Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 835]
| |
Anglo-katholicisme en anglo-katholieke communiteiten
| |
[pagina 836]
| |
Het beslissend criterium ter onderscheiding van katholieke en protestantse zienswijze is wel het sacramentalisme. In vele anglicaanse kerken heeft men niet alleen weer ‘gelegenheid gegeven om te biechten’, maar ook de andere sacramenten weer in ere hersteld. Illustratief is wel het glas-in-loodraam in een neogothieke dorpskerk ten zuid-oosten van Londen, waar de zeven sacramenten worden voorgesteld met als onderschrift: ‘This is the way, walk ye in it’. In deze kerken heeft de episodische Holy Communion plaats gemaakt voor een wekelijkse en zelfs dagelijkse Holy Mass, en het altaar, zij het dan meestal een zijaltaar, is weer opnieuw een sacramentsaltaar geworden: een brandende godslamp wijst op de aanwezigheid van het Allerheiligste in het ciborium-tabernakel. De reservatio of het bewaren van het Allerheiligste getuigt voor een uitgesproken katholieke instelling. Dan kan het ook niet meer verbazen, als men in een vrij nieuwe anglicaanse sacramentskapel als randversiering aan de muur de vertrouwde latijnse hymneregels aantreft: Verbum caro panem verum verbo carnem efficit fitque Sanguis Christi merum. Et si sensus deficit ad firmandum cor sincerum sola fides sufficit. Een bijzonder oecumenische aanwending van de formule ‘sola fides’ overigens!
Hoezeer het ook bekend is dat de katholieke stroming binnen het Anglicanisme in England haar oorsprong dankt aan de Oxford-movement van Pusey, Newman, Keble en anderen, minder bekend is dat deze Oxfordbeweging haar penetrerende invloed mede te danken heeft aan de op haar instigatie gestichte kloostercommuniteiten. Het aantreffen zelfs van dergelijke communiteiten is, niet alleen voor vele katholieken, zowel van het continent alsook in Engeland zelf, maar ook voor menig Anglicaan een volkomen verrassing. Toch is de aanwezigheid van deze gemeenschappen in de Church of England niet meer weg te denken, en is hun geschiedenis onafscheidelijk verbonden met die van het anglo-katholicisme. A.M. AllchinGa naar voetnoot2) is zelfs van mening dat de ware betekenis van de Oxfordbeweging pas goed begrepen kan worden vanuit en in de negentiende-eeuwse kloostergemeenschappen, welke aanvankelijk alle onder de bezielende leiding stonden van vooraanstaande figuren uit de beweging. Het was in de eerste sisterhoods dat de aspiraties van de Tractarians en hun vrienden existentieel gestalte kregen. Een van de drijfveren van de Oxfordmovement was ‘the desire to lead a holy life’. Dit verlangen had ook de evangelische revivals in de | |
[pagina 837]
| |
verburgerlijkte Staatskerk bezield. Maar in de Oxfordmovement ging het gepaard met een diepgaande theologische en historische kennis. Patristische belangstelling bracht de Tractarians tot herontdekking van de waarde van het monachisme in de oude Kerk. Het verlangen om in continuïteit te staan met deze oude Kerk alsook met de vitale Kerk van de Middeleeuwen bracht hen ertoe, in een her-katholisering het middel te zien om de toenemende secularisering te stuiten. Tot vernieuwing van het christelijk leven kan geen betere bijdrage geleverd worden dan die van het geintensifieerd gebed en een in ere hersteld sacramenteel leven. Het was in de eerste kloostercommuniteiten, dat deze idealen zich onbelemmerd konden verwezenlijken. Een eerste stap in de richting van de wedergeboorte van het kloosterwezen in de engelse Kerk was de herwaardering van het getijdengebed. Met de uiterste omzichtigheid, clandestien haast, werd in 1841-1843 te Oxford een vertaling gepubliceerd van een gedeelte van het Romeins brevier. Enkele jaren tevoren had Newman zijn Tract 75 samengesteld, getiteld: On the Roman Breviary as embodying the substance of the devotional services