| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE vierde zitting van het Tweede Nationale Volkscongres, het parlement van de Volksrepubliek China, is van 17 november tot 3 december in Peking gehouden. Eigenlijk had deze bijeenkomst plaats moeten hebben in het tweede kwartaal 1963 maar het is reeds vaker voorgekomen, dat de zitting van het parlement werd uitgesteld. Zo werd de opening van de derde zitting zelfs tweemaal verschoven en vond tenslotte plaats in maart 1962 i. pl. v. oktober 1961. Een der voornaamste redenen voor het toenmalige uitstel zal wel geweest zijn de totale mislukking van ‘de grote sprong vooruit’ en de moeilijkheid om toen te komen met een aanvaardbaar aanpassingsprogram, terwijl tevens de in die tijd tussen Moskou en Peking gerezen moeilijkheden geen gunstig klimaat schiepen om zelfs deze geheime bijeenkomst van het parlement te doen plaats hebben. De nu bijeengekomen zitting werd in gunstiger omstandigheden gehouden; niet alleen beoordeelt het slotcommuniqué de huidige economische situatie van communistisch China als aanmerkelijk beter al geeft het hierover geen cijfers, ook Westerse waarnemers zijn van mening, dat Peking langzaam maar zeker bezig is zich economisch te herstellen van de moeilijkheden waarmee het enkele jaren geleden te kampen had.
Ligt in dit economische herstel de oorzaak van de veranderde houding tegenover communistisch China? Frankrijk onderzoekt in elk geval de mogelijkheid om op een of andere manier in contact te treden met Peking en ook in de Verenigde Staten zou men, naar blijkt uit een in San Francisco door een onderminister van buitenlandse zaken gehouden rede, overwegen om een wijziging in het vroegere beleid aan te brengen. Duidelijk is in elk geval wel, dat naarmate Mao zijn binnenlandse moeilijkheden beter onder de knie krijgt, hij ook in het buitenland een sterkere positie zal willen innemen. Reeds eerder hebben wij gewezen op pogingen van Peking om in Zuid-Amerika en Cuba vaste voet te krijgen; nu zien wij de Chinese premier, Tsjoe En-lai, op een grote tournee verschillende Afrikaanse landen bezoeken. Op 14 december arriveerde hij in Caïro, waar hij enkele dagen de gast was van president Nasser, en vervolgens bezocht hij Algerije, Marokko, Ghana, Mali, Guinée en Somalië, terwijl hij bovendien nog even in Europa verscheen voor een bezoek aan zijn vrienden in Albanië.
De Chinese activiteiten in Afrika zijn niet alleen gericht tegen het Westen maar ook tegen Rusland. Natuurlijk zal Peking trachten te profiteren van de berichten over de behandeling van Ghanese studenten in Moskou om Chroesjtsjows invloed te ondermijnen; of hem dit overal zal lukken is een andere vraag; in Somalië en Guinee misschien nog het meest, daar deze twee evenmin als communistisch China akkoord zijn gegaan met het kernstopverdrag; Egypte heeft echter nog al veel verplichtingen t.a.v. Rusland, dat de Assoeandam hielp verwezenlijken en het is de vraag of Nasser de praktische voordelen van zijn neutraliteit wil ruilen voor Chinese beloften. Premier Chroesjtsjow heeft intussen
| |
| |
al een tegenoffensief aangekondigd; zijn voorgenomen bezoek aan Egypte in 1964 is met enkele maanden vervroegd en hieraan aansluitend wil hij eveneens nog verschillende andere Afrikaanse landen bezoeken.
