Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
Stimson en het atoomgeheim
| |
[pagina 311]
| |
Henry Lewis Stimson was te New York City geboren op 21 september 1867, en is te Huntington N.Y. overleden op 20 oktober 1950. Van 1911 tot 1913 was hij Secretaris voor Oorlog onder President Taft. In de Eerste Wereldoorlog streed hij aan het Westelijk front als kolonel van de veldartillerie. In 1927 werd hij als speciale vertegenwoordiger van President Coolidge naar Nicaragua gestuurd. Van 1927 tot 1929 was hij Gouverneur-Generaal van de Filippijnen. Van 1929 tot 1933 nam hij, als Staatssecretaris onder President Hoover, deel aan de Vlootconferentie te Londen (1930) en de Ontwapeningsconferentie te Geneve (1932). In 1940 werd hij opnieuw Secretaris voor Oorlog, ditmaal onder President Roosevelt. Na de dood van Roosevelt werd Truman de vierde President die hij in ministeriële functies diende. Hij had de reputatie verworven van een man die stipt en nauwgezet was. Van zijn streng protestantse opvoeding en gezindheid had hij een diep plichtsbesef meegedragen. Populariteit had hij nooit gezocht, ook niet gevonden. Als kandidaat voor electieve ambten had hij nooit de nodige meerderheid kunnen halen. Met journalisten kon hij moeilijk overweg, en als hij zich verplicht zag zijn zienswijze publiek bekend te maken, gaf hij er steeds de voorkeur aan, zijn ideeën zelf uit te schrijven en te publiceren. Hij was nauw verbonden met de Republikeinse Partij, maar hij nam dienst in Regeringen zowel van Democraten als van Republikeinen. Ofschoon zijn eigen partij sterke isolationistische neigingen vertoonde, kwam hij openlijk uit ‘tegen een egoïstische isolatie van Amerika en tegen de oppositie tegen de deelneming van zijn land aan de lasten van de wereld’. In 1919 sprak hij zich uit voor het Amerikaanse lidmaatschap in de Volkenbond en toen de Senaat weigerde het Tractaat van Versailles goed te keuren was hij diep ontgoocheld. Over de mogelijkheden van de atoomsplitsing vernam Stimson voor het eerst iets in november 1941, maar de zaak viel pas onder zijn ambtsbevoegdheid vanaf september 1942, toen President Roosevelt besloot de hele atoomonderneming onder het beheer van het leger te plaatsen en opdracht gaf, een kernwapen aan te maken voor gebruik in de oorlog tegen de As-mogendhedenGa naar voetnoot2). Terwijl Roosevelt de oorlogsstrategie rechtstreeks met chef-staf Marshall bepaalde, beschikte Stimson als Secretaris voor Oorlog over voldoende tijd om zich over het atoom, zijn aanwending in de oorlog en zijn weerslag op de wereldpolitiek te bezinnen. Het voornaamste motief waarom hij in Potsdam aanwezig wilde zijn, was de wetenschap dat er daar twee beslissingen van het hoogste belang moesten worden genomen met betrekking tot de atoompolitiek: het gebruik van de atoombom tegen Japan en, belangrijker nog, de | |
[pagina 312]
| |
vraag hoe Amerika zich moest houden tegenover de Russen in verband met het kernwapen.
Deze problemen waren eigenlijk op 25 april 1945 in een kritische fase getreden. Dit was inderdaad een van die zeldzame data in de wereldgeschiedenis, waarop de losse draden van verschillende gebeurtenissen, die zich op verre afstand van elkaar voordoen, door een schijnbaar louter chronologische coïncidentie worden samengeknoopt. Pas wanneer het kluwen dan later afgewikkeld wordt, blijkt hoe zwaar aan betekenis die bepaalde dag is geweest. Op 25 april 1945 hadden de eerste verkenningspatrouilles van de Amerikaanse en Russische legers elkaar te Riesa en te Torgau aan de Elbe ontmoet en de hand gegeven. Op het vliegveld van Wendover in Utah aan de grens van Nevada maakte de eerste afdeling van de 509e Luchtgroep, die geoefend werd voor de atoomaanval op Japan, zich klaar om naar Tinian, een eiland uit de Mariana-Archipel, op 1.450 mijl van Tokyo, overgebracht te worden. Te San Francisco vergaderden de vertegenwoordigers van vijftig ‘Verenigde Naties’ om de oprichting en de statuten van een nieuwe wereldorganisatie te bespreken. Te Washington ten slotte werd President Truman, die tot op het ogenblik dat hij President werd, niets af wist van een mogelijke atoombom en van een atoomonderneming, waaraan reeds 2 miljard dollar was besteed, voor het eerst door Stimson grondig ingewijd in het atoomproject en de weerslag die het moest hebben op de verhoudingen tussen de Naties. De handdruk van Torgau en de bedrijvigheid op de basis van Wendover, de vergadering te San Francisco en de ontmoeting te Washington vormen één groot gebeuren, waarvan haast niemand op dat ogenblik noch het verband noch het belang vermoedde. Zelfs Stimson, die toch het best geplaatst was om de feiten te bundelen en hun betekenis af te wegen, wist ze niet met zekerheid te schatten: zijn rapport aan Truman getuigde meer van een zoeken naar zekerheid dan dat het steunde op overtuiging.
