Waarin bestaat dat confessionalisme? Niet, zoals men vaak meent, in de onderdanige volgzaamheid van de katholieke parlementariërs tegenover het episcopaat. Wel zijn er vanaf het begin van de Belgische onafhankelijkheid steeds contacten geweest tussen de bisschoppen en de katholieke parlementariërs betreffende wetten of parlementaire initiatieven waarmee, rechtstreeks of onrechtstreeks, kerkelijke belangen gemoeid waren. Aanvankelijk is er daarbij echter helemaal geen sprake van enig gezag van de bisschoppen over de politici: deze contacten zijn veeleer betrekkingen tussen vrienden die tot eenzelfde maatschappelijk milieu behoren en er dezelfde opvattingen op na houden. Later, vanaf kardinaal Dechamps, die aartsbisschop van Mechelen was van 1868 tot 1883, probeerde het episcopaat wel invloed en gezag uit te oefenen op de katholieke parlementaire groep. Maar als groep heeft de rechterzijde deze pogingen steeds beslist van de hand gewezen.
Niet in de vermeende afhankelijkheid van de katholieke parlementariërs tegenover het episcopaat bestaat het confessionalisme, maar in de zorg van de clerus om de katholieke partij, het onontbeerlijke bolwerk voor de verdediging van de Kerk, sterk en één te houden: sterk, door er over te waken dat de verkiezingen een absolute katholieke meerderheid in het parlement verzekerden; één, door er over te waken dat geen enkele concurrerende partij van katholieken de éne katholieke partij zou ondermijnen of verzwakken.
De zorg van de Kerk voor de katholieke partij impliceerde het afwijzen van iedere andere partij. Aanvankelijk betrof dit alleen de liberale partij, die door de bisschoppen afgekeurd werd ter wille van haar rationalistische ideologie en haar vijandschap tegen de Kerk. Later werd ook de in 1885 gestichte socialistische werkliedenpartij veroordeeld: deze zette de rationalistische traditie van het liberalisme voort en poogde bovendien de arbeidersklas los te maken van de Kerk, die in de ogen van de socialisten een instrument was voor de verdrukking van het volk.
Dat de Kerk antigodsdienstige partijen afwees, was logisch. Maar de zorg voor het monopolie van de eigen partij heeft de bisschoppen er ook toe gebracht om nieuwe politieke partijen van katholieken af te keuren of zelfs te veroordelen.
Dit gebeurde voor de eerste maal in de jaren negentig, toen in België het cijnskiesrecht werd vervangen door het algemeen meervoudig stemrecht, hetgeen een einde maakte aan de burgerlijke politieke overheersing. Door het algemeen meervoudig stemrecht werd het Belgische kiezerscorps met meer dan één miljoen nieuwe stemgerechtigden vermeerderd. Deze nieuwe kiezers waren bijna uitsluitend volksmensen. Voor welke partij zouden zij stemmen? Normaal had men, naast de burger-