| |
| |
| |
Half-jaarlijks overzicht Engelse paperbacks
W. Peters S.J.
TOEN wij drie jaren geleden deze service-rubriek stop zetten, was de reden en oorzaak hiervan dat niettegenstaande alle goede bedoelingen het onmogelijk bleek een enigzins verantwoord overzicht te geven van een markt die onhanteerbare proporties had aangenomen. Wanneer wij thans deze rubriek weer opnemen, is dit niet omdat de markt geslonken of overzichtelijk geworden is. Het tegendeel is waar. Vandaag aan de dag hebben zich in Engeland een honderdvijftig uitgeversfirma's op de pocketmarkt gewaagd, waarvan de oudste en veruit de grootste, Penguin, alleen al vier honderd nieuwe titels per jaar voor zijn rekening neemt. Het lijkt ons duidelijk dat er overproduktie is, dit niet zozeer wat betreft de oplage van de verschillende uitgaven als wel wat betreft de uitgaven zelf: onwaarschijnlijk veel rommel wordt gepubliceerd, en dit is nog niet zo erg, ware het niet dat het goede pocketboek daardoor moeilijk naar voren komt. En juist omdat er zoveel voortreffelijke pocketbooks worden gepubliceerd, menen wij het aan het goede boek verschuldigd te zijn er het onze toe bij te dragen dat het niet bedolven raakt onder de massa minderwaardig leesmateriaal dat ons wordt toegeworpen. Wij leggen ons hierbij vanzelfsprekend grote beperkingen op en bewegen ons dan ook niet buiten het boek van blijvende waarde, terwijl wij slechts bij uitzondering de roman zullen vermelden. Het boek van blijvende waarde blijkt in de meeste gevallen een goedkope heruitgave te zijn van een soms kort-, soms lang-geleden verschenen boek, en de waarde van de heruitgave vindt een weerspiegeling in de hogere kosten ervan. Wij willen in deze overzichten geen enkele aanspraak maken op volledigheid.
Het is niet verwonderlijk dat de afgelopen maanden zich op de eerste plaats gekenmerkt hebben door de vruchten van wat men wel mag noemen de Shakespeare-industrie. We zullen de goedkope uitgaven van Shakespeareaanse studies later in een afzonderlijk artikel bespreken. Shakespeare wordt op de voet gevolgd door de kerk: het aantal boeken over de kerk, godsdienst, bijbel e.d. is verblijdend groot en zij zijn van een stimulerende voortreffelijkheid. The New Testament van de New English Bible verscheen ruim drie jaar geleden (Streven wijdde hier een bespreking aan) en meer dan vijf miljoen exemplaren vonden hun weg de gehele wereld over. In een typografisch keurig verzorgde en wonderlijk goedkope uitgave brengt Penguin deze vertaling nu als pocketbook op de markt (5 sh.). Over de geschiedenis van deze vertaling, alsook van de vele vertalingen in het Engels die hieraan voorafgingen kan men lezen in The English Bible (Un. Paperback, Methuen, 12 sh. 6 d.), waarin de auteur F.F. Bruce bovendien de uitzonderlijk hoge literaire merites van de meeste vertalingen vertalingen bespreekt; het is een studie die de Anglist bizonder zal aanspreken. Gelijktijdig met genoemde goedkope uitgave van het Nieuwe Testament deed Penguin ook drie commentaren verschijnen op de synoptici: Saint Matthew door J. Fenton, Saint Mark door D.E. Nineham en Saint Luke door C.B. Caird (ieder 7 sh. 6 d.). Het commentaar, dat de tekst niet woord voor woord volgt, maar als regel een korte passage als uitgangspunt neemt, is niet op de eerste plaats devotioneel, maar bedoelt voornamelijk voor de ontwikkelde lezer de passage zodanig te verduidelijken dat zij de volheid
| |
| |
van haar inhoud laat uitkomen; om deze reden wordt de controverse vermeden.
