Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 178]
| |
Toneelkroniek
| |
[pagina 179]
| |
geval een naturalistische voorstelling rond een ziektegeval vermijden. Het gevolg was een statisch toneelbeeld, een soort stilering van de personen en misschien ook daardoor zulk een fluistertoon, dat bij de première in Tilburg tot duidelijk ongenoegen van het publiek veel van de tekst verloren ging. Zeer subtiel speelde Caro van Eijck de moederrol. Goed tegenspel gaf haar Ina van Faassen als Lucia Maubel. Als geheel echter een weinig bevredigende opvoering.
Waarschijnlijk denkend aan de successen, behaald met Aymé's Maanvogels en Maxibulen, had de Haagse Comedie het meest bekende stuk van deze schrijver, Clérambard, tot aanloop op het nieuwe seizoen gekozen. Aymé's stukken moeten het hebben van één inval. Hier is dit idee serieus, de behandeling ervan echter kluchtig. Deze twee aspecten hinderen elkaar en geven het werk een halfslachtig karakter. Clérambard is een verarmde graaf en een zonderling met een tyranniek en sadistisch karakter. Door een vermeende ontmoeting met St. Franciscus en een schijnwonder bekeert hij tot een dierenvriend en vurig prediker van de armoede zonder tot een gemakkelijk mens te worden en levert aldus de karikatuur van een heilige. Na een aantal dolle situaties en gebeurtenissen krijgen wij tot slot een algemene bekering tot de opvattingen van de graaf door een nieuwe verschijning van de heilige van Assisi, alleen door de pastoor van hel dorp niet gezien. De humor is niet altijd van de fijnste soort, de kluchteffecten zijn soms sterk opgelegd en de satire wordt goedkoop, zodat zij in spot overgaat. Ook de opvoering van dit boulevardstuk stond niet helemaal op het niveau dat wij van dit gezelschap gewoon zijn. Onder de goede rollen moet vooral Myra Ward worden genoemd als Krabbeltje, de prostituee van het dorp, die Clérambard met zijn zoon wil laten trouwen in plaats van het meisje dat de arme familie financieel kan redden. Frans van der Lingen bracht echter in de titelrol niet de vervoering op die het stuk moet dragen. Het succes bij het publiek scheen niet gering.
Volledige revanche nam het gezelschap met Celestina, een van de meest merkwaardige fenomenen uit de toneelliteratuur, een laat-15 de eeuws leesdrama of roman in dialogen in tenslotte 21 bedrijven van Fernando de Royas, oorspronkelijk de Tragicomedia de Calisto y Melibea genoemd. Spanje is één geworden, de tijd van expansie begint, als op vele andere gebieden gaat het ook op dat van het tonel zijn eigen weg. Evenals in vele romans, balladen en lyriek treedt ook hier een liefdespaar op. Als gewoonlijk is het van hoge afkomst, de minne is hoofs, de hartstocht echter verzengend en de afloop dodelijk. Maar de auteur houdt ook zijn tijdgenoten een spiegel voor van zedenbederf in felgekleurde taferelen en rauwe, wrange dialogen of monologen, die bewijzen dat de dingen bij hun naam noemen geen ontdekking is van onze tijd. Middelpunt van de bedenkelijke figuren, waarvan de hartstochten worden aangewakkerd, is Celestina, de koppelaarster. Het tragisch slot trekt de moraal. Celestina is vermoord door haar handlangers, deze sterven op het schavot, Calisto valt van een muur en breekt zijn nek, Melibea pleegt uit wanhoop over zijn dood zelfmoord. Haar vader vervloekt in zijn aanklacht tegen de slechtheid van de wereld de verderfelijkheid van de liefde en de hartstocht, die zich zelf ten gronde richt en vernietigt, het bestaan en het leven, dat alles belooft maar geen van deze beloften inlost. De tekst werd bewerkt door Dolf Verspoor, voor het toneel door Joris Diels, onder wiens regie ook een zeer doorwerkte voorstelling tot stand | |
[pagina 180]
| |
kwam met een sterke rolbezetting, aangevoerd door het prachtige en volledig beheerste spel van Ida Wasserman in de titelrol. Toch blijft het ingekorte stuk nog rijkelijk lang.
