| |
| |
| |
De situatie van de gelovigen in de Sowjetunie
Jan P. Schuyf
DE publieke opinie in het Westen is de laatste maanden opgeschrikt door een aantal documenten en feiten, die er op wijzen, dat er in de Sowjetunie een hernieuwde anti-godsdienstige actie aan de gang is. Er zijn cijfers bekend gemaakt die velen het ergste doen vrezen. De partij-ideoloog Iljitsjov heeft zijn rapport over de anti-godsdienstige propaganda gepubliceerd. Ook over de situatie van de Joden in de Sowjetunie moeten we ons ernstig ongerust maken.
Dit alles is nog des te verwonderlijker, wanneer men in aanmerking neemt, dat de communistische leiders in de satellietstaten een steeds soepeler houding tegenover de verschillende kerken innemen.
Het is uiterst moeilijk de gepubliceerde cijfers op hun juiste waarde te schatten. Doch het lijkt ons, dat de lacune in het exacte materiaal een waardevolle aanvulling vindt in het voornoemde rapport van Iljitsjov.
| |
De orthodoxe kerk na de revolutie
Een van de eerste gevolgen van de februari-revolutie in 1917 was, dat de orthodoxe kerk haar traditionele opperhoofd verloor: de tsarentroon viel. De bisschoppen namen onmiddellijk het initiatief in handen. Het patriarchaat, dat door Peter de Grote in 1721 was afgeschaft, werd weer in ere hersteld. In november 1917 werd Tichon tot patriarch gekozen en op 4 december werd hij geïntroniseerd. Van een samengaan tussen de (geestelijk nog steeds aan de tsaar verbonden) orthodoxe kerk en de nieuwe atheïstische staat kon natuurlijk geen sprake zijn. Bij decreet van 5 februari 1918 werd de scheiding tussen de kerk enerzijds en staat en onderwijs anderzijds afgekondigd. Godsdienst werd een privé-aangelegenheid en de kerk verloor al haar bezit. In 1922 werd de patriarch gevangen genomen. Er werd nu een rechtstreekse vervolging ingezet, totdat metropoliet Sergej na een gevangenschap van twee jaar een loyaliteitsverklaring aflegde. De vervolging hield niet op, maar werd van nu af aan slechts voor een gering gedeelte door de staat zelf gevoerd. Het anti-godsdienstige werk werd voortgezet door de in 1925 opgerichte ‘Bond van strijdbare atheïsten’. In 1937 kon de leider van deze bond, Jaroslavskij, verklaren, dat twee derde van de Sovjetbevolking atheïst was.
Intussen was de grondwet tot stand gekomen. In artikel 124 heette het: ‘Voor alle burgers wordt de vrijheid erkend van religieuze erediensten en de vrijheid van anti-religieuze propaganda’. Er is al vaak op gewezen, dat hiermee de godsdienst binnen het kerkgebouw werd opgesloten, terwijl de anti-religieuze propaganda vrij spel kreeg. De gevolgen bleven niet uit. In 1939 waren nog slechts 4225 kerken in de Sowjetunie geopend.
Het jaar 1941 bracht echter een keerpunt. De regering moest alle beschikbare krachten mobiliseren tegen de duitse vijand. De orthodoxe kerk kon een belangrijke partiottische bijdrage leveren. Op 22 juni 1941, toen de Duitsers Rusland aanvielen, riep Sergej de orthodoxe gelovigen op om het vaderland te verdedigen. Er kwam nu wat meer vrijheid. In 1943 stond de regering zelfs
| |
| |
toe, dat Sergej, die tot nu toe het patriarchaat slechts had waargenomen, officieel tot patriarch werd gekozen. De na-oorlogse situatie veranderde slechts weinig. Een enkele maal waren er weer tekenen van een hernieuwde onderdrukking. Doch aangezien de leiding van de orthodoxe kerk zich bij voortduring uitputte in bewijzen van loyaliteit, werden de organisatorische kant van de kerk over het algemeen maar weinig moeilijkheden in de weg gelegd.