Het valt moeilijk over bijbelstudies te spreken zonder daarbij de naam van C.H. Dodd te noemen. Zijn History and the Gospel (Hodder, 3 sh. 6 d.) dateert van juist voor de oorlog; het thema van evangelie en geschiedenis is vandaag nog even actueel als een kwart eeuw geleden en met de helderheid die we van Prof. Dodd verwachten, wordt hier in kort bestek dit boeiende onderwerp besproken. Hetzelfde onderwerp wordt ook aangeraakt door de Schotse Professor R. Davidson in zijn The Old Testament, hetgeen het eerste werk is in een serie-uitgave van Hodder and Stoughton onder de titel Knowing Christianity (12 sh. 6 d.). Davidson beperkt zich niet tot Jahweh als de God der geschiedenis, maar komt in zijn bevattelijke, overzichtelijke studie over verschillende aspecten te spreken van het godsdienstig leven der Hebreeën: hun eredienst, hun wijsheid, hun geloofsproblemen, hun toekomstvisie, hun gebedsleven, enz. Het tweede deel van deze serie draagt de titel The Christian Faith en werd geschreven door F.W. Dillistone (12 sh. 6 d.). Schr. volgt hierbij een procédé dat deze dagen populair is. Hij gaat namelijk uit van de huidige situatie waarin het mensdom zich bevindt, bijzonder de aandacht richtend op de typische noden en behoeften van de mens dezer tijden. Daarna toont hij aan hoe het geloof van de christenmens - niet het christendom, een woord dat hij liever vermijdt - het antwoord is op deze noden en behoeften. Ofschoon deze benadering wel interessant en leerzaam is, staan wij enigszins skeptisch tegenover het procédé zelf; het is niet steeds even overtuigend en wekt nu en dan de indruk dat de klemtoon bij het lezen van de Schrift zo gelegd wordt dat er inderdaad een antwoord op de noden en behoeften gegeven wordt: het betekent nog niet dat daarom de tekst ook zo gelezen behoort te worden.
De tegenovergestelde methode wordt gevolgd door Herbert M. Waddams in diens Life and Fire of Love, hetgeen als ondertitel draagt Prayer and its suppositions (S.P.C.K., 18 sh. 6 d.). Uitgangspunt van deze populaire studie is de praktijk van het christenleven: het bidden, de boetedoening, zelfverloochening, de liturgische dienst, het wezen van de Bijbel, enz., en uit een frisse, degelijke, ofschoon niet bepaald briljante uiteenzetting wordt dan gemakkelijk de conclusie getrokken dat in het christelijk leven de oplossing gegeven en gevonden wordt voor de problemen van de hedendaagse mens. Naar onze mening heeft schr. dit boek bedoeld als een rustige, bemoedigende stem te midden van veel verwarrend rumoer, dat geassocieerd wordt met boekjes als Honest to God, The Honest to God Debate, The New Morality, No New Morality, en For Christ's sake. Schr. keert zich echter niet tegen de spiritualiteit van de South Bank, maakt geen verwijten, houdt zich buiten het krijgsgewoel, maar indirect kiest hij niet alleen partij, maar waarschuwt hij zijn geloofsgenoten. Voor wie zich fel occuperen met het boekje van Bisschop Robinson lijkt ons lezing van The Reformation door Owen Chadwick bijzonder nuttig (Penguin, 7 sh. 6 d.). Deze Anglicaanse professor in de kerkgeschiedenis te Cambridge geeft een bijzonder penetrerende en zeer faire analyse van allerlei factoren die het hunne tot de reformatie hebben bijgedragen, en tevens tot de contra-reformatie. Het inzicht in deze factoren zal velen ten goede komen wanneer zij proberen godsdienstige beroeringen van deze tijd te vatten: er is niet veel nieuws onder de zon. Het deeltje behoort tot de Pelican History of the Church waarin nu ook verschenen is A History of Christian Missions door Stephen Neill (10 sh. 6 d.), hetgeen de geschiedenis geeft van de missionaire Kerk.
