Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 742]
| |||||||||||||
De eerste biecht in discussie
|
- | Niet meer biechten voor de eerste Communie, waarom niet? |
- | Biechtcelebratie? Wat is dat? |
- | En wordt er ook naar de mening van de eerste-klas-leerkrachten gevraag en vooral.... naar die van de ouders? |
- | Zijn onze mensen daarop voorbereid? Kunnen ze het allemaal wel zo gauw verwerken? |
Deze vragen kunnen nog met een aantal worden uitgebreid. Wij leven in een dynamische tijd. Overal is het gesprek gaande, alles staat op de helling. De vroegere ‘zekerheid’ is weg en bij de ontstane onzekerheid van ik-weet-het-niet-meer is het een zoeken en tasten. Het oude is voorbij, het nieuwe is er nog niet. Wij zitten in een overgangstijd. Ook wat de biecht betreft.
Gesprekken over de biecht
In Amsterdam zijn de zogenaamde ‘pastoriegesprekken’ gevoerd over de biecht en nu ook in het bisdom 's-Hertogenbosch. Het ging voornamelijk over de biecht voor volwassenen. Maar verschillende deelnemers - met name onze hele groep - wilden graag ook de kinderbiecht eens onder de loep nemen, en dan meer uitgesproken de eerste biecht.
Nog niet zoveel jaren geleden werd de eerste biecht gesproken daags vóór de eerste H. Communie. Enkele jaren nu reeds plaatst men in vele parochies de eerste biecht een paar maanden vóór de eerste H. Communie. Dit geeft het voordeel, dat er rustiger aandacht geschonken kan worden aan elk sacrament afzonderlijk.
Maar wat men eerst vanzelfsprekend vond, wordt nu in discussie gesteld. Men is het er wel over eens, dat het niet nodig is een kind te laten biechten voor het in de viering van de H. Eucharistie voor het eerst het Lichaam van onze verrezen Heer ontvangt. Maar om dat
biechten nu maar ineens te laten vallen.... Daar moest toch eens over gepraat worden. En dit is gebeurd.
De gespreksgroep kwam een paar maal bijeen, buiten de pastoriegesprekken om, om over de kinderbiecht te spreken. Al gauw bleek dat we uren zouden kunnen bezig blijven, want ten slotte komt alles hierop neer: kan een kind van 6 à 7 jaar zonde doen of niet? De een zegt van wel, dus biechten; de ander zegt van niet, dus niet biechten. Overigens, ook de psychologen zijn het niet met elkaar eens. Daarvandaan dat Mgr. Bekkers deskundigen heeft gevraagd zich op deze zaak ernstig te bezinnen.
Bezinning
Ondertussen moet er toch iets gedaan worden. Of moeten we maar afwachten? In elk geval is het goed eens te beluisteren welke meningen er bestaan en welke voorstellen er gedaan worden. Na lang heen en weer praten werd in een vergadering die stond onder leiding van de Hoogeerwaarde Heer Deken van de stad, het volgende vastgesteld:
1. | De eerste biecht niet urgeren; deze niet algemeen organiseren. Men late de ouders de vrije keuze al of niet met hun kind te gaan biechten. Willen de ouders hun kind wel laten biechten, dan verzorgen zij zelf de voorbereiding daarop. Priesters en leerkrachten bieden desgewenst graag hulp. Men moet op dit biechten niet te zeer aandringen. |
2. | Wanneer we de eerste biecht naar later verschuiven, zouden we er graag iets positiefs voor in de plaats stellen, namelijk een boetecelebratie. En deze dan gezien als een constitutief element in de geleidelijke groei naar de biecht zelf. Een stapsgewijs heenleiden naar de biecht, die dan een tapbeleving wordt: de sacramentele zondenvergeving in de ontmoeting met de verrezen Heer.
