Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 399]
| |
ForumVaticaans Concilie en Nieuwe TheologieOnder deze titel verscheen in 1964 een boek van Dr. G.C. Berkouwer, uitgegeven bij J.H. Kok N.V. te KampenGa naar voetnoot1). Dr. Berkouwer is hoogleraar in de theologie aan de gereformeerde universiteit van Nederland, de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij woont het tweede Vaticaans Concilie bij als waarnemer en vertegenwoordigt daarbij het gereformeerde, het ‘vaste’ Calvinisme van Nederland. De waarnemers uit de Reformatie en de Oosterse Kerken staan te Rome in voortdurend gesprek met het Secretariaat der Eenheid. Dit gesprek bestaat niet alleen in het uitwisselen van vriendelijkheden. Een der waarnemers zelf heeft laatst gezegd dat sommige van zijn collega's zich in hun kritiek pendanten van de kardinalen Ruffini en Ottaviani toonden (De Tijd-De Maasbode, 21 nov. 1964, p. 4). Misschien zou men van prof. Berkouwer zoiets ook verwachten krachtens zijn calvinistische belijdenis en krachtens voorafgaande geschriften van hem, waarvan één de welsprekende titel draagt van Conflict met Rome. Die verwachting echter komt in dit boek niet uit. Veel meer dan het conflict staat hier het contact met Rome centraal. Zonder iets van zijn reformatorisch standpunt prijs te geven is Berkouwer de ideale waarnemer geworden. Hij is in dit boek een van de weinige protestanten die over de Katholieke Kerk schrijven zonder dat er te gelegener tijd een aan de kennisname voorafgaand wantrouwen om de hoek komt kijken (waarvoor wij overigens zelf zoveel reden hebben gegeven). Integendeel men voelt hoe iemand die ergens anders staat, toch van binnen uit begrijpt wat er in onze Kerk gebeurt. Dat Berkouwer tot deze houding kon komen wordt veroorzaakt door het feit dat hij in de Katholieke Kerk iets zag bewegen. Dezelfde Geest die een verschuiving in beleven en denken heeft teweeg gebracht bij ons en even goed bij anderen, geeft ook dat wij bij elkander de hoopvolle tekenen verstaan. Aan de verschuiving nu die zich binnen de Katholieke Kerk voltrekt, is Berkouwers boek gewijd. Het geeft geen geregeld verslag van de concilie-gebeurtenissen, ook geen ‘inside information’ daaromtrent, het beziet veeleer het hele concilie vanuit de theologische verschuiving in de Catholica. Berkouwers boek heet Vaticaans Concilie en Nieuwe Theologie en interpreteert voortdurend de op het concilie aangeroerde onderwerpen vanuit de zich voltrekkende theologische vernieuwing. De titels der hoofdstukken laten dit zien: Het onverwachte concilie, Het veranderde klimaat (waarin Berkouwer op p. 53 een woord van H. Fries aanhaalt, dat op dit concilie de stap gedaan werd ‘von der Gegenreformation zur Mitreformation’), Onveranderlijkheid en veranderlijkheid van het dogma, Schrift en traditie, Exegese en Leergezag, Primaat en Episkopaat, Het mysterie der Kerk, Mariologie, Epiloog. Berkouwers boek werd na de tweede zittingsperiode afgesloten, maar heeft na het einde van de derde nog niets van zijn actualiteit verloren. Integendeel, de dissonant waarmee de derde periode geëindigd is, brengen de in dit boek beschreven verschuiving nog duidelijker aan het licht. Persoonlijk ben ik het meest geboeid door het hoofdstuk Onveranderlijkheid en veranderlijkheid van het dogma, waarschijnlijk mede omdat Berkouwer daarin verschillende van mijn pogingen om dogmatische uitspraken te interpreteren zeer helder heeft weergegeven (pp. 90-92). Berkouwer toont hier zijn kennis van de katholieke leeruitspraken. Zijn collega Herman Ridderbos zegt daarvan: ‘Hij leest Denzinger blijkbaar tot in bed toe’ (Gereformeerd Weekblad, 11 sept. 1964, p. 59). Maar vooral toont hij zijn openheid door nu eens niet gelijk zovele protestante auteurs (ook Ridderbos) aan te komen met wantrouwende opmerkingen als: is de nieuwe interpretatie van een dogma eigenlijk geen bedrog of zelfbedrog? Berkouwer zelf gelooft in de trouw | |
[pagina 400]
| |
