Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |
Toneelkroniek
| |
[pagina 279]
| |
reeds het naderen van de Franse revolutie, die het stuk door zijn hekeling en spot met allerlei sociale en politieke toestanden aankondigt. Ensemble had dit werk, een glansrijk en feestelijk stuk, dat werkelijk theater-plezier geven kan, maar vraagt om enkele briljante spelers, gekozen tot opening van de nieuwe Eindhovense schouwburg. Misschien dat deze feestelijke gelegenheid juist als een ongunstige omstandigheid mag worden beschouwd. De matte vertoning miste de vereiste lichtheid en tempo, zodat zij geen onverdeeld succes werd. Daarna is het stuk op vele plaatsen gespeeld, wat er misschien op kan wijzen dat latere opvoeringen beter geworden zijn. De geschiedenis tot dusver van deze schouwburg heeft ook iets van een klein drama op zich zelf.
Het in ons land vrijwel onbekende Kinderen van de zon was Gorki's tweede protest tegen de gebeurtenissen van de ‘Rode Zondag’ in Petersburg op 22 januari 1905 en kondigt als zodanig ook een revolutie aan. De schrijver is echter blijkbaar geen verbitterd man en de sociale kritiek blijft dan ook op de achtergrond. Slechts een ogenblik komen wegens het uitbreken van een cholera-epidemie de kinderen van de duisternis, de arbeiders, boeren en zwervers, in opstand tegen de kinderen van de zon, de Russische intelligentsia. Deze leeft in een eigen wereld. Begrijpend en vergevingsgezind geeft Gorki een aantal typen uit dit milieu en hun persoonlijke relaties. De schrijver hoopt blijkbaar op betere tijden. De opvoering toonde Peter Scharoff op zijn best en dat is bijzonder goed. Hij gaf heel de gevoelswaarde van het stuk en deze blijkt groot. Met een sterk team actrices en acteurs kwam een prachtige en zeer aan te bevelen voorstelling tot stand.
Gorki schreef zijn stuk in de gevangenis. Daarin heeft de in dit voorjaar op 41-jarige leeftijd overleden Ierse nationalist Brendon Behan acht jaar doorgebracht. Hij weet dus waar hij over schrijft in De man van morgen, dat in een gevangenis speelt. Deze man treedt niet zelf op, maar zal morgen worden opgehangen. In een schets en reportage wordt de sfeer getekend die op de avond voor deze terechtstelling in de gevangenis heerst. Het stuk, waarin enkel mannen optreden, bevat enige dankbare scènes, wat wrange humor, een aantal komische kanten, maar gaat niet diep en mist eigenlijk dramatische elementen. De bewakers zijn geen kwade kerels, maar dienstkloppers; voor de gevangenen is de komende gebeurtenis ook een soort verzetje. Dit stuk van een waarschijnlijk te hoog aangeslagen schrijver heeft iets van volkstoneel. De voorstelling was verdienstelijk zonder echter veel indruk te maken.
Ook Genet kent de gevangenis. Hij voelt zich uitverkoren tot de misdaad en heeft deze uitverkiezing aanvaard. Daarom is hij door Sartre als ‘comédien et martyr’ heilig verklaard. In zijn Haute surveillance, om het rijm op Spel hier minder betekenisvol Cel genoemd, wordt de wereld op zijn kop gezet en het leven geperverteerd. De meeste verering verwerft hier de grootste misdadiger. Dit is Sneeuwbal, die in het stuk niet optreedt, een neger, die tot het kwaad zelf is geworden. Groenoog is een lustmoordenaar. Hij heeft deze misdaad niet gewild, maar aanvaard als een genade. De jeugdige delinquent Maurice ziet hierom hoog tegen hem op. Jules, die over twee dagen zal worden vrijgelaten, tracht bij hem het gezag van deze analfabeet te ondermijnen. Groenoog wreekt zich door hem tot de moord op Maurice te biologeren. Deze moord is echter opzettelijk en daarom minder belangrijk. Heel het stuk, dat soms poëtisch en lyrisch van taal is, ‘verloopt’, zegt de schrijver, ‘als in een droom’. Moet dit een | |
[pagina 280]
| |
troost zijn of wil de schrijver, dat wij in deze gevangenis een beeld zien van de maatschappij. Het werk werd zeer intens gespeeld.
