als de Kerk in dit conflict duidelijk de stelling van de werkgever hebben gekozen en hierop baseert hij Het antwoord en Het pantser.
De soliede maatschappij wordt echter niet alleen om haar houding tegenover de arbeider aangepakt; Heijermans' agressiviteit bestrijkt een breder front. Hij acht de burgerlijke moraal verantwoordelijk voor de ontaarding van de huwelijksopvattingen en hij demonstreert dat in Het zevende Gebod, in Schakels, in Vreemde Jacht. De conventionele moraal verwaarloost de niet meer arbeidsnuttige bejaarden en dat motief behandelt Heijermans in De geduldige Dood, in Op Hoop van Zegen, maar vooral in Bloeimaand, waarin hij de georganiseerde liefdeloze caritas te lijf gaat. Hij komt principieel op voor hen die het niet eens zijn met de normen der maatschappij, in Feest, in Nr 80, in Op Hoop van Zegen. Tevens levert de kastegeest van het militarisme hem stof voor Op Hoop van Zegen, Het pantser, Een heerenhuis te koop en het ontroerende Brief in schemer.
Toch zitten er in Heijermans' rationalistische levensopvatting barsten. Vrij vaak ligt het begrip God in de mond van zijn figuren, vooral dan op die momenten van ernst en bezinning waar blijkbaar diepere levenslijnen worden bedoeld. Daarom vooral is het moeilijk in dit woord God alleen maar een oppervlakkig citaat te zien. Wel heeft deze vage Godsidee, die staat voor goedheid en begrip, weinig overeenkomst met enig omlijnd Godsbegrip in christelijke zin. Heijermans' geloof is de Liefde als het principe van heelal, wereld en samenleving. Zijn God heeft alle mensen bestemd voor een leven vol aardse vreugde en heerlijkheid. Een aantal menselijke krachten zweert echter samen om dit goddelijke plan te dwarsbomen. Deze krachten liggen echter niet in de mens zelf en daarmee wijst Heijermans elke mogelijkheid op antieke of christelijke tragiek af. Deze krachten liggen buiten de mens en ze treden op zonder enige fataliteit als kern; het zijn de bourgeoisie en het kapitalisme. Ze te bestrijden met hart en lichaam is dan ook de plicht die de wet der Liefde de mens oplegt.
De dualiteit van deze zelfgestelde opdracht, het medelijden en het bestrijden, is in 't hele oeuvre van Heijermans evident. Zijn talent is er een van polemische aard; zijn karakter echter tendeert naar het meeleven, naar de goedheid; herhaaldelijk ontspoort hij dan ook in overgevoeligheid en bereikt hij meer tranen dan zuivere emotie. Daarin schuilt tevens zijn eenzijdige tendens: hij munt meer uit in het voorstellen van negatieve facetten dan van positieve, een kenmerk dat hij moet delen met vele socialistische auteurs, een gevaar dat hen als dramatische auteurs steeds bedreigt.
Dit socialisme, meer op temperament dan op overtuiging gebaseerd, is niet het definitieve etiket voor Heijermans. Na enkele ijverige jaren van barricadegevechten, rispen hem burgerlijke voorkeurtjes op. Nominaal blijft hij een socialist en zijn begrafenis kan dan ook een manifestatie worden. In feite staan de laatste jaren van zijn leven in het teken van een individuele levensethiek, reeds ingezet met Matthijs de Sterke uit De Opgaande Zon, gedocumenteerd door zijn sterk verzet tegen de voorgenomen toneelcarrière van zijn dochter Hermine. En niet toevallig dus zijn die stukken die zich in een burgerlijke omgeving afspelen, zoals Schakels, dramaturgisch het best geslaagd, misschien zelfs het meest geldig gebleven. Dit belet niet dat ook in deze niet helemaal partijgetrouwe thema's het socialiserende levenskader het klimaat bepaalt; in Het Kind, in Schakels, in De Opgaande Zon, in Eva Bonheur komen de karak-