Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 670]
| |
Na Jeruzalem
| |
[pagina 671]
| |
toekomstige paus het heilig Land bezocht. De intentie van deze pelgrimstocht anno 1906 was oecumenisch: ‘Het verkrijgen van de genade dat de Oosterse volken terugkeren tot de eenheid van Christus' ware Kerk’. Op de groepsfoto zien we dat bisschoppelijk secretaris Roncalli en andere priesters een baardje dragen. Ook dit was oecumenisch. Het reisprogram vermeldt: ‘De priesters kunnen hun baard laten staan, want dit is zeer gezien in het Oosten’. Paus Paulus kwam niet alleen omwille van de eenheid. In zijn sluitingsrede van de tweede conciliesessie gaf de paus de volgende doeleinden aan: ‘ter ere van de eerste heilsgeheimen: verlossing en menswording; om in geest van gebed, boete en vernieuwing Christus zijn Kerk aan te bieden; om tot Haar, de Ene en Heilige, de gescheiden broeders te roepen; om de goddelijke erbarming af te smeken ten gunste van de vrede onder de mensen; voor het heil van de gehele mensheid’. ‘Om te bidden dus’, zei Bertus Aafjes ons in Jeruzalem. ‘Pausen’, zo ging hij voort, ‘weten tegenwoordig ook niet precies meer hoe ze het moeten aanpakken. Daarom riep Joannes een stel mensen bijeen: het concilie. Paulus komt hier Christus zoeken en bidden op deze heilige Plaatsen’. Is dit in feite niet de kern van de zaak? Paulus is een getourmenteerd mens, in de moderne zin van het woord: een moderne intellectueel die zich al te wel bewust is van de enorme wereldproblemen. Hij analyseert, aarzelt lange tijd en neemt moeilijk een beslissing. Dit was voor sommigen de teleurstelling van het eerste half jaar pontificaat van Paulus VI. Zij betreurden dat hij niet ingreep, toen het concilie stroef liep. De Romeinen wilden meer ‘smile’. Paus Joannes noemde hem reeds Hamlet, maar maakte hem tevens tot zijn grootste vriend. Paulus is Joannes noch Pius; hij is een complex en mystiek mens. Zo hebben we hem leren kennen en waarderen in Jeruzalem, vanaf dat benarde ogenblik dat hij zaterdagmiddag 4 januari aan de Damascuspoort uit zijn auto stapte. Collega Pierre Lambert - ‘grand reporter AFP’, zoals zijn visitekaartje zegt - zat beklemd tussen de massa en de pauselijke wagen, toen van binnenuit tegen het raampje werd geklopt. De paus beduidde de journalist het portier te openen. Lambert deed het zo gauw hij zich wat kon bewegen en tussen zijn ‘gorilla's’ en Jordaanse soldaten is Paulus toen in de chaos de stad ingedreven. Het koor van geel-witte maagden die wierook brandden, werd wreed verstrooid. Er was geen sprake van Jeruzalems religieuze en wereldlijke autoriteiten te begroeten, die urenlang in de ijzige kou hadden staan kleumen. Een gedeelte rende mee in deze dolle Kruisweg. De Lutherse proost Carl Malsch vonden we terug in de Heilig-Grafkerk, vlak naast de paus, maar de meesten waren op hun schreden teruggekeerd. Leeftijd en ambtsgewaad leenden zich meestal lastig voor een dergelijk avontuur. ‘Omwille van Paus en Mohammed, sta stil!’, smeekten soldaten en politie de binnengolvende gelovigen. ‘Charles, where's the pope?’, riep een Engelse dame naast ons, toen we meehielpen de zware stadspoorten te sluiten. En de paus...? Complex en mystiek, zoals Life hem noemt. Steeds in zichzelf gekeerd in een grote ‘compunction’, die soms een krampachtig masker lijkt, en tegelijk openstaand voor zijn omgeving, ernstig, angstig bijna en tevens glimlachend, ver en dichtbij, maar vooral biddend, in en ondanks alles: ‘Christus! Christus: onze oorsprong; Christus, onze weg en onze gids; Christus: onze hoop en ons doel’ (openingsrede tweede conciliesessie). Eenmaal over onze eerste schrik heen, waren we bijna blij om deze onvoorziene kruisweg, struikelend over tapijten en palmtakken, besprenkeld met reuk- | |
[pagina 672]
| |