De nadruk wordt gelegd op de andere vergevingsmogelijkheden, - de vergeving door papa en mama: ‘Nu is alles weer goed!’, de fout tegen een ander goedmaken door bijvoorbeeld weer samen te gaan spelen of iets lekkers delen, ‘Ik zal het nooit meer doen!’ - met name de deprecatieve zondenvergeving: gebed van berouw, het confiteor in de H. Mis, de H. Mis zelf. Dit positief heenleiden naar de biecht heeft als kern: de goedheid van God laten zien én beleven. |
3. | Met name willen we wijzen op het ‘confiteor’ van de eerste H. Mis met Communie. Aan dit confiteor zou dan in de feestmis wat meer reliëf gegeven kunnen worden, dit zou meer ‘sprekend’ gemaakt kunnen worden voor de kinderen én hun ouders én de medeparochianen. |
4. | Er zullen een paar boete-celebraties samengesteld worden die op de eerstvolgende pastoorsvergadering aan de Heren Pastoors ter hand zullen worden gesteld. |
5. | Het is wenselijk, dat in de diverse parochies spoedig een ouderavond belegd wordt, waarop de mening van de ouders zal worden gevraagd om zo door samenspreking van de ouders, priesters en leerkrachten tot een goede oplossing te komen. |
Biecht-celebratie, boete-celebratie of....?
Wat bedoelt men nu met een biecht-celebratie?
Celebratie betekent niets anders dan ‘viering’. Een biecht-celebratie is een viering, waarin de privé-biecht is opgenomen.
Wanneer de kinderen niet meer biechten vóór de eerste H. Communie, heeft het geen zin zo'n biecht-celebratie in strikte zin te houden. Wel kan men een ‘boete-celebratie’ houden als iets positiefs in de plaats van de biecht, of liever als een opgang naar de biecht. De naam ‘boete-celebratie’ lijkt echter wel wat zwaar geladen voor onze kleintjes. Een ‘Gods-goedheid-celebratie’ klinkt niet erg, maar geeft wel aan wat de bedoeling is: onze kinderen in warm contact brengen met de liefde en goedheid van onze Vader voor zijn kinderen.
Er zijn een viertal celebraties samengesteld, waarvan we hier de titels laten volgen: 1. God is goed; 2. De Herder en zijn schapen; 3. Een paascelebratie (thema: de Emmaüsgangers); 4. Op weg naar de Vader. De eerste celebratie is een viering waarbij de kinderen én hun ouders betrokken zijn. De andere celebraties kunnen gehouden worden met de kinderen alleen.
Biechtavond
Ingevolge punt 5 van bovengenoemde conclusies werd in onze parochie een ouderavond belegd om met de ouders van gedachten te wisselen over de eerste biecht en alles wat daaromtrent gaande is. In een inleiding behandelde de pastoor enkele punten, o.a.:
- | de historische groei naar de biechtpraktijk van heden; |
- | het Godsbeeld van de strenge Rechter heeft plaats gemaakt voor het beeld van de goede Vader; |
- | de biecht is een ontmoeting met Christus; |
- | de biecht is het paasgeschenk van de verrezen Heer; |
- | het gaat niet zozeer meer om het opzeggen van het zondenrijtje dan wel om de mentaliteit: de nederige houding van de zondaar; |
- | de nadruk is verlegd van het zondefeit naar de erkenning van zondigheid; |
- | er is een verlangen naar een biechtgesprek i.p.v. enkel een dorre belijdenis; |
- | de weerzin tegen het donkere hokje met het verlangen naar biechtkamers. |
Dan, met betrekking tot de eerste biecht, werden vier mogelijkheden naar voren gebracht, waarover na de pauze gediscussieerd kon worden:
a. | biechten zoals het ‘altijd’ geweest is; |
b. | niet biechten en niets ervoor in de plaats; |
c. | een ‘boete-celebratie’ houden; |
d. | pastoor en kapelaans houden een gesprekje met elk kind en beoordelen in elk geval afzonderlijk of dat bepaalde kind aan biechten toe is, ja of nee. Bij ‘ja’ wordt de absolutie gegeven, bij ‘nee’ volstaat de priester met de zegen. |
Wat de ouders er van zeiden
De meeste ouders voelden niets voor de beide eerste mogelijkheden. Een enkele vader of moeder sprak over een zekere rivaliteit tussen de kinderen thuis. ‘Jij moest vorig jaar biechten en ik hoef het lekker niet!’ Maar het was voor iedereen duidelijk: we zouden om die reden het verschuiven van de biecht niet behoeven uit te stellen. Het zal immers toch eens de eerste keer moeten zijn.