Het vorig seizoen begon Centrum succesvol met een thriller, gevolgd door een reprise van een stuk van Sartre. Het heeft nu hetzelfde procédé toegepast. De thriller diende zich aan als van Spaanse oorsprong, maar bleek later door Mies Bouhuys geschreven te zijn, die op het programma als de vertaalster genoemd werd. Het verbinden van een detectivestuk met een protest tegen het huidige regime in Spanje bleek geen gelukkig idee te zijn geweest. De twee elementen hinderden elkaar, zodat een verward stuk ontstaan is, waarin wel ongeveer iedereen als mogelijke moordenaar of als eigenlijk bedoeld slachtoffer fungeert. Onder een voortdurend heen en weer lopen van warande huis in en uit en naar het strand en terug werd driemaal een verrassend en spannend slot van een bedrijf gevonden, maar het vierde bedrijf wist geen oplossing te brengen. De voorstelling was sfeervol, het spel kundig, maar de kansen daarmee het stuk te redden te gering. Twintig jaar geleden was Sartre's De eerbiedige lichtekooi een fel omstreden stuk en een schokkende toneelervaring. Door de snelle ontwikkeling van het toneelrepertoire wordt het nu algemeen aanvaard en beoordeeld als een knap maar glad burgerlijk drama. Het is een sterk stuk, dat boeit en een effectvol commentaar op de rassenhaat, al blijft het ook wat schematisch. Het staat nog midden in de actualiteit, al is er een en ander veranderd. De mentaliteit van de blanken, waaruit de negerhaat ontstaat, is door en door bedorven. De lichtekooi, geprest om te getuigen tegen de neger, van wie zij weet dat hij onschuldig is, weerstaat aan de verleiding van omkopen maar bezwijkt voor de mooie praatjes van de senator. Zij is als een levend mens getekend en niet als een slachtoffer van Sartre's filosofie. De overige figuren zijn cliché's in dit stuk, dat vooral op de situatie de nadruk legt. Onder de strakke regie van Guus Hermus is een sterke voorstelling tot stand gekomen, overtuigend gebracht, met grote vaart gespeeld, ofschoon rustiger dan vroeger, en met de nadruk op de menselijke aspecten. Temidden van een goede bezetting was bijzonder verrassend het optreden van Els van Rooden in de titelrol. Hier werd een heel bijzonder talent ontdekt. Vooraf werd een aantrekkelijke eenacter van Synge gespeeld, poëtisch toneel in een geheel andere sfeer dan Sartre. In de taal van eenvoudige boeren en zwervers, Ierse praters en fantasten ontstaat een beklemmend stuk vol grimmige humor. Het werd goed getypeerd gespeeld.
Theater, niet ons sterkste gezelschap, blijkt te kunnen tripleren. Sprookjes uit New York van Donleavy wil in vier van elkaar vrijwel losstaande taferelen enige vreemde, soms tevens nare aspecten geven van het Amerikaanse leven, gezien door de ogen van een Amerikaan die na een lang verblijf in Europa naar zijn land is teruggekeerd. Deze eigenaardigheden vallen hem nu op, maar hij ziet zijn landgenoten als mensen die helemaal zo kwaad niet zijn als het soms lijkt. Vandaar dat de satire mild is, maar ook over het algemeen weinig geslaagd en nogal opzettelijk aandoet. De vrouw van Cornelius Christiaan is onderweg gestorven en dus brengt het eerste tafereel een Amerikaanse begrafenisonderneming. Het tweede en beste toont de verafgoding van het succes in het grote | |
[pagina 181]
| |
zakenleven. Met grove tekst, verschaalde grapjes en opgelegd ordinaire effecten geeft het derde het optreden van een boksclub. Het vierde tenslotte behandelt nogal op blauwe manier de macht van het status-symbool. Het geheel vond ik weinig interessant. De voorstelling was goed verzorgd, maar waarschijnlijk kluchtiger dan de bedoeling van de schrijver was. Hans Croiset stond voor een hoofdrol die nog niet eens een rol is. Bernard Droog en Hans Tiemeijer speelden vijf en zes verschillende rollen en deden dit natuurlijk goed.
