Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 496]
| |
Politiek OverzichtGa naar voetnoot1)BelgiëGrondwetsherzieningONZE kroniek werd deze maand enkele dagen later afgesloten in de hoop dat er misschien meer klaarheid zou gekomen zijn in de voorbereiding van de grondwetsherziening. Deze hoop is niet in vervulling gegaan. Maandenlang hebben de leiders van de drie grote partijen zich ingespannen om een akkoord te bereiken over de grote lijnen van de nieuwe grondwet. De moeilijkheden hadden zich ten slotte toegespitst op enkele punten in verband met de Vlaams-Waalse verhoudingen. Onder Waalse druk scheen men geneigd, in sommige gevallen de eenvoudige parlementsmeerderheid buiten werking te stellen. Door een systeem van afzonderlijke meerderheden in de schoot van een der twee gemeenschappen zouden sommige wetten geblokkeerd kunnen worden. Welke wetten? Betreffende welke materie? Hoe groot moesten die gekwalificeerde meerderheden in elke taalgroep afzonderlijk zijn? In de loop van de laatste maanden waren reeds verschillende ingewikkelde voorstellen uitgewerkt, die in Vlaanderen de indruk begonnen te wekken dat de ontplooiing van de Vlaamse meerderheid voor goed afgeremd ging worden: de nieuwe grondwet zou in sommige gevallen meer macht verlenen aan de minderheden dan aan de meerderheid. In dit systeem was in ieder geval een grondwettelijke bepaling en een duidelijke geografische begrenzing van de twee volksgemeenschappen nodig. De Brusselse agglomeratie moest omschreven worden, hetzij binnen onveranderlijke administratieve grenzen, hetzij zo dat er later nog aanpassingen mogelijk waren. Heel dit moeizaam tot stand gekomen voorbereidende werk is nu weer op losse schroeven gezet door de weigering van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang om de grondslagen van de overeenkomst te aanvaarden. De liberale onderhandelaars willen geen duidelijke administratieve afbakening van Brussel erkennen. Zij schijnen de elementen van cultuur autonomie die in het voorlopige project wel aanwezig leken, te willen verwerpen. De bruggen tussen de partijen zijn nog niet definitief opgeblazen. Maar de naderende verkiezingen werpen hun schaduw reeds vooruit op de onderhandelingen. Indien de P.V.V. zich in haar geheel laat leiden door haar Brusselse fractie, dan is de kans gering dat er een compromis tot stand komt dat voor de twee grotere partijen aanvaardbaar is. De C.V.P. en de B.S.P. kunnen dan nog altijd proberen samen, met uitsluiting van de liberalen, een grondwettelijk project voor te leggen. Alles wat tot nog toe over de grondwetsherziening bekend is geworden, scheen trouwens helemaal afgestemd op een langdurige katholiek-socialistische samenwerking in de toekomst. Dit nauwe aanleunen bij een bepaalde partijpolitieke (katholiek-socialistische) configuratie was zelfs een van de omstreden elementen van de hele hervorming. | |
Stakingen in de haven en de petroleumnijverheidHet grondwettelijk debat voltrok zich in een sociaal-politiek geladen sfeer. Nadat een conflict in de sector van de openbare vervoermiddelen kon vermeden | |
[pagina 497]
| |
worden, brak een staking uit in de havenkapiteinsdiensten te Antwerpen en kort daarna in de petroleumnijverheid. In geen van beide gevallen werd voorlopig een echte oplossing gevonden. De staking in de petroleumnijverheid duurt nog voort, die in de Antwerpse haven werd beëindigd door een vorderingsbevel van de regering, maar daarmee is de spanning niet verdwenen. De staking van de havenkapiteinsdiensten vertoonde heel speciale aspecten, die slechts te verklaren zijn door het feit dat het havenpersoneel taken vervult die veel te dicht bij de dynamiek van het zakenleven staan om volgens stereotiepe administratieve voorschriften geregeld te kunnen worden. Op een zeker ogenblik culmineerde het sociale geschil in de theoretische vraag, of beambten fooien mogen aanvaarden. Enkele maanden geleden had men administratieve maatregelen genomen tegen personeelsleden die dit deden. De christelijke vakbond stond nu op het punt, een wettelijke institutionalisering van dit fooienstelsel te bereiken. De privé-sector, vertegenwoordigd door de Scheepvaartvereniging, was bereid deze ‘speciale vergoedingen’ voor zijn rekening te nemen; de stedelijke betalingsdiensten zouden ze aan het personeel voorschieten, daarna van de privé-sector terugkrijgen. Deze regeling werd echter verworpen, eerst door de socialistische vakbond, daarna - na enige aarzeling - ook door het stadsbestuur. Daarop ging op 1 januari de christelijke vakbond in staking. Het geschil heeft natuurlijk een diepere achtergrond. Enerzijds zijn er, zoals we boven reeds zeiden, in een wereldhaven als Antwerpen steeds wrijvingen mogelijk tussen het zuiver administratieve beheer en de veel soepeler aanpak van commerciële en technische problemen. Anderzijds mag men niet vergeten dat datgene wat men in sommige gevallen een fooi noemt, dikwijls een soort van produktiviteitsvergoeding schijnt te zijn zoals in vele andere