| |
| |
Iets van de nagalm van de Robinson-controverse horen wij in A Layman looks at the Church, waarin Sir K. Grubb zijn hart eens lucht en het zijne zegt over allerlei aspecten van het leven in zijn (Anglicaanse) kerk (Hodder and Stoughton, 5 sh.). De clergé, de liturgie, de financiën, de preek, enz. enz., het komt allemaal ter sprake, zonder bitterheid, maar wel met iets van teleurstelling. Daar de aangeroerde problemen in grote lijnen teruggevonden worden in de katholieke kerk van eigen land, bevelen we lezing van dit stimulerende boekje van harte aan. Het zal velen meer aanspreken dan de uiteenzetting van wat de katholieke kerk is in Roman Catholicism (Pelican, 4 sh. 6 d.). Niet dat de dominicaan Sebastian Bullough geen uitmuntend boek zou hebben geschreven; maar het is uiteenzetting, en als zodanig ook bedoeld, en met name voor niet-katholieken bedoeld. Van een apologetische inslag is geen sprake, en hetgeen hij schrijft over het geloof en de roeping van de christen en over het leven en de heiligheid van de Kerk in de wereld van vandaag, is zeer lezenswaard. Het is overbodig iets toe te voegen aan de vermelding dat Collins een goedkope uitgave deed verschijnen van Le Milieu Divin, waarbij de Franse titel gehandhaafd bleef (Fontana, 3 sh. 6 d.).
Tot slot van deze sectie willen wij de lezing aanbevelen van William Temple, Archbishop of Canterbury: His Life and Letters (Oxford paperback, 7 sh. 6 d.). Dit is een verkorte uitgave (verzorgd door D.C. Somervell) van de officiële biografie die in 1948 verscheen van de hand van de deken van Lichfield, F.A. Iremonger; de eerste uitgave van ongeveer driehonderdduizend woorden werd teruggebracht tot deze goedkope editie van honderdtwintigduizend woorden. Er moet echter onmiddellijk aan worden toegevoegd dat er van mutilatie geen sprake is: vanzelfsprekend werd veel correspondentie weggelaten, maar dit geschiedde zonder dat het beeld van de grote aartsbisschop geschaad werd. Het boek heeft iets briljants, en is in dit opzicht William Temple waardig. Schr. verliest zich niet in allerlei kwesties van kerk-politieke aard; de mens blijft voortdurend in het middelpunt, maar steeds in directe betrekkingen met zijn omgeving, en vooral met het kerkelijk leven van zijn tijd. Temple was slechts twee jaar aartsbisschop van Canterbury toen hij tijdens de oorlog stierf (1881-1944) en opgevolgd werd door Bisschop Fisher. Hij was een mens van grote sociale bekommernis, stond te midden van soms rumoerige theologische ontwikkelingen van zijn Kerk, en bevond zich ook aan het eerste begin van de oecumenische beweging. Deze prachtige biografie bevat zodoende ook een belangrijk stuk contemporaine Anglicaanse kerkgeschiedenis.
Wat het terrein der Engelse literatuur betreft, merken we op dat uitgevers er toe overgaan om klassieke literaire studies te publiceren nu de klassieken zelf langzaam aan allen in goedkope uitgave verkrijgbaar zijn. Zo publiceerde onlangs Macmillan het bekende werk van George Saintsbury, getiteld A Short History of English Literature waarbij de kortheid met een korreltje zout moet worden genomen: de study telt nog altijd acht honderd pagina's (20 sh.), alsook Bradley's Oxford Lectures on Poetry (11sh. 6 d.), terwijl het meer bekende werk van deze auteur over Shakespeareaanse tragedies ook in goedkope uitgave verscheen: in ons artikel over Shakespeare komen we daar op terug.
