Streven. Jaargang 18
(1964-1965)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Nogmaals de vernieuwing van de schoolkatechese in Nederland
| |
Is er geen sprake van overhaaste invoering?Het is duidelijk dat Nederland te plotseling geconfronteerd is met verschillende concrete voorstellen, die begeleidingsverschijnselen zijn van de vernieuwing. Laat ik er enige opnoemen. Het Hoger Katechetisch Instituut heeft voorgesteld de tijden voor het geloofsonderricht drastisch te beperken. Dit hadden de scholen zeer tijdig moeten horen, op z'n laatst in mei. Half juli moeten de lesroosters bij de diverse inspecteurs zijn ingediend. En pas 10 juli meldde School en Godsdienst - vakblad voor katechese lager onderwijs - deze inkrimping van het aantal uren. Waarom zo laat? Omdat wij pas zo laat het plan hadden opgevat tot deze drastische beperking? Weineen! Als dat zo was geweest, zouden wij inderdaad overhaast gehandeld hebben. Maar de oorzaak van deze late mededeling ligt enkel en alleen in de late publikatie van de beslissing van de bisschoppen. Deze verscheen op 23 juni 1964. Daarna is er door alle betrokkenen zo snel mogelijk gehandeld. Ik schrijf dit niet om wie ook een verwijt te maken, maar omdat we met een eerlijke voorstelling van zaken het verste komen. Een ander voorbeeld: de zeer geleidelijke opgang van het kleine kind naar het sacrament van de Biecht, waar het een jaar na zijn Eerste H. Communie mee begint en die het voortzet tot op de vijfde klas L.S. Bij de redactie van School en Godsdienst lag het nummer over de Kinderbiecht, dat hierover volledige informatie geeft, al maanden klaar. Omdat het programma voor de lagere school pas in het septembernummer gepubliceerd kon worden, moest het nummer over de Kinderbiecht wachten tot oktober! Het is inmiddels verschenenGa naar voetnoot2). Nu pas krijgen de priesters en onderwijzers en allen die hierin belangstellen, de zo broodnodige verdere informatie. Gelukkig | |
[pagina 127]
| |
is inmiddels het boekje vanwege het Bisdom Roermond, dat over deze kwestie handelt - Intocht der kinderen, beschouwingen rond kinderbiecht en kindercommunie, Romen en Zonen, Roermond - al meer dan een maand uit. Dit heeft al zeer veel kunnen opvangen, maar bereikt wellicht lang niet alle priesters en onderwijzers. Het Hoger Katechetisch Instituut heeft echt niet overhaast gewerkt of voorstellen op tafel gelegd die niet grondig overdacht waren. Maar het stond op het laatste moment voor de keus: ofwel alles een jaar uistellen, ofwel beginnen. Omdat het in werkelijkheid voldoende klaar was, koos het het laatste, er in de koop bijnemend dat men ons dan wellicht zou gaan verwijten dat we ‘overhaast’ te werk waren gegaan. | |
De eigenlijke vernieuwingIk sprak hierboven over de verbazing, de onrust, het niet begrijpen van enige concrete voorstellen, die slechts begeleidingsverschijnselen zijn van de eigenlijke vernieuwing. Het gaat in de eigenlijke vernieuwing niet om deze voorstellen. Men kan veel minder lesgeven en de privé-biecht van het kind opschuiven naar een later tijdstip zonder ook maar iets van de eigenlijke vernieuwing waar het om gaat, in te voeren of aan te voelen. De vernieuwing van de schoolkatechese stelt de geloofsopvoeding voorop. Zij wil die opvoeding zeer zeker ook bereiken door echte geloofskennis bij te brengen, maar deze kennis staat functioneel ten opzichte van de opvoeding. Daarmee bedoel ik te zeggen, dat we niet menen op te voeden door zo maar kennis bij te brengen, maar door de jonge gelovige het heil in al zijn aspecten op kinderlijke wijze te laten beleven. En deze beleving brengt vanzelf ook kennis aan - ook kennis die vastgehouden dient te worden - maar dan functioneert deze kennis in een geheel van beleven en kan men nooit meer de indruk krijgen, dat de Openbaring gelijk is aan een systeem van waarheden en plichten dat van buiten af wordt aangebracht. Daarom gaan we uit van de situatie waarin het kind van 1964 leeft. Die situatie proberen we te doorlichten, er de heilsdimensie