Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 432]
| |||||
Paus Pius XII en de Joodse tragedie
| |||||
[pagina 433]
| |||||
Verder zijn er die menen, dat een wereldwijd hoorbaar protest van de Paus achterwege gebleven is, omdat het toch geen kans op succes zou hebben gehad. Zonder ons nu reeds uit te laten over de al of niet aannemelijkheid van deze opvatting moeten we zeggen, dat we niet alleen oog mogen hebben voor het uiterlijke effect van een protest. Denken we alleen maar praktisch-pragmatisch, dan was het protest van duizenden martelaren en verzetshelden in zekere zin nutteloos en dwaas; zij vroegen niet naar uiterlijk succes, toen zij protesteerden. Hun protest klonk vaak ogenschijnlijk tevergeefs, maar hun sterven was toch niet zinloos. Aan hun dapperheid hebben wij het te danken, dat ons het besef is gebleven, dat onrechtvaardigheid en onmenselijkheid niet zwijgend mogen worden geduld. Bovendien is het duidelijk, dat de Paus niet alleen zijn stem moet verheffen als er aan de Kerk onrecht wordt aangedaan, maar ook en juist als er zware misdaden tegen de mensheid als zodanig worden gepleegd. De Kerk is immers niet alleen door Christus bedoeld om de geopenbaarde waarheid te beschermen en te bewaren, maar zij moet ook opkomen voor de grote menselijke waarden en zedelijke normen, die voortvloeien uit de menselijke natuurGa naar voetnoot2). In tijden van grote nood hebben de Pausen dan ook altijd hun stem verheven. Wat nu te zeggen over Pius XII, die enerzijds weet heeft gehad van de gemechaniseerde moord op de Joden en anderzijds geen openlijk protest zou hebben laten horen? Hebben Hochhuth en met hem zijn vele medestanders gelijk met hun bewering, dat de Paus uit fatale lafheid heeft gezwegen, en, zo hij al heeft gesproken, een vorm van stellingname heeft gekozen, die volslagen onvoldoende was aangepast aan de duivelse afmetingen die de Jodenvervolging had aangenomen? In hun ogen zou alleen een plechtige veroordeling en de opzegging van het in 1933 gesloten concordaat werkelijk succes hebben gehad en Hitler hebben gedwongen zijn acties tegen de Joden te staken of althans tenminste te remmen. Of ligt het gelijk bij degenen die verklaren, dat een openlijk protest niets zou hebben uitgehaald, doch integendeel de situatie voor de Kerk en voor de Joden zelf met zeer grote waarschijnlijkheid alleen maar zou hebben verergerd? Hierop moeten we antwoorden, dat noch de stelling van Hochhuth: een protest zou succes hebben gehad - noch de these van zijn critici: een protest zou niets hebben uitgehaald - werkelijk kan worden bewezen. Over mogelijke effecten van stappen die niet werden gezet, is niets met absolute zekerheid te zeggen. Hoogstens zou men min of meer gemotiveerde vermoedens naar voren kunnen brengen. Over wat er gebeurd zou zijn als de Paus plechtig en openlijk geprotesteerd zou hebben, is niets met zekerheid vast te stellen. Of met de woorden van de bekende Duitse historicus Dr. Hans Buchheim: ‘De princiepen van wetenschappelijk gefundeerd historisch onderzoek verbieden, van een gebeurtenis die niet heeft plaats gegrepen, te willen bewijzen, dat ze een bepaald gevolg had moeten hebben, of niet had kunnen hebben. Niemand kan dus redelijkerwijs in de strenge zin van het woord willen bewijzen, dat een onverholen protest van de Paus onder geen enkele omstandigheid succes zou kunnen hebben gehad. Even onverstandig zou het ongetwijfeld zijn te beweren, dat een protest succes zou hebben gehad. Als nu zo'n, reeds op logische gronden zinloze bewering echter toch wordt geformuleerd, dan mag de historicus zich er niet toe laten verleiden het eveneens onbewijsbare tegendeel te willen bewijzen. | |||||
[pagina 434]
| |||||
Wel echter kan en moet hij kritisch verklaren, welke feiten en samenhangen tegen de opgestelde bewering spreken’Ga naar voetnoot3).