Met The Modern Age wordt het zevendelige werk onder de titel The Pelican Guide to English Literature (Penguin, 7 sh. 6 d.) voltooid. Het is een lijvig deel geworden van bijna zeshonderd pagina's, dat de literatuur behandelt sinds
| |
| |
de dood van Hardy. Een dertigtal critici hebben hun bijdrage geleverd, ieder een expert wat betreft een bepaalde literaire figuur. Er zijn enkele essays opgenomen die meer algemeen van inhoud en strekking zijn, zodat ook heel veel moderne schrijvers (alles bij elkaar over de honderd) een plaatsje in deze studie hebben veroverd. Men vraagt zich onwillekeurig af of deze zevendelige serie niet ander kritisch werk van min of meer dezelfde opzet en omvang overbodig maakt. Zo publiceert Oliver and Boyd zijn Writers and Critics, waarin tot nu toe een dertigtal schrijvers besproken werden. Onmiddellijk valt echter op dat hier niet alleen Engelse auteurs bestudeerd worden; er verschenen ook studies over Rilke, Ibsen, Laforgue, Brecht en Sartre, terwijl men wat Engelse auteurs betreft nog niet verder terug de geschiedenis is ingegaan dan Ruskin. Onder de meest recente addities tot deze serie vinden we een bevredigende studie, Yeats, door Peter Ure, en een zeer onbevredigende verhandeling, Graham Greene, van de hand van de jonge criticus David Pryce-Jones (niet verwarren met de veel oudere Alan Pryce-Jones). Het ongeluk is dat de schr. een hoogst gebrekkig idee heeft van wat katholiek-zijn en katholiek denken behelst, en bijgevolg in Greenes boeken dingen leest die er eenvoudig niet staan (Oliver and Boyd, 5 sh.). Een uitvoerige studie getiteld D.H. Lawrence: Novelist geeft ons de ietwat beruchte Cambridge-criticus F.R. Leavis. Het boek dateert uit 1955 en opnieuw is het Penguin die deze keurige paperback publiceert (12 sh. 6 d.). Voor Leavis is Lawrence de laatste der grote Engelse romanschrijvers en zet hij de traditie voort van Jane Austin, George Eliot, Henry James en Joseph Conrad.
Een ander, zo niet berucht dan toch beroemd Cambridge-criticus was I.A. Richards, wiens invloed zich voor de tweede wereldoorlog deed gelden. Vijfendertig jaar na de oorspronkelijke uitgave publiceert Routlegde nu Practical Criticism in goedkope vorm (12 sh. 6 d.). Het is waarschijnlijk iets minder bekend dan zijn Principles of Literary Criticism, maar het feit dat het tot tien maal toe herdrukt werd alvorens het zijn weg vond naar de pocketbook-markt, is voldoende aanduiding dat we met een populair werk te doen hebben. De titel geeft de bedoeling aan; aan de hand van dertien becommentarieerde gedichten wijst Richards de student - want voor hem is de studie voornamelijk bedoeld - de weg op het terrein van literaire waarde-oordelen.
Een ander groots opgezet en met bewonderenswaardige voortvarendheid uitgevoerd serie-werk draagt de titel Writers and their Work. Toen het honderdste deeltje verscheen, wijdden we aan deze serie een korte beschouwing in dit tijdschrift. Het respectabele getal honderd negen en zestig is nu bereikt, wel een bewijs van doorzetting zowel bij Longmans als bij The British Council. De twee laatste addities handelen over The English Short Story (2 sh. 6 d.). De schr., T.O. Beachcroft, volgt de methode aan deze serie eigen, d.w.z. het opstel is voornamelijk oriënterend van opzet, het is een eerste wegwijsmaken op een afgebakend terrein. De essays zijn gewoonlijk van dezelfde lengte, ongeveer een veertig pagina's, en worden gevolgd door een korte biografie. De laatste twee deeltjes zijn van goede kwaliteit, maar zoals bij vorige boekjes het geval was, zijn ze iets te summier: men wil er meer van weten, men mist bepaalde namen. De uitgevers zullen hier echter wel aanvoeren dat dit juist de bedoeling is: de appetijt wordt geprikkeld, en men ga zelf op zoek naar meer.