Regisseur Ferd. Sterneberg is enthousiast over het ontdekken van Kretsjinki's huwelijk, stuk van een in ons land onbekende Rus. Het is niet gemakkelijk, dit enthousiasme te delen. De intrige is erg mager en eerst laat - te laat - wordt de zaak interessant. Kretsjinki is een aan lager wal geraakt edelman. Hij moet dus aan geld komen. Een rijk huwelijk schijnt de aangewezen weg. Als dit schijnt te zullen gelukken, komen de moeilijkheden, waarin een juweel en een kopie daarvan een grote rol spelen. De oplichter weet te ontkomen, de familie van de bruid wordt gearresteerd. Enige dialogen zijn levendig geschreven, sommige rollen hebben nauwelijks tekst, er zijn een paar aardige typeringen, het geheel blijft echter oppervlakkig en burgerlijk. De door Leontien van Beurden prachtig aangeklede voorstelling verliep vlot, zoals ook Piet Kamerman de hoofdrol vlot speelde. Verder hadden Wim Kouwenhoven en in een kleinere rol Jan Gorissen veel succes bij het publiek, dat dit stuk zonder pretentie welwillend ontving.
Met enige ophef was Stop the World aangekondigd als een muzikale satire, een nieuw soort musical. De satire blijft steken in de poging, het muzikale dikwijls ook. Verhaal en tekst zijn mager en duidelijker op het programma dan in het spel. Veel heeft de muziek niet te vertellen, al zijn er enige aardige liedjes, die dan echter ook ruim lang zijn. Verschillende effecten worden voortdurend herhaald en daardoor vervelend. Het koor sprong en danste goed geoefend, maar wat het betekende bleef onduidelijk. Bleef dus vooral over de pretentie van dit stuk, dat spelen wil ‘in het circus van de wereld’ en leven en carrière geeft van Littlechap, kantinebediende, rijk fabrieksdirecteur, lid van het parlement en edelman. Verder besteedt hij zijn tijd aan een aantal minaressen van verschillende nationaliteit. Waarom deze egoïstische opportunist telkens de wereld af wil, is mij niet duidelijk geworden. Aan de opvoering was veel zorg besteed, wat niet verhinderde dat vele costuums afgrijselijk lelijk waren. Hans Pauwels is nog niet speler, zanger, clown en accrobaat genoeg om een hoofdrol te spelen. Ditzelfde geldt in mindere mate voor Margriet de Groot. Het meest te waarderen was het werk van Cor Lemaire en zijn combo. Het première-publiek was uitgelaten en enthousiast.
Gewoonlijk leren wij Schehadé uit zijn stukken kennen als een quasi-filosoof, die holle diepzinnigheden verkondigt en meer fantast dan dichter blijkt. In Viooltjes is hij onherkenbaar geworden. Er is blijkbaar met zijn tekst zeer vrij omgesprongen en dit heeft het stuk alleen maar goed gedaan. Als er iets symbolisch bedoeld is, behoeft niemand zich daar iets van aan te trekken. Het werk heeft nu iets van een musical, geeft wat cabaret en behoeft niet ernstig te worden genomen. Het is een parodie op het moderne toeel en solt met de atoombom. De opvoering stond op hoog peil, de muziek was vlot en de spelers waren goed. | |
[pagina 182]
| |
Peter Oosthoek als regisseur en Wim Vesseur als ontwerper van decor en costuums gaven blijk van grote fantasie. Zo werd dit bezoek van een duistere atoomgeleerde, die ontdekt heeft dat viooltjes heel wat gevaarlijker zijn dan uranium, aan een merkwaardig pension waar hij alles in de war stuurt, tot een avond allergenoegelijkst toneel.
Niet iets bijzonders, maar erg aardig is Op blote voeten in het park. Het gaat over de belevenissen van een pas getrouwd paar, dat een kamer heeft gehuurd op een bovenste verdieping zonder lift, maar met lekken, en loopt uit op de eerste echtelijke ruzie en verzoening. De spanning is niet groot, maar de verwikkelingen zijn amusant en de echte blijspeltoon werd getroffen door alle medewerkers, waarvan Annet Nieuwenhuyzen en Eric Schneider als het echtpaar mogen worden genoemd. Op de tien stukken een grote voorstelling, een geslaagde reprise en twee werkelijk aardige blijspelen lijkt geen slecht resultaat. Van de overige stukken vonden enkele veel bijval bij de toeschouwers. Of dit ook een winst is? Misschien is de crisis van het toneel er niet alleen een van het stuk, maar ook van het publiek. |
|