Men wilde graag weten wat nu precies met zo'n ‘boete-celebratie’ bedoeld wordt.
Na een korte uiteenzetting wat zo'n viering van ± 20 minuten omvat, waren de ouders er opvallend enthousiast over. Men wilde graag de derde mogelijkheid combineren met de vierde: c en d.
Forumavond over de biecht
Ergens in Nederland werd een forumavond gehouden over de eerste biecht en de eerste H. Communie. Aan deze forumavond namen deel: priesters, leden van oudercomités en leerkrachten van de eerste klas. De vragen konden te voren schriftelijk worden ingediend. Te uwer informatie geven wij u de vragen die gesteld werden met betrekking tot de eerste biecht en de gewetensvorming.
1. | Zouden we de kinderbiecht verschuiven tot b.v. de 3e klas? |
2. | Als het biechten voor de eerste Communie vervalt, heeft het forum dan een suggestie voor wat daar positief tegenovergesteld kan worden? |
3. | Is het nog gewenst de behoorlijk moeilijke tekst van de Oefening van berouw aan te leren? Is het niet beter en mooier de kinderen na de belijdenis op hun eigen manier hun spijt te laten zeggen, of in |
een paar korte zinnetjes die spijt te laten uitkomen, b.v. door: ‘Ik heb er spijt van’ of ‘Ik zal proberen het beter te doen’. | |
4. | Wie maken de problemen rond de kinderbiecht: de ouders, de priesters of de kinderen? |
5. | Wat kan de onderwijzer(es) van de eerste klas doen aan gewetensvorming? |
6. | Heeft de biecht voor kleine kinderen alleen maar het aspect van zondenvergeving? |
7. | Kan een kind goed doen? Kan een kind kwaad doen? |
8. | Nu de eerste biecht wordt opgeschoven, vragen wij ons af of we het kind toch in een of andere vorm het christelijk schuldbewustzijn moeten bijbrengen en op welke manier dit dan zou kunnen gebeuren. |
Een poging tot een antwoord
Het is niet mogelijk in het bestek van dit artikel uitvoerig in te gaan op al deze vragen. We willen voor zover in het bovenstaande al niet een antwoord te vinden is, slechts enkele dingen aanstippen. Verder verwijzen wij u naar het pas verschenen boek: Pastoraal en Catechese van eerste Biecht en eerste CommunieGa naar voetnoot1), Dit is een uitstekende handleiding voor ieder die bij de voorbereiding op eerste biecht en communie betrokken is. Ook vindt u een zeer goede hulp in: Eerste Biecht, een brochure van de hand van Mevr. Snijders-OomenGa naar voetnoot2), en in Ik zal naar mijn Vader gaan, een boek over het H. Sacrament van de Biecht, met prachtige full-page-illustraties van Anton Heyn en een mooie tekstGa naar voetnoot3). Niet onvermeld mag blijven: Het Koningsfeest, handleiding voor de Eerste KommunieGa naar voetnoot4), waarin ook waardevolle dingen staan over de eerste biecht.
Wat betreft de vragen 1 en 2 menen we naar bovenstaande regels te mogen verwijzen en naar de conclusies die nog zullen volgen. Eerlijkheidshalve moeten we zeggen, dat de celebratie met de kinderen én hun ouders waarover hierboven sprake was, in dit gezelschap niet onverdeeld gunstig werd ontvangen. Wel vroeg een pastoor na afloop de tekst: ‘omdat de ouders er weer een keer temeer bij betrokken werden’. Maar een ander stak zijn volstrekte afwijzing niet onder stoelen of banken: absoluut tégen.