In 1959 waren er dan ook weer ruim 20.000 kerken geopend. Wat dit getal in feite betekent, kan men natuurlijk pas begrijpen wanneer men ook het aantal gelovigen kent. Volgens westerse waarnemers zou dit 100 miljoen bedragen. Het patriarchaat van Moskou zelf spreekt over 50 miljoen. Dit getal lijkt ons waarschijnlijker. Behalve de orthodoxe kerk zijn er in de Sowjetunie immers nog talrijke andere kerken en secten. Wanneer men alle cijfers die de westerse waarnemers van de verschillende kerken noemen, optelt, zou men moeten concluderen, dat ruim 80% van de bevolking in de Sowjet-unie zich officieel tot een kerk bekend heeft. En dit is beslist onmogelijk.
Houdt men zich aan de getallen die het patriarchaat zelf publiceert, dan levert een eenvoudige berekening op, dat er op iedere 2500 gelovigen 1 kerkgebouw was in 1959. Op zich is dit niet zo'n onrustbarende situatie.
Voor 1962 werden nieuwe cijfers gepubliceerd. Deze keer niet door het patriarchaat, doch dat blijkt niets weg te nemen van de geloofwaardigheid ervan. Blijkens deze cijfers zouden in drie jaar tijd ongeveer 10.000 kerken gesloten zijn. Dat wil zeggen, dat er nu op iedere 5000 gelovigen nog een kerkgebouw is. Deze cijfers komen volledig overeen met andere statistieken, die wel door het patriarchaat zijn uitgegeven. Volgens deze cijfers is ook het aantal priesters bijna gehalveerd (nu nog slechts 16.000) evenals het aantal kloosters (nu nog 35). En het aantal seminaries is van 8 tot 5 teruggebracht.
Toen deze cijfers in de Westerse pers verschenen en zelfs ‘vrienden van de Sowjetunie’ zich ongerust gingen maken, moest de Russische regering natuurlijk wel reageren. Zij deed dit niet onintelligent met een uitgebreide verklaring, waarin onder andere te lezen stond: ‘Het is waar, het aantal gelovigen in de Sowjetunie en dienovereenkomstig het aantal bedehuizen en onderwijsinrichtingen waar priesters worden opgeleid, neemt van jaar tot jaar af. Maar dit is geen gevolg van gewelddadige ingrepen of inmenging van de kant van de autoriteiten. Dit proces van teruggang van de religie is niet pas van gisteren. Dit proces bestaat al tientallen jaren en is niet alleen in de Sowjetunie te constateren, maar in alle landen van Westeuropa, Noordamerika en andere werelddelen zonder uitzondering. Het is juist, dat hier en daar in de Sowjetunie kerken worden gesloten. Maar dan alleen daar, waar het aantal leden van religieuze verenigingen sterk is ingekrompen, en zij niet in staat zijn de kerken te ondersteunen of in stand te houden’.
Dit is een verstandig betoog, maar er is toch nog wel een speld tussen te krijgen, en meer dan dat. Een geleidelijke afval van de kerk is inderdaad in vele streken te bespeuren. Maar dat kan niet de verklaring zijn voor het feit, dat in drie jaar tijds 10.000 kerken worden gesloten. Vooral niet als men bedenkt dat een ‘unit’ van 20 gelovigen in de Sowjetunie al wettelijk recht heeft op het stichten van een eigen parochie. Ook hier zit het gif dan ook in de staart, n.l. waar gesproken wordt over ‘niet in staat zijn om de kerken te onderhouden of in stand te houden’. De Sowjet-regering heeft namelijk begrepen, dat men niet een bloedige weg behoeft te volgen, men kan de kerk ook administratief liqui- | |
| |
deren. De geestelijkheid - die door de gelovigen wordt onderhouden - moet een inkomstenbelasting betalen, welke ongeveer drie kwart van zijn inkomsten bedraagt. Iedere parochie moet jaarlijks een vrijwillige bijdrage aan de vredesbeweging afstaan. Regeringscommissies belasten de aldus verarmde parochies met kosten voor onderhoud en herstel, die de mogelijkheden verre te boven gaan. Kan een parochie niet aan haar verplichtingen voldoen, dan wordt zij gesloten.
Wij moeten dan ook wel concluderen, dat de toestand van de orthodoxe kerken in de Sowjetunie uiterst zorgwekkend is. De ‘tactische’ verklaring van de leiders van de orthodoxe kerk, dat ‘hun eigen toestand geen onrust wekt’ kunnen wij dan ook beslist naast ons neerleggen.
| |
De andere geloofsgemeenschappen
Over de andere kerken en secten bezitten wij zo goed als geen betrouwbare gegevens. Hetzelfde geldt van de mohammedanen. Men kan echter gerust aannemen, dat de administratieve vervolging minstens even fel tegen deze geloofsgemeenschappen is gericht. En dat nog te meer omdat al deze kerken en secten bovendien het zo geprezen vaderlandse element missen, waarop de orthodoxie zich nog altijd kon beroemen.
