Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1078]
| |
Waarom werd Newman katholiek?
| |
[pagina 1079]
| |
het mensenbestaan dragelijker maken. Deze drang vond bevrediging in het Katholicisme. Newman bezat een ‘anima naturaliter catholica’, een ziel die van nature katholiek wasGa naar voetnoot4). Dr. Frank Leslie Cross schrijft Newmans overgang toe aan wrok. Hij had een rancuneuze aard en wilde wraak nemen op de anglicaanse Kerk, die hem om zijn roomse sympathieën verstootte. In de theologische beschouwingen vindt Cross de Apologia hoogst nauwkeurig en juist, maar de beschrijving van de motieven noemt hij bewust of onbewust misleidend. Newman geeft de psychologische factoren eerlijk aan, maar legt de nadruk op de rationele factoren. En hierin is hij bezijden de waarheid, volgens CrossGa naar voetnoot5). Dit lijkt op wat Sean O'Faolain aan de grote bekeerling verwijt: Newman probeert altijd zijn innerlijke belevenissen te rationaliseren, d.w.z. als verstandelijk beredeneerd voor te stellen. O'Faolain vraagt zich echter af welke passages in de Apologia trouw weergeven wat toentertijd gebeurde en welke niets anders zijn dan latere rationalisaties. Hij meent dat een geschiedschrijver dit boek zo maar niet mag vertrouwenGa naar voetnoot6). De man die de vraag naar de ‘ware motieven’ wel het uitvoerigst behandeld heeft, is Walter E. Houghton in een overigens meesterlijke studie over de literaire waarde van de Apologia. Hij merkt op dat Newman voor sommige zaken een bijzonder goed geheugen bezat, maar dat hij moeilijk zijn vroegere motieven kon onthouden. Wel noemt hij de autobiografie oprecht. Het boek geeft immers nauwkeurig weer wat Newman in 1864 over zijn geloofsontwikkeling dacht. Houghton heeft er grote bewondering voor. Newman had het boek niet geschreven als een geraffineerd opgezette tentoonstelling van eigen voortreffelijkheid. Hij praatte niet goed wat verkeerd was. Hij deed geen aanval op de anglicaanse Kerk. Hij bedreef geen propaganda voor Rome. Hij preekte niet. Er was geen pose, geen retoriek, geen plechtstatigheid. Hij vertelde eenvoudig wat er gebeurd was en wat er in hem was omgegaan. Maar het is geen weergave van de historische objectiviteit, meent Houghton. De beweegredenen voor zijn bekering worden door Newman hoofdzakelijk voorgesteld als intellectuele factoren, maar de eigenlijke, diepere redenen waren psychologisch, en hingen samen met de teleurstelling, het verdriet en de ellende door zijn laatste tractaat veroorzaakt. Het lag in Newmans aard, zegt Houghton, het verstand te wantrouwen. Daarom konden verstandelijke motieven onmogelijk de hoofdmotieven geweest zijn. Op een scherpzinnige manier tracht Houghton zijn stelling te bewijzen. Hij citeert passages waarin Newman zegt, dat bij redeneringen de aangevoerde redenen meer de symbolen zijn van de werkelijke gronden dan die gronden zelf, en dat deze redenen slechts bij benadering de eigenlijke redenen aangeven. Trouwens, vraagt Houghton, hoe kón hij de eigenlijke psychologische factoren op de voorgrond plaatsen? Hij zou dan hebben moeten zeggen: ‘Ik heb de Engelse Kerk verlaten uit wrok en wrevel om de manier waarop ik na het Negentigste Tractaat werd behandeld’. Daarenboven, zo gaat Houghton verder, Newman heeft wel degelijk de psychologische factoren beschreven, soms zelfs op opvallende plaatsen. Hij haalt de passages aan waarin Newman spreekt over de onrechtvaardige behandeling, de vervolging en de verbanning die hij moest verduren, en hij | |
[pagina 1080]
| |
wijst op de begeleidende gevoelens van toorn en wrok. Deze factoren zouden de noodzakelijke stoot gegeven hebben tot het ontstaan van de verstandelijke conclusies. Van theorie werden ze praktijk. Over de laatste jaren vóór Newmans bekering schrijft Houghton letterlijk: Laat de weergave van de beweegredenen duister zijn,.... de mens Newman wordt desondanks levendig en scherpomlijnd afgeschilderd. Wij zien hem gevangen tussen tegenstrijdige machten, die zich concentreren niet rond Rome maar rond Oxford en al wat Oxford symboliseert. Hij wordt door zijn toorn en hevige afkeer op de vlucht gedreven, en tegelijk door zijn levenslange gewoonten en gehechtheid tegengehouden. Wij zien zijn droefheid over de vijandelijke ontvangst van het Negentigste Tractaat; zijn groeiende wrevel tegen de bisschoppen omdat ze dat tractaat bleven veroordelen, en nog meer tegen de Londense kranten en Oxfordse spionnen, die zijn afzondering in Littlemore verstoorden; wij voelen de bitterheid over de gefluisterde insinuaties - eenmaal zelfs in omloop