van de katholieke theologen die niet slechts dogma's in een andere terminologie weergeven, maar ook onderscheid maken tussen wat de Kerk bedoelde uit te spreken en de op allerlei wijzen (door woordkeus, beeldgebruik, begrippenapparaat, wereldbeeld, beperkte vraagstelling enz.) tijdgebonden uitdrukking van haar boodschap. Daarbij ‘gaat het om een vertolking van leeruitspraken, die rekenen wil met de eigen kennis-horizon en met de mogelijkheid, dat men zich van bepaalde elementen binnen die horizon distancieert zonder daarbij het besef te hebben, dat men de kerkleer zelf in twijfel trekt’ (p. 92, cursivering van Berkouwer). De waarnemer die Berkouwer is, kan in de trouw der katholieke theologen geloven, omdat ook in de Reformatie, zelfs in het gereformeerde belijden, het besef doorbreekt dat dezelfde trouw gevraagd wordt, de trouw niet van het fundamentalisme maar van de eerlijke interpretatie, de trouw niet aan de geestloze letter, evenmin aan de letterloze Geest, maar aan het werkelijk verstaan van het oude dat de Geest ons steeds nieuw geeft. ‘Op het concilie zijn ook waarnemers van niet-katholieke kerken aanwezig. Men heeft er geen behoefte aan gevoeld de vele vragen, die thans in de Rooms-Katholieke Kerk aan de orde zijn gekomen, te minimaliseren of te verbergen. Aan de andere zijde is het volkomen duidelijk, dat er aan niet-katholieke zijde geen reden bestaat om uit de hoogte neer te zien op een concilie - en een theologie - dat met zoveel problemen worstelt en dit niet kan en ook niet wil verbergen. Want de vragen die thans in en om het concilie zichtbaar worden, zijn - althans voor een niet onbelangrijk deel - ons aller vragen’ (p. 104). Het gesprek dat nodig is binnen de katholieke Kerk is nodig binnen alle Kerken: het gesprek tussen vastheid en openheid, tussen bewarende en vertolkende trouw, tussen de zorg dat niets verloren gaat en de zorg dat alles heden verstaan wordt, het gesprek tenslotte tussen ‘conservatieven’ en ‘progressieven’. Misschien kan dit voor ons, katholieken, met name in Nederland, een gevolgtrekking hebben. Wij trachten zo vaak met reformatorische medechristenen uit te gaan van wat ons verenigt om van daaruit tot beter verstaan te komen van wat ons scheidt. Het wordt tijd dat dit nu ook eens ten volle gepraktizeerd gaat worden tussen de katholieken onderling. Dit zou ook voor het concilie zelf kunnen gelden, naar de mate althans dat waar is wat een journalist op 20 nov. 1964 voor de Nederlandse televisie zei, dat de conservatieven en de progressieven nooit werkelijk met elkaar gesproken hebben. En het geldt - ik bepaal mij tot Nederland - zeker voor de gewone man, gezien het wantrouwen dat progressieven en conservatieven in publikaties tegen elkaar aan het opstapelen zijn. Ook voor zulk een intra-katholieke dialoog is het boek van de gereformeerde waarnemer Berkouwer van grote waarde. P. Schoonenberg S.J. | |
Veranderend GezinsontwerpOpnieuw verrast ons de serie Pastorele Cahiers met een belangrijk geschriftGa naar voetnoot1). Belangrijk als bijdrage, zoals de ondertitel luidt. Een bijdrage tot het nog steeds niet afgeronde gesprek over geboorteregeling. Drie sociologen en een theoloog hebben zich ernstig bezonnen op de gegevens die een in 1960 gehouden enquête - door middel van langdurige interviews - onder 36 echtparen opleverde. Bewust koos men echtparen van geschoolde arbeiders, omdat over deze groep weinig bekend is. De sociologische verwerking van deze gegevens is bijzonder boeiend. Duidelijk rijst het beeld van een snel veranderende huwelijks- en gezinsbeleving uit de gegeven verklaringen op. Mij bekruipt echter wel het gevoel dat dit sociologisch oordeel een te smalle basis heeft. Het zou even belangrijk zijn voor het gesprek over huwelijk en geboorteregeling een soortgelijk onderzoek zowel op grotere schaal als ook onder andere lagen der bevolking in te stellen. Misschien zou ook - duidelij- | |
[pagina 401]
| |