Ook wat de Joden betreft bezitten wij weinig gegevens over een godsdienstige vervolging. Een van de weinige berichten over hun godsdienstige situatie danken wij aan de Moskouse correspondent van de New York Times. Hij meldde, dat de Joodse gemeente te Moskou dit jaar weer faciliteiten heeft gekregen voor het bakken van matses, welke zij twee jaar hadden moeten ontberen.
De beslist anti-joodse houding in de Sowjetunie berust waarschijnlijk echter niet op godsdienstige motieven. De Rus heeft zich de hele geschiedenis door altijd rasgevoelig getoond. Het begrip ‘pogrom’ is niet voor niets in Rusland ontstaan. De Oekraiense Academie van Wetenschappen heeft dan ook kortgeleden een antisemitisch boek van 190 pagina's gepubliceerd, waarin ook anti-joodse karikaturen staan afgebeeld.
Van het communisme kan men echter rustig zeggen, dat het antisemitisme niet tot hun gedachtegoed behoort. Discrimineren uit anti-joodse motieven druist volkomen in tegen de opzet van een rood maatschappelijk stelsel. Aansporing tot haat en actie tegen de Joden is dan ook in de Sowjetunie een strafbaar feit.
De grote grief van veel orthodox-religieuze Joden is, dat het bewind de assimilatie aanmoedigt. Terwijl van de kleine Sowjetvolken de identiteit wordt gehandhaafd, ziet de regering graag, dat een jood zich op de eerste plaats Rus, Oekraiener of Georgiër voelt. Twee houdingen staan de regering daarbij in de weg: de orthodox-religieuze (doch dat hangt vooral samen met het bezwaar tegen de religie in het algemeen) en de zionistische.
Niemand weet hoeveel van de drie miljoen joden in de Sowjetunie graag naar Israël zouden verhuizen. Maar zelfs als dat percentage laag zou zijn, dan wordt toch aan die groep de mogelijkheid tot emigratie ontnomen. En dat is een gerechtvaardigde grief. Dat er twee jaar geen matses konden worden gebakken was een evidente anti-godsdienstige plagerij. Over het algemeen valt het echter op, dat juist de joden maar zelden dergelijke plagerijen behoeven te dulden. Vermoedelijk is de reden hiervan tweevoudig. Op de eerste plaats weet ook de Sowjetregering, dat de wereldopinie sinds de tweede wereldoorlog terecht zeer
| |
| |
gevoelig is voor alles wat de joden wordt aangedaan. En op de tweede plaats zien de beslist niet anti-semitische leiders zich voor de zware taak gesteld de ingewortelde anti-semitische gevoelens van grote bevolkingsgroepen (met name de Russen en de Oekraieners) de kop in te drukken.
Doch uiteindelijk zullen de anti-godsdienstige aanvallen tegen de Joden beslist dezelfde kracht krijgen als tegen katholieken, baptisten en mohammedanen, juist omdat dit geen godsdiensten ‘van eigen bodem’ zijn. Het sluiten van een groot aantal synagogen, waarvan het vorig jaar melding werd gemaakt, wijst erop, dat de aanval al begonnen is.
| |
De ideologische verantwoording
Het reeds eerder genoemde rapport van Iljitsjov, dat hij op 25 november van het vorig jaar uitbracht aan het centraal comité van de Communistische Partij van de Sowjetunie, staat eigenlijk in een merkwaardige tegenstelling met de feiten die wij tot nu toe vermeld hebben. Het bleek immers, dat er wel degelijk sprake is van een vervolging, zij het dan ook niet meer op een brute en bloedige wijze. Doch de administratieve weg welke men thans bewandelt, is niet minder effectief en eveneens gewelddadig.
Iljitsjov echter wijst er juist op, dat men maar al te vaak in een van beide extremen vervalt: ofwel een verregaande tolerantie, ofwel brute bureaucratische daden. Daartegenover stelt hij als enig juiste methode: ‘In ons atheïstische werk moeten wij noch haat noch imprudentie aan de dag leggen’. Men moet aan de strijdbare atheïst kunnen merken: ‘Dit is iemand die aan de mensen de warmte van zijn hart schenkt; het is een humanist die strijdt voor de zielen’.
