Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 443]
| |
Op zoek naar de gestalte van een functionele wereld
| |
Drie stappen naar de functionele wereldDat de mensheid in de 20e eeuw zich in een overgangstijd bevindt, kan een algemene overtuiging genoemd worden. Termen als industriële ‘revolutie’ en | |
[pagina 444]
| |
‘bevolkings-explosie’Ga naar voetnoot1) geven onze opvatting weer over de omvang en de diepgang, over de snelheid en de intensiteit ervan. In dit licht verschijnen vroegere tijden als relatief statisch, als agrarisch-ambachtelijk, met de griekse polis en het romeinse imperium, de vroeg-middeleeuwse burcht en de laat-middeleeuwse stad als telkens overwonnen, tè beperkte vestigingsvormen. Wij ervaren onszelf en onze wereld als principieel dynamisch, als toekomstontwerp - om met een centrale term uit de wijsgerige antropologie te spreken -, als een ontwerp, dat telkens opnieuw gekozen moet worden en dat niet zelf benoemd kan worden. De bijpassende vestigingsvorm heet megapolis, metropolis of leefgebied; de beschikbare woorden schieten te kort. De onmiddellijke wortels daarvan worden in de Europese cultuurkring gezocht, in de zg. Nieuwe Tijd, maar voor een adaequaat vergelijkingspunt verwijzen de cultuurhistorici veel verder terug, naar de prehistorische overgang van voedselzoekers naar landbouwers en veetelers, globaal gezegd. R. Guardini omschreef in Das Ende der NeuzeitGa naar voetnoot2), de voleinding van de Nieuwe Tijd, de grondinspiratie van deze periode en de daarbij behorende zelfinterpretatie van de Europese mens. Bij de aanvaarding van de Erasmusprijs doorbrak hij dat beperkte kaderGa naar voetnoot3). Europa kreeg de opdracht haar eigen geschiedenis - natie voor natie - te hèr-denken, óm te denken tot de geschiedenis van Europa als geheel, teneinde zich gereed te maken voor een gesprek met de andere wereldculturen en cultuurkringen. En dat zal niet louter een gesprek met woorden zijn, maar evenzeer met ‘werken’, met gestalten of met cultuurgoederen, als U wilt. Want wij hopen - voor het eerst in de geschiedenis - metterdaad één wereld te bewonen en daarvan getuigenis af te leggen, ook in gestalten. Het zou kunnen zijn, dat het meest bescheiden huisraad, speelgoed of voedselverpakking, daarvoor de eerste aanknopingspunten bieden. Een nadere beschouwing van de Nieuwe Tijd kan enig licht werpen op de weg, die daarin werd gegaan en op de plaats, waarop wij nu staan. De afwending van het middeleeuwse mens- en wereldbeeld kan aanvankelijk de indruk maken als een terugwending naar de klassieke oudheid, een wedergeboorte in het verleden. Maar dat is schijn, want spoedig openbaart zich deze terugwending als een doorbreking van banden teneinde een nieuwe toekomst te banen. Het lijkt mij duidelijk, dat een nieuwe inspiratie zich gaandeweg openbaart, door Guardini o.m. aldus aangeduid: ‘Der selbstherrlich handelnde, wagende und schaffende Mensch entsteht, der von seinem “Ingenium” getragen, von “Fortuna” geführt, von “Fama” und “Gloria” belohnt wird’Ga naar voetnoot4). Men zou kunnen zeggen dat de Europese mens van de nieuwe tijd zich resoluut wendt naar het menselijk bestaan op aarde zelf, en dat hij, de cultureel-maatschappelijke vormen doorbrekend, de aarde gaat exploreren en exploiteren en zich een nieuwe, eigen wereld gaat bouwen. Utopieën vanaf Thomas More tot Francis BaconGa naar voetnoot5) getuigen daarvan. In dit verband is het van betekenis om te zien hoe de gang naar de opbouw | |
[pagina 445]
| |
van een nieuwe wereld in drie grote stappen wordt afgelegd. De oudste is de economische doorbraak van de overgeleverde structuren, al beginnend in Italië aan het eind van de 13e eeuwGa naar voetnoot6). Eeuwen later, in de 18e eeuw, volgt de wetenschappelijk-technische revolutie, waarvan de wortels overigens ver teruggaan. En daarop volgt, in de 19e eeuw, de sociale revolutie, de principiële ombouw van de maatschappelijke structuur, die in onze dagen nog volop aan de orde is. Over de vierde stap, de culturele revolutie, de opbouw van de gestalte van deze nieuwe wereld, hoop ik nog iets te zeggen, na een korte toelichting op de drie eerste fasen.
