| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE strijd voor de verkiezing van de president van de Verenigde Staten in het volgende jaar is wel heel erg ongelukkig begonnen. In het kader van een verkiezingstournee door Texas is president John Fitzgerald Kennedy op 22 november in Dallas, de hoofdstad van Texas, voor de ogen van zijn echtgenote vermoord. Er zijn in de wereldgeschiedenis talloze politieke moorden gepleegd, maar weinige zijn zo uitzichtloos onzinnig als deze nu gepleegd op de 46-jarige president van de Verenigde Staten, de leider van de gehele Westelijke wereld, die sympathie genoot niet alleen in het Westen maar ook in het Oostelijke blok, getuige de reacties, die in alle landen met uitzondering van Communistisch China loskwamen na de afschuwelijke misdaad. Er zit iets diep tragisch in het feit, dat Kennedy, die getoond had te beschikken over een grote moed - er is moed nodig om te streven naar de geweldige verantwoordelijkheid die een president der Verenigde Staten in de wereld bezit; hij toonde zijn moed in zijn houding ten opzichte van Moskou, zowel tijdens de Cuba-crisis vorig jaar als in de kwestie van de in Rusland gevangen genomen Amerikaanse professor Barghoorn afgelopen maand; maar er was ook moed nodig om de wijsheid aan de dag te leggen na genoemde Cuba-affaire Chroestsjef niet tot het uiterste te drijven door hem te vernederen en om de politiek voort te zetten, die Kennedy van begin af aan had uitgestippeld n.l. proberen te komen tot een betere verstandhouding met Moskou ondanks talrijken, die in november 1962 aandrongen op een hardere en meer onverzettelijke houding tegenover de Sovjet-Unie; er was moed nodig om in zijn binnenlandse politiek zo sterk de nadruk te leggen op de oplossing van het rassenvraagstuk, temeer daar hij wist, dat juist deze houding vooral in de Zuidelijke staten kwaad bloed zou zetten en hem mogelijkerwijze een herverkiezing voor een volgende ambtsperiode zou kosten - het tragische is, dat hij de grootste moed moest opbrengen op een
ogenblik, dat hij iets deed waarvoor zijns inziens helemaal geen moed nodig was: een reis door een van de delen van zijn eigen land.
Naar de motieven van de moord wordt natuurlijk een onderzoek ingesteld, maar dit wordt ernstig bemoeilijkt, omdat de vermoedelijke dader inmiddels op zijn beurt vermoord is, terwijl hij door de politie naar een andere gevangenis werd overgebracht. Het onderzoek geschiedt nu niet meer door de politie van Texas maar door de FBI; zelfs als deze erin zou slagen de achtergronden van deze daad volledig te achterhalen, zullen er in de toekomst toch nog heel wat van de officiële lezing afwijkende verhalen de ronde blijven doen.
Een uur na het overlijden van president Kennedy legde Lyndon Baines Johnson de eed op de grondwet af en werd daarmee de 36e president van de Verenigde Staten. Johnson, geboren in Texas, maakte de verkiezingstournee van Kennedy mee en zat met zijn echtgenote in een der volgende auto's. Hij was drie jaren geleden een der voornaamste tegenkandidaten van Kennedy bij de strijd om de presidentskandidatuur van de democratische partij; na de overwinning van Kennedy verzocht de laatste hem het vice-presidentschap te aanvaarden
| |
| |
en na enige aarzeling stemde Johnson toe als partner van zijn overwinnaar op te treden. Het is aannemelijk, dat Kennedy dit aanbod deed omdat hij inzag, dat hij in de komende strijd tegen Nixon de steun van de Zuidelijke democraten niet kon missen en Johnson hem deze zou kunnen bezorgen; inderdaad leverde Johnsons aanhang in Texas Kennedy voldoende voorsprong om het presidentschap te verkrijgen. Reeds in die dagen liet Kennedy zijn grote waardering voor Johnson blijken door te zeggen, dat hij, indien hijzelf geen president zou willen worden, zich onvoorwaardelijk achter Johnsons kandidatuur zou hebben gesteld.