Ook een ander staatsman wil plotseling een bezoek brengen aan Afrika nl. de Indiase premier Pandit Nehroe; deze heeft er behoefte aan om de Chinese visie op het Chinees-Indiase conflict tegen te spreken; Tsoe En-lai weet heel goed, dat de Chinese aanval op India Peking geen goed heeft gedaan in de Afrikaanse publieke opinie; hij zal daarom proberen deze weer in zijn voordeel te bewerken in de hoop zo ook meer steun te vinden voor de Chinese plannen voor een grote topconferentie van de Afrikaans-Aziatische landen, zoals in 1955 in Bandoeng bijeenkwam en waar China een dominerende rol speelde. India voelt meer voor een andere topconferentie, nl. een die de niet-gebonden landen samenbrengt, zoals dat in 1961 in Belgrado is gebeurd; hier zijn de plannen al in verder gevorderd stadium; er is tussen Nehroe, Tito en Nasser al gesproken over 1964 in Caïro; Peking zou zeker niet uitgenodigd worden; verschillende Zuid-Amerikaanse staten en enkele neutrale Europese landen zoals Zweden, Finland, Oostenrijk en Zwitserland wel. De pogingen om Afrika onder invloed te krijgen worden steeds talrijker en de belangen steeds ingewikkelder; van het verdere verloop hangt voor het Westen zeer veel af.
In Afrika hebben weer twee landen de onafhankelijkheid verkregen. Op 10 december geschiedde dit met het vroegere Britse protectoraat Zanzibar en op 12 december met het eveneens vroegere Britse Kenya; beide blijven lid van het Britse Gemenebest. In Kenya bestaat grote onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling; er heerst een ernstig meningsverschil over de binnenlandse politiek tussen de Kenya African National Union (KANU) van Yomo Kenyatta en de Kenya African Democratic Union (KADU) o.l.v. R. Ngala. Reeds in 1962 was er in Londen van 14 februari tot 7 april vergaderd over het tot stand komen van een grondwet voor Kenya, waarbij het voornaamste geschilpunt bleek het centralisme van de KANU en het federalisme dat de KADU voorstond, vooral uit angst voor een overheersing door de Kikuyu-stam. Met veel moeite is de toenmalige Engelse minister Maudling er in geslaagd een compromis-voorstel aangenomen te krijgen, waarbij de bevoegdheden van de centrale regering zowel als die van de regeringen der 7 districten werden omschreven. In de loop van dit jaar kwam Kenyatta met de wens om de grondwet te herzien en het centrale gezag te versterken; tenslotte kwam de Engelse regering in oktober meer tegemoet aan de eisen van de KANU, onder hevig protest natuurlijk van de andere partij. Naast deze moeilijkheden bestaan er nog territoriale geschillen met het aangrenzende Somalië; in het North Eastern Region wonen talrijke Somaliërs, die er veel voor voelen zich bij Somalië aan te sluiten; hierover bestond reeds lang een geschil, dat er toe geleid had dat Somalië de betrekkingen met Londen verbrak. Het is niet aan te nemen, dat Somalië zijn aanspraken op dit gebied nu zal prijsgeven en men heeft dan ook met grote ongerustheid gezien, dat Somalië militaire hulp van Rusland aanvaardde na een aanbod van de Verenigde Staten, Italië en West-Duitsland om een leger uit te rusten te hebben afgeslagen, omdat de Verenigde Staten geen gevolg
wilden geven aan het Somalische verlangen om een leger van 20.000 man te bezitten, daar dit volgens Washington de economische draagkracht van het land te boven ging; toen daarna communistisch China bereid bleek om financiële en militaire hulp te verlenen, kwam Moskou met een aanbod voor hulp ter waarde van 30 miljoen, kennelijk om te voorko- | |
| |
men dat Pekings invloed in Afrika weer groter zou worden; Somalië koos het voordeligste aanbod.