Voordat hij zich naar de President begaf, hield Stimson uitvoerige besprekingen met Vannevar Bush en James B. Conant, die het algemeen toezicht uitoefenden op het wetenschappelijk beleid van de Regering, met Harvey Bundy en John McCloy, zijn naaste medewerkers in het Departement van Oorlog, met Generaal Groves, de leider van het atoombedrijf, en met chef-staf Marshall. Hij kende de rapporten van de Universiteit van Chicago, waar de geleerden dachten dat hun deel van de taak bijna ten einde liep en nu reeds tijd genoeg hadden om over | |
[pagina 313]
| |
de toekomst van een wereld die met de atoombom zou moeten leven, te piekeren. Het resultaat van zijn consultaties, van de ideeën die gistten in de gesloten wereld van de door het staatsgeheim gebonden geleerden en ten slotte van zijn eigen bevindingen, vatte hij bondig samen in een memorandum van twee pagina's dat hij de President in handen gaf. Het stuk stelt met klem voorop dat de Verenigde Staten hun voorsprong niet voor onbepaalde duur kunnen bewaren. Weldra zullen andere landen, in de eerste plaats de Sowjet-Unie, in staat zijn kernwapens te vervaardigen. Stimson gaat dan verder met het volgende: * ‘In het huidige stadium van moreel bewustzijn ten opzichte van de technische vooruitgang kan de wereld de speelbal worden van zulk een wapen. M.a.w. de moderne beschaving zou volledig vernietigd kunnen worden. Truman verklaarde zich akkoord met Stimsons zienswijze, al begreep hij er op dat ogenblik blijkbaar niet de volle draagwijdte van. Hij keurde de oprichting goed van een speciaal comité, het Interim Committee, dat de opgeworpen problemen nader zou onderzoeken en de Regering dan zou adviseren. Op de Conferentie van San Francisco gingen de debatten verder en buiten Staatssecretaris Stettinius, die door het geheim gebonden was, vermoedde niemand de nakende revelatie van het atoomwapen met de omwenteling die het zou brengen in het internationaal bestel. Van Wendover naar Tinian volgden de werkzaamheden de fatale koers die leidde tot de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Zelfs het Interim Committee (‘interim’ genoemd uit ontzag voor de prerogatieven van het Congres) kon deze koers noch afremmen noch wijzigen. Op 1 juni 1945 diende het zijn besluiten in, die hierop neerkwamen: 1. de bom moet tegen Japan gebruikt worden zo gauw dat mogelijk is; 2. ze moet gebruikt worden tegen een militair doelwit met gebouwen omringd; 3. noch de vijand noch de bondgenoten mogen ingelicht worden over de eigenschappen van het wapen. Nog éénmaal probeerden de geleerden hun stem te laten horen en uiting te geven aan hun ergernis en vrees voor de toekomst: in San | |
[pagina 314]
| |
Francisco voerden de diplomaten van de wereld een schimmenstrijd waaruit onmogelijk een zinvolle organisatie van de wereld kon voortkomen. Op 21 juni, enkele dagen voor het einde van de beraadslagingen, stuurde Dr. James Franck aan Stimson een rapport waaraan een groep vooraanstaande geleerden, fysici, chemici en ingenieurs, hun medewerking hadden verleend: ‘Indien er geen doelmatige internationale controle van nucleaire springstoffen komt, zal er, zo gauw het bekend raakt dat Amerika een kernwapen bezit, een nucleaire bewapeningswedloop ontstaan’. In het diepst van zijn geweten was Stimson zelf gekweld. Zoals Elting E. Morison in zijn overigens sympathieke biografie moet toegeven: hoe onkreukbaar en rechtlijnig hij ook was in zijn persoonlijk leven, in zijn politiek beleid was Stimson gedwongen te schipperen en een zekere dubbelzinnigheid aan de dag te leggen. Aan de noodzakelijkheid, de atoomenergie te gebruiken in de oorlog, als de omstandigheden dat naar zijn oordeel geboden, twijfelde hij blijkbaar niet; daarover sprak hij niet eens met zijn medewerkers. Maar hij was onuitputtelijk in zijn overwegingen over de atoomenergie als een middel om in de toekomst orde te scheppen zowel binnen de Amerikaanse ruimte als in de wereldverhoudingen. Gekweld door die dubbelhartigheid reisde hij af naar Potsdam. Hij had twee heel concrete objecten voor ogen: Japan en Rusland.