Natuurlijk bestonden er verschillen van opvatting tussen beiden, maar in de drie jaren van samenwerking is de waardering voor elkaar steeds meer gegroeid. In zijn eerste grote rede voor het Congres heeft Johnson dit duidelijk tot uiting gebracht. Hij begon met de verklaring er alles voor over te hebben gehad ‘als ik vandaag niet hier had behoeven te staan’; wel graag president, maar niet zo; wel in 1961 of in 1969, maar niet in 1963. Hij kondigde aan, de politieke lijn van zijn voorganger te zullen doortrekken. Opvallend was zijn vurig pleidooi voor de goedkeuring van de door Kennedy voorgestelde wet op de burgerrechten; hij wees er echter op, dat dit minder opvallend was dan het leek, daar hij in 1957 en 1960 ook al pleitte voor gelijke rechten voor alle burgers. Misschien dat Johnson iets gemakkelijker zal kunnen omgaan met het Congres; jarenlang is hij lid geweest zowel van het Huis van Afgevaardigden als van de Senaat; in dit laatste college was hij leider van de democraten en toen deze in 1955 de meerderheid behaalden werd Johnson de machtigste man na president Eisenhower; hij kent dus het spel in de wetgevende macht veel beter dan Kennedy en dit kan hem zeer van pas komen.
Heel duidelijk sprak de nieuwe president ook over de buitenlandse politiek. ‘Onze natie zal haar verplichtingen van Zuid-Vietnam tot West-Berlijn nakomen. Wij zullen onvermoeid naar vrede blijven streven en al onze vindingrijkheid inspannen om terreinen te vinden, waarop wij, zelfs met hen die met ons van mening verschillen, tot overeenstemming kunnen komen en daarbij zullen wij edelmoedig en getrouw zijn tegenover hen die schouder aan schouder met ons voor de gemeenschappelijke zaak strijden’. Ook kondigde hij aan, de hulpprogramma's voor Azië en Afrika te zullen voortzetten en de Alliance for Progress te zullen blijven steunen. Niet alleen in de Westelijke hoofdsteden werd deze verklaring gunstig ontvangen - men was daar enigszins bevreesd voor een koerswijziging - ook Moskou reageerde gunstig.
De strijd om het presidentsschap is door deze onverwachte gebeurtenissen meer open geworden. Het is aannemelijk, dat de democraten nu Johnson als hun kandidaat zullen aanwijzen, maar de vraag is of deze zich in de korte tijd die hem nog rest, zoveel prestige kan verwerven, dat hij zijn republikeinse tegenstander kan verslaan. Veel zal er van af hangen wie door de republikeinen kandidaat zal worden gesteld; genoemd worden de oerconservatieve senator van Arizona, Goldwater, verder de liberale gouverneur van New-York, Nelson Rockefeller, die zich in 1959 terugtrok ten gunste van Nixon maar nu zijn kandidatuur al heeft gesteld, en tenslotte ook Nixon, die in 1960 op het nippertje door Kennedy verslagen werd.
Van de gelegenheid dat talrijke leidende personen uit Oost en West in Washington aanwezig waren bij de begrafenis van Kennedy maakte Johnson gebruik om zijn licht op te steken over hun opvattingen en zijn bedoelingen te verduide- | |
| |
lijken. Hij sprak met Mikoyan, sir Douglas Home, Erhard, de Gaulle en vele anderen. Er werd aan Russische zijde gehoopt op een spoedige topconferentie Chroestsjef - Johnson, maar ofschoon dit denkbeeld in de Verenigde Staten zelf naar voren werd gebracht door niemand minder dan de invloedrijke senator Fulbright, schijnt er voorlopig weinig van te komen. Wel zal de nieuwe president in de komende maanden bezoek ontvangen van de Brit Douglas Home, de West-Duitse bondskanselier Erhard en de Italiaan Segni.