Iljitsjov stelt zich op een wetenschappelijk standpunt, op partij-wetenschappelijk standpunt wel te verstaan. De atheïstische opvoeding is dan ook geen doel in zich, maar slechts een onderdeel van de algemene taak: de vorming van een wetenschappelijke wereldbeschouwing. Hij constateert, dat de wetenschap momenteel een frontale aanval op de godsdienst onderneemt. ‘De wetenschappelijke en de godsdienstige wereldbeschouwing zijn volkomen tegengesteld en kunnen niet tot elkaar herleid worden’. Hij wil wel onderkennen, dat de theologen uiterst handig zijn waar het gaat om aanpassing aan de situatie. Maar ‘hun enige doel is om de weg te vinden, waarlangs godsdienst en wetenschap weer verzoend kunnen worden’. En dat is onmogelijk.
Wanneer wij op dit punt even het betoog van Iljitsjov mogen onderbreken, dan valt het op, dat het wetenschappelijk inzicht van Iljitsjov niet bijster groot is. Al zijn argumenten stammen uit een negentiende-eeuws wetenschapsideaal, rechtstreeks van Marx en Engels overgenomen, zonder nochtans de ontwikkeling te erkennen die ook het marxistische wetenschapsideaal hier en daar heeft doorgemaakt. Men denke slechts aan niet-russische marxistische denkers als Kolakowski en Machovec. Dit is dan ook de grote fout welke Iljitsjov in zijn betoog bij voortduring maakt. In onze conclusie komen we daar nog op terug.
Nadat Iljitsjov zijn grenzen tussen wetenschap en godsdienst getrokken heeft, vraagt hij zich af hoe het mogelijk is, dat bij zoveel Sowjetburgers het religieuze gevoelen weer is opgeleefd. ‘De ongunstige situatie na de tweede wereldoorlog, de ongerustheid over het lot van zijn naasten en de kritieke situatie van de bevolking in de bezette gebieden, dit alles heeft in zekere zin de mensen van de kerk geholpen om hun invloed uit te oefenen op bepaalde personen’.
| |
| |
Ongewild geeft Iljitsjov hier een testimonium paupertatis van het marxisme. Het antwoord op het individuele lijden van de mens heeft het marxisme nog niet gevonden. Het marxisme kent slechts een collectieve ethica (die vele niet-marxisten tot hun schade moeten ontberen), maar een persoonlijke ethica is nog niet opgebouwd. Wanneer de mens op zichzelf wordt teruggeworpen in lijden of dood, heeft hij van het marxisme niets meer te verwachten. Hij neemt dan zijn toevlucht tot de kerk, die hem juist persoonlijk wil benaderen. Iljitsjov trekt echter niet de voor de hand liggende conclusie, dat men dus een persoonlijke ethica moet gaan opbouwen. Hij denkt alleen aan de vernietiging van de enige bestaande troost: de kerk, de religie. Iljitsjov erkent wel dat sommige elementen van de religie naar de letter te aanvaarden zijn, zoals bijvoorbeeld enige van de tien geboden. Doch wat de geest betreft moet alles van de religie worden verworpen. De ethiek van het communisme geeft de mens vertrouwen in zijn eigen kunnen om de wereld te transformeren. De religie maakt van de mens een slaaf van God.
In welke eeuw deze gedachte thuis hoort, moge de lezer zelf beoordelen.
Belangrijker dan deze pseudo-wijsgerige redeneringen zijn echter de ideeën welke Iljitsjov ontwikkelt ten aanzien van de atheïstische propaganda.
Na een opsomming van hetgeen tot nu toe door de atheïstische beweging tot stand is gebracht, moet hij constateren: ‘Het atheïstische werk is tot op heden vol formalisme, vaak staat het naast het leven, het raakt noch de geest noch het hart van de mensen, het heeft een zwakke invloed op de gelovigen’.