of the Church Catholic. De bedoeling van deze verhandeling was, ‘een wapen te ontwringen aan de hand van de tegenstander (de Rooms-katholieke Kerk), die ook hier, zoals in zovele gelegenheden, zichzelf een schat heeft toegeeigend, welke evenzeer aan hen als aan ons toekomt, maar die ons bij onze poging om deze schat weer terug te werven ervan beschuldigt, te ontlenen, terwijl we hem alleen maar door onoplettendheid verloren hebben (... accuse us of borrowing what we have lost through inadvertence)’. Newman wilde zijn pleidooi en zijn optreden beschouwd zien als een act of re-appropriation, een daad van weer- in-bezitneming, ten bate van de Church Catholic - in tegenstelling tot de ‘Roman Church’Ga naar voetnoot3). Deze act of re-appropriation is van fundamentele betekenis geweest voor het huidige anglicaanse kloosterwezen: het officie behoort - onder een of andere vorm - tot de ruggegraat van verreweg de meeste religieuze communiteiten van de engelse Kerk. Een ander punt, dat de leiders van de Oxfordmovement nog meer ter harte ging, was de restauratie van het in de Church of England zo geslonken sacramentele leven. Het kwam weer tot ontwikkeling in de door hen bezielde kloosterstichtingen. In de eerste sisterhoods vanaf 1845 konden het veelvuldige ontvangen van de Heilige Communie, de regelmatige Biecht, de zin voor het liturgisch gebed worden uitgewerkt. De theologen en zielzorgers, die deze nieuwe communiteiten leidden, | |
[pagina 838]
| |
hadden zich, behalve door hun studie van de christelijke oudheid en de middeleeuwen, ook nog laten oriënteren door franse Rooms-katholieke zustercongregaties: die van Vincentius à Paulo en van Franciscus van Sales. Bij gelegenheid van een contact met Franse katholieke religieuzen had men J.M. Neale, een van de geestelijke vaders van de anglicaanse communiteiten verzekerd, dat religieus communiteitsleven zonder ontwikkeld sacramenteel leven onmogelijk was. Men gaf hem dus weinig hoop, in de Church of England te zullen slagen in het herstel van het kloosterleven. Maar de Oxfordleiders waren zelf heilig overtuigd van het levensbelang van de sacramenten. De communiteiten van gelijkgezinde, naar dieper geestelijk leven verlangende zusters boden hun een geschikte kerkelijke ruimte tot herstel en ontwikkeling van het sacramentalisme. J.M. Neale voerde bij de zusters van St. Margaret te East Grinstead in 1857 het gebruik in, het Allerheiligste te bewaren. Rond de aldus onder het sacramentele teken aanwezige Christus groepeerde zich als het ware deze biddende communiteit. Neale was naar alle waarschijnlijkheid de eerste, die aldus in de Church of England dit gebruik van de reservatio hersteldeGa naar voetnoot4). Zo bewezen de ideeën van de Tractarians hun waarde en levensvatbaarheid allereerst in deze kleine, besloten groeperingen. T.T. Carter, eveneens raadsman van een der eerste vrouwelijke communities, gaf als zijn bevinding te kennen, dat zich in deze gemeenschappen een nieuwe leefwereld (order of life) voor hem opendeed, dat er zich nieuwe ideeën en nieuwe vraagstukken openbaarden, en dat er een nieuwe standaard van geestelijk leven voor zijn ogen opgroeideGa naar voetnoot5). Zo waren deze gemeenschappen geestes-laboratoria, waarin de leefbeginselen en christelijke overtuigingen van de Oxfordleiders werden getoetst en existentieel vorm kregen. Noch deze kloosters, noch de katholiserende aspiraties en denkbeelden van de Oxfordmovement konden zich aanvankelijk verheugen in de sympatie van de toen nog in alle opzichten protestante kerkgemeenschap. Gewantrouwd leidden zowel kloosters als denkbeelden een geisoleerd bestaan. Maar dank zij de voorzichtigheid van de geestelijke raadslieden van de communiteiten, alsook dank zij de betrekkelijke openheid van kerkelijke gezagsdragers als Samuel Wilberforce, bisschop van Oxford, konden de gedachten en aspiraties der Tractarians zich binnen de ruimte der Anglicana ontwikkelen. Deze kloosters waren geestelijke reservaten, die de katholieke impuls voor de Engelse Kerk | |