Eigenlijk heeft de republiek Cyprus, waartoe in 1959 bij de overeenkomsten van Zürich en Londen werd besloten en die oorspronkelijk in februari 1960 zou worden geproclameerd maar tengevolge van allerlei moeilijkheden over de omvang der militaire bases, die onder Britse soevereiniteit zouden blijven, pas in augustus 1960 ontstond, in een voortdurende crisis verkeerd; vele Cyprioten zowel van Griekse als van Turkse afkomst wensten deze oplossing nu eenmaal niet en de regering van de Griekse president, aartsbisschop Makarios, en de Turkse vice-president, dr. Kutchuk, is er niet in geslaagd om de tegenstellingen tussen beide bevolkingsgroepen ook maar enigszins te verminderen. Op 22 december braken er opnieuw onlusten uit n.a.v. een voorgenomen wijziging in de bestaande grondwet, waardoor de Turkse minderheid zich echter in haar rechten bedreigd voelde. De situatie werd terstond moeilijk, daar Turkije en Griekenland er vanzelf in verwikkeld raakten; daar in beide landen de resp. regeringen zeer zwak staan, meenden zij geen van beide de kans te mogen lopen om prestige te verliezen en dreigden de Cyprische moeilijkheden de onmiddellijke aanleiding te worden tot een conflict tussen deze NAVO-partners, hetgeen de kracht van deze organisatie natuurlijk allerminst ten goede zou komen. Ook Engeland was er bij betrokken en minister Duncan Sandys, minister voor Gemenebestzaken, wist een wapenstilstand te bewerken alsmede de instelling van een neutrale zone. Hiermee waren de moeilijkheden echter niet ten einde; op 1 januari deelde aartsbisschop Makarios zelfs mee, dat hij het garantieverdrag met Engeland, Griekenland en Turkije en het bondgenootschap met beide laatste landen zou opzeggen; nu blijkt het weer zo'n vaart niet te lopen en heeft de aartsbisschop verklaard te zullen deelnemen aan een te Londen te houden conferentie, waarbij naast Engeland, Griekenland en Turkije ook Griekse en Turkse Cyprioten aanwezig zullen zijn; onder Brits voorzitterschap zal hier een
commissie worden gevormd om de problemen rond de grondwet, de verdragen van garantie en het bondgenootschap te bestuderen. Zowel Makarios als Kutchuk hebben reeds verklaard, dat deze conferentie moet slagen, maar terwijl de eerste streeft naar een onafhankelijk verenigd Cyprus is de laatste van mening, dat slechts een verdeling van het eiland in een Grieks en een Turks deel een waarborg kan bieden voor het herstel van de rust; bovendien heeft Kutchuk nu ook verklaard, dat de Turken de regering van Makarios niet meer wensen te erkennen. Er zullen heel wat diplomatieke talenten nodig zijn om uit dit wespennest te raken.
Het is natuurlijk een belangrijk feit wanneer er na enig heen en weer gepraat eindelijk een akkoord tot stand komt, waarbij de Muur in Berlijn voor enkele dagen opengaat en, zoals nu het geval is, talrijke West-Berlijners voor het eerst sedert augustus 1961 weer een bezoek aan hun Oost-Berlijnse familie kunnen brengen; nog mooier zou het zijn wanneer men het zover zou kunnen brengen, dat ook na 5 januari de gelegenheid tot het bezoeken van Oost-Berlijn zou blijven bestaan en dat ook Oost-Berlijners naar het Westelijk stadsdeel zouden kunnen komen. Dit laatste zal voorlopig nog wel niet het geval zijn; de stemming van vrede en welwillendheid, waarin men zich in het begin aan beide zijden bevond, werd door de moord op een jonge Oost-Duitser, die naar het Westen wilde vluchten maar op de sectorgrens door Vopo's werd neergeschoten, al gauw verstoord; over de eerst genoemde mogelijkheid wordt echter door het
| |
| |
West-Berlijnse stadsbestuur nog met de DDR onderhandeld. Het is duidelijk, dat Ulbricht het passenakkoord niet op eigen houtje heeft kunnen sluiten, maar dat hij hiervoor de toestemming van hogerhand, d.w.z. van Moskou, heeft gekregen. Wat wil Chroesjtsjow hiermee? Wil hij langs deze achterdeur komen tot een Westerse erkenning van de DDR? De vertegenwoordiger van de West-Berlijnse Senaat - het is geen akkoord met Bonn - heeft zo goed en zo kwaad mogelijk geprobeerd deze klip te omzeilen. Ziet Moskou er een gelegenheid in om voor de wereld zijn verlangen naar internationale ontspanning te demonstreren? In dat geval heeft hij dan enig succes geboekt. De Britse minister van buitenlandse zaken, Butler, voelt er alles voor om eens te polsen hoever Moskou nu gaan wil; hij maakte van de NAVO-conferentie in december te Parijs gebruik om zijn plan voor te leggen aan zijn collega's van de Verenigde Staten, Frankrijk en West-Duitsland en deze hadden niet direct bezwaar mits Butler zorgvuldig alle schijn vermeed van iets anders te doen dan persoonlijk te informeren. In geval van succes zou het een groot winstpunt betekenen voor de conservatieve Engelse regering van sir Douglas-Home, die in 1964 verkiezingen voor het Lagerhuis moet houden, en zoals de zaken er nu voor staan heeft de conservatieve partij nog niet veel kans deze te winnen.