Een kritisch onderzoek van Hochhuths apodictische en onbewezen stelling roept echter zoveel tegenwerpingen op, dat zij grotendeels als foutief moet worden aangemerkt. Bovendien maakt Hochhuth door zijn eenzijdige, ja hatelijke kijk op de recente kerkgeschiedenis en haar figuren het de lezer uitermate moeilijk een onbevangen oordeel uit te spreken. Toch heeft Hochhuth uitdrukkelijk verklaard, dat hij historisch trouw t.o.v. zijn stof te werk wilde gaan. Erwin Piscator, de eerste regisseur, betitelde Der Stellvertreter daarom als een ‘documentair toneelstuk’. In het historisch commentaar dat Hochhuth op zijn stuk laat volgen en dat als een integrerend bestanddeel van het geheel moet worden beschouwdGa naar voetnoot4), verklaart hijzelf: ‘De volgende aantekeningen bij omstreden gebeurtenissen en getuigenissen moeten echter bewijzen, dat de schrijver van het drama de vrije ontplooiing van de fantasie slechts zover heeft toegelaten, als nodig was om het aanwezige historische ruwe materiaal in het geheel tot een toneelstuk te kunnen vormen. De werkelijkheid bleef steeds gerespecteerd, maar zij werd van slakken gezuiverd’ (p. 229). Nu hebben wij zijn historische grondigheid en nauwgezetheid niet kunnen ontdekken. Natuurlijk heeft een schrijver recht op dichterlijke vrijheid, maar de auteur mag deze vrijheid niet misbruiken en hij heeft de zedelijke plicht de eer en goede naam van historische personen te respecteren, met name in een poging tot historische zelfrechtvaardiging met bronnenvermelding, die hij op zijn stuk laat volgen. Hochhuth beweert drie jaren nodig te hebben gehad voor deze historische speurtochten, voor het verzamelen van het materiaal en het schrijven van het stuk. In weerwil van deze lange periode van bezinning op zijn onderwerp zijn er toch een groot aantal vergissingen inzake kerkelijke terminologie en het leven en de omgangsvormen in het Vaticaan zijn tekst binnengeslopen. Dat is wellicht voor een niet-katholiek nog enigszins begrijpelijk, maar zijn historisch commentaar wemelt bovendien nog van geschiedkundige onwaarheden en flagrante nonsens. Hoe lang hij ook gelezen, gestudeerd en onderzocht moge hebben, het is duidelijk, dat hij zich aan een stof heeft gewaagd die hij niet heeft aangekund. Hij had er beslist beter aan gedaan een onderwerp te kiezen dat hij beter kon overzien, of anders had hij gewoon langer en grondiger moeten studeren. Zo wordt een curiale schertsfiguur als kardinaal-staatssecretaris opgevoerd, die zich enerzijds als een burgerlijke levensgenieter en een kletsende ‘theetante’ ontpopt, anderzijds wordt afgeschilderd als een aalgladde, weinig scrupuleuze diplomaat, die de Paus in zijn omgang met derden als ‘chef’ betitelt (b.v. pp. 86-87). De Jezuïet Riccardo, die zich in het stuk onstuimig verzet tegen het lijdelijk toezien van de Paus meent, dat deze zijn priesters in Europa ‘ex cathedra’ het martelaarschap zou moeten aanbevelen (p. 126), evenals hij ook Hitler ‘ex cathedra’ zou moeten vervloeken (p. 96). Erger dan deze foutieve terminologie zijn zijn historische onjuistheden. De | |||||
[pagina 435]
| |||||