van te laten zien en daarmee de jonge gelovige niet een kennis bij te brengen die staat naast de situatie waarin het leeft. Het gaat er juist om, het dagelijks leven van het kind met Gods visie te doorlichten. Natuurlijk heeft men dit in het verleden ook willen doen. Het zou arrogantie en een gemis aan historische kennis van onze kant zijn, als we meenden dat wij het nu eindelijk gevonden hadden en heel het verleden zich vergist zou hebben. Maar er bestaan verschillende benaderingswijzen om de heilsdimensie van het leven te onthullen. Men kan de Openbaring als een prachtige tweede wereld naast het gewone leven onthullen, men kan natuur stellen tegenover bovennatuur. Een vroegere cultuurperiode heeft het aldus gedaan en het christelijk leven heeft daarin een zeer hoge bloei gekend. Een bloei, die onvermijdelijk het gevaar meebracht dat het gewone dagelijkse leven steeds verder verwijderd zou raken van het godsdienstig leven, het gevaar dat zich twee werelden naast elkaar zouden vertonen die slechts een uiterlijke binding met elkaar zouden hebben. We staan aan het begin van een nieuwe cultuurperiode, die zich ontwikkeld heeft uit de vorige: de moderne mens is veel aardser geworden in de goede zin van het woord. Hij is spontaan aan gaan voelen dat heel dit aardse leven het | |
[pagina 128]
| |
eerste grote Godsgeschenk is. Hij wil het leven in al zijn facetten beminnen; hij wil er niet angstig tegenover staan maar met de openheid van al zijn vermogens. Hij verdraagt geen bovennatuur meer die hem als een tegenstelling met zijn natuur wordt aangeboden, want in dit laatste geval kiest hij dan onherroepelijk zijn natuur. De nieuwe benaderingswijze nu wil de enorme, nieuwe kans, die hiermee aan de Openbaring geboden wordt, volledig benutten. Juist door te laten zien dat Gods heilshandelen en Gods Openbaring niets anders doen wil dan de diepere dimensie van dat ene mensenleven onthullen: ‘het leven wordt er door veranderd, maar niet weggenomen’. Het leven bereikt er zijn volheid door. Het is een her-ijking, die de mens doet herademen. Als ons deze benaderingswijze gelukken zal, dan zal de moderne mens juist aan zijn gewone leven een christelijke gestalte geven, niet door er een christelijke gestalte op te plakken, maar door de christelijke gestalte van dat leven zelf te herontdekken. Dan zal de Openbaring hem echt gelukkig kunnen maken, ondanks het feit dat die Openbaring hem ook altijd het kruis onthullen zal. Maar dat kruis zal dan staan in het licht van de verrijzenis: in het licht van de nieuwe aarde. Een dergelijke benaderingswijze brengt mee, dat er heel wat aspecten uit het verleden hun absolute posities zullen verliezen. Ik keer terug naar het tweede voorbeeld dat ik in het begin aanhaalde. Wanneer wij het kind pas op de vijfde klas tot een privé-biecht willen begeleiden, doen we dat niet om de biecht ‘af te schaffen’, maar juist om de biecht haar eigenlijke plaats te hergeven. Geen imitatie van een volwassenen-biecht op jonge leeftijd - waardoor menige volwassenen-biecht levenslang iets infantiels bleef houden - maar eerst een geleidelijke ontwikkeling van het zondebesef in het kind, eerst een ervaring van het gemeenschapsaspect en dan pas de herontdekking van het sacrament van de Biecht: als hoogtepunt, waarin Christus zelf zich garant stelt voor Gods vergeving. Menselijke vergeving ligt aan de wortel van deze goddelijke vergeving, terwijl de moderne mens toch minstens de vroegere biechtpraktijk enigszins ervaart als een automatische vergeving van boven af. Het is een zoeken en tasten, en wij zullen alsmaar blijven verbeteren totdat wij ook zelf geheel en al uit deze visie zullen leven. | |