Vraag 3 handelt over de Oefening van berouw. Op steeds meer plaatsen stapt men er van af en de suggestie die de vragensteller doet,
lijkt ons goed en waardevol. We zouden tegen de Oefening van berouw en de korte zinnetjes van spijt dit aan kunnen voeren: het gemeenschapsaspect van de biecht komt hierin niet tot uitdrukking. Hier kan men echter weer tegenin brengen, dat onze kleine kinderen daar nog niet aan toe zijn en dat we voorlopig met een enkel ‘spijt-gebedje’ tevreden moeten zijn. In Ik zal naar mijn Vader gaan vinden we het volgende ‘confiteor’:
Goede Vader,
ik zeg het eerlijk tegen U,
tegen Maria en alle Heiligen
en ook tegen de priester:
Ik heb verkeerd gedaan.
Ik heb U niet genoeg bemind,
ook de andere ménsen niet.
Nu heb ik daar spijt over.
Ik vraag Maria en alle Heiligen:
Bid voor mij om vergeving
bij de Heer, onze God.
Vraag 4 lijkt me enigszins ironisch of guitig gesteld. Wie nu de eigenlijke ‘schuldigen’ zijn, is ook van minder belang. Feit is, dat er thans problemen zijn en dat het verander(en) de Godsbeeld én mensbeeld wel problemen móesten oproepen.
Vraag 5 zou een apart artikel, liever nog een apart boek behoeven. We verwijzen naar de alom geprezen boeken van J. van Haaren: Voor hen is het koninkrijkGa naar voetnoot5) en.... en toch uw kind, handelend over goed en kwaad in het kinderlevenGa naar voetnoot6).
Heel de gewetensvorming zou gedragen moeten worden door de gedachte: God is mijn goede Vader en ik ben zijn kind. Geen angst dus, maar vreugde! Thuis (en op school) moet er rond de biecht en alles wat daarmee samenhangt, een sfeer zijn van blijheid, van vertrouwen, van zich geborgen weten in de goedheid en liefde van vader en moeder en via de ouders in de goedheid en de liefde van God. Daarvoor is nodig dat we de biecht zien als het paasgeschenk van onze verrezen Heer. We vroegen eens: ‘Theo, wanneer gaf Jesus ons de biecht?’ ‘Op Pasen, meneer’. ‘Juist, en wat kun je daaraan zien?’ ‘Dat het een blij sacrament is’. Prima geantwoord! Angst is iets verschrikkelijks en als we onze kinderen iets moeten besparen, dan is het wel de angst. ‘Met zwarte Piet dreigen is ook onjuist, maar daar groei-
en de kinderen op de duur wel overheen. Er zijn er echter zeer velen, die nooit meer over hun angst voor de biechtstoel heen groeien’Ga naar voetnoot7).
Een oudere man vertelde mij: ‘Ik zie nog het klokje hangen, daar naast de deur, en ik hoor nog die stem: tik-tak, al-tijd, eeu-wig!’ De klok in de hemel, maar ook de klok in de hel! En u kent toch ook de befaamde driehoek met het spiedend oog, dat alles ziet? Zou het niet beter zijn Gods alwetendheid niet te ‘verklaren’ vanuit zijn rechtvaardigheid, maar vanuit zijn liefdevolle goedheid? ‘God is onze goede Vader en wij zijn zijn kinderen. Omdat Hij zoveel van ons houdt, is Hij altijd met ons bezig, denkt Hij aan ons, kijkt Hij naar ons, niet om ons te straffen: ‘Wacht maar!’, maar om ons goed te kunnen helpen. Hij heeft graag, dat jij een flinke jongen of meisje wordt en dat hebben vader en moeder ook graag. En heb je iets verkeerds gedaan, zeg dan maar: ‘Vader, ik heb er spijt over. Ik wil het (morgen) beter gaan doen’. Dan is alles weer goed. Dan zegt God: ‘Liesbeth, Peter, doe maar weer flink je best. Houd maar veel van Mij en van de mensen’.