Het is begrijpelijk, dat generaal de Gaulle diep getroffen was door de moord op Kennedy; hij zal zich vermoedelijk wel hebben afgevraagd wat er in Frankrijk zou gebeuren, wanneer daar plotseling de persoon van de president uit het openbare leven zou wegvallen; er is geen plaatsvervanger, die de Gaulle binnen het uur zou kunnen opvolgen en er zou waarschijnlijk een hopeloze chaos ontstaan. Men verwacht, dat de gebeurtenissen in de Verenigde Staten er toe zullen leiden, dat de Franse president tenminste zal proberen zijn opvolging te regelen. Daarnaast hoopt men dat er een betere verstandhouding zal komen tussen beide landen. Aanvankelijk was er het bericht, dat tussen Johnson en de Gaulle was afgesproken elkaar in het a.s. voorjaar opnieuw in Washington te ontmoeten, maar in latere berichten kwam deze afspraak niet meer voor. Wel heeft echter de Franse UNR van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Gaulle voor te stellen als de enige nog in functie zijnde grote leider van het Westen, er als het ware op zinspelend, dat men zich nu ook maar onder diens leiding moest stellen en dat ook Johnson er goed aan zou doen de wijze raadgevingen uit Parijs ongezien op te volgen.
In elk geval schijnt de Gaulle zijn nieuwe politieke plannen t.a.v. Zuid-Oost-Azië te willen doorzetten om zo een stukje Frans prestige te herstellen, dat jaren geleden verloren is gegaan. Op 29 augustus jl. oefende de Gaulle kritiek uit op het optreden van de Verenigde Staten in Zuid-Vietnam en pleitte hij voor een herenigd Noord- en Zuid-Vietnam, dat dan een neutralistische koers zou moeten varen; in dit verband werden de Franse president veel verder strekkende bedoelingen toegeschreven, nl. alle landen te onttrekken aan de invloed van een der twee grootmachten en hen te verenigen in een blok van niet-gebonden landen onder Franse leiding. De gebeurtenissen in Zuid-Vietnam, waar de familieregering Ngo werd omvergeworpen en het leger de leiding op zich nam, deden de Gaulle begrijpen, dat dit land minder geschikt was - althans voorlopig - als beginpunt voor zijn activiteiten. In de afgelopen maand heeft nu echter de regering van Cambodsja laten weten geen prijs meer te stellen op hulp uit de Verenigde Staten; wel wenste zij in te gaan op het aanbod van de Gaulle van hulp uit Frankrijk en al gaf prins Shihanouk te kennen eveneens hulp van communistisch China te aanvaarden, toch meent men, dat de Gaulle hier opnieuw probeert de Franse invloed in deze vroegere Franse koloniën te herstellen. Ook waren er reeds langer berichten over een zekere toenadering tussen Parijs en Peking en de reis van oud-premier Faure naar communistisch China van 22 oktober tot 5 november was helemaal niet geschikt om deze geruchten de kop in te drukken. Men gelooft, dat deze reis was bedoeld om na te gaan hoe Peking staat tegenover de Gaulle's plannen over de Franse terugkeer in Zuid-Oost-Azië en vooral ook om te onderzoeken of Peking nauwere contacten met Frankrijk zou willen aangaan, ondanks het feit dat de Gaulle ook met nationalistisch China de betrekkingen zou handhaven.
In het Midden-Oosten blijft het voortdurend onrustig; op 18 november had
| |
| |
er in Irak de zoveelste revolte plaats; nadat in februari door Arif de dictatuur van Kassem was beëindigd en de Baath-partij aan de macht was gebracht, volgde een soortgelijk gebeuren in Syrië; beide landen gingen toen onderhandelen met de VAR over de vorming van een unie tussen de drie landen maar evenals vroeger mislukten de besprekingen omdat zij het slechts eens konden worden over hetgeen zij niet wilden. Syrië en Irak gaven vervolgens te kennen hun landen te willen federeren maar nu pleegde Arif een staatsgreep tegen de aan de macht zijnde Baath-partij, die geen blijk had gegeven van grote onderlinge eensgezindheid; hij trok alle macht aan zich en schijnt weer aan te koersen op een verbinding tussen zijn land, Syrië en de VAR. Er is een uiterst verwarde situatie ontstaan, waarvan tot nu toe slechts met zekerheid te zeggen is, dat de Syrische Baath-partij de Iraakse revolutie veroordeelt en dat zowel Moskou als Caïro sympathiek staan tegenover de laatste ontwikkeling in Bagdad.