We besluiten deze sectie met het vermelden van wat ‘kleingoed’. We geloven niet dat John Betjeman zich hierdoor beledigd zal voelen, want de pretentie een groot dichter te zijn heeft hij niet; hij is in ieder geval de meest gelezen
| |
| |
dichter van deze tijd, en zijn in verzen geschreven autobiografie van enkele jaren terug bereikte in korte tijd een verkoop van zeventigduizend exemplaren: het is mede natuurlijk een vrucht van de televisie waarvoor hij vaak verschijnt. Zijn Collected Poems, nu in chronologische orde bijeengebracht (John Murray Paperbacks, 5 sh.) geven een idee van de grote woordvaardigheid, een goed ontwikkeld ritmische sensitiviteit en een sterk evocatief gevoel voor plaats en ruimte van deze dichter. Lichte, vaak lugubere poezie vinden we bijeengebracht in The Penguin Book of sick Verse (5 sh.); men neme sick hier in een wijde zin, zodat allerlei aberraties van de geest hieronder vallen. Ofschoon de bedoeling, zoals de anthologist G. Macbeth ons mededeelt, is ‘to amuse’, is de grap menigmaal wat wrang. Nog lichter zingt de muze in The Pan Book of Limericks (2 sh. 6 d.), hetgeen goede lectuur is voor een treinreis: de tekeningen harmoniëren goed met de vrolijke noot van de versjes. Serieuzer naar inhoud is het zesde deeltje van New English Dramatists (Penguin, 4 sh. 6 d.) waarin zijn opgenomen John Whiting's The Devils, H. Livings' Nil Carborundum, en het stuk over Thomas More dat een recent succes is geweest zowel in Londen als New York, Robert Bolt's A Man for all Seasons. Tot slot vermelden we hier dat het klassieke meesterwerkje van J.D. Salinger The Catcher in the Rye, (Streven juni 1963), nu in een goedkope Penguin uitgave is verschenen (3 sh. 6 d.).
Van het toneel naar de opera is een kleine sprong. Pan books heeft The Pan book of Opera gepubliceerd (6 sh.) dat zesenzestig opera's van tweeendertig componisten bespreekt; de bespreking bestaat telkens uit een algemene inleiding en een korte samenvatting waarna de muziek van de opera becommentarieerd wordt. En passant worden nog vele andere opera's vermeld, vaak als vergelijkingsmateriaal, of als voorbeelden van beïnvloeding, e.d. Dit werk van rium vijfhonderd pagina's werd samengesteld door A. Jacobs and Stanley Sadie, en zal in de buurt van het televisietoestel goede diensten gaan bewijzen.
Wanneer Engeland door een magere literaire periode heengaat, weet zich de biografie gewoonlijk op hoog peil te handhaven, en een der grootste zegeningen van de pocketindustrie is wel dat voortreffelijke levensschetsen na kortere of langere periode in een goedkope uitgave verschijnen. Jonathan Cape heeft nu Catharine of Aragon als pocketbook op de markt gebracht (10 sh. 6 d.); deze studie van Garrett Mattingley werd destijds in Streven lovend besproken. Dezelfde uitgever geeft ons ook David Harris Wilson's King James VI and I, al even fascinerend als het eerst genoemde boek (12 sh. 6 d.). Bijzonder welkom is Gladstone door Philip Magnus (John Murray Paperbooks, 10 sh. 6 d.), een lijvig deel van bijna vijfhonderd pagina's, dat ons naast een beeld van deze veelzijdig begaafde christen-staatsman een groot stuk negentiende eeuwse parlementaire geschiedenis van Engeland geeft.
'n Heel bijzondere aanbeveling verdient The Rise and Fall of the Third Reich, de geschiedenis van het Nazi Duitsland. Voor wie als volwassene de jaren 33 tot 45 heeft meegeleefd, is dit boek van William L. Shirer, vijf jaar geleden verschenen, uitzonderlijk boeiend, temeer daar het achtergronden geeft, motieven en schermutselingen achter de schermen, waarvan wij destijds, vooral gedurende de oorlogsjaren, geheel onkundig waren. Allesbijeen een trieste geschiedenis; het enige wat een glimlach oproept is de omstandigheid dat het ons gegeven wordt in een ‘pocketbook’: men moet over een kolossale binnenzak beschikken om dit boekwerk van 1436 pagina's daarin te laten glippen (Pan, 12 sh. 6 d.).