Verkiezingen zullen er ook plaats hebben in de Verenigde Staten; naast Rockefeller heeft nu ook senator Goldwater zijn kandidatuur voor het presidentschap aangekondigd; er zal in het komende halfjaar in de republikeinse partij nog een fel gevecht geleverd worden, waaraan misschien ook Nixon deel zal nemen als kandidaat. Intussen zal de huidige democratische president Johnson zijn positie trachten uit te buiten; hij heeft nu aangekondigd, dat de Verenigde Staten, ook al is het een verkiezingsjaar, een krachtige buitenlandse politiek moeten blijven voeren en hun activiteit voor de vestiging van een blijvende vrede niet moeten verslappen.
Nog een derde politieke figuur is verkiezingskandidaat en wel de West-Duitse bondskanselier Erhard; hij bracht samen met zijn minister van buitenlandse zaken, Schröder, op 21 en 22 november zijn eerste officiële bezoek aan de Franse president, de Gaulle; beiden waren het volgens het officiële communiqué roerend met elkaar eens, maar de werkelijkheid lijkt hier en daar anders. Op de Brusselse EEG-besprekingen, die in december in een marathonzitting werden gehouden en waar gesproken werd over de Europese landbouwpolitiek en over de aan te nemen houding bij de onderhandelingen over de liberalisatie van de wereldhandel in het kader van de GATT in Genève, bleken het Franse en het Duitse standpunt niet altijd gelijk te zijn; ook was de Gaulle niet bijster enthousiast over de grotere samenwerking tussen de West-Duitse Bondsrepubliek en de Verenigde Staten, waarover Erhard met president Johnson in Texas heeft gesproken, en de West-Duitse eis om de op mysterieuze wijze uit München ontvoerde en in Parijs aan de politie afgeleverde OAS-leider Argoud, die dezer dagen voor zijn Franse rechters verscheen, naar West-Duitsland terug te zenden wees de Gaulle kortweg af.
5-1-1964
J. Oomes
| |
| |
| |
België
Op 14 en 15 december had te Brussel het 19e Congres van de Christelijke Volkspartij plaats. Het kwam er op aan de houding van de partij tegenover de grondwetsherziening te bepalen. Dat moest niet in het vage en het theoretische gebeuren, maar met het oog op een bij uitstek pragmatische aangelegenheid. De drie ‘nationale’ partijen zullen immers in 1964 elkaar regelmatig ontmoeten op een ‘ronde-tafelconferentie’ om een akkoord te vinden over de punten van de grondwet die gewijzigd moeten worden, en over de zin van die constitutionele hervormingen. Op haar Brussels Congres wilde de C.V.P. de basis vastleggen waarop haar gemandateerde vertegenwoordigers zich bij die conferenties dienen te bewegen.