vaak gehoorde misvatting dat propagandaminister Josef Goebbels een Jezuïetenleerling is geweest, wordt klakkeloos verder gecolporteerd (p. 240). Friedrich Heer citerend meent Hochhuth, dat de priesters in Duitsland voor Hitlers kruistocht tegen het Bolsjewisme de massa's van het gelovige volk ter beschikking zouden hebben gesteld, die vervolgens de veldslagen in werden gedreven door aalmoezeniers van beide confessies (p. 241). Een enormiteit in de ogen van iedereen, die enigszins op de hoogte is van de moeilijkheden en de minimale kansen voor de geestelijke verzorging in Hitlers legers. De Generaal der Jezuïeten, pater Wlodimir Ledochowsky, is niet in het voorjaar 1943 gestorven (p. 261), doch op 13 december 1942. De Reichsführer SS, Heinrich Himmler, wordt door Hochhuth voorgesteld als iemand die voortdurend tot concessies bereid was en regelmatig tegenover Hitler in oppositie zou hebben gestaan, met name wat de strijd tegen de Kerk betreftGa naar voetnoot5). Hij zou zich alleen door Hitlers wilde plannen hebben laten opzwepen en in de grond van zijn hart eigenlijk tegen de uitroeiing der Joden en der geesteszieken zijn geweest. Ook zou hij het mislukken van de aanslag op Hitler (20 juli 1944) hebben betreurd. Himmler wordt in navolging van de Britse historicus Trevor-Roper, wiens vaak anti-katholiek getinte ironie regelmatig op gespannen voet staat met zijn zin voor objectiviteit, door Hochhuth een grootinquisiteur genoemd, die te vergelijken zou zijn met de heilige kardinaal Robertus Bellarminus, eveneens een dierenvriend, die zo'n liefde voor de dieren bezat, dat hij lastige vliegen niet placht weg te jagen of te doden, doch rustig liet begaan (p. 242). Uitlatingen van Mussolini worden door de antifascist Hochhuth opeens voor zoete koek aangenomen, als ze hem voor zijn aanval op de Paus in zijn kraam te pas komen (p. 235, 271). Vaak wordt door Hochhuth als bron het bekende boek The final solution (‘Die Endlösung’) van Gerald Reitlinger vermeldGa naar voetnoot6), die weliswaar met de meest nobele bedoelingen aan het werk is gegaan om een getrouw beeld van de SS-staat te ontwerpen, maar daar jammer genoeg niet in is geslaagd. Hoewel bedoeld als een standaardwerk, wemelt het boek van onjuistheden en is wetenschappelijk niet serieus te nemen. Dit is een greep uit de meer onschuldige historische en kritische ontsporingen van de auteur van Der Stellvertreter. In zijn Historische Streiflichter achter het stuk formuleert hij echter ook massief zijn beschuldigingen aan het adres van de Paus en het Vaticaan, waarbij de waarheid vaak afschuwelijk geweld wordt aangedaan. Van Paus Pius XII, die zoals elke mens ook zijn zwakke kanten heeft gehad, maakt Hochhuth een volslagen karikatuur. Vooral ijdelheid, vreesachtigheid, zorg voor kapitaalbelangen en politiek opportunisme springen bij hem in het oog. Over zijn spreken in het openbaar, over zijn gestes en zijn zuidelijk pathos wordt door Hochhuth het oordeel geveld van ‘leugenachtigheid, die des te schokkender is, omdat blijkbaar niemand der aanwezigen, de Paus wel het allerminst, eraan geloofd kan hebben’ (p. 271). Hier wordt zonneklaar bij Pius XII kwade trouw verondersteld. Ook een tweede bewering van Hochhuth is volledig ongeloofwaardig, dat nl. | |||||
[pagina 436]
| |||||
de Paus het nationaal-socialistische regime in Europa niet zou hebben willen laten vallen, omdat het Europa tegen de Sowjets verdedigde. Voor deze bewering wordt verder geen bewijs geleverd. We beschikken echter over een uitspraak van Pius XII waaruit een geheel andere houding spreekt: ‘Wij hadden de voortdurende zorg een voor de arme mensheid zo rampzalig conflict te remmen. Daarom hebben wij ons, ondanks de aandringende pogingen van bepaalde zijde, er vooral voor gehoed, aan onze lippen of onze pen ook maar één woord, één enkel teken van goedkeuring of aanmoediging ten gunste van de tegen Rusland in het jaar 1941 ontketende oorlog te laten ontsnapen’Ga naar voetnoot7). Zo zou de Paus ook persoonlijk nooit een vinger hebben uitgestoken naar de Jezuïet Alfred Delp en andere Duitse priesters om hen aan de greep van en de executie door zijn ‘concordaatspartner’ (!) Hitler te ontrukken (p. 235). In het hele stuk wordt het concordaat van 1933 aangevallen als een vriendschapsverdrag tussen het Vaticaan en Hitler. Door met de opzegging van het concordaat te dreigen zou de Paus de kerk in Polen en ook de katholieken in Duitsland beter hebben kunnen beschermen tegenover de Gestapo. Opzegging van het concordaat en een mogelijke dreiging met het interdict zouden de Nazi's hebben afgeschrikt, omdat daardoor 35 miljoen katholieken tegen het regime zouden zijn opgestaan (p. 236). Het wordt een onbegrijpelijke tekortkoming genoemd, dat de Paus niet tenminste na de Duitse nederlaag bij Stalingrad (31 januari 1943) tegen de deportaties der Joden heeft geprotesteerd, omdat de Nazi-dictatuur toen eigenlijk al verslagen was en de gaskamers en crematoria in Auschwitz nog hun hoogste dagomzet moesten bereiken (p. 236). Dit had des te beter kunnen gebeuren, omdat er onder de oorlog althans de uiterlijke schijn van vrede tussen Hitler en het Vaticaan heeft bestaan, een vrede waar vooral Hitler belang bij had (p. 261). Alleen het Vaticaan, de bisschoppen en de nuntii zouden hem nog respect hebben ingeboezemd (p. 238). Volgens Hochhuth hielpen de protesten van enkele nuntii (b.v. in Roemenië), waaruit wordt afgeleid, dat een doortastend, vastberaden optreden altijd geholpen zou hebben. Als de Paus tegen de moord op de Joden een machtwoord had gesproken, dan zou dat zeker succes hebben gehad (p. 257). Het argument van de Paus, dat hij gezwegen heeft ‘ad maiora mala vitanda’ - ‘om ergere dingen te voorkomen’ - laat hij niet gelden, met de uitroep: ‘hoe kan men dat eigenlijk nog zeggen, aangezien toch iets ergers als het ergste dat gebeurde, nl. de meest omvangrijke mensenjacht in de geschiedenis van het Westen, God betere het, niet is voor te stellen’ (p. 257). Tenslotte zou een pauselijk protest tegen de Jodenuitroeiing ook niets te maken hebben met een eventuele partijdigheid van de Paus tijdens de oorlog die aan de gang was. Wat immers hadden Hitlers uitroeiingsmaatregelen met de oorlog te maken? Oorlog en Jodenvernietiging vielen ongetwijfeld samen, maar deze systematische volkerenmoord heeft geen enkele veldslag beslist. De euthanasie en de Jodenverdelging, door de Nazi's toegepast, mogen dus niet worden beschouwd als misdaden van een oorlogvoerende natie (p. 258). Tot zover de weergave van Hochhuths opinies.
De wezenlijke historische constatering in Hochhuths stuk is, dat Paus Pius XII een openlijk protest achterwege heeft gelaten. Dit tijdens de tweede wereldoorlog achterwege laten van een formeel protest voor het gehele wereldforum | |||||
[pagina 437]
| |||||
tegen de deportatie en de moord op de Joden is, hoe men er ook over moge denken, een onomstotelijk feit. Maar het zou lichtzinnig zijn hieruit af te leiden, dat de Paus de onder Hitler zo verschrikkelijk lijdende Joden zou hebben verwaarloosd. Het gaat niet aan met Hochhuth te zeggen: ‘Wellicht hebben nooit tevoren in de geschiedenis zoveel mensen de passiviteit van een enkele politicus met hun leven betaald’ (p. 240). Eigenlijk moeten we zeggen, dat Hochhuth niet alleen Paus Pius XII en het wezen van de katholieke Kerk voornamelijk politiek en in machtsverhoudingen heeft gezien, maar ook niet in staat is geweest om het ware gezicht van het nationaal-socialisme en zijn ‘Führer’, Hitler, te onderkennen, hoe afwijzend hij persoonlijk ook moge staan tegenover deze verziekte levensbeschouwing. Als Hochhuth de gruwelijke tragedie van het volk Israël onder de Nazi-dictatuur in haar diepste oorzaken tracht te benaderen, doet hij jammer genoeg geen poging om de echte, feitelijke dragers