De economische revolutie, de doorbreking van de overgeleverde orde in de menselijke behoeftebevrediging, knoopt aan bij het ambacht en zij keert de verhouding ambacht - handel om. In de middeleeuwse structuur is de meester in het vak alleen bevoegd in het verhandelen van zijn produkten. Men kan handelen in grondstoffen of in alleen elders te vervaardigen produkten. De doorbraak bestaat in het verschijnen van de ondernemer, de handelaar, die het voortbrengen van zijn handelswaar zelf ter hand gaat nemen. In de drie achtereenvolgende vormen van industrie, door Michel genoemd in zijn Sozialgeschichte der industriellen ArbeitsweltGa naar voetnoot7) is dat duidelijk: Haus-industrie, Manufaktur, Fabriksindustrie. De eerste twee horen tot het vroege kapitalisme, de laatste vindt de verbinding met de pragmatische wetenschap en sluit aan op wat wij industrieel bedrijfsleven noemen. Ook de Hammonds spreken in hun The rise of modern IndustryGa naar voetnoot8) van het nieuwe prestige van de handel. De ondernemer, later onder sociale invloed gaande naar de vermaatschappelijkte onderneming, is vóórbeeldig voor de gehele Nieuwe Tijd. Zij culmineert immers in het alles en allen omvattende produktie - consumptiebestel. Dit dankt zijn produktiviteitstoename aan de wetenschappelijke techniek en zijn naam als welvaartsbestel aan de herverdeling van inkomens op sociaal - ethische gronden.
De tweede phase, de intrede van de experimenteel-mathematische natuurwetenschap in de ondernemingsstructuur, treedt duidelijk naar voren in de 18e eeuw. De ontmoeting vindt niet plaats aan de universiteiten, maar in de wetenschappelijke genootschappen. De stoommachine is dè verschijningsvorm; het is haar allereerste taak om haar eigen voedsel bereikbaar te maken - de kolen - en vervolgens zal zij produktie en verkeer overvoeren naar geheel nieuwe dimensies. De arbeidende mens wordt daarmee tot de bedienaar van de machine. Adam Smith ziet als het aangewezen middel voor de welvaartstoename van de volkeren de stelselmatige taakverdeling in het voortbrengen van goederen. Daarmede slaan wij definitief de weg in naar het objectief uiteenleggen van de verrichtingen van de arbeidende mens, teneinde op natuurwetenschappelijke basis een produktieproces te construeren. Wat René Descartes in de 17e eeuw had gezien, begint werkelijkheid te worden. Wie hem volgen, worden ‘maitres et possesseurs de la nature’. Dan gaat de wetenschappelijk - technische vindingrijkheid met sprongen vooruit; ik noem alleen de explosiemotor en de elektriciteit. Op de bewerking | |
[pagina 446]
| |
van materiaal, het oude gegeven, volgt de produktie van grondstof en de verwerking van informatie. Het voortbrengen van goederen krijgt definitief de vorm van een rationeel bedacht en praktisch beproefd proces en het wordt uiteengelegd in conceptie, ontwikkeling en uitvoering. En de integratie van materiaalbewerking en informatieverwerking levert de zichzelf regelende installatie; de mens wordt letterlijk op zijn wenken bediend.
De derde en nog volop actuele stap bestaat uit de sociale revolutie. Haar doorbraak valt in de 19e eeuw. Een maatschappijstructuur, die het dynamisch kapitalisme mogelijk maakte, is niet bij machte om voor de brede laag van de arbeidende bevolking, het industrieproletariaat, een menswaardig bestaan bereikbaar te maken. De filosoof van de arbeid en van de historische revolutie, Karl Marx, kondigt het begin van de eigenlijke geschiedenis aan; wat vooraf ging was slechts prehistorie. Marx interpreteert de mens als het wezen dat zichzelf creëert aan de opbouw van zijn wereld; hoger waardering van de menselijke arbeid is niet mogelijk. Het sociaal - economisch - technische, of, in historische volgorde, het economisch - technisch - sociale heet verder de infrastructuur. Zij wordt bepalend geacht voor elke fase in de historische menswording. En hiermede zet de centraal bepaalde of geleide planning in van produktie èn consumptie, uitgebreid met categoriale voorzieningen op alle gebieden van behoeftebevrediging en in beginsel voor allen bestemd. Sleutelwoorden worden produktiviteit en creativiteit, het eerste voor het in welvaart toenemende bestel en het tweede voor de vulling van de toenemende vrije tijd. De mens is het wezen dat zichzelf wordt in het zover mogelijk actualiseren van al zijn mogelijkheden, binnen deze twee polen. | |