In Italië is een zeer voorname beslissing gevallen. Op het 35e partijcongres der Italiaanse socialistische Partij o.l.v. Nenni verklaarde de meerderheid zich bereid om samen met de christen-democraten, de sociaal-democraten van Saragat en de republikeinen een regering van centrum-links te vormen. Voor het eerst sedert 1947 keren de volgelingen van Nenni nu weer terug in de regering; wel had Nenni reeds vanaf 1959 passieve steun verleend aan de regeringen die steunden op de Democrazia Christiana, de sociaal-democraten en de republikeinen, en sprak men steeds meer over een opening naar links; deze regeringscoalitie leed echter bij de verkiezingen in april 1963 een nederlaag en Italië zou praktisch onbestuurbaar worden tenzij de Nenni-partij besloot tot actieve deelname aan de regering. Nenni achtte dit de enige mogelijkheid om de economische toestand van het land te verbeteren en zag in deelname aan de regering de laatste kans voor de partij om te verhinderen, dat het democratisch regiem in Italië zou worden ondermijnd. De christen-democraat Aldo Moro is er nu na moeilijke onderhandelingen in geslaagd een steviger basis te leggen voor een regeringsmeerderheid. Het moeizame was vooral een gevolg van meningsverschillen tussen de coalitie-partners over de te volgen buitenlandse politiek; wel erkennen Nenni c.s., dat het Italiaanse lidmaatschap van de NATO niet in het geding mag zijn, maar zij hellen toch sterk over naar het neutralisme; zij wensen geen directe of indirecte kernbewapening van West-Duitsland; voelen niets voor de vorming van een multi-laterale NATO-kernmacht en staan sympathiek ten opzichte van militair verdunde zones, allemaal punten waar de christen-democraten anders over denken.
Daar ook in Griekenland na de verkiezingen op 3 november een samengaan van de overwinnende Centrum Unie o.l.v. Papandreou met de uiterst links georiënteerde Verenigde Linkse Democraten tot de mogelijkheid behoort en de laatste soortgelijke opvattingen huldigt als de Italiaanse socialisten, zijn er voor de ontwikkeling van de NATO in Zuid-Europa ernstige moeilijkheden te vervachten.
5-12-'63
J. Oomes
| |
België
De controle op de begroting is een van de wezenlijke taken van het parlement. Ook zij die sceptisch staan tegenover het parlementair stelsel in deze tijd,
| |
| |
willen doorgaans het parlement niet uitschakelen ten aanzien van de overheids financiën: de ervaring heeft geleerd dat het parlementair toezicht, hoe gebrekkig ook, nog altijd een rem is op willekeur, verspilling en corruptie. De outsider begrijpt dan ook niet goed waarom de parlementariërs zo weinig belang stellen in de rijksmiddelenbegroting, waarmee de behandeling van de diverse budgetten ingeleid wordt. Minister Dequae en de volksvertegenwoordigers die bij de bespreking het woord voerden, spraken meer dan eens voor vrijwel lege banken. Over de begroting zelf werd niet veel nieuws gezegd. Van jaar tot jaar groeit de begroting uit, maar de rijksschuld neemt niet zo snel toe als het nationaal inkomen, verzekerde de minister van financiën. Hij wees eveneens op het feit dat de schuld thans langzamer toeneemt dan in de vorige jaren. Gedeeltelijk is dit echter te verklaren door de toestand op de binnenlandse kapitaalmarkt, waar weinig geneigdheid bestaat om in te tekenen op overheidsleningen. De schuld is dus langzamer opgelopen o.m. omdat de minister van financiën zijn leningen niet geplaatst kreeg, of minder geld kreeg dan vroeger.
Wat dit betreft werkt de psychose na die geschapen werd door de fiscale hervorming, en meer bepaald door de voorheffing. Terwijl een staatslening vroeger soms 12 miljard opbracht, is men dit jaar niet verder geraakt dan 5 of 6 miljard per emissie, waarvan dan nog niet met zekerheid kan uitgemaakt worden hoeveel nieuw geld er bij is, en in welke mate de kleine spaarder ingetekend heeft.