Worden de ouders niet veel te zwaar belast?Nu vele ouders horen dat de vernieuwing van de schoolkatechese ook een beperking van lessen enz. meebrengt, denken sommigen van hen dat zij daardoor veel meer te doen krijgen dan in het verleden. Enigen menen zelfs dat het de bedoeling zou zijn, dat zij nu zelf het geloofsonderricht gaan geven. Waar in deze veronderstelling is, dat deze vernieuwing de ouders weer wil erkennen als de eerste en voornaamste opvoeders van hun kinderen. De school wil zich niet in hun plaats stellen, hen niet vervangen maar helpen. De school wil veel meer dan vroeger rekening houden met de geloofsopvoeding die de ouders zelf aan hun kinderen geven. Ook hier dus veel grotere samenwerking. Men kan hierop allergisch reageren en de vernieuwing toch weer verdenken van een paternalistische inslag, alsof de school het gezin zou willen bevaderen. Men kan zich echter ook op het realistische standpunt plaatsen, dat dit alles nog groeien moet en langzaam groeien moet. In een sfeer van onderling ver- | |
[pagina 129]
| |
trouwen zullen school en gezin elkaar moeten ontmoeten bij de geloofsopvoeding. Het is in het geheel niet de bedoeling dat de ouders het geloofsonderricht van de school gaan overnemen, evenmin als het de bedoeling is dat de school de opvoeding van de ouders overneemt. Maar de school stelt haar onderricht functioneel in dienst van de opvoeding. Als we van de ouders vragen de reflexie die de school biedt in hun gezin door te trekken, deden we dat alleen omdat we daarbij van de veronderstelling uitgingen, dat wat de school biedt aansluit bij wat de opvoeding in het gezin al spontaan geeft of minstens geven moest. De vernieuwing vraagt dus geen geloofsonderricht van de ouders - tenzij incidenteel - maar geloofsopvoeding. En wel die opvoeding, die men als vanzelfsprekend in het gezin mag veronderstellen. | |
Priester, gezin en schoolDe vernieuwing van de schoolkatechese jaagt ook de priester niet de school uit, maar geeft hem een andere plaats: een plaats die hem veel beter tot zijn recht doet komen. Hij wordt de moderator van de school: die de onderwijzers begeleidt om hun kundigheden beter te benutten. Hij blijft een occasioneel contact houden met de kinderen van de lagere klassen, waardoor hij ook voor hen meer als priester kan verschijnen. Omdat hij de leiding krijgt van de geloofsopvoeding op school, zal zijn contact met de ouders van de kinderen ook veel realistischer kunnen worden. Het lijkt zeer wenselijk dat de priester-moderator bij gelegenheid van een ouderavond aan de ouders vertelt wat de vernieuwing inhoudt, samen met de ouders en de school wegen zoekt om het gesprek tussen alle betrokkenen op gang te brengen. Er is echter nog veel meer. Heel deze vernieuwing van de schoolkatechese moet men zien tegen de achtergrond van de katechese aan de volwassenen die komen gaat. De priester die aan de school verbonden is, oefent al een vorm van volwassenen-katechese uit door de onderwijzers te begeleiden. Maar daarnaast zal hij in de toekomst ook de man zijn, die voor de ouders de nieuwe visie die aan de schoolkatechese ten grondslag ligt, doortrekt tot op hun niveau. De gespreksavonden, die daarmee zullen ontstaan, zijn niet gedacht als ‘lessen’ aan de ouders, maar als een samen uitpraten van de moeilijkheden die het volwassen leven meebrengt en er samen een oplossing voor zoeken in het belang van de kinderen maar ook in het belang van de ouders zelf. Ook bij de priester moet deze nieuwe functie van verbindingsman te zijn tussen ouders en school bij de geloofsopvoeding van de kinderen nog tot ontwikkeling komen. Het plan ligt er nu: allen gaan samen op weg om er verdere gestalte aan te geven. De verwezenlijking groeit altijd anders dan men verwacht. Juist omdat er volop vrijheid blijft tot verder zoeken, is er geen reden tot ongerustheid. We staan aan een begin en niet aan het einde. De vernieuwing is gelanceerd. Dat brengt voor degenen die daar intens aan gewerkt hebben, zeer zeker ook het gevoel mee van iets klaar te hebben! Maar nu gaat het eigenlijke werk pas beginnen. Nadat alle betrokenen er kennis van genomen hebben en er enigszins vertrouwd mee zijn geraakt, moet het gesprek op gang komen, waarbij men samen zoekt wat er wel en wat er niet goed is aan deze vernieuwing, waar ze verbeterd kan worden en aangevuld met nieuwe, frisse ideeën. |
|