van de nazistische hoogmoed en mensenverachting zoals Hitler, Himmler, SS-Obergruppenführer Reinhard Heydrich, chef van het Reichssicherheitshauptamt, zijn opvolger Ernst Kaltenbrunner, Gestapo-Müller, Reichsleiter Rosenberg, Gauleiter Erich Koch of één van de vele andere leidende Nazi's dramatisch in het gebeuren te betrekken. Voor deze lieden betekende de mensenjacht en -moord op Joden, Slaven en vele andere niet-Germaanse volkeren niet op de eerste plaats een daad van een onvoorstelbare wreedheid, maar vooral een consequente politieke maatregel, die voortvloeide uit het veronderstelde feit van de natuurlijke suprematie van het Arische ras, de minderwaardigheid van de Slavische en de volledige ontmenselijking van de Joodse mens, die werd beschouwd als een wezen dat minder recht op het leven had dan een dier. Steunend op materialistisch-biologische categorieën van troebele, 19e-eeuwse, antisemitische oorsprong wilden deze nationaal-socialisten orde scheppen in Europa door in hun ogen biologisch waardevolle mensen zich te laten vermeerderen en minderwaardige te laten verkwijnen of ze onschadelijk te maken. Euthanasie, sterilisering, gedwongen verhuizing van hele volksstammen en germanisering van bepaalde landstreken en niet te vergeten de uitroeiing van hele groepen als waardeloos of zelfs als gevaarlijk beschouwde ‘elementen’ werden als een ordeningsbeginsel gezien. Juist de meest mensonterende gruwelen van het nationaal-socialisme golden de krankzinnige poging door selectie en vernietiging van bepaalde medemensen het politieke leven te reformeren en Europa opnieuw te ordenen. Aan de Joden nu werd het menszijn ontzegd; zij golden als een ziektekiem in het volkslichaam, als gevaarlijke insekten, die mochten worden doodgedrukt. Zo leek de Jodenverdelging op de bestrijding van een insektenplaag, op een soort massale desinfectie, die door de machthebbers consequent van elke menselijke verhouding tot de slachtoffers was beroofdGa naar voetnoot8). Dit walgelijke, irrationele onlustgevoelen, dat de naam van nationaal-socialistische wereldbeschouwing kreeg, is uitgelopen op een stelselmatige, geïndustrialiseerde vorm van vernietigingsactie, omdat het van de hoogmoedige veronderstelling uitging, dat de ene mens beschikkingsrecht zou kunnen hebben over zijnsgelijke. Demonische hoogmoed en sadistische lusten werden op medemensen botgevierd, die als groep aansprakelijk werden gesteld voor het tekort aan Duits prestige en macht. De nieuwe ordening van Europa door uitroeiing | |||||
[pagina 438]
| |||||
van de Joden werd op aanwijzing van Hitler en Himmler sinds de beruchte Wannsee-Konferenz op 20 januari 1942 onder leiding van Heydrich met een totale terreur en een onbegrijpelijke gewetenloosheid nagestreefd. Zij zijn de werkelijke tegenspelers van Paus Pius XII geweest, al treden ze ook bij Hochhuth niet op. De door hem voor het voetlicht gebrachte subalternen zoals de voor de gaskamers in Auschwitz selecterende ‘Doktor’, de schedeldeskundige van de universiteit te Straatsburg, professor Hirt, die zich heeft gespecialiseerd in een vergelijkende studie over de schedelomvang van Joods-bolsjewistische commissarissen, vervolgens SS-Obersturmbannführer Fritsche en de chef van de Duitse politie in Rome, Salzer, zijn toch niet in staat, hoewel zij een goede dwarsdoorsnede vormen van weerzinwekkende beulsgestalten die zich in Hitlers dienst hadden gesteld, de gruwelijke perverse absurditeit van de ‘Endlösung’ waar te makenGa naar voetnoot9). Deze ‘Endlösung’, de uiteindelijke liquidatie van het Joodse ras, werd door Hitler, de fanatieke Jodenhater, ook fanatiek uitgevoerd. Het ging