[pagina 839]
| |
bewaarden, totdat deze impuls via de mannencommuniteiten en hun zielzorgelijke arbeid kon worden meegedeeld aan de grotere KerkgemeenschapGa naar voetnoot6). De eerste stabiele en levensvatbare religieuze gemeenschap voor mannen ontstond in 1886: de ‘Cowley-Fathers’ van Oxford, officieel geheten de Society of St. John the Evangelist (S.S.J.E.). Met de twee andere mannencongregaties uit de vorige eeuw: de Community of the Resurrection (1892) van Mirfield (Yorks), en de Society of the Sacred Mission (1894) van Kelham (Notts) vormen de Cowley-fathers ook thans nog de ruggegraat van het anglicaanse kloosterwezen in Engeland. Deze instituten gaven geleidelijk aan de katholieke denk- en leefwereld een steeds bredere actieradius binnen de Anglicaanse Kerk. Hun arbeid richt zich, behalve op de geestelijke verzorging van de talrijke zustercommuniteiten (waaronder betrekkelijk veel slotzusters) op het geven van missies en retraites, en op de opleiding van anglicaanse (seculiere) geestelijken. De argwaan, die de initiatiefnemers tot herstel van het cenobitische leven in de Church of England ontmoetten, werd niet weinig versterkt door het feit, dat herhaaldelijk enkelingen of groeperingen vanuit de communiteiten de weg naar Rome insloegen. De eerste twee communities, die P.F. Anson in zijn chronologische lijst van kloosterstichtingen geeft, kozen al heel spoedig na hun ontstaan deze weg. Ook na de eeuwwisseling deeden herhaaldelijk deze bekeringen in ongunstige zin van de kloostergemeenschappen spreken. Zo moet het voor de overgrote meerderheid van de Anglicanen wel haast hebben vastgestaan, dat deze weg naar Rome fataal in het verlengde lag van het naar oudchristelijke traditie herstelde kloosterleven, toen op 13 februari 1913 de Abdis van het anglicaanse benedictinessenklooster van Milford Haven (Wales) met dertig van haar medezusters ten overstaan van de rooms- | |
[pagina 840]
| |
katholieke bisschop de geloofsbelijdenis aflegde, en toen daags daarna de Abt van de Benediktijnen van het eiland Caldey (Wales) aan de anglicaanse bisschop van Oxford, Dr. Gore, liet weten, dat ook hij en twee en twintig van zijn medebroeders zich genoodzaakt zagen, zich bij de Rooms-katholieke Kerk aan te sluiten. Op 8 februari van dat jaar had bisschop Gore aan de Abt van Caldey, Aelred, schriftelijk de voorwaarden bekend gemaakt, waaronder een eventuele goedkeuring van de communiteit mogelijk zou zijn. De eucharistische ritus moest exclusief die van het Book of Common Prayer zijn. De monniken die de hogere wijdingen ontvangen hadden, moesten het Morgen- en Avondgebed van het Prayerbook bidden, ongeacht het officie, dat zij in overeenstemming met hun regel in het koorgebed wensten te volgen. Reminiscenties aan de leer betreffende de Onbevlekte Onvangenis, de lichamelijke Tenhemelopneming van Maria, en de hiermee corresponderende feesten, dienden uit brevier en missaal te worden verwijderd. Uitstelling van en zegen met het Allerheiligste mocht niet meer gepraktiseerd wordenGa naar voetnoot7). De officiële instanties achtten deze punten onverenigbaar met de beginselen van de Anglicaanse Kerk, en de monniken achtten de eisen van de bisschop onverenigbaar met de door hen voorgestane leefwijze. Het document betekende breuk. Het getuigt van moed en beleid, dat de kerkelijke autoriteiten in 1914 niettemin opnieuw toestemming gaven voor een nieuwe poging tot herstel van de Benediktijnerorde binnen de anglicaanse gemeenschap: de abdij van Pershore, in 1926 verhuisd naar het landgoed Nashdom, Burnham (Bucks). De bezoeker, die thans iets van het leven van de Abdij