water, bestrooid met bloemblaadjes. ‘Au coeur des masses’, niet langer exclusief voor franciscanen, latijnen, Oosterse bisschoppen of de palmtakkenzwaaiende maagden. De franciscanen hadden het aangeplakt op alle muren van de stad: ‘De Franciscanen heten de paus welkom’. De dominicanen van het bijbelinstituut plakten op hun poort over het woordje ‘Franciscanen’ een strook ‘Jeruzalem’. Moest dat allemaal zo? Al die geelwitte vlaggetjes, die enorme tiara op het dak, dat uitdagende ‘Tu es Petrus’ in neon op de franciscaanse toren, etc.? Een machtig man, die paus van jullie, zeiden me moslims en orthodoxen, kijkend naar al die bombarie rond de nederige pelgrim. Zijn we zwartgallig? Natuurlijk, lang leve de roomse blijheid, maar de Heer verlosse ons van een triomfantelijke Christus-vincit-mentaliteit, waarbij men zelden aan Christus' rijk denkt, eerder aan Kerk en paus. Daarom waren we blij dat de paus zonder teveel kleerscheuren werd losgerukt uit het Italiaanse wereldje dat men tot in Jeruzalem rond hem had opgebouwd. Nu konden gewone christenen en muselmannen hem zien en aanraken, want - aldus hun onvervalst Oosters denkpatroon - dit is een man Gods en dús is zijn aanwezigheid hier een zegen voor iedereen. ‘Dat de wereld wete: de Kerk beziet haar met een diepe bewondering, niet voornemens haar te onderwerpen, maar haar te dienen; niet om haar te onderschatten, maar om haar haar juiste waarde te geven; niet om haar te veroordelen, maar om haar te steunen en te redden’ (openingstoespraak tweede sessie). De anonieme supporters langs de weg kregen gelijk, het pauselijk bezoek werd een zegen, ondanks chaos en gebrekkige organisatie.
Veertien dagen voor het bezoek dreigde een conflict de hele kerkelijke organisatie lam te leggen. Zondag 22 december belegde de commissie van uitvoering, samengesteld uit vertegenwoordigers van latijns patriarchaat, franciscaanse custodie en katholieke Oosterse kerken, een vergadering, waarop de zaak werd uitgepraat.... De reden was de publikatie van een pauselijk program door het latijns patriarchaat, waarin bij de ontvangst slechts sprake was van de latijnse patriarch. De Oosterse patriarchen werden dus over het hoofd gezien. Bij onderzoek bleek ons dat de bejaarde latijnse patriarch Alberto Gori zelf niet op de hoogte was van deze publikatie, kennelijk het werk van twee ondergeschikte monsignori, die in feite de zaken regelen. Pater Lino Capiello, de custos, protesteerde. Hierop ontkenden de latijnen ooit een programma te hebben gepubliceerd en gaven - zoals gebruikelijk in dergelijke netelige omstandigheden - de schuld aan AFP, die het ‘fabeltje’ de wereld in geholpen zou hebben. De muselmanse gouverneur van Jeruzalem, de door iedereen gerespecteerde Abou Dauwoud Ghazali, liet de commissie weten voortaan slechts besprekingen te willen voeren, indien van iedere groepering een vertegenwoordiger aanwezig was. We besparen U de vele kleinmenselijke details. ‘Het contact met onze gescheiden broeders is dus nog erg moeilijk’, zeiden ons vaak nieuw aangekomen journalisten, aan wie we deze background verschaften. Ze konden lastig begrijpen dat dit kleinzielig touwtrekken niet ging tussen katholieken en andere christenen, maar tussen katholieken onderling. En dit duurt al eeuwen. Sinds enkele jaren polemiseert de grieks-katholieke (melkitische) kerk opnieuw openlijk met het latijns patriarchaat. In 1961 verscheen een brochure van het melkitisch patriarchaat, getiteld Catholicisme ou Latinisme?, als antwoord aan pater Pierre Médebielle S.C.J., professor aan het Latijns Patriarchaal seminarie te Jeruzalem, die een brochure had gepubliceerd: A propos du Patriarcat | |
[pagina 673]
| |
Latin de JérusalemGa naar voetnoot1). We beperken ons hier tot de hoofdlijnen van deze polemiek, ons mede baserend op de informaties die ons in Jeruzalem en elders mondeling werden verstrekt. Pater Médebielle wijst erop dat er in het heilig Land latijnen waren vanaf de 4e eeuw. Het zijn echter vreemdelingen, zoals Kopten, Armeniërs, Ethiopiërs en zovele anderen die dichtbij de plaatsen waar Christus heeft geleefd, willen bidden en werken. Het Oosten ontvangt hen gastvrij, zolang deze vreemdelingen niet de pretentie hebben de plaatselijke kerk te willen vervangen, waarvan ze zelfs beweren, dat deze later in het heilig Land zou zijn gevestigd dan de latijnse gemeenschap. Van 1099 tot 1293 hebben de kruisvaarders in Jeruzalem een latijns patriarchaat in stand gehouden. Men kan hen moeilijk hun tijdgeest verwijten. Voor