tenslotte om de centrale grondthese van zijn wereldbeschouwing, dat de Arische mens alleen de ideale drager van gezonde raskenmerken was, die hem geschikt maakten een leidende rol te spelen in de wereld. Door geen protest zou hij zich van de uitvoering van zijn plannen laten afhouden. De Zwitserse psycholoog J. Rudin heeft er op gewezen, dat het met fanatisme zo is gesteld, dat een fanaticus op protesten en weerstanden alleen met een nog intensiever fanatisme pleegt te reagerenGa naar voetnoot10). Uiterlijke tegenstand prikkelt de fanaticus om de laatste resten van eigen innerlijke twijfel te overwinnen en provoceert een gewetenloze reactie. Op tegenstand reageert de fanaticus dan ook met een nog verbetener inspanning, nog feller doorzettingsvermogen en nooit is hij werkelijk bereid om echte compromissen te sluiten. We weten, dat Hitler in de praktijk elke vorm van tegenstand met een steeds grimmiger wordende inspanning beantwoordde. Hij was zich niet alleen van zijn fanatisme bewust, maar hij beriep er zich ook voortdurend op en eiste van zijn volgelingen een fanatieke volgzaamheid, die blindelings moest handelen. Niet in staat om tegenslagen te accepteren hield hij vast aan eenmaal genomen besluiten en was hij van mening, dat hij alleen door de geweldige krachten van zijn demonische wil aan de loop der gebeurtenissen een beslissende keer zou kunnen geven. Zo kon hij sinds Stalingrad regelmatig hele legers opofferen om tenminste de suggestie te hebben, dat hij rigoreus aan eenmaal gemaakte plannen bleef vasthouden. Naarmate de oorlog langer duurde, de overwinningskansen verminderden, zijn macht afbrokkelde en de ondergang van zijn dictatuur zich meer en meer aftekende, traden Hitlers primitief nihilisme, zijn haat en wraakzucht steeds openlijker aan de dag. ‘Het geweten is een Joodse uitvinding. Het is als de besnijdenis, een verminking van het menselijk wezen’, zei hij eens vertrouwelijkGa naar voetnoot11). Met het aflopen van zijn regime werd Hitlers optreden steeds illusionistischer, zinlozer en misdadiger. Zijn eisen konden steeds minder worden | |||||
[pagina 439]
| |||||
vervuld, zijn bevelen werden volkomen belachelijk. Wie ze echter niet kon of uit verantwoordelijkheidsbesef voor de hem toevertrouwde mensen of goederen niet wilde vervullen, gold als een verrader. Hitler was tenslotte als een door de gealliëerden in het nauw gedreven dier, tot elke daad van hysterie en tot elke misdaad bereid. Onvoorstelbaar wreed besloot hij in zijn val niet alleen het Duitse volk, maar voor zover mogelijk ook heel Europa mee te slepen. In deze samenhang is het opmerkelijk een zinsnede te citeren uit een interview, dat Rolf Hochhuth in april 1963 heeft gehad met de redacteur Rolf Becker van het Duitse weekblad Der SpiegelGa naar voetnoot12):
Hier hebben we te doen met een schromelijke onderschatting van de totale dictatuur, die de geesteszieke Hitler aan Europa oplegdeGa naar voetnoot13). Zijn fanatieke wil om de oorlog tot het meest bittere einde uit te vechten, zijn politiek van de ‘verschroeide aarde’ op de talrijke terugtochten van zijn legers, de meedogenloosheid waarmee hij zijn eigen ondergang identificeerde met die van het Duitse volk en vooral zijn giftige bevelen, de Jodenverdelging steeds verder op te voeren in weerwil van het ongunstige oorlogsverloop, kenschetsen de dictator als een amokloper, die tot de meest onverwachte, agressieve uitvallen in staat moest worden geacht. Deze maniak schrok voor absoluut niets meer terug en had dat nooit gedaan, omdat hij gebruikmaking van geweld niet als ultima ratio, maar als uitgangspunt van de politiek beschouwde.