van Nashdom mag meemaken, kan er zich al gauw rekenschap van geven, dat de voorwaarden van 1913 kennelijk niet meer geurgeerd worden. Het breviarium monasticum, zoals dat in de rooms-katholieke Benediktijnerkloosters in gebruik is, wordt er onverkort gevolgd, gereciteerd of gezongen (gregoriaans). De eucharistie wordt gevierd volgens het romeins missaal, en op vele plaatsen in het huis staan ‘zijaltaren’ om aan alle priester-monniken de gelgenheid te geven, dagelijks te celebreren. Caldey was nauwgezet in het volgen van de Romeinse liturgie en gebruikte daartoe onder andere het Rooms-katholieke rubriekenboek van Stercky - Le Vavasseur, maar Nashdom is in dit opzicht niet minder punctueel. Aan de hand van de liturgische praxis van de abdij kan de bezoeker de jongste liturgische bepalingen van Rome en de nieuwste rubrieken van de Ritencongregatie bestuderen. | |
[pagina 841]
| |
Op het feest van Sint Joris (patroon van Engeland) was er Lof na de gezongen Vespers. Vóór de uitstelling werden de op het altaar tentoongestelde relikwieën bedekt. Na de zegen met de monstrans werden de bekende aanroepingen gebeden: ‘Gezegend zij God’, enz., waarbij ook de nieuwste invocations van de Ritencongregatie niet ontbraken: die van het Kostbaar Bloed, van de Onbevlekte Ontvangenis en van Maria's Tenhemelopneming. Berustten de voorwaarden, in 1913 aan Caldey gesteld, op een vergissing? Of hebben zich de inzichten van de kerkelijke overheid gewijzigd? De enkele communiteiten, die ik mocht bezoeken: Cowley (Fathers of St. John the Evangelist), Nashdom (Benediktijnen), Plaistow (Franciscanen), Burnham (Zusters van het Kostbaar Bloed), maken een bijzonder serieuze, zelfs wat strenge indruk. Een verwijzing naar engels conservatisme als verklaringsgrond is in dit geval onvoldoende. Een andere overweging dient zich als interpretatie aan. In de Church of England bestaat geen verplicht celibaat voor de geestelijken. Met het priesterlijk en zielzorgelijk ambt zijn daar geen monastieke elementen verweven, zodat men voor het eerste kan kiezen zonder zich geroepen te achten tot het laatste. In feite is de meerderheid van de anglicaanse geestelijkheid gehuwd. Zij, die behalve het priesterschap óók nog de religieuze levensstaat (gemeenschappelijke leven, met als componenten gemeenschap van goederen en celibaat) kiezen, beogen ook werkelijk dit monastieke complement om deszelfs wille. Hoewel ook in de mannelijke kloostergemeenschappen van de Church of England het klerikale element in feite de overhand heeft, krijgt het cenobitische aspekt er werkelijk de volle aandacht. In de traditie van de Rooms-katholieke Kerk hebben de beide levensstaten (priesterschap en kloosterleven) sterk op elkaar ingewerkt. Er heeft een soort osmose plaats gehad, waarbij het celibaat een nu eenmaal met het priesterschap verbonden verplichting is geworden, en het kloosterleven, althans voor mannen, een sterk klerikale signatuur is gaan dragenGa naar voetnoot8). Deze ontwikkeling in de Katholieke Kerk sluit de mogelijkheid tot een zekere nivellering tussen kloosterleven en (seculier) priesterleven in, waarbij de kans bestaat, dat iemand zich bij een kloostergemeenschap aansluit met het oog op het gespecialiseerde priesterlijke werkterrein, dat aan deze communiteit is toevertrouwd. Het alternatief: seculier priester of leven in gemeenschap volgens de evangelische raden, kan dan soms verglijden naar het andere alternatief: als priester werken in deze of gene werkkring. En dan zou het cenobitische ideaal, hetzij in een indi- | |
[pagina 842]
| |