hen was het logisch dat een frankische bezetting een frankische (d.w.z. latijnse) patriarch kreeg. De Franken profiteerden van de dood van de naar Cyprus uitgeweken katholieke, orthodoxe, Griekse, melkitische (al deze namen waren in gebruik) patriarch, de enige wettige patriarch van Jeruzalem, om zonder advies te vragen aan Rome - reeds toen! - een onwaardige tot patriarch te kiezenGa naar voetnoot2). Met het verdwijnen van het Frankenrijk verdween natuurlijk ook het Latijns patriarchaat. In een wanhopige poging te ontkomen aan de muselmanse troepen, verdronk de laatste latijnse patriarch, Nicolas de Hanapes, in de zee bij Akko. Dit patriarchaat had goede diensten bewezen aan de bezetters van het heilig Land. Met het verdwijnen van de kruisvaarders verloor ook het voor hen ingestelde patriarchaat zijn bestaansrecht. De Latijnse ritus was in Jeruzalem een ritus voor vreemdelingen. De kruisvaarders hebben dan ook nooit geprobeerd de christenen van het heilig Land tot hun ritus te ‘bekeren’. Vanaf 1333 bewaken de franciscanen de heilige Plaatsen namens het katholieke latijnse Westen en ontvangen er de pelgrims. De custodie oefende praktisch geen apostolaat uit en wilde geenszins de plaatselijke kerk vervangen. Waarom werd dan in 1847 het latijns patriarchaat opnieuw kunstmatig tot leven gewekt? Om het protestantse gevaar te bezweren? Jeruzalem had sinds 1842 een Anglikaanse bisschop. Maar is hiervoor de instelling van een patriarchaat vereist? Elders waar men hetzelfde gevaar kende, werden apostolische vicarissen benoemd. Heeft het Oosten trouwens de latijnen wel nodig om zich ‘te weren tegen’ het protestantisme? Ook is het niet aannemelijk dat een patriarch onontbeerlijk was voor de zegge en schrijve 4000 latijnse gelovigen, veelal overgegaan tot de latijnse ritus omwille van tijdelijke voordelen: brood en onderdak. De franciscaanse custos, tot dan toe tevens latijns bisschop, had heel goed deze taak kunnen voortzetten. | |
[pagina 674]
| |
Natuurlijk waren 4000 gelovigen niet in verhouding tot de rang van patriarchaat en dus ging men onder andermans duiven schieten, onder orthodoxen en katholieken van de Oosterse kerken. Thans zijn 45.000 Oosterse christenen gelatiniseerd, ondanks het uitdrukkelijk verlangen van de pausen, bekeerde orthodoxen niet van hun ritus te beroven. Dit geestelijk imperialisme is voor de orthodoxen een reden te meer Rome te wantrouwen, dat alles aan zich wil onderwerpen, culturen, liturgieën, kerkelijk recht, in een algehele latinisatie, zonder waardering voor de plaatselijke kerken. Deze moeilijkheden dateren niet van de laatste tijd. In 1850, nauwelijks drie jaar na het herstel van het latijns patriarchaat te Jeruzalem, heeft abbé J.H. Michon een reis naar het H. Land gemaakt. Hij is vóór dit patriarchaat, maar ‘de eerste voorwaarde voor succes is, het “latiniseren” achterwege te laten’. Hij zegt: ‘De patriarch van Jeruzalem heeft een prachtige taak, het meest vruchtbare, providentiële werk van deze tijd. Hij moet een arabische geestelijkheid tot stand brengen, goed onderlegd, vurig, talrijk.... Geen gelatiniseer. De Oosterlingen hebben daar een onoverwinnelijke afkeer van, omdat zij hun liturgieën, door hun voorvaderen doorgegeven vanaf de apostolische tijden, als een erfdeel van het geloof koesteren en het een daad van ontrouw vinden, die prijs te geven. Dus geen afkeer tegen het latijn op zich.... De Grieks Katholieke Kerk in het Oosten heeft in Damascus en op andere plaatsen het arabisch in haar liturgieën. De latijnse ritus zou alleen moeten gelden voor de franciscanen bij het Heilig Graf; de arabische liturgie zoals die bestaat bij de Melkieten die met Rome geünieerd zijn, zou moeten gelden voor het patriarchaat van Jeruzalem, dat dan geen latijns patriarchaat meer zou zijn. Hoe kun je nu een latijnse bisschop hebben waar je geen latijnen hebt?.... Als de nieuwe patriarch de Oosterse liturgie zou overnemen, zou hij aan de gescheiden gemeenschappen een duidelijk bewijs geven, dat Rome niet uiteindelijk de bedoeling heeft hen hun eigen liturgieën te ontnemen’Ga naar voetnoot3). De bedreigingen van Leo XIII tegen de latijnse