Hierop heeft Studio Spel van Samuel Beckett laten volgen. Rekent men Genet tot wat met misschien een contradictio in terminis het absurde toneel wordt genoemd, Beckett mag als de grootste en meest bekende vertegenwoordiger daarvan worden beschouwd. Vooral geen verhaal of intrige, geen ontwikkeling, karakters, motieven, spanning, taal met betekenis of samenhang. De Ier Becket schrijft graag in het Frans, ‘paree qu'en français c'est plus facile d'écrire sans style’. Doel, grondslagen, zekerheden zijn verdwenen. Alleen illusies blijven over en.... angst. Uitzicht of uitkomst is er niet. En ook de vorm moet absurd zijn om deze zinloosheid uit te drukken. In Spel lijkt Beckett het uiterste wat hier mogelijk is, te hebben bereikt. ‘Op het toneel staan drie elkaar rakende urnen. Uit de nauwe halsopening van elk daarvan steekt een hoofd. De gezichten zijn leeftijds- en uitdrukkingsloos. Ze spreken slechts, wanneer de schijnwerper hen daartoe dwingt. De gezichten zijn gedurende het hele spel onbewogen, de stemmen monotoon, behalve waar enige uitdrukking staat aangegeven. Voortdurend snel tempo’. Aldus de toneelaanwijzing van de schrijver. Twee vrouwenhoofden en een mannenhoofd, waarvan de rest in de urnen is bijgezet, ratelen in toonloze zinnen hun verhaal af over een banale driehoeksverhouding, zodra het licht op hen begint te schijnen. Men drukt op de knop en zij beginnen machinaal te spreken. Alle beweging is uitgesloten. Wij staan op de rand van dood en ontbinding. En het hele ‘gesprek’ dat nog geen kwartier duurt, wordt tweemaal gegeven. Het wekt de lachlust en afkeer tegelijk en bewondering, grote bewondering voor de drie spelers en de bedienaar van de schijnwerper. Verder lijkt het niet nodig hier diepzinnig over te doen of er veel betekenis aan te hechten. Troost is, dat dit stuk, dat met toneel weinig of niets heeft te maken, Spel heet. Eindspel is iets ouder en laat wat meer beweging toe. Vier lichamelijk verminkte wezens treden op: de oude Hamm, die niet kan zien en staan; zijn knecht Clow, die niet kan zitten; de ouders van Hamm, die bij een verkeersongeluk hun benen verloren hebben en in vuilnisbakken leven. Een beeld van ondergang en bederf wordt hier zonder hoop of medelijden getekend. Het werd goed gespeeld, maar men geraakt er spoedig op uitgekeken, zoals de schrijvers van dit soort werken spoedig zijn uitgepraat. Vooraf speelde zeer geslaagd John Lanting een verhaal van Kafka Verslag voor een akademie, bij deze gelegenheid De aap genoemd. Hierin vertelt een aap van zijn vermenselijkingsproces. Wel vraagt men zich af of een voormalige aap als aap moet worden gegrimeerd en aangekleed.