vidueel geval, hetzij in groepsverband, enigermate gecompromitteerd kunnen worden; er kunnen verschuivingen en spanningsverhoudingen gaan optreden, en het leven kan een zekere in-autenticiteit gaan vertonen. Het spreekt vanzelf, dat deze overweging alleen de mannelijke gemeenschappen geldt. Bij de Cowley Fathers vertelde men mij, dat de meesten intraden na een aantal jaren ministerie in Engeland of elders. Het religeuze leven, voorzover zich dat in een bezoek van anderhalve dag laat peilen, roept er reminiscenties op aan het leven in een abdij: strenge stilte, koorgebed, de patriarchale plaats, die aan de Overste wordt toegekend, de complete kruinschering. Ook in gesprekken met enkele oudere paters werd deze indruk bevestigd: deze mensen, voor wie ik geen beter predikaat weet dan ‘vergeestelijkt’, beschouwen het ‘innerlijk leven’ in communiteitsverband als hun eerste roeping. Hun apostolaat beperkt zich hoofdzakelijk tot het incidenteel geven van retraites en missies, en de priesterlijke bediening in de vele anglicaanse zusterkloosters. Juist omdat het zo geprononceerde onderscheid tussen direct-priesterlijke zielzorg en kloosterleven in de Engelse Kerk aan dit laatste zo'n goede kansen biedt geheel zichzelf te zijn, is het jammer, dat - voor zover zich dat laat overzien - het anglicaanse kloosterwezen toch niet die veelvormigheid te zien geeft die het op het continent heeft aangenomen. Ontbrak het de initiatiefnemers aan vindingrijkheid en verbeeldingskracht? De kans om opnieuw te beginnen en de ‘oude wijn in nieuwe zakken te doen’, zoals b.v. in de reformatorische wereld de communiteit van Taizé heeft gedaan, was toch ook aan de Engelse Kerk geschonken. De katholiek die ontdekkingen hoopt te doen van in eigen Kerk nog onontgonnen vormen van evangelisch gemeenschapsleven, wordt in déze verwachting althans teleurgesteld. Noch in het encyclopedisch werk van P. Anson, noch in gesprekken met mensen van anglicaanse communiteiten wordt een geheel nieuwe en originele toegangsweg tot de oude evangelische raden geopend. De katholiek vindt er dankbaar, wat hij reeds kende, zij het dan soms strikter, punctueler, consequenter. Binnen de Church of England is er weliswaar nog de Lee Abbey Community (Devon), welk een fris en vitaal voorbeeld te zien geeft van evangelisch gemeenschapsleven naar meer reformatorische geest, zonder definitieve verbintenissen of geloften voor het leven. Lee Abbey kan wellicht het best gekarakteriseerd worden als een instelling, welke het midden houdt tussen een retraitehuis en een vakantieverblijf. De community is van deze onderneming de min of meer stabiele kern van ongeveer zestig mannen en vrouwen, waarvan meerderen gehuwd. Deze kern heeft de zorg op zich genomen voor het uitgebreide program- | |
[pagina 843]
| |
ma van Lee Abbey: dagelijks godsdienstoefeningen, wekelijkse eucharistieviering, conferenties, de materiële verzorging van de ongeveer 4000 gasten per jaar, House Parties, wijdingsretraites, discussiegroepen, etc. Uitdrukkelijk onderscheidt deze Community zich van de kloostergemeenschappen - waarvoor zij overigens veel waardering heeftGa naar voetnoot9). Tenslotte moet aan dit alles toegevoegd worden, dat buiten de vaargeul van de publiciteit beslist nieuwe vormen geexperimenteerd worden, geboren uit concrete noden, waarvoor je, bij toevallige ontdekking, als ‘geinstalleerd’ kloosterling alleen maar stil kunt worden. De Nederlandse theologiestudente, lid van de Church of England, die in plaats van als zendelinge naar Egypte te gaan nu samen met drie andere jongen mensen uit evangelische overwegingen het leven deelt met een twintigtal psychisch gestoorden, is er een voorbeeld van. Tegenover deze eenzame, ook door de christelijke gemeenschap afgeweerde mensen, wil zij met haar medehelp(st)ers de alomvattendheid en grenzeloosheid van de christelijke liefde waar maken, door hun de befriending te schenken waaraan zij zo'n behoefte hebben. Bij een ontmoeting met een dergelijke gemeenschap laat je het verlenen van predikaten - tenzij dat van ‘evangelisch’ - graag achterwege.