Het Congres is hoofdzakelijk een colloquium over de Vlaams-Waalse verhoudingen geworden, en over de formule om die verhoudingen grond wettelijk te normaliseren. Een nauwkeurig omschreven opdracht heeft het Congres aan haar toekomstige gemandateerden niet gegeven. Wel een algemene leidraad. Tevens werd bepaald dat een nieuw congres de gelegenheid zal krijgen zich over het resultaat van de komende ‘ronde-tafelconferentie’ uit te spreken. Een belangrijke beperking, wanneer men b.v. terugdenkt aan de overeenkomst die de C.V.P.-afgevaardigden in de vorige zomer aanvaardden op Hertoginnedal. Indien ze daarna verplicht geweest waren hun houding te doen goedkeuren door een partijcongres, zouden ze waarschijnlijk andere voorwaarden bedongen hebben. Of indien ze zich bij het - voor de Vlamingen nadelige - vergelijk hadden neergelegd waarmee ze in feite vrede genomen hebben, zou een algemeen congres hen vermoedelijk gedesavoueerd hebben. M.a.w. de afgevaardigden der C.V.P. zullen op de ronde-tafelconferentie over de grondwetsherziening slechts hun voorwaardelijk akkoord kunnen geven. De hoogste instantie der partij - het algemeen partijcongres - zal het werk der onderhandelaars kunnen bevestigen of het ongedaan maken.
De meeste congressisten leken voldaan over de uitslag en de katholieke pers noemde het Congres een succes, een bezegeling of een herstel van de eendracht. Wat de Belgische Socialistische Partij enkele weken voordien gekund had, werd door de C.V.P. eveneens verwezenlijkt. Aan de federalistische tendensen werd een categorisch halt toegeroepen. Op het C.V.P.-congres heeft het federalisme geen enkele verdediger gevonden, terwijl bij de socialisten de federalisten overstemd werden door de unitaristen. De Vlaamse socialisten deden geen enkele poging om de Waalse voorstanders van zelfbestuur te steunen. Integendeel. De Vlaamse ondervoorzitter van de B.S.P., dhr Van Eynde, was een der strijdlustigste advocaten van de unitaire organisatie van Staat en partij.
Of de federalistische stroming in het land zelf zo weinig betekent als men uit die twee partijcongressen zou moeten afleiden, zal later wel blijken. De C.V.P. heeft eensgezind een programma aanvaard dat een niet nader omschreven ‘culturele autonomie’ voorziet, en maatregelen in de zin van decentralisatie en deconcentratie. Automatische zetelaanpassing werd andermaal beloofd en zou constitutioneel moeten verzekerd worden. Ook de plaats en functie van Brussel moeten in een grondwettelijke tekst vastgelegd worden.
| |
| |
Sterk omstreden waren twee punten die ook in de toekomst waarschijnlijk nog moeilijkheden zullen veroorzaken. De Waalse C.V.P.-ers drongen aan op een institutionele formule voor de ‘harmonisering van de Waals-Vlaamse’ betrekkingen. M.a.w. wanneer een Vlaamse meerderheid een parlementair initiatief wil goedkeuren dat door de Walen niet aanvaard wordt, zou de normale parlementaire procedure buiten werking gesteld worden, en zouden de Vlamingen zich moeten onderwerpen aan een bij voorbaat opgelegde verzoeningsprocedure, waardoor hun meerderheid geblokkeerd wordt.
Dát hebben de Vlaamse congressisten niet aanvaard. Men verklaarde zich akkoord over een nogal vage wens inzake harmonisering van de Vlaams-Waalse betrekkingen, zonder nader te preciseren wat men daarmee wil zeggen. Hieruit kunnen in de toekomst nog misverstanden voortvloeien.