arbeidssectoren gegeven wordt. Bovendien heeft men wellicht te weinig rekening gehouden met het feit dat de haven van Antwerpen nog steeds te klein is, niet genoeg werkelijk moderne ligplaatsen en op de huidige trafiek berekende kunstwerken bezit. Als de vraag naar geschikte ligplaatsen en snelle technische bewerkingen veel groter wordt dan het aanbod, dan ontstaan er onvermijdelijk praktijken die afwijken van het starre bestuursrecht en van het geijkte statuut van ambtenaren. Belangstelling verdient ook het probleem van de syndicale verdeeldheid en het gebrek aan eenheid bij het havenpersoneel. Verder werd opnieuw de vraag gesteld naar de voor- en nadelen van het eigendoms- en exploitatieregime van de Antwerpse haven. De stad is eigenares van de haven, exploiteert ze en neemt de meeste investeringen voor haar rekening. Het havenpersoneel is stads-personeel. Er zijn andere formules denkbaar. In de Angelsaksische landen b.v. is het vaak een ‘port authority’ die de haven pacht, beheert en uitrust. Er zijn Franse havens die behoren aan organismen als een Kamer van Koophandel. In de huidige omstandigheden is het echter utopisch, in Antwerpen essentiële elementen in het havenbeleid te willen veranderen. Dit is politiek onmogelijk. Het tegenwoordige statuut laat trouwens ruimte voor soepele toepassingen, waarvan sedert vele jaren belangwekkende voorbeelden te signaleren zijn en die uitmonden in een veel ruimere participatie van de privé-sector in het havenbeleid en de investeringen. Ondanks de teleurstellende gebeurtenissen van de voorbije weken zijn er in de haven ook positieve ontwikkelingen te noteren. | |
La Gauche en LinksOp een algemeen partijcongres (12-13 december) stelde de B.S.P. een ulti- | |
[pagina 498]
| |
matum aan de bewegingen in de partij die sedert geruime tijd de partijeenheid in het gedrang brachten: de socialistische groepen rond de weekbladen La Gauche en Links, alsmede een aanzienlijk deel van de socialistische vakbeweging in Wallonië. In Wallonië waren de spanningen nog scherper door het bestaan van de ‘Mouvement Populaire Wallon’ en door de nawerking van de vroegtijdig overleden, maar nog steeds invloedrijke syndicale leider en Waalse nationalist André Renard. Het congres stelde deze Vlaamse en Waalse groepen voor de keuze: ofwel hun huidige koers voortzetten, en dit betekende meteen de uitsluiting uit de partij, ofwel zich onderwerpen aan de partijtucht. Zoals te voorzien was, weigerden een aantal Waalse socialisten zich bij een dergelijke optie neer te leggen. De Waals-nationalistisch-federalistische vleugel van het socialisme werd door de partij wel is waar in de minderheid gesteld, maar ze bewaart haar greep op de syndicale beweging in Wallonië. Een besluit van een partijcongres verandert ten slotte weinig aan de machtsverhouding in de socialistische vakbeweging, b.v. in het Luikse. Daar hebben de dissidenten stevige steunpunten. Van een intern conflict betreffende het zogenaamde ‘tendensrecht’ groeide het geschil uit tot een open breuk. Nu is er in Wallonië een nieuwe socialistische partij opgericht. Het is nog niet duidelijk waar haar grenzen liggen en welke haar verhouding zal zijn tot de M.P.W. De reactie van het Vlaamse Links was veel minder krachtig. Links heeft nooit die greep op de syndicale wereld gehad die een kenmerk is van La Gauche en van verwante Waalse stromingen. De bewegingsvrijheid van de groep Links is daarom beperkt en haar contact met de massa zeer precair. Al deze gebeurtenissen samen zijn van groot belang voor de ontwikkeling van het socialisme in Wallonië en in Vlaanderen. Misschien zullen de komende verkiezingen de vele verwarde verhoudingen weer ophelderen. De leiding van de B.S.P. hoopt blijkbaar dat deze de dissidenten zo erg tegen zullen vallen, dat de rebellie vanzelf een einde neemt. De gegrondheid van deze prognose kunnen we onmogelijk beoordelen. | |
KongoDe Kongo-crisis duurt voort. Zij raakt niet alleen België's buitenlands beleid, maar is ook nauw verweven met de Belgische en Kongolese binnenlandse politiek. Men zou de situatie als volgt kunnen kenschetsen. Een deel van Kongo's binnenlandse politiek voltrekt zich buiten Kongo, o.m. ook te Brussel. De voorbereiding van een nieuwe Kongolese regering omvat doorgaans een hele reeks operaties in de Belgische hoofdstad. Hoe weigerig Spaak misschien ook staat tegenover elke vorm van inmenging in de Kongolese politiek, hij kan niet verhinderen dat de verschillende Kongolese fracties periodiek België bij hun politieke manoeuvres betrekken en in België steunpunten zoeken. Zo komt het dat b.v. een bezoek van Adoela aan Brussel (11-13 januari) een politieke daad is die haar weerslag kan hebben op het lot van de regering Tsjombe, zelfs al wil de Belgische regering niet betrokken worden bij de opeenvolgende episodes van de Kongolese burgeroorlog. Of men het wil of niet, België is nog steeds een medebepalende economische en politieke factor van eerste grootte in de Kongolese evolutie.
13-1-1965 H. de Bruyne |
|