De vierde stap: de gestalte van de functionele wereldHier, schijnt mij, komt onze actuele opdracht naar voren, een wereld-wijde opdracht, omdat de door Europa bereikte sociaal - economisch - technische struktuur zowel wordt verlangd door andere volkeren, als in beginsel de hele mensheid omvat. Die opdracht is om gestalte te geven aan de gezochte ‘nieuwe’ wereld, de afsluitende fase van de kort aangeduide revolutionaire weg. Het sociaal - economisch - technische is daartoe uit zichzelf niet bij machte. Een wereld van louter menselijke mogelijkheden zou onzichtbaar zijn! Het economische levert uit zichzelf alternatieve mogelijkheden op voor het richten van de economische activiteit, waaruit de laag of hooggeplaatste mens te kiezen heeft. En het sociale mondt uit in regelingen, waardoor allen delen in wat door aller samenwerking werd tot stand gebracht. Resteert het technische, de typisch eigentijdse wijze, waarop wij onze wereld en haar inrichting voortbrengen, waarop wij nieuwe en vroeger onvoorstelbare mogelijkheden uitvinden. Francastel heeft op de 17e week van Synthèse, die gewijd was aan l'Invention humaineGa naar voetnoot9) daarover een waar woord gezegd, onder het hoofd: Technique et arts: ‘La technique est tout de même toujours une virtualité, tandis que l'art est au contraire toujours une réalisation - la création d'une chose ou d'un objet’. | |
[pagina 447]
| |
De homo technicus is de mens, in zover hij nieuwe, actieve mogelijkheden vindt, de mens ook als behoeftescheppend wezen, want een nieuwe mogelijkheid vraagt om haar actualisering. Deze nieuwe mogelijkheden verschijnen uiteraard in een of andere materiële vorm, maar die vraagt nog om een andere vorm van creativiteit dan inventiviteit. De onmacht van dit merkwaardig vermogen, de armoede van deze merkwaardige rijkdom manifesteert zich in de ombouw van onze wereld. De omvorming van rijtuig naar auto, van diligence naar trein kan men karakteriseren als inbouwen, als aan het oog onttrekkenGa naar voetnoot10). En van het licht op de kandelaar of van de kroon naar het gat in het plafond geldt hetzelfde, a pari met de verwarming door het rooster in de vloer. Door de onzichtbare straal, die de liftdeur opent voor de gebruiker worden wij bediend zelfs zonder te wenken! De technische creativiteit van de mens vraagt om vervollediging met een andere, de vormgevende creativiteit. Ars als vaardigheid om dingen te ‘maken’ is geen adaequate uitdrukking meer. Het produktie - proces brengt de produkten voort; overal waar het zichtbaar is, vraagt het om een aangepaste gestalte. En zo zoeken wij naar een verantwoorde vormgeving, voorlopig van huisraad, huisinrichting, huisaankleding, van dingen die goed functioneren, gemakkelijk zijn om te hanteren, en prettig om te zien. Vandaaruit gaat het verder, naar de behuizingen zelf, de vervoermiddelen, de gestalte van ons aller wereld. Van schone en nuttige kunsten valt moeilijk te spreken, even moeilijk als van beeldende kunst, die niets ‘ver’-beeldt. En zo, schijnt mij, zoeken wij naar de gestalte - als ik dat in het enkelvoud mag noemen - van de wereld, waar wij door een economische, een technische en een sociale revolutie naar onderweg zijn. Hoe daarin de worteling in het verleden aanwezig kan blijven, is een even belangrijke vraag, maar die blijft nu rusten. | |
Academie en Technische HogeschoolIk heb getracht in deze gedachtegang op te helderen waarom en waarin naar mijn persoonlijke opvatting de academie en de hogeschool op elkaar aangewezen zijn. De leerling van de laatstgenoemde denkt vanuit natuurwetenschappelijke beschrijvingsvormen en hoe zij aan menselijke doelstellingen kunnen worden dienstbaar gemaakt. De leerling van de academie benadert vanuit vorm, kleur en materiaal in een ons aansprekende gestalte, vanuit de gebruiker en voorlopig zijn ‘interieur’. De ontmoeting van beiden is een bijzonder moeilijke opdracht; de kennismaking, over en weer, is wel een eerste voorwaarde. Wanneer beide instellingen blijven zoeken naar wie en wat zij zouden moeten zijn - in ons aller wereld - dan zoeken ze ongetwijfeld elkaar. Wie zal voorspellen, waartoe dat zal leiden? Wel staat vast dat het perspectief niet een éénvormige wereld is, maar een veelvormige, hoewel anders dan vroeger; de nieuwe wereld zal moeten getuigen van vele, eeuwenoude wortels en tegelijk van één aardse samenleving. |
|