De verhouding tussen anglo-katholieken en katholieken in Engeland blijkt bij eerste kennismaking geheel eigensoortig te zijn. In een land, waarin door de reformatie gescheiden kerkgemeenschappen de laatste honderd jaar in zoveel opzichten zo sterk naar elkaar schijnen toe gegroeid te zijn, zou men een hartelijk interkerkelijk oecumenisch verkeer verwachten. De werkelijkheid blijkt evenwel gecompliceerder. Illustrerend is misschien het volgende feit. In een anglo-katholieke kerk trof ik een tabel met een historisch overzicht van de Church of England. De tabel begon met de Verrijzenis van Christus en liep via Paus Gregorius en Augustinus van Canterbury over Thomas Becket en de Middeleeuwen naar de huidige tijd. Bij het jaartal 1850 wordt vermeld, dat Rome ‘rivale’ bisschoppen aanstelde. In verschillende gesprekken werd mij de zienswijze, waarvan deze tabel getuigt, bevestigd. De anglo-katholieken leggen sterk de nadruk op de ongebroken continuïteit van de huidige Engelse Kerk met de vóór-reformatorische. Zij beklagen zich erover, dat de rooms-katholieken telkens weer de reformatie als een breuk met het verleden naar voren schuiven en iedere aanspraak van de anglo-katholieken op vóór-reformatorische tradities aanvallen. | |
[pagina 844]
| |
De rooms-katholieken eisen de Middeleeuwen voor zich op en weigeren de rechten van de Church of England op deze rijke voorgeschiedenis te erkennen. De instelling van een rooms-katholieke hierarchie in 1850 naast de bestaande moet deze anglicaanse katholieken even onwettig en onbegrijpelijk voorkomen als ons pastoorsbenoemingen door de bisschop van Paderborn in het diocees Breda. Het is ongetwijfeld mede deze behoefte, de continuïteit met de voor-reformatorische Kerk te beklemtonen, dat in anglo-katholieke kring, met name ook bij de religieuzen, geprobeerd wordt, de invloed van de Reformatie zoveel mogelijk te reduceren en de gestalte van de onverdeelde Kerk in Engeland (zoals deze voor de Reformatie was) zo zorgvuldig mogelijk te restaureren. Hiermee is dan nog geenszins de aanwezigheid van de Fatima-afbeelding of de aanroeping van Maria-ten-hemel-opgenomen verklaard. Wél - en het is jammer dat wij dat moeten zeggen - de wrevel en het misnoegen, die juist anglo-katholieken en anglicaanse kloosters bij sommige rooms-katholieken oproepen. Deze laatste zien in de katholieke groep van de Church of England niet zozeer lot- en bond genoten in Christus als wel mensen, die zich wederrechterlijk hen niet toekomende tradities toeeigenen. In plaats van blijdschap over het vele dat hen in toenemende mate met hun gescheiden medechristenen verbindt, schijnen sommige katholieken, waaronder ook priesters, zich slechts te kunnen ergeren aan wat zij openlijk beschouwen als onrechtmatige annexatie. Mondelinge reacties op de televisie-uitzending van de liturgische huwelijksplechtigheid van Prinses Alexandra in Westminster Abbey manifesteerden op pijnlijke wijze deze allerminst oecumenische mentaliteit. Sinds de tijd van Newman is er in dit opzicht bij deze groep katholieken nog niet veel veranderd. Indertijd werd zijn ijveren voor de herwaardering van het officiegebed door katholieken bestempeld als onwettig plagiaat: they accuse us of borrowing. De Benediktijner gemeenschap van Caldey, die in 1913 door de katholieke pers zo triomfantelijk de Kerk van Rome werd binnengehaald, moest van diezelfde pers horen (tien jaar van tevoren), dat heel hun pogen de Benediktijnerorde in de anglicaanse Kerkgemeenschap te introduceren, niets anders was dan een smakeloze maskerade, nothing more than a somewhat unpleasant species of masquerade (P. Anson, p. 168). Het is dit soort, naar huidige continentale begrippen kleinhartige opmerkingen, dat men nu nog kan beluisteren. Of het nu om liturgische gebruiken als gewaden of kaarsen gaat, of om voor het religieuze leven zo vitale factoren als het anglicaans kloosterwezen, deze katholieken voelen zich blijkbaar persoonlijk tekort gedaan. Het maakt een vreemde indruk, als je aan enkele katholieke geestelijken vertelt, dat je de vol- | |
[pagina 845]
| |