ker nog dan nu het geval was een psychologisch onderzoek naar de reacties op de verschillende methoden van geboorteregeling - vooral van de kant van de vrouw - wenselijk zijn. Hierover is nog niet zóveel bekend. Intussen zal deze studie, waarin vooral de bijdragen van Drs. van Hessen en van Drs. Straver opvallen door grondigheid en gevoeligheid van interpretatie, voor een uiteindelijk oordeel over deze materie belangrijk blijven. De theologische bijdrage van Dr. Hulsbosch schaart zich in de rij van de beste moderne theologische beschouwingen rond huwelijk en gezin. Hij vertrekt vanuit de hem verstrekte gegevens en wil zo komen tot een afwegen van de menselijke keuzen in het licht van geloof en evangelische openbaring. Bijzonder wijs lijkt mij zijn stellingname t.o.v. de verschillende waarden in de menselijke liefdesverhouding, die alleen in een juiste harmonie richtinggevend kunnen zijn voor een zedelijk oordeel. Hij kent hier ook een plaats toe aan het biologisch gegeven, zij het - terecht - alleen inzoverre dit de totale integriteit van de eenwording mede vertolkt. Zijn theologische duiding van het ‘natuurlijk’ liefdesleven zou m.i. nog wel een aanvulling behoeven, vooral waar hij het begrip ‘bovennatuurlijk’ voor de ‘onzichtbare liefde’ in het christelijk huwelijkssacrament gebruikt. Is ook niet déze ‘bovennatuur’ in het christelijke leven zichtbaar? En over het scheppingsdoel van het huwelijk, door God primair gericht op de voortplanting, zou ook nog wel te praten zijn. Al te gemakkelijk gaat hij uit van het hem uit de enquête verstrekte gegeven dat het kind in het geheel geen bewuste rol zou spelen bij de huwelijksgemeenschap. Hier staan - dunkt mij - teveel andere ervaringen tegenover. Maar nog eens: dit cahier is als bijdrage en als uitgangspunt voor nog verder gaande gesprekken een belangrijk en inspirerend geschrift. G. Mulders S.J. | |
Tentoonstellingen in NederlandAmersfoort - Hoewel Sandberg het moderne museum vooral zag als een doorgangshuis voor wisselende exposities en veel minder als een (statischer) verzamel-centrum, heeft het Amsterdamse Stedelijk Museum zich onder zijn leiding in de loop der jaren toch een aantrekkelijke collectie werk van de Cobra-groep verworven. Het is een goede gedachte geweest deze werken (o.m. van Appel, Constant en Corneille), samen met uitingen van andere kunstenaars die van belang zijn voor de ontwikkeling van de moderne beeldende kunst, eens van de Amsterdamse wanden en uit de hoofdstedelijke kelders te halen en naar Amersfoort over te brengen. De verzameling is er tot 25 januari te gast in de Zonnehof, het fraaie, door Rietveld ontworpen tentoonstellingsgebouw, dat (al kleven er wat praktische bezwaren aan) algemeen geldt als het prototype van een goed, modern en relatief goedkoop cultureel centrum. Voor een trouw bezoeker van het Stedelijk Museum is het wel een wat vreemde gewaarwording ‘zijn’ schilderijen nu in Amersfoort te zien hangen, maar ze doen het er goed.
Amsterdam - Het zag er in 1919 niet naar uit dat tegenwoordig geen enkel museumdirecteur of verzamelaar van moderne kunst die zichzelf respecteert, het nog zonder een Dubuffet kan stellen. De toen 18-jarige Jean, zoon van een wijnhandelaar, gaf z'n lessen in schilderkunst aan de Académie Julian in Parijs nl. op en wijdde zich aan literatuur, talen en wijsbegeerte. Daarna kwamen achtereenvolgens de wijn van z'n vader, tóch een nieuwe poging tot schilderen (duur drie jaar), wederom het beroep van wijnhandelaar en tenslotte financiële onafhankelijkheid. In 1942 zette hij zich (bij wijze van hobby nu) pas goed aan het werk en vond sindsdien - eerst heel langzaam - waardering. Zijn fraaie schilderij met de oude man, dat al een aantal jaren behoort tot het bezit van het Stedelijk Museum, heeft tot 11 januari gezelschap gekregen van ruim 200 tekeningen en gouaches. De kinderlijke blijheid, de vertederende verwondering, de speelsheid en de fantasie, die uit deze werken naar ons toekomen, hebben de expositie van Jean Dubuffet in het Amsterdamse museum voor mij tot een belevenis gemaakt. | |
[pagina 402]
| |
- Het is verheugend dat, nu (als boven gemeld) de hoofdstedelijke Cobra's tijdelijk naar Amersfoort zijn verhuisd er (even lang) in Amsterdam een expositie wordt gehouden van Asget Jorn - befaamd Deens Cobra-lid - waarvan naar mijn smaak in ons land nog veel te sporadisch werk wordt getoond.