missionarissen die oosterlingen zonder speciaal verlof bekeerden tot de latijnse ritus, werden nooit uitgevoerd door zijn vertegenwoordigers. De encycliek ‘Orientalium Dignitas’ (cfr. het artikel van Mrg. Edelby, noot 1) is het indirect resultaat van het achtste Eucharistisch Wereldcongres, gehouden te Jeruzalem van 14 tot 21 mei 1893, en van de conferentie van Oosterse patriarchen (Vaticaan oktober - november 1894). Het idee in Jeruzalem te congresseren werd geopperd door Pater François Picard, algemeen overste van de Assumptionisten, die zich altijd bijzonder hebben ingespannen voor de eenheid. Als pauselijk legaat werd kardinaal Langénieux benoemd, aartsbisschop van Reims, door zijn vriendschap met kardinaal Lavigerie een vriend van het Oosten. In de invitatie aan de Oosterse patriarchen deel te nemen aan het congres, staat ondermeer: ‘Le comité souhaite vivement que, représentant l'Eglise d'occident dans cette manifestation de leur Foi et de leur Amour envers N.S. Jésus Christ dans la Sainte Eucharistie, les pèlerins d'Europe aient la faveur et la consolation de voir l'Eglise d'Orient s'associer à eux dans cette pieuse manifestation... Le programme sera composé de manière à mettre en relief la gloire magnifique de la tradition et des liturgies eucharistiques de l'Orient’. Zestien Oosterse prelaten namen deel aan het congres. De bejaarde grieks-katholieke patriarch eiste terecht voor zijn kerk de eer op de | |
[pagina 675]
| |
pauselijke legaat aan de stadspoort te ontvangen. Pius IX had het melkitische patriarchaat in 1867 deze prioriteit verleend, omdat zijn patriarch ook de eerbiedwaardige titel van Alexandrië voert. Bovendien was hij de deken der patriarchen. Niettemin was het de latijnse patriarch mgr. Piavi die de legaat ontving. Mgr. Youssef zond een deputatie naar Jaffa om hem te begroeten bij aankomst in het heilig Land. (Dergelijke procedurekwesties van prioriteit deden zich op het concilie voor en opnieuw bij het bezoek van paus Paulus. Mgr. Maximos verklaarde: ‘Indien er voor de ontvangst van de paus geen orthodoxen aanwezig zijn, wens ik als patriarch van Jeruzalem de eerste plaats. Is er echter ook maar een enkele orthodoxe bisschop aan de Damascuspoort, dan komt hem de eerste plaats toe’). Tijdens het congres kreeg de Oosterse Liturgie in viering en bespreking de volle aandacht. Op 10 mei hield Witte Pater Pierre Michel, oud-professor van het melkitische seminarie Sint-Anna, een lang betoog over: ‘De Oosterse riten, goedgekeurd en gehandhaafd door de pausen’. Het Latijnse patriarchaat, dat in deze rede een kritiek zag, reageerde op de slotzitting bij monde van secretaris Don Louis Heidet: de Oosterse ‘bekeerlingen’ waren overgegaan tot de latijnse ritus met dispensatie van de heilige Stoel, omwille van het heil der zielen. De vota van het congres stimuleerden de opleving van de Oosterse kerken: een bredere kennis over het christelijke Oosten; stichting van seminaries voor elke rite, volgens het model van het seminarie Sint-Anna; oprichting van een studiebeweging betreffende alle religieuze Oosterse vraagstukken; voortzetting van de zo gelukkig begonnen betrekkingen tussen Oosterse en Westerse christenen. De legaat was de bindende figuur van het congres. Hij had zich terdege voorbereid. Om zich beter op de hoogte te stellen van de ware toestand zond hij zelfs vertegenwoordigers naar Constantinopel en elders om een onderzoek in te stellen (opnieuw een treffende gelijkenis met het pauselijk bezoek, met dit verschil evenwel, dat het voor de pauselijke wegbereiders maar kort dag was). In Jeruzalem had kardinaal Langénieux contacten met katholieke en niet-katholieke hoogwaardigheidsbekleders. Onder de geheime rapporten die de Oosterlingen de legaat ter hand stelden, was het verslag van de melkitische patriarch, Mgr. Grégoire Youssef het meest volledig. Enkele van de klachten: de westerse (latijnse) scholen geven een zuiver latijnse vorming, met het gevolg dat de leerlingen niets afweten van hun eigen kerk; geleidelijke latinisatie; ondanks de duidelijke richtlijnen van het concilie van Florence wordt de autoriteit van de katholieke