gebracht door een bisschop - dat hij al in loondienst stond van Rome; wij horen zijn protest dat hij niet handelde uit geprikkeldheid of teleurstelling, wat hij zo dikwijls herhaalt dat wij het tegenovergestelde gaan denken; wij bemerken zijn nare ervaring dat oude vrienden en bekenden hem vermeden alsof hij besmet was; en wij lezen vooral over het wanhopige gevoel alleen te staan en verlaten te zijn, met het bewustzijn opzij geschoven te worden ‘zonder dat iemand het voor mij opneemt’. Wordt dat allemaal niet op een schitterende manier verteld? En met dezelfde scherpte voelen we de tegenovergestelde emoties, die zijn beslissing zo lang uitstelden en lam legden; de altijd weer terugkerende angst dat hij leed aan een onoverkomelijke waanvoorstelling; de hartstochtelijke liefde voor Oxford, met de diepe behoefte van zijn hart om zijn oude vrienden, zijn oude genegenheden te behoudenGa naar voetnoot7). Het is een weerzinwekkende gedachte dat Newman de anglikaanse Kerk zou hebben verlaten uit wrok, wrevel en wraakzucht. Heel het heldhaftige leven in de katholieke Kerk, een leven van vijfenveertig jaren, zou dan zijn grondslag hebben in een gevoel van rancune en een verlangen naar revanche. Zijn onvoorwaardelijke overgave aan Gods Wil, waarvan we zoveel voorbeelden vinden in die periode van zware beproevingen; zijn rotsvast geloof in de Kerk ondanks alle moeilijkheden met de kerkelijke overheid; zijn voortdurende pogingen om die Kerk tegen de komende grote gevaren te wapenen ondanks alle tegenwerking van vroegere vrienden, kardinaal Wiseman, kardinaal Manning, Ward en Faber; zijn intieme omgang met God ondanks alle schijnbare Godverlatenheid; hoe kan dat alles steunen op wrevel en wraak? Hij had zichzelf dan al die jaren moeten bedriegen. Hij had altijd moeten huichelen of een verwrongen zieleleven moeten leiden, indien de grondslag van dit leven zo menselijk, ja zo minderwaardig was. Waarom dan zouden we de man niet geloven die martelaar geworden is voor zijn overtuiging? Wanneer men de geschriften bestudeert die Newman publiceerde na zijn overgang of die door anderen uitgegeven zijn na zijn dood, komt men tot een heel andere conclusie. Zijn Meditaties en godvruchtige oefeningen wijzen onmiskenbaar op een ziel die uiterst oprecht staat tegenover zichzelf en tegenover God. Daar bidt hij: ‘O mijn God, ik voel mij geheel verslagen als ik denk aan de toestand waarin ik mij bevind. Wat zal er van mij geworden als Gij streng zijt?’Ga naar voetnoot8). Met een bijna angstvallige nauwkeurigheid beschrijft hij in zijn | |
[pagina 1081]
| |
Ontwikkeling van de geloofswaarheden de diepste verstandelijke - ik zou haast zeggen historisch-wetenschappelijke - grondslagen van zijn geloof en eindigt met de woorden: ‘En nu, dierbare lezer, de tijd is kort, de eeuwigheid is lang. Wijs niet af wat ge hier hebt gevonden; beschouw het niet als een louter meningsverschil van onze tijd;.... misleid u niet met de waan dat het ontstaan is uit teleurstelling, afkeer, wispelturigheid, gekwetste trots, overdreven gevoeligheid of andere zwakheden...’Ga naar voetnoot9). In zijn moeizaam geschreven werk Zekerheid vinden we weer op een andere manier verteld waarom hij katholiek is: ‘... ik sta wantrouwend tegenover wetenschappelijke demonstraties als het gaat over concrete feiten.... Wat mij betreft, het komt beter met mijn eigen opvattingen overeen, te trachten het christendom te bewijzen op dezelfde informele manier waarop ik met zekerheid bewijzen kan dat ik ter wereld gekomen ben en bij mijn dood die wereld verlaten zal’Ga naar voetnoot10). Na in vierhonderd bladzijden de wegen van de menselijke geest te hebben gevolgd die naar de volkomen zekerheid leiden, geeft hij als voorbeeld van zijn theorie het gedachtenproces dat hemzelf de volkomen zekerheid van het katholieke geloof schonk, een proces waarbij al zijn vermogens een rol spelen, maar het verstand de leiding heeft en het beslissende woord spreektGa naar voetnoot11). Heel duidelijk beschrijft hij de motieven kort voor zijn overgang in een brief aan zijn zuster Jemima: .... Ik kan maar één beweegreden vinden: het gevoel van een niet te omschrijven gevaar voor mijn ziel als ik blijf waar ik ben. Een klare overtuiging van de wezenlijke identiteit tussen het christendom en het systeem van de roomse Kerk staat mij nu al drie volle jaren voor de geest. Het is meer dan vijf jaar geleden dat die overtuiging zich voor de eerste maal van mij meester maakte, alhoewel ik er tegen vocht en haar overwon. Ik weet dat al mijn gevoelens en wensen