Het Congres aanvaardde vervolgens ook de speciale ‘twee-derde’-meerderheid voor ‘sommige’ zaken. Op een vorig Congres te Oostende had de C.V.P. reeds deze voor Vlaanderen hoogst bevreemdende formule aanvaard. Ook ditmaal leken de Vlamingen bereid afstand te doen van rechten die een meerderheid niet pleegt prijs te geven in een unitaire Staat.
Op het socialistisch congres werd die ‘twee-derde’-formule verworpen, maar men aanvaardde er de dubbele meerderheid, wat betekent dat bepaalde belangrijke wetsontwerpen niet alleen door een meerderheid van alle parlementsleden samen, maar ook door een meerderheid in de groep der Vlaamse en in die der Waalse mandatarissen dient aanvaard te worden.
De formule van de C.V.P. en die van de B.S.P. komen in de praktijk vrijwel op hetzelfde neer. Zowel in de ene als in de andere formule kan de vereiste twee-derde-meerderheid enkel bereikt worden indien de twee grootste partijen, de C.V.P. en de B.S.P., samenwerken. M.a.w. werkelijk ingrijpend wetgevend werk zou voortaan slechts mogelijk zijn onder een tweeledige katholiek-socialistische regering. Er zouden twee soorten regeringen zijn: de kleine, waaraan een van de grote partijen niet deelneemt, en die geen wetgevende arbeid kan verrichten op de door de grondwet voorbehouden gebieden. En de grote regeringen, die dat wél kunnen, maar die hun basis in de twee grootste partijen moeten vinden. De tweeledige regeringsformule zou aldus in lengte van jaren vastliggen en het kiezerskorps zou er niets aan kunnen veranderen - tenzij er zich electorale verschuivingen van volstrekt ongewone omvang zouden voordoen, wat zeer onwaarschijnlijk is.
De laatste dagen van december stonden in het teken van een dubbel sociaal-economisch conflict.
Op 21 december organiseerde de regering op Hertoginnedal een conferentie, om een algemeen programma van sociaal-economische hervormingen voor te leggen aan de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven: de vakbonden, de werkgeversorganisaties, de middenstand en de boeren. De vertegenwoordigers van de boeren kwamen niet; de middenstanders wilden zich alleen onrechtstreeks laten vertegenwoordigen, en tenslotte namen ook de vertegenwoordigers van de werkgevers - de gemandateerden van het Verbond der Belgische Nijverheid - geen deel aan de beraadslagingen, omdat ze geen verzwaring van sociale lasten wilden aanvaarden.
De regering hield zich niettemin aan haar nieuw programma waarvoor er een parlementaire meerderheid bestaat, zodat al dit verzet uit de beroepsmilieus -
| |
| |
althans in de huidige omstandigheden - niets afdoet aan de stevigheid van de regering.
Ernstiger was de botsing tussen de regering en de geneesheren, naar aanleiding van de nieuwe wet op de ziekte- en invaliditeitsverzekering. Een grote parlementaire meerderheid had de wet aangenomen, maar de geneesheren bleken na 1 januari - datum waarop de wet van kracht werd - niet bereid haar toe te passen.
Op het ogenblik dat we dit overzicht afsluiten valt nog niet uit te maken hoe de zaken zich zullen ontwikkelen. Indien het verzet van één beroepskorps sterk genoeg is om een wet buiten werking te stellen en een regering en een parlementaire meerderheid tot overgave te dwingen, dan zijn er nog allerlei nevengevolgen te verwachten.
Politieke kronieken als deze kunnen meestal niet genoeg aandacht besteden aan de ménsen in de politiek, aan hen die met hun eigen temperament en begaafdheden de politiek máken.