patriarchen beknot door het herhaaldelijk ingrijpen van de Apostolische delegaten. Dit bevestigt bij de orthodoxen de idee dat Rome de patriarchale en bisschoppelijke macht wil opheffen. Een rapport van de Apostolische delegaat of van een gewoon latijns missionaris vindt in Rome gemakkelijker gehoor dan de wens van een patriarch. Een patriarch die aan de paus schrijft, krijgt vaak antwoord van de Propaganda Fide, etc. De legaat stelt een aantal hervormingen voor, waarvan de meeste nog zeer actueel zijn: bevorderen dat missionarissen de Oosterse ritus aannemen; het bevorderen van contacten tussen latijnen en orthodoxen; het verlichten van de voorschriften inzake de ‘communicatio in sacris’, het samenstellen van een theologisch handboek, meer gebaseerd op de kerkvaders van vóór het grote schisma. (Wie denkt hier niet aan de interventie op het concilie van mgr. de Smedt over de oecumenische geest, waarin hij ondermeer zei: ‘Er moet onderzocht worden of in onze manier van spreken vormen of formuleringen gegeven worden welke | |
[pagina 676]
| |
door niet-katholieken moeilijk begrepen worden. Hier moet gezegd worden, dat de scholastieke methode of de quasi-scholastieke methode voor niet-katholieken een grote moeilijkheid oplevert en dikwijls de oorsprong is van dwalingen en vooroordelen. Hetzelfde moet gezegd worden van de abstracte en zuiver begripsmatige manier van spreken, welke door de oosterlingen niet wordt begrepen. De bijbelse en patristische manier van spreken daarentegen vermijdt en voorkomt uit zichzelf vele moeilijkheden, verwarringen en vooroordelen’Ga naar voetnoot4). Leo XIII, nu volledig op de hoogte gesteld, roept de patriarchen voor overleg naar Rome. Het resultaat is de moedige encycliek ‘Orientalium Dignitas’. Zijn grondbeginsel: ‘De latijnse priesters zijn door de apostolische Stoel naar deze streken gezonden, enkel en alleen om de patriarchen en de bisschoppen te helpen en hun taak te verlichten. Zij moeten er dus nauwlettend op toezien dat zij de hun verleende volmachten niet te buiten gaan en het aantal hun toevertrouwde gelovigen verminderen’. Volgt een aantal besluiten om de latinisatie te voorkomen. Strenge sancties worden gesteld tegen de overtreders. Jammer genoeg werden ze nooit toegepast. De Propaganda Fide was bang de machtige missionarissen te ontrieven. De encycliek bleeft grotendeels een dode letter. Leo XIII was zijn tijd te ver vooruit. Vaak is dit nog het geval. De grieks-katholieke kerk heeft aan de vooravond van het concilie duidelijke taal gesproken om paus en hierarchie in te lichten en het abces te doen openbarsten. De auteur van Catholicisme ou Latinisme? vraagt zich tot slot af: ‘Wat gaat de Kerk doen? Zij moet beoordelen, of het op dit ogenblik nog wel het beste is, midden in de twintigste eeuw en in een arabisch en mohammedaans land, dit “relict van de Kruistochten” in stand te houden. Enig nut aan een paar enkelingen daargelaten, heeft het heel veel kwaad gedaan en doet dat nog aan de autochtone Oosterse Kerk; het is als het ware een praktische tegenspraak tegen de plechtige verklaringen van de Pausen en een openlijke belediging en uitdaging aan de oecumenische geest die in de Kerk van Rome overheerst. Wij hebben de Kerk op de hoogte gebracht. Dat was onze plicht. Haar komt het toe een beslissing te nemen’ (p. 93). Vele orthodoxen, die we ontmoetten, geloven niet in de goede wil van Rome, voordat het latijnse patriarchaat zal zijn opgeheven. Toen we voorzichtig zeiden, dat dit nog wel jaren zal duren, waren ze teleurgesteld. Zolang het latijns proselitisme blijft bestaan, nemen ze de katholieke eenheidspogingen niet au sérieux. Graag geven ze toe dat de latijnse priesters - westerlingen en oosterlingen met een volkomen westerse opleiding - soms actiever zijn en ontwikkelder dan de Oosterse clerus. Maar is dit een reden deze kerken te minachten, te verwaarlozen en ze zelfs te willen vervangen door een krachtige latijnse kerk? Is het niet beter geld en energie te besteden aan de ontwikkeling van deze Oosterse kerken, die overigens niet op zulk een laag peil staan als men uit de latijnse alarmkreten zou kunnen opmaken?