Minister Dequae beoordeelde de algemene financiële toestand met optimisme. Dat de kapitaalvlucht een gevaar zou zijn, aanvaardde hij niet. Het saldo van de kapitaalbewegingen is positief, verzekerde hij. Het bestaan van een inflatoir klimaat gaf hij toe. Om die reden had hij 7 miljard van de buitengewone begroting verschoven naar het jaar 1965. Met een begroting in evenwicht die in totaal 160 miljard F bereikt, achtte hij zich tevreden.
Alles wijst erop dat de begrotingen ook in de volgende jaren steeds omvangrijker zullen worden. Een aantal posten, die samen een aanzienlijk deel van het budget uitmaken, kunnen niet verminderd worden, b.v. de lasten voortvloeiend uit de rijksschuld, met haar rentelast en vervaldagen, uit de wedden van de ambtenaren, en hun aanpassing aan de stijging van het indexcijfer. Voor onderwijs, cultuur en wetenschapsbeleid zullen de uitgaven eveneens nog aanzienlijk aangroeien. De militaire politiek en de lasten die eruit voortvloeien worden niet eigenmachtig bepaald door het betrokken departement noch door het parlement, maar hangen af van de NAVO. Wat ten slotte de sector der sociale wetgeving betreft, waar regelmatig sprake is van sanering, hier wordt het gezag van regering en parlement geremd door de sterke invloeden van allerlei sociale en politieke machten die zich schrap zetten tegen een te strikte financiële controle.
Op een ander vlak - dat van de partijpolitiek - viel het ontslag te signaleren van dhr. J. De Saeger als voorzitter van de Vlaamse vleugel van de C.V.P. Een duidelijke reden voor zijn ontslag werd niet gegeven, maar men neemt aan dat hij het niet eens is met de hervormingsplannen van de huidige partijleiding, en dat hij weer vrij wil zijn voor het algemeen partijcongres dat op 13, 14 en 15 december zal plaats hebben. Dit congres zal gevolgd worden door een tweede, in het voorjaar van 1964. Eerst zou een standpunt uitgewerkt worden wat betreft de grondwetsherziening. Daarna zou een poging gedaan worden om de organisatie van de partij aan te passen aan de huidige behoeften.
Het hele debat wordt beheerst door de vraag of de Christelijke Volkspartij de
| |
| |
eenheidsstaat wil behouden, of hem wil hervormen volgens een federale formule. Zoals het in de politiek doorgaans het geval is, wordt die vraag slechts door weinigen in de partijmilieus duidelijk beantwoord. De Belgische Socialistische Partij hield een congres hierover, en kwam tot een vage slotsom waaruit bleek dat de Waalse federalisten het niet gehaald hadden. Ze werden niet uit de partij gestoten. Ze schijnen geduld te worden, maar de algemene doelstellingen en de actie van de partij zijn gericht op het behoud van de eenheidsstaat, aangevuld met enkele decentralisatiemaatregelen, die vooral afgestemd zijn op gewestelijke economische acties. Verhoging van de provinciale autonomie werd door de B.S.P. verworpen.
In de C.V.P. daarentegen - dat kan men reeds opmaken uit de ontwerpteksten die aan het Congres van december zullen worden voorgelegd - wordt het werkterrein van de provincies verruimd en neemt hun bevoegdheid toe. De Vlaamse gemeenschap als geheel vindt echter als zodanig geen institutionele erkenning, tenzij dan in de vorm van een ‘culturele autonomie’. Hoe men een zo categorieke scheiding tussen het culturele en het politieke wil handhaven in een tijd, waarin b.v. alleen reeds het onderwijs en het wetenschapsbeleid vervlochten zijn met de kernvraagstukken van het economische en het sociale, begrijpen wij niet. Vroeg of laat moet de culturele autonomie toch eens in haar werkelijke draagwijdte gezien worden. Anders groeit ze nooit uit tot een eerste-rangs gegeven van het openbaar leven.