Met een overgrote meerderheid werd dhr. Paul Vanden Boeynants herkozen als voorzitter van de C.V.P. In enkele jaren tijd heeft deze uit de middenstand komende politicus zich weten heen te werken over de beperkingen van de standenpolitiek, en met een nogal beperkte geestelijke bagage, maar veel ‘feeling’ neemt hij thans een sleutelpositie in op een plaats waar algemene vraagstukken van de Staat behandeld worden. Met geen enkele nationale gemeenschap is hij speciaal verbonden. Wat men hem tot nog toe over de Vlaamse problematiek heeft horen zeggen, getuigt veel meer van assimilatievermogen dan van een eigen inzicht in Vlaanderens maatschappelijke en geestelijke problemen. Hij staat sterk onder de invloed van een bepaald Brussels-Belgisch klimaat, burgerlijk van inslag en zonder horizont, maar nogal geschikt voor de behandeling van praktische kwesties. Waarschijnlijk ligt het naar voren treden van dergelijke figuren in de logica der huidige maatschappelijke ontwikkeling. In menige westerse welvaartstaat met ongeschokte burgerlijke en kleinburgerlijke grondslagen vindt men dergelijke politici aan de leiding van partijen, parlementaire fracties en regeringen.
Zonder veel commentaar berichtten de bladen op 15 december het overlijden van een gewezen eerste-minister, graaf Pierlot. Hij leidde de regering op de vooravond van en gedurende de oorlog, week uit naar Engeland, nam het bewind opnieuw in handen in september 1944, en vervulde een belangrijke rol in het conflict dat het koningshuis op zijn grondvesten deed wankelen. Een man die door de ‘political science’ normalerwijze grondig zou moeten bestudeerd worden, maar waarover in de jongste jaren vrijwel niemand meer sprak, omdat het voor het evenwicht van het staatsleven niet goed is te spreken over de oorzaken, het verloop en de ontknoping van de koningskwestie. We vermoeden dat men later niet goed meer zal begrijpen waarom over deze essentiële fase van de Belgische geschiedenis zo weinig gezegd en geschreven wordt, noch waarom deze anders toch zo nieuwsgierige generatie in haar belangstelling ten slotte zo grauw-conformistisch kan zijn.
In december overleed ook een man van een heel ander slag: Dr. Jef Goossenaerts. Hij was een karakteristieke vertegenwoordiger van de generatie intellec- | |
| |
tuelen die de Vlaamse Beweging ‘gemaakt’ hebben en ze over alle crisissen heen hebben voortgedreven tot ze een van de belangrijkste factoren van het openbaar leven in dit land geworden is. Weinig parlementsleden of ministers hebben een zo diepgaande invloed gehad op het aanboren en het oriënteren van collectieve energieën. Mannen als Goossenaerts hebben een beslissend aandeel gehad in het maatschappelijk-geestelijk basiswerk dat tenslotte geleid heeft tot de vernederlandsing van het onderwijs van laag tot hoog, en tot het eigen profiel en de specifieke levenssfeer van de Vlaamse gemeenschap. Mannen als Goossenaerts doceerden niet aan de universiteiten die dank zij hun stuwkracht vernederlandst waren; dat deden meestal anderen, die zich vaak afzijdig hadden gehouden in de jaren van strijd (of die de vernederlandsing actief bestreden hadden). Invloedrijke organisaties - zoals het Vlaams Economisch Verbond en de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging - hebben hun ontstaan aan mensen als Goossenaerts te danken. Vrijwel al deze mensen kwamen in een bepaalde periode van hun leven in aanraking met gevangenis en gerecht. Ooit komt nog wel eens een generatie van historici en kroniekschrijvers aan het woord die nog de gave der verwondering bezitten - en dan wordt wel de vraag gesteld waarom zoveel superieur menselijk ‘materiaal’ in Vlaanderen ongebruikt is gebleven en bij de wereldlijke en geestelijke machthebbers ongewenst was. Als vertegenwoordiger van een hele generatie was Goossenaerts een merkwaardige verschijning, en zijn heengaan verdient hier een vermelding - al was het maar omdat de officiële woordvoerders over deze Vlaamse dode gezwegen hebben met de wonderbare eensgezindheid van de conformisten.
6-1-1964
H. De Bruyne
|
|