En hij stelt dan als eerste these: ‘De verklaring van het anti-wetenschappelijk karakter van de religieuze ideologie moet het voornaamste onderwerp zijn van de atheïstische propaganda’. Hierbij tekent hij uitdrukkelijk aan: ‘De strijd tegen de religie betekent geen strijd tegen de gelovigen, maar tegen de anti-wetenschappelijke ideeën’.
| |
De beginselen van de atheïstische opvoeding
Iljitsjov geeft precies aan hoe de atheïstische opvoeding van het volk moet worden aangepakt. Het komt neer op vijf belangrijke punten:
- | Voor alles moet men een wetenschappelijke kritiek hebben op de moderne verschijningsvormen van de religie welke zich baseren op een verdiepte argumentatie. |
- | Men moet bestuderen tot in welke graad de bevolking van een bepaalde streek, provincie, stad, dorp en huis religieus is en de oorzaken van die godsdienstigheid zien op te sporen. |
- | Men moet kernen stichten, die de godsdienst moeten ontmaskeren. |
- | Men moet alle middelen en alle overtuigingskracht gebruiken om de mensen van hun religieuze gedachten af te brengen. |
- | De atheïstische activiteiten moeten systematisch worden ontwikkeld, zodat iedere burger intensief wordt bewerkt. De atheïstische invloeden moeten de mens begeleiden van de wieg tot het graf, waarbij echter de meeste aandacht moet worden besteed aan de kleine kinderen en de opgroeiende jeugd. |
Wanneer men deze concrete voorstellen vergelijkt met hetgeen de ‘Bond van strijdbare atheïsten’ reeds in 1925 in haar program had staan, dan zijn er geen merkbare verschillen.
| |
| |
| |
Conclusie
Wanneer we nu nogmaals de huidige situatie van de kerken in de Sowjetunie overzien, dan moeten wij op de eerste plaats concluderen, dat er inderdaad sprake is van een verheviging van de vervolging, met name langs administratieve weg. Deze wijze van vervolging is des te gevaarlijker omdat hierdoor de gelovigen praktisch worden uitgeleverd aan de willekeur van plaatselijke functionarissen, die veelal fanatieker en gevaarlijker zijn dan de ambtenaren van de centrale bureaus.
Deze hernieuwde vervolging wekt terecht onze onrust en onze verontwaardiging. Zij is ook in strijd met de letter van de grondwet van de Sowjetunie.
Het rapport van Iljitsjov keert zich eigenlijk enigszins tegen deze wijze van vernietiging van de godsdienst. Iljitsjov staat eerder een wetenschappelijke wijze voor. Hij doet daarmee niets nieuws. Zijn denkbeelden stammen uit een voorbije tijd. Hij heeft geen oog voor de ontwikkelingen die deels al achter ons liggen, deels nog aan de gang zijn.
De toon van zijn rapport is belangrijk humanistischer dan alle voorgaande atheïstische programma's. Niettemin blijft de strekking negatief, gericht op het doen verdwijnen van de religie. Een positieve inbreng in de richting van een persoonlijke ethica ontbreekt.
Iljitsjov onderscheidt zich hiermee in belangrijke mate van andere, niet-russische, ideologen, die de religie op een andere wijze benaderen, en daardoor ook tot het besef gekomen zijn dat de aandacht voor de persoon in het marxistisch gedachtegoed nog ontbreekt. Met andere woorden, het rapport van Iljitsjov betekent niets nieuws, en zal dan ook geen weldenkend mens kunnen verontrusten. Tenzij men er de nadruk op wenst te leggen, dat een dergelijk rapport in een toch geenszins achterlijk land als de Sowjetunie heden ten dage nog serieus genomen kan worden. Op de Sowjetjeugd, naar wie blijkens het rapport de voornaamste aandacht moet uitgaan, zal het weinig invloed kunnen hebben, getuige de talloze bewijzen die deze jeugd reeds geleverd heeft van het feit dat zij dwars door zulke rapporten heenziet.
Doch al zal deze jeugd zich dan wel kunnen vrijwaren van dit pseudo-wetenschappelijk atheïsme, wanneer de administratieve maatregelen op deze voet worden voortgezet, zal zij ook beroofd worden van iedere godsdienstige verschijningsvorm. Het beangstigende van het rapport van Iljitsjov is dan ook veel meer gelegen in het feit, dat - hoe paradoxaal dat ook moge klinken - zijn plannen geen succes zullen hebben. De leiders zullen hun administratieve methode dan nog verscherpen. Als men in drie jaar tienduizend kerken kan sluiten, behoeft men maar een eenvoudige berekening te maken om te achterhalen wanneer ook de laatste kerk op sowjetrussisch gebied dicht zal gaan. Het is niet uitgesloten, dat een protest van de westerse pers hier iets kan uitrichten.
|
|