Opzettelijke en onopzettelijke gewetensvorming
Met gewetensvorming zijn we als ouders en opvoeders eigenlijk altijd bezig. De beste gewetensvorming die ouders hun kinderen kunnen geven, is: een goed christen-mens zijn, het leven van elke dag op christelijke wijze vóórleven, zoals God dat van ons vraagt. Anders gezegd: de christelijke sfeer in ons gezin, daar komt het op aan. We voeden onze kinderen meer op door wat we zijn, dan door wat we zeggen. Dit zouden we onopzettelijke gewetensvorming kunnen noemen. Meer dan het kwade berispen is nodig het goede te stimuleren. Niet zozeer: dit niet en dat nooit, maar wel: dat is mooi en dat is goed. Zó ben je een flinke jongen, zó ben je een lief meisje. En zo komen we tot de opzettelijke gewetensvorming.
De gelegenheden hiertoe hoeven niet gezocht te worden, ze bieden zich kris-kras door de dag wel aan. Karel heeft gejokt en Ansje heeft de pop van Karin expres stuk gemaakt. Jan kan niet tegen verlies en begint ‘gemeen’ te doen. Hannie is soms erg jaloers als Truusje van de buren weer iets nieuws heeft. Kees zag een dubbeltje op tafel liggen en heeft er kauwgom voor gekocht. - Berichten in de krant of door de radio, programma's op de t.v. vragen soms van de ouders een duidelijke stellingname!
En gaat u maar door. Het is lang niet gemakkelijk altijd tactisch op
te treden en we zullen wel eens fouten maken. We worden misschien ook wel eens té boos! Dit schaadt echter de goede verhouding niet als er een echte liefdeband is tussen ouders en kinderen. Wel moeten we er voor waken, dat we de juiste verhoudingen niet uit het oog verliezen. Dat kan het geweten mis-vormen. Piet had per ongeluk de mooie vaas van moeder van de schoorsteenmantel gestoten. Een pak voor zijn broek en zonder eten naar bed. De volgende dag jokte hij tegen vader, dat hij op tijd op school was gekomen. Dat bleek niet waar te zijn: hij was onderweg blijven spelen. Straf: een berisping.
Is voor een kind niet het ergst waar je de grootste straf voor krijgt?
Laten we voorzichtig zijn met: ‘God is boos op je’. ‘Moet jij je eerste Communie doen? en je krijgt telkens een zwarte (!) ziel’. (Pas nog gehoord!) ‘Wacht maar! God ziet het wel!’ (Daar heb je de driehoek weer). Of: ‘O.L. Heer houdt alleen van “brave” kinderen’. Dat is immers niet zo. Denk maar aan de parabel van de goede vader (de verloren zoon).
‘Arno (9), wat betekent: God is liefde?’ ‘Dat God lief is voor ons’.
Het is duidelijk dat alles wat boven gezegd is voor de ouders, evenzeer geldt voor de verdere opvoeders, b.v. de leerkrachten der eerste klas. Leven als christenen, als mensen die met Christus verrezen zijn, en occasioneel trachten het geweten der kinderen goed te vormen.
Vraag 6. Mevrouw Snijders-Oomen zegt in Eerste Biecht: Vergeving van zonden is slechts één zijde van het biechten. Er is nog een andere kant van belang: die van opvoeding en zelfopvoeding tot bewust christelijk leven’.
Dus groeien naar het goede, naar de Goede. De biecht is belangrijk ook voor de gewetensvorming. Zeker als we komen tot een biechtgesprek.