We mogen ons wel met verbazing afvragen hoe het komt, dat de Duitsers en de democratische landen van het vrije Europa een man als Hitler hebben geaccepteerd en zo lang hebben laten begaan. Na de verloren oorlog van 1914-1918, na het politieke bankroet van een door steriele partijstrijd ondermijnd staatsgezag in de republiek van Weimar en na de diepe schokken ten gevolge van de economische wereldcrisis meenden vele Duitsers, dat Hitler antwoord zou geven op hun ongearticuleerde verlangens en politieke verwachtingen. In de kringen van het Duitse democratische burgerschap was de bereidheid gegroeid om Hitler | |||||
[pagina 440]
| |||||
een kans te geven. Door zijn aanvankelijke successen op politiek, militair en sociaal gebied verwierf hij ook bij veel weldenkende mensen de faam van onfeilbaarheid en van een geniaal oordeelsvermogen. De verleidelijke mogelijkheid van één, groot en krachtig Duitsland begon zich voor velen af te tekenen. Hitlers politiek van de voldongen feiten stootte op een al te elastische politiek van tegemoetkoming bij Engeland en Frankrijk, die werd voortgezet totdat de crisis rondom de Poolse corridor in 1939 de aanleiding werd tot de tweede wereldoorlog. Uit deze al te toegefelijke politiek der dertiger jaren sprak vooral het slechte Europese geweten vanwege het vredesverdrag van Versailles, alsook de onervarenheid in de omgang met dictatoren. Bittere ervaringen hielpen het vrije Europa en ook een aantal Duitsers uit de droom en gaven de blik vrij op een weg, waarop niet alleen de democratische grondwettelijkheid, maar ook elke staatkundige orde zou worden vernietigd. Tegen het steeds manifester wordende onrecht stonden velen hulpeloos en blind. De normale weldenkende mens in en buiten Duisland bleek niet opgewassen te zijn tegen de berekening, de sluwheid, heerszucht en bruutheid van Hitler en de zijnen. Voortdurend was het nationaal-socialisme onderschat en nu kreeg men de rekening gepresenteerd. Door deze onderschatting was een grote politieke fout begaan, die het noodlot als het ware tartte en Hitlers agressiviteit uitdaagde. In Duitsland werd het grote publiek met alle middelen van eenzijdige propaganda bewerkt, zodat tegen dit gebruik van stemkracht en feitenverdraaiing niet viel op te tornenGa naar voetnoot14). Het volk werd beroofd van een vrije nieuwsvoorziening en verre gehouden van alle informatiebronnen (pers en radio) die niet door de Nazi's werden gecontroleerd. Daardoor kwam voor het merendeel der Duitsers de mogelijkheid te vervallen om zich een juist beeld te vormen van de situatie in en buiten hun land en zich te vergewissen van de feiten rondom de Joden-liquidatie. Het gevolg was, dat elke poging tot verzet grotendeels in het duister tastte. Het zou de 35 miljoen katholieken in Duitsland naar aanleiding van een openlijk protest van de Paus tegen de Jodenmoord onmogelijk zijn geweest als één man tegen Hitler op te staan, zoals Hochhuth suggereert. Niet alleen omdat dit gezien de heersende Naziterreur de bereidheid tot het martelaarschap zou hebben geïmpliceerd - een bereidheid die zeker niet overal aanwezig mocht worden geacht -, maar ook de bereidheid tot het martelaarschap in de situatie van een totalitaire heerschappij, d.w.z. met de angst, dat het regime zijn woede aan vrouw en kinderen zou kunnen koelen (de zogenaamde ‘Sippenhaft’), zonder een echte openbaarheid, waarin een woord van protest zou worden vernomen en zonder de mogelijkheid om zich te organiseren tot een gemeenschappelijk verzet. In de loop der jaren was er namelijk onder het Naziregime door de afschaffing van de vrije meningsuiting, door opheffing van het niet-nationaal-socialistische verenigingsleven, door het verbod van samenscholing en kritiek, door de angst voor de Gestapo, de politiespionnen en de concentratiekampen een opmerkelijke isolatie van de enkeling ontstaan. De 35 miljoen katholieke Duitsers bestonden uit evenzovele enkelingen. Bovendien werden door een volkomen abnormale oorlogssituatie zeer veel mensen uit hun vertrouwde wereld gehaald (o.a. naar het front). Hun aandacht werd door het verloop der militaire | |||||