Met name in de grieks-katholieke kerk is een interessante vernieuwing gaande. Terecht wil men bewijzen dat de termen katholiek (in gemeenschap met alle bisschoppen onder leiding van de bisschop van Rome) heel goed te verenigen is met Oosters. Dit is geen kwestie van gelijkhebberij van een minderheid, maar een wezenlijke schakel op weg naar de eenheid. In de ogen van de orthodoxen moeten de katholieke Oosterse kerken steeds meer het levend bewijs worden dat | |
[pagina 677]
| |
het mogelijk is met Rome verenigd te zijn zonder zijn Oosterse ‘eigenheid’ te verliezen. Vandaar de naam, die de Melkieten zich graag geven: burgkerk; beter is de recentere benaming: Eglises-signes. Vervullen de Oosterse kerken deze functie? Of is het bestaan van deze met Rome verenigde kerken juist een hinderpaal voor de eenheid? Voor de meeste orthodoxen, met wie we spraken, heeft het woord ‘ounia’, ‘uniate’ (geünieerde), een pejoratieve klankGa naar voetnoot5). De ‘ounia’ maakte immers de verdeeldheid nog groter: van de orthodoxe kerken scheidt een groep zich af.... De opzet, de eenheid van de gehele kerk met de bisschop van Rome, moge echter aanvankelijk mislukt zijn, de oecumenische roeping bleef, zij het vaak niet begrepen. Waarom zijn deze minderheden gedeserteerd van hun oorspronkelijke moederkerk, vragen orthodoxen en ook katholieken zich af? Pastorale nood was het hoofdmotief. Veelal buiten de schuld van de orthodoxen zelf, was de zielzorg zeer verwaarloosd. Door het contact met de actieve Westerse missionarissen werden de gelovigen zich hun situatie bewust. Ze volgden de zielzorgers die zich om hen bekommerden, ook toen deze zich aansloten bij Rome. Aldus verlieten de beste elementen de orthodoxie. Sindsdien beschouwen de orthodoxen hen als wolven in schaapskleren, die van de gebrekkige kennis van veel orthodoxen profiteren om hen tot de geünieerde kerk te ‘bekeren’. Ook al vermindert gelukkig dit oneerlijk proselitisme, de reputatie blijft. Wat moet trouwens iemand doen, die in geweten overtuigd is dat de breuk met Rome tegen Christus' wil indruist?Ga naar voetnoot6). Moet hij overgaan naar de geünieerden of zou het niet tot zijn taak kunnen behoren binnen zijn eigen orthodoxe kerk een stimulerend element tot vernieuwing en toenadering te zijn? Iedereen zal dit voor zich moeten uitmaken, maar de omstandigheden suggereren steeds meer deze laatste ‘oplossing’, die geen oplossing is, maar een evolutie naar eenheid. We kennen verschillende orthodoxen, die door hun ‘katholiek’ denken desem zijn in hun kerk. Gods geest waait waar hij wil. Bijvoorbeeld, toen patriarch Maximos op het concilie sprak, herkenden de orthodoxen in hem de bepleiter van hun belangen. Tijdens de grotendeels geïmproviseerde ontmoeting Maximos - Athenagoras op zondagavond 5 januari - de oecumenische patriarch van Constantinopel was juist terug van de paus -, hoorden we Athenagoras tot zijn gast zeggen: ‘Ik ben altijd met U geweest. Ik heb U gevolgd in al uw pogingen’. En Maximos' antwoord: ‘Wanneer ik sprak op het concilie, dacht ik altijd aan U’. De melkitische kerk is bereid op te gaan in de orthodoxe kerk, zo gauw de gemeenschap met de patriarch van het Westen hersteld zal zijn. Patriarch Maximos heeft dit herhaaldelijk verklaard, zijn Jeruzalemse vicaris, mgr. Gabriel Abou Saade, zei in de bewogen dagen vóór Paulus' bezoek voor radio, tv, pers en iedereen die het maar horen wilde: ‘Eenmaal de eenheid hersteld, is mijn wettige bisschop mgr. Benedictos, Jeruzalems orthodoxe patriarch’Ga naar voetnoot7). | |
[pagina 678]
| |