Vraag 7 en 8. We vermijden liever het woord ‘kwaad en zonde’ met betrekking tot onze kleintjes. Ze doen natuurlijk wel eens, zelfs dikwijls, ‘verkeerd’; ze zijn stout, ze doen foutjes. ‘Het is hun “goed recht” stout te mogen zijn, het hoort bij hun groeien naar het goede’, zegt J. v. Haaren. Feit is dat een kind wel weet: dit is goed, dat is lief en dat is verkeerd en dat mag niet. Maar waarom en hoe weet het dat? Is hierbij een relatie tot God aanwezig? In het kort mogen we misschien zó zeggen: De eerste relatie bij een kind is: ik-moeder; de tweede: ik-omgeving; de derde: ik-God. En wanneer de relatie ‘ik-God’ in het geding komt, spreken we van ‘goed’ en ‘kwaad’. Van doodzonde is natuurlijk geen sprake.
Vele psychologen zeggen, dat een kind van 6 à 7 jaar geen ‘kwaad’
kan doen. Terwijl onlangs nog een bekende psycholoog verklaarde, dat zo'n kind wel degelijk kwaad kan doen, zelfs wel op nog jongere leeftijd! Maar dat verschilt van kind tot kind.
Nog enkele meningen
We noteren hier enkele meningen en uitspraken die we ergens hoorden of lazen.
Sommigen verklaren categorisch: Een kind kan zonde doen of het kan geen zonde doen. Kan het zonde doen, dan moet het ook biechten; kan het geen zonde doen, dan niet biechten, maar dan ook geen boetecelebratie of iets dergelijks.
Anderen willen in plaats van biechten een soort biecht-celebratie houden, waarbij de privé-biecht vervangen wordt door een algemene, sacramentele absolutie. Dus niet enkel het ‘Misereatur’ en ‘Indulgentiam’ van de H. Mis - die ook zondenvergevend zijn, hoewel niet sacramenteel - maar de absolutie-formule uit de biecht wordt uitgesproken.
Daar staat een andere mening lijnrecht tegenover, aldus geformuleerd: ‘Als er geen stof is voor een absolutie bij de biecht van kinderen van 6 à 7 jaar, dan lijkt mij op dezelfde gronden geen materie aanwezig voor een biecht-celebratie met absolutie’.
Bovendien vreest men, dat een biecht-celebratie als afzonderlijke oefening weer iets ‘van de school’ zal gaan worden.
Ook dit valt te beluisteren: Stelt men nu de biecht voor deze kleinen in discussie, zal men dan binnen afzienbare tijd niet ook de eerste Communie voor deze kinderen in discussie stellen?
Verder kan men niet ontkennen, dat ook jonge kinderen behoefte hebben aan vergeving. Hebt u zelf niet eens meegemaakt, dat uw kind wanneer het stout is geweest, rond u heen komt draaien en het eerst dan weer gerust is, wanneer u zegt: ‘Alles is weer goed!’ ‘Ben ik nu weer uw kindje? Bent u niet meer boos op mij?’ U geeft hem of haar een zoen. Dat is ver-zoen-ing! Een kind kan dus wat vergeving betreft, zeker klaar komen met vader en moeder. ‘En dan vergeeft de Kerk’, zegt de bekende katecheet Pater F. v.d. Poel S.J. ‘Want vader en moeder zijn ook “Kerk”’. Zou een kind dan ook niet behoefte kunnen hebben aan het vergevende woord van God, die door zijn priester spreekt?
Biechten.... fijn!
Wanneer de kinderen gaan biechten voor hun eerste Communie,
moet dat zeker in een blije sfeer gebeuren. ‘Mam, morgen gaan we samen biechten! Fijn, hè!’ zei Marjolein.
Fijn? Ja, kinderen kunnen dat spontaan zo zeggen. En gelukkig dát ze het kunnen. Maar om de biecht nu of wat later tot een haast feestelijk gebeuren te maken, daartoe wordt wel het een en ander gevraagd, zowel van de ouders en priesters als van de onderwijzer-katecheet.
Kan de biecht niet plaats vinden in een kamertje, waar de biechtvader met de kleine penitent rustig kan ‘babbelen’ en zo tot een echt biechtgesprekje kan komen? Het vraagt wat meer tijd, maar het is een mooi stuk zielzorg, liever nog ‘mensenzorg’. Mevr. Snijders-Oomen vertelt van Annemieke die zei: ‘Ik vind biechten altijd zo fijn. Dan praat de kapelaan zo vriendelijk met me’. Ja, het gezicht van de kinderen moet bij het verlaten van de biechtstoel - liever biechtkamertje - verraden: het is fijn gegaan.