Rotterdam - In Rotterdam is de verzameling Hulton te zien. Dat betekent: veel klinkende namen als Monet, Degas, Cézanne, maar ook De Staël, Giacometti, Ben Nicholson en Mark Tobey. Dat houdt in: vaak prachtig werk van schilders als Picasso, Léger, Rouault, Chagall en Matisse, maar ook van beeldhouwers als Arp, Henri Moore, Marini en Paolozzi. Het Londense echtpaar Hulton is na de tweede wereldoorlog begonnen met het aanleggen van deze collectie, die nu gere-kend mag worden tot de meest vooraanstaande particuliere verzamelingen in Engeland. Belangrijk is ook de groep van ca. vijftig werken van Paul Klee, waaraan Prof. Dr. Max Huggler van de Paul Klee-Stiftung in Bern een beschouwing wijdt in de catalogus. De Klee's dateren uit de periode 1905-1938 en demonstreren duidelijk de trefzekere smaak van Sir Edward en Lady Hulton. Tot 18 januari te zien.
Utrecht - Ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het Nederlands Bijbelgenootschap is er een omvangrijke expositie georganiseerd, die in het Amsterdamse Tropenmuseum van start ging en nu tot 1 februari te zien is in het Centraal Museum te Utrecht. Daarna gaan de 377 kunst- en gebruiksvoorwerpen nog naar het Rijksmuseum Twenthe te Enschede. De wereld van de Bijbel lijkt me één van die onafwendbare exposities, die nu eenmaal georganiseerd ‘behóren’ te worden ter gelegenheid van iets, maar het leuke van deze tentoonstelling vind ik toch, dat men niet zo maar 1, 2, 3 de meest voor de hand liggende oplossing heeft gekozen. U zult er nl. tevergeefs zoeken naar opeenvolgende drukken van de Bijbel uit 1700, 1725, 1750 enz. Wel kunt u er spelenderwijs in aanraking komen met de gewoonten, gebruiken en levensomstandigheden van de mensen en de bevolkingsgroepen die in de Bijbel worden beschreven. Er worden in Utrecht veel gebruiksvoorwerpen getoond, van putflesjes uit de Midden-Bronstijd tot Romeinse sleutels, van glazen vazen tot terracotta olielampjes. Makettes en foto's completeren het beeld. De catalogus is instructief en bevat veel illustraties. Paul Mertz Verder koos ik nog: Amsterdam - Rijksmuseum: Bijbelse inspiratie (tekeningen van Rembrandt en Lucas van Leyden) tot 7 februari; Dürer en zijn tijd (tekeningen uit het Prentenkabinet te Berlijn - nog maar vluchtig bekeken, maar warm aanbevolen) tot en met 7 februari.
Arnhem - Gemeentemuseum: Vijf Gelderse fotografen (tot 11 februari); De best verzorgde 50 boeken van 1963 (tot 14 januari).
Brunssum - De Galerij (Lindeplein 9): Pieter Defesche (tot 8 januari).
Eindhoven - Stedelijk Van Abbe museum: Wereldtentoonstelling van de fotografie (tot 11 januari).
's-Gravenhage - Gemeentemuseum: Keramiek van Etie van Rees (tot 11 januari, zeer bijzonder); Pottenbakkers in Nederland (tot 7 februari); World Press Foto '64 (tot 1 februari).
Groningen Groninger Museum: Le Corbusier (tot 18 januari).
Haarlem - Frans Halsmuseum, Prentenkabinet: Kerstexpositie ‘Vita Jesu’ (tot 1 februari). |
|