Hoe denkt mgr. Benedictos zelf over deze pogingen? Op het orthodoxe patriarchaat toonde men zich gereserveerd. Terwijl in zijn salon de ‘historische ontmoeting’ plaats had, waarschuwde Benedictos in zijn huiskamer tegen teveel optimisme: ‘Ik ben bereid de dialoog te beginnen, maar ik geloof dat onze kerk hierop nog onvoldoende is voorbereid. Voor we een ronde-tafelbespreking houden, is een pan-orthodoxe synode noodzakelijk’. Deze uitspraak betekent een enorme stap vooruit in dit milieu van Jeruzalem, dat zich historisch zo weinig leent voor oecumene. Onze religieuze orthodoxe gesprekspartners in de heilige Stad, door eeuwenlange vervreemdingGa naar voetnoot8) van ons verwijderd, zijn immers rasechte Grieken, bekend om hun wantrouwen tegenover Rome. Bovendien zijn deze monniken op de eerste plaats de bewaarders van de heilige Plaatsen namens Griekenland. Eeuwenlang geharrewar rond de plaatsen waar Christus geboren is, geleden heeft, gestorven en verrezen is, hebben een beroepsmisvorming niet kunnen voorkomen, evenmin trouwens bij franciscanen en ArmeniërsGa naar voetnoot9). Toch kun je in korte tijd vrienden worden met deze Griekse monniken. Wellicht zijn ze fanatiek, maar op de eerste plaats zijn ze gastvrij. Altijd werden | |
[pagina 679]
| |
we ontvangen, automatisch kwam er koffie, likeur en bonbons. Dit is nog geen theologie, maar het zijn onmisbare communicatiemiddelen. Pratend ontdek je veel misverstanden bij je zelf en je gesprekspartner. De kostbaarste ontdekking is dat je dichter bij elkaar staat dan je durfde vermoeden. We zijn eeuwenlang vervreemd en bij deze hernieuwde, nog wat houterige kennismaking herkennen we een nieuwe dimensie van onszelf in de ander. We moeten niet bang zijn onszelf te verliezenGa naar voetnoot10). We zijn eveneens zoekers naar de Una Sancta. Na zo'n gesprek voel je dat je moet studeren: duiken in elkaars geschiedenis, theologie, ons bevrijden van ons apologie-instinct zonder een vrijbuiter te worden. ‘Dat zegt u nu wel’, zei men me vaak aan het eind van zo'n vruchtbaar onderhoud, ‘u en een stel progressieven, zoals le Guillou, Congar, maar straks krijgen jullie toch op je kop van Rome...’. Augustinus' woord schoot me te binnen: In necessariis unitas, in dubiis libertas, in omnibus caritas. Je denkt ook aan verschillende oecumenische pioniers die inderdaad op hun kop hebben gekregen.... Nooit zullen we dat wederwoord van een Vaticaanman vergeten, die het bestond temidden van de spanning rond de oecumenische diplomatie de dooddoener te lanceren: ‘Tenslotte hebben we niets te verliezen, we hebben de waarheid’. Een dergelijk woord kan vernielen wat anderen moeizaam opbouwen. Gelukkig zijn die anderen nog steeds talrijker. Het is opvallend, hoe de Heer overal oecumenische roepingen losslaat. De meesten werken in het verborgen. In de kranten zien we de foto's van de Paus en Athenagoras, maar de mannen die deze ontmoeten organiseerden, bleven in de schaduw. Pater Duprey bijvoorbeeld was steeds ‘out of the picture’. Toen deze ‘handelsreiziger in eenheid’ in december Athenagoras opzocht om hem namens de paus de geest van de bedevaart uiteen te zetten, omhelsde de patriarch hem, zeggend: ‘Voilà, mon fils spirituel’. Zijn hele heilige Synode was hierbij aanwezig. In Jeruzalem was de ontvangst van de Vaticaanse afgezant minder spontaan. Waarom, zo zei men mij, stuurt de paus een simpel priester (zonder rang...)? Wanneer wij een brief sturen aan een patriarch, zenden we een metropoliet. Op de tweede plaats: de brief was getekend door een kardinaal. Waarom niet door de paus zelf? | |
[pagina 680]
| |
Ten derde, deze kardinaal was kardinaal Bea, weliswaar de voorzitter van het secretariaat voor de Eenheid, maar hier vooral bekend om zijn pro-joodse sympathieën. (Gelukkig heeft het Vaticaan de kardinaal net op tijd van de lijst van het pauselijk gevolg geschrapt). Overgevoeligheid? Wellicht, maar waarom iemand stoten, wanneer we met wat meer tact deze flaters hadden kunnen voorkomen? Nu was er veel over en weer praten nodig om in Jeruzalem het boze humeur te verdrijven. Orthodoxe leken stapten naar hun patriarch toe, een katholiek priester kalmeerde een invloedrijke archimandriet, de koning oefende doeltreffende druk uit, de Griekse consul kwam langs. We pendelden op en neer tussen franciscanen, orthodoxen, Armeniërs, witte paters, grieks-katholieken en latijns patriarchaat. Terwijl de kranten al juichten over de geplande ontmoeting Paulus - Athenagoras, moest in Jeruzalem het ijs nog worden gebroken. Op Tweede kerstdag verleende archimandriet Germanos, σϰευοφυλαξ (bewaarder) van