Positief werken
We richten de aandacht van onze jongens en meisjes meer op het goede dan op het kwade. Bij het onderzoekje voor de biecht of 's avonds bij het avondgebedje, moeten we bedenken, dat het op de liefde aankomt. Liefde tot God en liefde tot de mensen. En dan positief gericht.
‘Thea, ben je eerbiedig geweest in de kerk en bij het gebed?’ is beter dan: ‘Ben je oneerbiedig geweest?’
‘Rini, heb je lief gespeeld met Marc en Marga?’ is beter dan: ‘Heb je ruzie gemaakt?’
Aan het eind van zo'n gesprekje: ‘Zullen we nu samen eens tegen O.L. Heer zeggen, dat je spijt hebt over je fouten en dat je het morgen beter zult doen?’
Zo'n onderhoudje is echt iets voor een moeder met haar kind. Maar ook vader mag het gerust doen. ‘Dat ligt me niet zo. Dat moet mijn vrouw maar doen’. Maar het is geweldig voor kleine Berry en Mieke als vader met hen bidt. Het stoere en mannelijke christen-zijn van vader, meer nog dan zijn woord, zal niet nalaten indruk te maken. En als ze het thuis zó gezien hebben, zullen ze het later dan niet gemakkelijker zelf ook zó gaan doen?
‘Zonden’ tellen en ‘moeten’ of ‘mogen’
Er waait gelukkig een frisse wind door de Kerk. Het zondenrijtje met zoveel keer dit en zoveel keer dat is in discrediet geraakt. Het is ‘anders’ geworden, maar dat betekent niet ‘slapper’. Het gaat meer om de mentaliteit. Een jongen zei tegen zijn onderwijzer: ‘Ik zeg tegen
de kapelaan: ik heb spijt over al mijn dagelijkse zonden’. Een andere jongen merkte doodleuk op: ‘Ik “moet” gaan biechten, maar ik heb niets gedaan. Ik zal maar gauw “iets doen”, anders weet ik niet wat ik moet zeggen’.
We beluisteren ook het verlangen van mensen die de belijdenis willen doen in de vorm van een gebed.
‘Goede en barmhartige Vader, ik beken eerlijk, dat ik tekortgeschoten ben in liefde tegenover U door.... en in liefde tegenover de mensen door.... Ik heb er spijt over en vraag U om vergeving’.
Als we de juiste instelling weten aan te kweken, zal het ‘moeten’ veranderen in ‘mogen’. Dan kan de biecht werkelijk worden: een ontmoeting met God, die mijn jeugd verblijdt.
Het woord van Mgr. Bekkers
Tot besluit en samenvatting van de biechtgesprekken in zijn bisdom heeft Mgr. Bekkers een toespraak gehouden, waarin ook de kinderbiecht een plaats kreeg. Het gedeelte uit de rede over de kinderbiecht geven we letterlijk weer.