Pinter verstaat de kunst om taal en toon van het gewone, alledaagse gesprek met zijn misverstanden, herhalingen, onbenulligheden, gebrek aan samenhang en logica zo precies te reproduceren, dat het bijna griezelig aandoet. Tevens is dit dikwijls bijzonder grappig. Ook een sfeer van geheimzinnigheid en onzekerheid weet hij voortreffelijk op te roepen. Hij geeft zijn personen geen achtergrond en geen motieven van hun handelen en optreden. In De dienstlift zitten de praatgrage Gus en de zwijgzame Ben te wachten op hun opdracht. Zij lezen de krant, willen thee zetten, maar er zijn geen lucifers of penning voor de gasmeter, ze praten over sportnieuws en zelfs over sommige uitdrukkingen in de taal. In deze gesprekken is Pinter op zijn best. Door de lift komen bestellin- | |
[pagina 281]
| |
gen waaraan zij zo goed mogelijk trachten te voldoen. Er is ook een spreekbuis als verbinding met de buitenwereld. Langzaam blijkt ondertussen dat wij met twee beroepsmoordenaars te doen hebben, die blindelings hun opdracht zullen uitvoeren. Als Gus zich even verwijderd heeft, ontvangt Ben de definitieve en zeer verrassende opdracht. De beide spelers wisten de spanning, die een essentieel element in dit stuk is, niet genoeg tot uitdrukking te brengen. Daardoor werd het grappige overheersend. Ook hadden zij nogal last van hun poging om plat te praten. De minnaar is misschien een zwakker stuk, maar werd beter gespeeld en had daardoor meer succes. Het lijkt mij onnodig er meer dam een geslaagd gedramatiseerde anecdote in te zien. Een echtpaar heeft zich in een soort Irma la Douce-situatie gemanoeuvreerd. Na tien jaar heeft hij er genoeg van 's middags als minnaar en 's avonds als begrijpende echtgenoot te fungeren terwijl zij respectievelijk voor maïtresse en vergevende echtgenote speelt. Hij probeert haar het belachelijke van dit spelletje te doen inzien door minnaar en echtgenoot door elkaar te halen. Hun ruzie gaat echter weer over in het spelletje, dat vooral voor haar onontbeerlijk is om hun huwelijk in stand te houden.
De titel Een afgehouwen hoofd slaat op de symboliek, die schijnt te moeten dienen om aan het met behulp van Priestley uit de gelijknamige roman van Iris Murdoch getrokken stuk iets diepzinnigs te verlenen. Als zodanig is dit mislukt en vervelend. Overigens komen in deze rij korte scènes normale echtelijke verhoudingen nauwelijks voor. Des te meer worden echtbreuk, overspel, incestueuze verhoudingen en homosexualiteit als normaal beschouwd. Het gaat er met de vreemde psychologische situaties en onverwachte gebeurtenissen heel netjes toe, want wij bevinden ons in een typisch-Engels milieu, waar ook voor het bed-in, bed-uit en het telkens van partner verwisselen de juiste vormen worden gevonden. Het drakerig geheel hangt van toevalligheden aan elkaar, geeft een aantal karikaturen, die misschien niet als zodanig bedoeld zijn en kan wellicht op een of andere manier nog wel als een parodie worden opgevat. Het stuk is soms amusant en over de gehele lijn immoreel. Onder een zeer goede bezetting viel Ellen Vogel op in een prachtig gespeelde rol.
Zeggen, dat Duizend clowns door de pers niet onverdeeld gunstig ontvangen is, drukt deze ontvangst nogal eufemistisch uit. Ensemble vraagt nu in ieder geval het publiek, of het ‘het blijspel en de voorstelling kostelijk, goed, matig of slecht amusement’ vindt en behoeft over de antwoorden niet ontevreden te zijn. Voor de pauze heeft het publiek zeker gelijk. Het derde tafereel is echter ongelukkig, in het vierde en laatste wekt een luidruchtig en oppervlakkig pindamannetje de lachtlust weer op. Sympathiek en ontwapenend was Johnny Kraaykamp als de werkschuwe televisieschrijver, die tenslotte toch weer aan het werk moet, omdat anders zijn neefje bij hem wordt weggehaald. Dit vroegrijpe jongetje speelt zijn rol wel erg gestudeerd. Protest tegen een of ander behoeft men in het stuk nauwelijks in te zien. Het is onderhoudend en nogal dwaas en wil niets anders dan wat licht amusement brengen. |
|