| |
| |
Het is te verwachten dat de in het najaar te houden algemene verkiezingen Engeland in het middelpunt van de belangstelling zullen plaatsen. Wat betreft de verkiezingen zelf is Guide to the General Election nuttige en interessante lezing (Pan, 3 sh. 6 d.). Simpel van opzet geeft dit boekje alle mogelijke praktische informatie, met uitzondering van de overwinnaar in de strijd. Van heel wat grootser allure is Robert McKenzie's British Political Parties (Mercury, 21 sh.), een boek van bijna zeven honderd pagina's, hetgeen vorig jaar in Streven besproken werd. Uitgaven die over de afzonderlijke partijen handelen zijn H. Pelling's A Short History of the Labour Party (Papermack, 10 sh. 6 d.) en twee Penguin pocketbooks: Why Conservative? en Why Labour? (beide 3 sh. 6 d.), respectievelijk geschreven door T. Raison en J. Northcott. Voor wie niet direct bij deze partijen en de verkiezingen betrokken is en daardoor een en ander objectiever kan beoordelen is er van een diepgaand verschil tussen beide partijen weinig sprake; dit geldt niet alleen van de praktische maatregelen die in het vooruitzicht worden gesteld om welvaart te geven aan land en volk in een verscheurde wereld, maar het geldt ook van de onderliggende princiepen en motieven. Hetgeen echter in deze twee boekjes naar voren komt, is niet het officiële programma waarmede de partijen de strijd ingaan; het bevat voornamelijk reflecties op wat iedere partij voornamelijk voor de geest moet houden, en in beide gevallen zijn het reflecties van een vurige tory en en even vurige Labour-man.
Land en volk zijn belangrijker dan de partijen en de verkiezingen. Twee wel zeer uitlopende uitgaven verdienen vermeld te worden. Methuen's University Paperback publiceerde Maps and Diagrams door F. Monkhouse and H. Wilkinson (25 sh.), een boek voor statistici en sociologen. Ofschoon het boek een overweldigende massa materiaal bevat, realisere men zich wel dat het verschaffen van zulk materiaal toch niet de eerste bedoeling van dit boek is geweest: het is voornamelijk gewijd aan de wetenschap en techniek van het opstellen van statistieken, grafieken e.d. Arthur Marwick's The Explosion of British Society 1914-62 geeft een stuk hedendaagse geschiedenis. De eerste wereldoorlog had het effect van een explosie en met de decadentie die hierop volgde, vertoont zij een bijzondere karakteristiek, die het thema vormt der vijf hoofdstukken. Geheel overtuigend is het thema niet uitgewerkt, en wel omdat het meten en passen de indruk wekt dat feiten zich moeten schikken naar een theorie of visie. Lezenswaard is ook The Making of Modern Britain, hetgeen de periode behandelt van George de Derde tot die van Elisabeth de Tweede. De auteurs Derry en Jarman richten zich op de eerste plaats tot de studerende jeugd; het boek is echter zo alomvattend en daarbij zo overzichtelijk gecomponeerd dat het een nuttig boek is voor ieder die zich interesseert voor het leven en werken van de Engelsman van nu en van een voorbije periode (Murray paperback, 7 sh. 6 d.). Als toegift zij verwezen naar Pillar to Post, een grappige verzameling cartoons over allerlei bouwstijlen, getekend door Osbert Lancaster, en door hem zelf van vaak zeer geestig commentaar voorzien (Murray Paperback 5 sh.).