In het C.V.P.-voorstel, en duidelijker nog in voorstellen die dhr. De Saeger in verschillende omstandigheden ontwikkeld heeft, is een zeker perspectief van inter-provinciale samenwerking aanwezig, die wellicht een uitdrukking zou kunnen zijn van de collectieve persoonlijkheid van Vlaanderen en van Wallonië. Het is echter evident dat de grote partijen huiverig staan tegenover deze evolutie, en liever het Waalse en Vlaamse grondgebied verkavelen in kleinere eenheden dan bij te dragen tot de start van een federalisme-met-twee, wat eigenlijk toch zou beantwoorden aan de voorhanden zijnde sociologische gegevens; daardoor zou men pas de echte wortel van de Vlaams-Waalse spanningen raken. De unitaire krachten zijn echter in de drie partijen nog altijd de sterkste, en ook buiten de partijpolitieke formaties overheersen ze de federalistisch-gerichte krachten.
Ondertussen liggen de voornaamste argumenten tegen de unitairen in de dagelijkse actualiteit zelf, en in de onmogelijkheid om binnen het bestaande unitaire verband opvallende misstanden te vermijden of op te ruimen.
De dubbele interpellatie over de taaltoestanden in het Kerncentrum te Mol (de hh. Berghmans en Verroken, de ministers Spinoy en Gilson) toonde aan dat de taalwetten niet kunnen beletten dat er te Mol taaltoestanden bestaan die door de meerderheid van de Vlamingen niet goedgekeurd worden. Het hele statuut van het Kerncentrum beantwoordt trouwens volgens de minister zelf niet aan de regels van een goed beheer. Een belangrijke schakel in de toepassing van de taalwetten ontbreekt: de Commissie voor Taaltoezicht, waarvoor de benoemingen achterwege blijven.
Het gebeuren te Mol heeft in elk geval bewezen dat de diepe malaise bij de Vlaamse openbare mening nog lang niet verdwenen is, en dat in het huidige bestel weinig gedaan wordt om daar iets aan te veranderen. Aan de top van de Staat en van de partijen vindt men vrijwel uitsluitend mensen en kringen die
| |
| |
zeer gevoelig zijn voor de stemmingen en de wensen van de niet-Vlaamse milieus, terwijl ze weinig belang hechten aan de gevoelens en de gedragingen in Vlaanderen - aangenomen dat ze die kennen door direct contact, wat dikwijls niet het geval is. In de psychologische kringloop waarin de mensen en milieus die in België de gang van zaken bepalen, zich bewegen, is Vlaanderen vrijwel afwezig. Wie dit niet wil zien, begrijpt niet veel van de positie der Vlamingen in België.
Een typische uiting van deze situatie is een van de voorgestelde veranderingen van de Grondwet: de twee-derde meerderheid die vereist zou zijn om wetten te stemmen die betrekking hebben op zekere posities van de Walen en Franssprekenden. Deze eis schijnt in toenemende mate aanvaard te worden, ook door de Vlaamse C.V.P.-ers, die het voorstel twee jaar geleden op een congres te Oostende aanvaard hebben. Ze trachten de indruk te wekken dat ook Vlaamse belangen door die twee-derde meerderheid kunnen worden beschermd. Een hoogst eigenaardige interpretatie, wanneer men de oorsprong kent van de eisen inzake de twee-derde-meerderheid. De twee-derde-meerderheid is van meet af aan de ‘conditio sine qua non’ geweest van de Walen om mee te werken aan de grondwetsherziening. De zetelaanpassing - die er denkelijk in beide Kamers dóórkomt - is in hun opvatting de eerste schakel in een keten van wettelijke en constitutionele hervormingen die niet ingegeven zijn door bezorgdheid over Vlaamse belangen. Het feit dat Vlaamse katholieke kranten thans schrijven dat de grondwetsherziening door de Vlaamse politici tot nog toe te passief behandeld werd, en dat het tijd is voor een actief ingrijpen, is een verwittiging voor hen die denken dat de zaken voor Vlaanderen gunstig evolueren.
5 - 12 - 63
H. de Bruyne
|
|