afkerig zijn van de verandering. Er is niets dat mij naar elders trekt. Ik heb zo goed als nooit een roomse kerkdienst bijgewoond; zelfs toen ik in het buitenland was, heb ik geen kennis met katholieken aangeknoopt. Ik voel niets voor hen als partij. Ik ben alles aan het verliezen. Ik ben mij niet bewust van het minste gevoel van wrok, afkeer of iets dergelijks, waardoor ik weggedreven word van mijn tegenwoordige positie....Ga naar voetnoot12). Het is verder een raadsel hoe Newman zijn rancuneuze instelling ten opzichte van de anglicaanse Kerk en haar bestuurders zó kon verdonkeremanen. De oratoriaan Father Stephen Dessain is enkele jaren geleden begonnen Newmans brieven te publiceren, twintigduizend in getal. Zo juist is het vijfde deel verschenen, dat, evenals de vier eerste verzamelingen, brieven afdrukt geschreven na 9 oktober 1845, de datum van zijn overgang. In deze soms zeer lange brieven is er geen spoor te vinden van een verlangen naar revanche. Wel valt ons op het serene evenwicht van een geest die zich gelukkig gevoelt in de waarheid, en de zelfvergetende edelmoedigheid van een ziel die leeft voor GodGa naar voetnoot13). Hier komt nog bij dat de Engelsen als volk - Anglicanen, Dissenters, Katholieken - door de oprechte bekentenissen in de Apologia volkomen overtuigd | |
[pagina 1082]
| |
zijn geworden van Newmans eerlijkheidGa naar voetnoot14). Dit kan men niet verklaren uit reeds aanwezige sympathie. Want terwijl de aanvaller grote populariteit genoot, hadden de Anglicanen de man uit het oog verloren die zij eens als een verrader hadden beschouwd. Zij werden alleen zo nu en dan aan hem herinnerd door hatelijke toespelingen in de pers en geregeld terugkerende insinuaties als zou hij spijt hebben van zijn overgang en op het punt staan terug te keren. Ook de katholieke wereld was hem gaan wantrouwen. Hij zou wereldse en zelfs ketterse ideeën bevorderen. En nu, ineens, na het verschijnen van de Apologia breekt er een algemeen gejuich los als een oprecht gemeende gelukwens. De tegenstander blijkt verslagen. Zijn aanklacht wordt als een laffe, afkeurenswaardige daad beschouwd. Dit zou allemaal onmogelijk zijn geweest, wanneer Newman zijn zelfverdediging zó geraffineerd had opgesteld dat hij de eigenlijke reden van zijn overgang verborgen had weten te houden en het licht van zijn verstand en de stem van zijn geweten vrijwillig en bewust zou hebben genegeerd. Een hele natie had dit niet goedmoedig over het hoofd kunnen zien. Waar zou verder Newman die natuurlijke aanleg voor het Katholicisme vandaan gehaald hebben? Als kind totaal onbekend met het Katholicisme en opgevoed in de anti-katholieke traditie van de grote massa der Anglicanen, ging hij als jongen mee met de ‘evangelische stroming’ in de staatskerk en absorbeerde alle dwaze vooroordelen die hij later zou beschrijven in zijn Present Position of CatholicsGa naar voetnoot15). Tot diep in de Oxford Movement bestreed hij ‘het systeem van Rome’. Toen zijn verstand milder begon te oordelen over de katholieke Kerk, kon zijn gevoel maar moeilijk met die mildheid instemmen. Bij zijn overgang ondervond hij dan ook niet de jubelende blijdschap die anderen in die omstandigheden ervaren. Nee, zijn aanleg was niet ‘naturaliter catholica’. Ik moge deze beschouwing beëindigen met het getuigenis van twee van Newmans leerlingen die hem niet gevolgd zijn in zijn ‘vlucht naar het Katholicisme’. De een, Thomas Mozley, had op het punt gestaan katholiek te worden, maar zich op het laatste ogenblik teruggetrokken. De ander, James Anthony Froude, werd ongelovig en hield zijn meester niet altijd de hand boven het hoofd. De eerste schreef na het verschijnen van de Apologia: ‘Zolang ik Newman persoonlijk kende en met hem omging, heb ik er nooit een ogenblik aan getwijfeld of hij wel ten volle meende wat hij zei, en ik kon niet anders denken | |
[pagina 1083]
| |
of hij was volmaakter overtuigd van de waarheid van zijn uitspraken dan elke andere mens die ik tot dan toe ontmoet had’Ga naar voetnoot16). En Froude schreef: ‘Newmans hele leven was een strijd geweest voor de waarheid. Hij had er zijn eigen belangen voor verwaarloosd; hij had er zelfs niet aan gedacht. Hij gebruikte zijn uiterst machtig en scherpzinnig verstand om de overtuigingen te funderen van zijn geweten, dat gevoelig was op het overdrevene af’Ga naar voetnoot17). Mogen we uit dit alles niet de conclusie trekken dat alle verklaringen die Newmans uitleg verwaarlozen, foutief zijn? Newman werd katholiek omdat hij geloofde in de waarheid van het katholicisme. |
|