Het zou jammer zijn indien we de aandacht niet richtten op enkele pocketbooks die moeilijk onder één noemer zijn te vatten. Een zakelijk uiteengezet, goed gedocumenteerd overzicht van hetgeen in Cuba heeft plaats gevonden treft men aan in Cuba, an American Tragedy, geschreven door twee jonge Amerikaanse geleerden Robert Scheer en Maurice Zetlin (Penguin 5 sh.). Een
| |
| |
met enthousiasme en liefde voor het vak geschreven inleiding op prehistorie en archeologie is Glyn Daniel's The Idea of Prehistory (Pelican 4 sh.), hetgeen naast de oorsprong en ontwikkeling van deze wetenschap ook nieuwere opvattingen en methodes ter sprake brengt. Voor iedere classicus en voor ieder die door Griekenland en zijn geschiedenis geboeid wordt is The Splendour of Greece een bijzonder mooi boekje. De auteur Robert Payne geeft ons een beschrijving van een ‘Grand Tour’ die hem in Athene bracht, in Delphi, Corinthe, Rhodes enz. In fraai proza worden land, volk en kunst van een ver verleden levendig en levend voorgesteld. Om dit merkwaardige quartet te completeren verwijzen wij naar W. Barrett's Irrational Man, een boek dat destijds ook in Streven werd besproken. De Amerikaanse auteur publiceerde deze ‘study in existential philosophy’ in 1958 en het boek is een voorbeeld van een overzichtelijke, zeer heldere behandeling van hetgeen zich op het gebied van het existentialisme heeft afgespeeld. De auteur gaat terug naar de eerste symptomen zoals wij die aantreffen bij Kierkegaard en Nietsche en schenkt daarna zijn aandacht aan verschillende moderne vormen ervan. We kunnen het boekje de ontwikkelde lezer niet warm genoeg aanbevelen (Mercury, 12 sh. 6 d.).
Er is een zekere verwantschap tussen Barrett's studie en een boek dat enkele jaren geleden heel wat deining veroorzaakte in Engeland, te weten Colin Wilson's The Outsider. Het verscheen in 1956 toen de ‘angry young men’ voor wat rumoer zorgden; en Colin Wilson schaarde men onder deze vertoornde jonge mannen. De vertoornde jonge man bleek echter in zijn eerste het beste boek een veel belezen mens te zijn, met de allures van een denker; het thema van de outsider, van de buitenstaander, van de vreemdeling, dat men als vanzelf associeert met een roman van Camus maar dat ook onmiddellijk een Dostojevski en Sartre oproept, was van een bijzondere actualiteit; vele angry young men waanden zich in de positie van de outsider, alleen al door het feit dat zij niet van Oxford of Cambridge kwamen, maar van Red brick universities. Wanneer we Wilsons boek na acht jaren herlezen, draagt het heel duidelijk sporen van een eersteling, en wat erger is, sporen van een compilatiewerk, met weinig origineel denken, en ook weinig diepgaand denken (Pan, 5 sh.). Wilson slaagt er overigens wel in te voorkomen dat hij uit het nieuws raakt, ofschoon hij de indruk wekt er van af te zien als een soort cultuurfilosoof beschouwd te worden. Niettegenstaande zijn geleerd aandoende inleiding is Encyclopaedia of Murder, samengesteld met medewerking van Pat Pitman, weinig anders dan een samenraapsel van min of meer sensationele moorden in de laatste twee of drie eeuwen bedreven, voornamelijk in Engeland. Diepgang is totaal afwezig; er wordt geen poging gedaan om aanleg, motieven e.d. te betrekken bij de moordgeschiedenis, zodat het weinig meer is dan een poel van sensationalisme (Pan, 7 sh. 6 d.). Het is natuurlijk mogelijk dat het thema van de outsider de inspiratie geweest is van deze zonderlinge encyclopedie. Het is het zonder twijfel wel geweest van de roman Adrift in Soho, die in 1961 verscheen (Pan 3 sh. 6 d.), De titel is
veelzeggend; bijzondere literaire verdiensten heeft dit boek niet; het is zonder twijfel in beduidende mate autobiografisch en werpt zodoende enig licht op het waarom van de toorn van deze jonge mensen.
En met deze slot-alinea van dit overzicht, geheel gewijd aan Colin Wilson, heeft deze auteur meer gekregen dan hem eigenlijk toekomt.
|
|