het heilig Graf, mij een lang onderhoud, later door vele gesprekken gevolgd. Hij was zojuist teruggekeerd uit Athene en Istanboel, waar hij namens zijn patriarch met de orthodoxe autoriteiten en met patriarch Athenagoras over het bezoek had gesproken. Jeruzalem stelde enkele voorwaarden. Benedictos ontvangt de paus niet aan de Damascuspoort, tenzij de paus de patriarch een tegenbezoek brengt als de bisschop van de heilige Stad, apostolisch opvolger van Jacobus de Mindere. In de ogen van de latijnen van Jeruzalem en Vaticaan-vertegenwoordigers van de oude stempel was dit een onaanvaardbare voorwaarde. Tenslotte hebben Paulus en Benedictos elkaar drie keer ontmoet, een keer in de Apostolische Delegatie, een tweede keer in Benedictos' residentie op de Olijfberg, en vlak vóór zijn vertrek bracht de paus een afscheidsbezoek aan het orthodox patriarchaat in de oude stad. Een vierde ontmoeting ging niet door. Van de drie fauteuils die op het verhoog van patriarch Benedictos' salon waren opgesteld, voor de tweede ‘historische ontmoeting’ Paulus - Athenagoras, werd er een weggehaald: Jeruzalem was niet officieel aanwezig bij de ontmoeting Rome - Constantinopel. De verhouding Istanboel - Jeruzalem bleef tot het laatste ogenblik gespannen. Jeruzalem is immers een zelfstandige orthodoxe kerk, waarover zelfs de oecumenische Patriarch geen gezag heeft. Wil hij in Jeruzalem als Patriarch de paus ontvangen, dan kan dit niet gebeuren zonder toestemming van Benedictos. Patriarch Athenagoras schijnt gezegd te hebben: ‘Ik kan naar Jeruzalem komen, wanneer ik dat wil’. Later heeft hij water in de wijn gedaan en verklaarde dat hij naar het heilig Land kwam als pelgrim. Degenen die gehoopt hadden dat Jeruzalems Apostolische Delegatie die dagen een soort Vaticaan zou worden, waar de paus ‘ontvangt’, zijn bedrogen uitgekomen. Paulus heeft minstens zeven tegenbezoeken gebracht. Daarmee heeft hij velen blij gemaakt en vele misverstanden weggenomen. Natuurlijk blijven de theologische vraagstukken, maar de eerste stap is gezet: gewoon koffie drinken met die ‘onfeilbare’ paus uit Rome. Dat dit mogelijk was in Jeruzalem is mede het resultaat van een vrij recente oecumenische stroming in de orthodoxe wereld zelf, die gelijke tred houdt met een verlangen naar vernieuwing en naar eenheid binnen de orthodoxe kerkGa naar voetnoot11). Vooral de Russische orthodoxe emigranten hebben de grote stoot gegeven tot | |
[pagina 681]
| |
deze openheid. Patriarch Athenagoras zelf dankt zijn ruime kijk voor een deel aan zijn lang verblijf in Amerika. Veertig jaar poogden orthodoxe pioniers een panorthodoxe conferentie bijeen te roepen. Athenagoras slaagde in 1961 en 1963, het eerst sinds 11 eeuwen.... Op de tweede vergadering te Rhodos werd besloten de dialoog met Rome te beginnen op voet van gelijkheid. Zelfs het fanatieke Griekenland, afwezig op de vergadering, keurde later dit plan goedGa naar voetnoot12). In Jeruzalem is deze dialoog ‘onofficieel’ begonnen. Zou het niet zinvol zijn deze dialoog ook in de heilige Stad voort te zetten? De braintrust is gedeeltelijk reeds ter plaatse. Is het niet de ideale plek om gezamenlijk het noodzakelijke theologische en historische graafwerk te verrichten? Jeruzalem blijft de moeder van alle kerken. Rome heeft de weg terug ontdekt. Athenagoras kwam reeds in 1959 op bedevaart naar het heilig Land, vele andere christelijke leiders volgden. De bisschoppen, die tot nu toe slechts ‘ad limina’ pelgrimeerden, begrijpen ook steeds meer dat het uitgangspunt van de eeuwige Stad in de heilige Stad ligt. Ondanks alle geschillen is Jeruzalem voor alle christenen reeds neutraal en internationaal, katholiek, want universeel, orthodox, want de bron van de ware leer, en zich steeds vormend en hervormend op het model Christus, die er geleefd heeft, gestorven is en verrees: ‘Ni à l'“Orient” ni à l'“Occident” ecclésiastiques, mais à Jérusalem, là où l'alpha et l'oméga du dessein de Dieu se rejoignent. Non pas à la moitié du chemin, mais à la source et au centre’Ga naar voetnoot13).
Damascus 7 februari 1964 |
|