gende dag een anglicaanse communiteit gaat opzoeken en er valt dan een stilte alsof er iets onwelvoeglijks gezegd werd. Intussen zijn er tekenen die op een klimaatsverandering wijzen, waardoor ook deze achtergebleven katholieken vroeg of laat zullen bereikt worden. Naar in enkele anglicaanse communiteiten werd meegedeeld, hebben dit jaar de eerste contacten plaats gehad tussen naburige of verwante kloostergemeenschappen van beide kerkelijke denominaties. Er bleek onder de anglo-katholieken veel waardering te zijn voor de rooms-katholieke bisschop van Liverpool. Overigens moeten wij bij onze beoordeling van de engelse situatie wel bedenken - en beide partijen in Engeland wezen hierop - dat de historische achtergronden daar anders liggen dan in de meeste landen van ‘Europa’. Als factoren werden genoemd de verhouding Ierland-England en het feit, dat veel katholieke geestelijken van ierse afkomst zijn; verder het verschil in intellectuele en culturele vorming tussen beide clergé's. Intussen is het bestaan van evangelisch communiteitsleven binnen de Church of England een factor van niet te onderschatten oecumenische betekenis alleen al hierom, omdat het gemeenschappen zijn, waarin het gebed om de eenheid der christenen een heel bijzondere plaats inneemt. Dit is steeds veelbelovend - en zeker waar relatief genomen de echte gebedsgemeenschappen (enclosed communities) in de Anglicaanse Kerk talrijk zijn. In de voorbeden of ‘intercessions’, die zowel bij de Cowley Fathers als bij de anglicaanse Franciscanen in het officie zijn voorzien, wordt dagelijks voor de eenheid gebeden; en nader gespecificeerd: voor Paus (Paulus), voor het concilie. In Nashdom wordt permanent via een intentie-tableau gebed aanbevolen voor het oecumenisch streven, in het bijzonder echter voor de hereniging met Rome. Ook in de door deze religieuzen verzorgde tijdschriften wordt grote aandacht besteed aan betrekkingen met gescheiden mede-christenen. Er wordt bijvoorbeeld op gewezen, dat het niet voldoende is te wachten tot er vanzelf vriendschap groeit met andersdenkende christenen: men moet veeleer proberen, vrienden te máken. De weg van het naar elkaar toe groeien - noodzakelijke fase voor de hereniging - loopt via de ‘human relations’.
De impressies, hierboven weergegeven, betreffen alle slechts een gedeelte van de Ecclesia Anglicana. De Church of England is in feite een heterogene wereld binnen één kerkverband, waarvan de officiële belijdenisgeschriften reformatorisch zijn. De protestantse signatuur van deze Kerk is in werkelijkheid dan ook geenszins achterhaald. Het is zelfs aannemelijk, dat de boven geschetste katholieke tendenzen en | |
[pagina 846]
| |
uitingen niet gedekt kunnen worden door enig kerkelijk gezag, terwijl protestantse bewegingen en levensuitingen binnen de Church of England volkomen gelegitimeerd kunnen worden. Men kan de 39 Artikelen breed interpreteren, en zeggen, dat ze geen belijdenisgeschriften genoemd kunnen worden; dat ze samengenomen moeten worden met het Prayerbook en het Ordinal; dat in 1865 een minder dwingend ondertekeningsformulier is aanvaard; dat trouwens alleen geestelijken zich door ondertekening in een of andere vorm binden aan deze Artikelen; of zelfs zeggen, dat ze tijdgebonden zijn. In feite is en blijft de situatie van het anglo-katholicisme binnen het engelse kerkverband precair. En de oecumenische bedrijvigheid van de officiële Anglicaanse Kerk kan dit katholicisme, zeker in zijn gepousseerde vorm, nog voor moeilijke dilemma's stellen. Men probeert in anglo-katholieke kring de toenaderingsactiviteiten van de eigen Kerk tot de niet-episcopale en duidelijke reformatorische Methodistische gemeenschap zo royaal mogelijk tegemoet te treden. In mei namelijk werden de plannen tot hereniging (in meerdere fasen) met de Methodistische Kerk in Engeland besproken op de Convocations van Canterbury en York, in juli door de leiders van de Methodisten. Optimisten voorzien de mogelijkheid tot intercommunie in 1965; een volledige samensmelting zou dan na tien, twintig of wellicht dertig jaar volgen. Men kan grote verwachtingen hebben van de wederzijdse bereidheid tot de noodzakelijke concessies. Maar dat het een deel van de Anglikaanse Kerk voor grote gewetensvragen zal stellen ligt voor de hand. Zal de positie van het anglo-katholicisme onhoudbaar blijken? Zal er binnen de Anglicana nog voldoende plaats blijven voor dit katholiek getuigenis? Er was en er is veel mogelijk in deze veelomvattende Kerkgemeenschap. |
|