De gegevens die naar aanleiding van dit onderwerp zijn binnengekomen, laten nog geen mogelijkheid een volledig beleid uit te stippelen. Wel kan ik mij akkoord verklaren met een beperkt aantal conclusies, waarvan ik noem:
a. | De eerste biecht wordt niet meer gekoppeld aan de voorbereiding voor de eerste H. Communie, maar zal pas daarna plaats hebben. |
b. | Door sommigen wordt het vermogen van het kleine kind met betrekking tot zonde-doen reeds in twijfel getrokken; zeker is dat het geen doodzonde doet. Het is dan ook per se uit den boze om met hel en duivel te dreigen en over zwarte zieltjes te spreken. |
c. | Kinderen moeten geen biechtspiegels of ‘lijstjes’ te hanteren krijgen. Er zijn andere en betere wegen tot gewetensvorming. (Jammer dat hier geen dubbele punt staat). |
d. | Moeten we bij volwassenen er al voor waken geen zonden te ‘maken’, bij kinderen is dat nog stringenter eis. |
e. | Omdat het niet duidelijk is in hoeverre het kind tot zonde en dus tot berouw in staat is, blijft de kinderbiecht een probleem. Nog afgezien van de mogelijkheid tot zondigen, is het de vraag of de tot nu toe gebruikelijke wijze van biechten is aangepast aan het kind. Daarmee blijft de bestaande kinderbiecht een probleem, dat ik in de blijvende aandacht van deskundigen aanbeveel. |
f. | Boven merkte ik reeds op, dat er een afzonderlijke biecht-celebratie |
dient te zijn voor kinderen. Biecht-celebraties met belijdenis zullen, afgezien van de sacramentele betekenis, ook sterk moeten staan in het perspectief van een pedagogie: van een helpen dus bij het ontwaken van een geweten en bij de vorming van dat geweten. | |
g. | Gezien dit alles dring ik aan op een intensief contact tussen geestelijkheid, ouders en leerkrachten, en op overleg en samenspel bij verantwoorde experimenten, speciaal in dekenaal verband.
Bij het huidige veelvuldig verhuizen weten ouders en kinderen niet meer waar zij aan toe zijn. |
Mag ik aan dit alles nog een persoonlijke opmerking toevoegen: een jonge moeder heeft me eens gezegd: ‘Mijn kind zal nooit de biecht leren ervaren, als het niet kan teruggrijpen op de ervaring, dat een vergrijp thuis, na de kleine straf die het er voor gekregen heeft, ook à la minute is vergeten....’. Ik geloof dat zij misschien zonder het geheel te weten, iets zeer belangrijks zei!
Tot zover Mgr. Bekkers.
In een zeer recente rede heeft de Bisschop van Den Bosch nogmaals als zijn uitdrukkelijke wens herhaald: dat de eerste biecht losgemaakt wordt van de eerste H. Communie.
Maar wat moeten we nu dóen?
Allereerst zien te komen tot een ‘intensief contact tussen geestelijkheid, ouders en leerkrachten’ en tot ‘overleg en samenspel bij verantwoorde experimenten, speciaal in dekenaal verband’. Onze mensen en kinderen mogen niet in de war gebracht worden door uitlatingen en wilde experimenten, die niets dan onrust en onzekerheid brengen. We mogen en moeten vooruitstrevend zijn, maar niet met een onbesuisde vaart, zodat we onszelf niet bij kunnen houden, want dan slaan we over de kop. Ons houden aan de richtlijnen en wensen van onze plaatselijke bisschoppen en in gezamenlijk overleg zien wat haalbaar is in ónze parochie, met ónze mensen en kinderen en in ónze omstandigheden. Als dit artikel daar enigszins toe mag bijdragen, kunnen we slechts dankbaar zijn. Eén ding zouden we nog willen zeggen, nl. de hoop uitspreken, dat door alles wat er rond de biecht gezegd en geschreven wordt, de waardering voor het Sacrament der boete mag toenemen. Want zou het tegendeel het geval zijn, dan zouden we dat toch erg moeten betreuren.
‘Ik zal opstaan en naar mijn Vader gaan, naar God die - eeuwig - mijn jeugd verblijdt. Alleluia!’
- voetnoot1)
- Patmos, Antwerpen, 91 pp., f 7,25.
- voetnoot2)
- Paul Brand, Hilversum, 15 pp., f 0,30.
- voetnoot3)
- Zwijsen, Tilburg, 41 pp., f 4,90.
- voetnoot4)
- Helmond, Helmond, 70 pp.
- voetnoot5)
- Pax, Den Haag, 108 pp., f 4,90.
- voetnoot6)
- Pax, Den Haag, 160 pp., f 4,90.
- voetnoot7)
- H. Hollander, S.J. in Katechetiek, Malmberg, Den Bosch.