen doorslingerd leven was toegedacht, bleef ze gekluisterd in een kille integriteit. Aldus ontstonden interieurs welke net iets te veel willen doen geloven dat de mens in deze wereld een passagier is. Twee diakens zitten aan hun bureau (zie achtste afbeelding) in bedroevend parallelle banen welke elkaar nooit zullen raken; een ontmoeting van broeders en zusters (zie eerste afbeelding) is een mathematische constructie welke twijfel noch ironie duldt. Wat volgt er op zulk een zitten? Wat ging er aan vooraf? Alle binnen het menselijk bevattingsvermogen vallende beloften en liefelijkheden schijnen hier weggebannen; er mag niets gebeuren behalve wat afgesproken werd; alle kansen voor het verloop van de dagelijksheid zijn van te voren geteld, gemeten en vastgelegd. Een in design gestolde haat, tegen het avontuur. Hotelkamers hebben de sfeer van onwezenlijkheid die geen schade berokkent. Ze scheppen een hiaat dat men te boven komt. Gewoonlijk hebben ze zelfs deze hoedanigheid, dat ze het passagier-zijn als een noodzakelijk gevecht doen gewaarworden: een aansporing om van het geschenk ‘leven’, de voortgang, in alle dimensies iets terecht te brengen. Shaker-interieurs monumentaliseren de fataliteit van het passagier-zijn. Ze vertolken een heel apart genot in de gevangenschap van de in de wereld geworpene; ze verloochenen de gegeven dynamiek in het individu. Zulk een sfeer wordt als een neiging tot kwaadaardigheid aangevoeld door wie passagier speelt met de middelen welke de gulle aardsheid van tweeduizend jaar Europese christelijke cultuur ter beschikking stelt.
* * *
Wie de teksten van de Shakers kent vóór hij hun huisraad ziet, wordt niet verrast. In het tegengestelde geval maakt de verbazing gaandeweg plaats voor begrip en men neemt, met hoeveel eerbied ook, in een onontkoombare objectiviteit notitie van het historisch lot der secte. Deze vormgeving werd zo koppig naar haar uitgangspunt omgebogen dat ze uiteindelijk aan het (groeps-) leven zelf alle lucht en ruimte heeft ontnomen. Wat de mensen maken, werkt op zijn beurt aan de mensen. Die terugwerking stelt ons dus voor een gewichtige keuze, zeker in architectuur en vormgeving van gebruiksgoederen, waarin de cultuurprojecties het duidelijkst geconcreti- | |
[pagina 682]
| |
seerd worden. Het gaat om het alternatief tussen vernauwing en verschrompeling of uitbreiding en accumulatie van de humane substantie, hetgeen er feitelijk op neerkomt dat het onze taak is, de functionaliteit, zonder welke het bestaan stremt, onophoudelijk en toenemend te vermenselijken. Zulks vergt evenwel dat werk en geloof bestendig in de wereld-der-mensen zijn. Ambacht en leer kunnen niet op zichzelf staan, tenzij in de volslagen vervreemding vàn en als bedreiging tègen het leven. Vele moderne gebouwen, meubelen, apparaten en voorwerpen welke uitmunten door logica en virtuositeit in het werk en door beginselvaste toepassing van een maatschappelijke doctrine, schijnen buiten de omvademende en onberekenbare vitaliteit der mensen te blijven. Er is heel veel dat in die onberispelijke vormenwereld niet kàn. Haar ‘hygiëne’, haar trots en roerloos op-zichzelf-ingesteld-zijn roept het verzet van de wereld-der-mensen op, een reactie welke dan weer verzuimt de waarden uit de uitdaging te distilleren.
* * *
Behoudens deze les die we uit de wooncultuur van de Shakers kunnen trekken, steekt er ook nog een garantie in. De irrationaliteit die de mens (‘ook nog’) heeft te hoeden, is machtig. Ze meldt zich in de vormgeving op haar zelfgekozen momenten, ze gaat haar eigen weg. Vóór de zich tegen de wiegelingen des levens afzettende Shaker het wist, zat hij in een schommelstoel. Hij maakte een kruiwagen, zó mooi, zó ontroerend van nederigheid en tegelijkertijd zo nobel en zelfbewust, dat hij er niet alleen mee op de hoeve had mogen werken: hij had er minneziek mee moeten dartelen langs lentewegen èn praal tochten ter verheerlijking van het menselijk koningschap mee moeten voeren. Er wordt uit zijn nalatenschap een voet-verwarmingskruik van porselein bewaard (Time: ‘it looks like an angel’), die als keramisch modeleerwerk een voorbeeld van technologische bekwaamheid dient genoemd. Doch de lineatuur van dit voorwerp is zo melodieus - om niet te zeggen ‘glamorous’ -, dat het in het Shaker-huisraad ongewoon aandoet: het is alsof gerefouleerde aandoeningen en verzuchtingen er naar een feestelijke uitweg in zoeken. In de elegantie van zijn houten dozen (zie vóórlaatste afbeelding) heeft hij de grenzenloze menselijkheid welke door ‘bewaren’ en ‘bezitten’ kan worden uitgedrukt, in boventijdelijke schoonheid doen beklijven. Hij was uitermate aan die dozen gehecht. Dozen evokeren duur. Toch heeft hun gekoesterde aanwezigheid niet kunnen beletten dat het Shakerisme in zijn cerebrale uiteenzetting met de tijd fanatiek heeft volhard. |
|