[pagina 441]
| |||||
gebeurtenissen al te zeer in beslag genomen en velen moesten ook het hoofd bieden aan de verschrikkelijke gevolgen van de onbeperkte luchtoorlog, die de gealliëerden bij wijze van vergelding boven Duitsland ontketend hadden. Er was in die dagen eenvoudig geen georganiseerde actie mogelijk. ‘Zo ontstond de ronduit paradoxe situatie, dat naarmate de Nazi's hun ware gezicht openlijk lieten zien en het inzicht in het verderfelijke van hun systeem toenam, de mogelijkheid verminderde het regime omver te werpen, want intussen was de greep van de partij op de staat zo verstevigd en het volk zo in boeien geslagen, dat tegen de tyrannie der Nazi's alleen nog maar een sterkere tegenorganisatie iets had kunnen uitrichten’Ga naar voetnoot15). Daar kwam nog bij, dat de doorsnee-Duitsers te weinig beseften, dat het bij de Jodenvervolging om een systematische actie ging, die persoonlijk door Hitler was bevolen en uiteindelijk op massale uitroeiing uitliep. Velen waren maar al te geneigd bepaalde gruwelen, die hun ter ore waren gekomen of waarvan ze getuigen waren geweest, als misstappen van plaatselijke autoriteiten te beschouwen, die jammer genoeg door het regime niet voldoende werden onderdrukt. ‘Der Führer weiss von alledem nichts’ lag op de lippen der vele argelozen bestorven. Vooral rondom de ‘Endlösung’ en de ‘Sonderbehandlung’ der Joden - de SS was bijzonder vindingrijk in het bezigen van camouflerende termen om hun wandaden aan kritische ogen te onttrekken - werd een sluier van geheimzinnigheid opgetrokken, waarbij de algemene oorlogstoestand als een gunstige coulisse kon dienenGa naar voetnoot16). Veel van hetgeen onder deze termen werd verstaan was de meesten slechts bij geruchte of helemaal niet bekend. Lekte er toch toevallig iets naar buiten uit, dan mocht de SS zich niet op een opdracht van de Führer beroepen, maar moest zelf het odium van een schijnbaar willekeurige misdadigheid dragen. Met opzet werd de gehele ‘Endlösung’ voor de buitenwereld troebel en ondoorzichtig gemaakt, zodat men er gewoon geen hooogte van kon krijgen.
Een protest van de Paus tegen de moord op de Joden zou in dit geterroriseerde, zich in oorlog bevindende Duitsland ongetwijfeld als een bom zijn ingeslagen. Maar ik waag te betwijfelen, of de Duitse katholieken, die niet genoeg overzicht bezaten en zich geen voldoende zekerheid konden verschaffen omtrent de gepleegde misdaden, op dit protest zouden hebben geantwoord met een openlijk verzet tegen het regime. Voor hen was het allemaal zo onbegrijpelijk, | |||||
[pagina 442]
| |||||
zo ongeloofwaardig. De realiteit geworden waanzin blijft namelijk altijd enigszins ontoegankelijk. En dan was er nog de angst, die de gewetensnood niet tot een gewetensbeslissing zou laten uitgroeien. Een wijs man als Pius XII had lang genoeg als nuntius in Duitsland de opkomst van de Nazi-partij meegemaakt om niet te weten, dat de uitwerking van een officieel protest aan geen enkele twijfel onderhevig zou zijn. Vooreerst zou elk openlijk protest waarschijnlijk ogenblikkelijk tot gevolg hebben gehad, dat Hitler op niets ontziende wijze in actie zou zijn gekomen. Niet op de eerste plaats tegen de persoon van de H. Vader zelf - al was ook dat niet uitgesloten - maar vooral tegen de verblinde, radeloze of onderdrukte katholieken in Duitsland en het bezette Europa. Daardoor zou de hulp die de vervolgde Joden nog geboden kon worden, praktisch geheel zijn komen te vervallen. Er resten ons nog een aantal vragen, o.a. omtrent het concordaat, het succesvolle protest van de bisschop van Münster tegen de euthanasie-moorden, en vooral de vraag naar de mate waarin de Paus dan wel geprotesteerd heeft. Deze kwesties en met name de wezenlijke vraag of de Kerk als geheel zich door zwijgen schuldig heeft gemaakt, hopen wij in een volgend artikel te onderzoeken. |
|