Om duidelijk te maken, hoe Stimsons ideeën zich ontwikkelden, kan het nuttig zijn, de verschillende fasen van zijn gedachten vooraf schematisch samen te zetten: 25 april 1945: Memorandum discussed with the President: De vraag of en hoe andere Staten en inz. de Sowjet-Unie deelgenoot moeten worden gemaakt van de atoomgeheimen, wordt het voornaamste probleem van Amerika's buitenlandse politiek. | |
[pagina 315]
| |
Op 16 juli, om half acht 's avonds, kwam te Babelsberg het nieuws binnen waarop Stimson angstig zat te wachten: te Alamogordo was een atoombom tot ontploffing gebracht. De kracht van de explosie was minstens dubbel zo groot als door berekeningen voorspeld was. Truman kon Stalin nu met een vernieuwde zelfzekerheid tegemoet treden! De officiële opening van de Conferentie had men tot 's anderdaags moeten verdagen: Stalin had een lichte hartaandoening gekregen. Truman besteedde de vrijgekomen uren aan een tocht door de ruïnes van Berlijn. Zo gauw hij terug was, gaf Stimson hem de dépêche uit Alamogordo te lezen. Welke voorstelling maakte de President zich van de vernieling die de atoombom in Japan zou aanrichten, nu hij juist de puinhopen in Berlijn had gezien? Maar zijn gezichtsveld was afgeschermd door het vooruitzicht op de ontmoeting met Stalin. Zijn eerste reactie was: waarom Stalin niet op de hoogte brengen? Zouden openhartigheid en de bereidheid om het kernwapen en zijn geheimen met hem te delen, de harde en sluwe Sowjet-leider niet paaien en hem doen afzien van zijn onverbiddelijke eisen ten opzichte van Oost-Europa? Kon het onderpand van het kernwapen de oorlogsalliantie niet bestendigen in vredestijd? Churchill daarentegen, die spoedig op de hoogte was gebracht van wat er in Nieuw Mexico gebeurd was, wilde aanvankelijk niet dat er ook maar met één woord met Stalin over gesproken werd. Daarna kwam hij op zijn zienswijze terug: laat Stalin maar weten welk wapen de Westersen in de schaal kunnen werpen, dan kon men onverbiddelijk verder onderhandelen en Stalins ambities afwegen naar zijn werkelijke macht. Stimson vond geen van beide houdingen bevredigend. Churchills strijdlustige houding zou de Russen niet winnen voor samenwerking. Trumans grootmoedig gebaar zou hen van de andere kant niet sussen. Het gevaar bestond zelfs, dat Truman op die manier zijn sterkste troef zou verspelen, zonder eigen voordeel. Waren de Russen trouwens zulk een vertrouwen wel waard, als men zag hoe zij zich in eigen land en in de door het Rode Leger bezette streken gedroegen?
Stimson voelde aan dat, na het einde van de vijandelijkheden in Japan, een stabiele wereldorde noch door een agressieve houding noch door tamme toegeeflijkheid tegenover de Sowjet-Unie bevorderd kon worden. In de enkele dagen die hij in Babelsberg doorbracht, kwam hij sterk onder de indruk van de verdrukking die overal heerste waar de Russen waren. Hij ontdekte dat hij en zijn collega's, toen zij onderzochten of men de atoomgeheimen aan de Russen mee kon delen, in het luchtledige hadden geredeneerd. De tegenstellingen tussen het Ameri- | |
[pagina 316]
| |
kaanse en het Sowjet-regime en tussen de politieke filosofie die beide stelsels droeg, waren te groot. Konden de Russen maar tot het inzicht gebracht worden, dat de bron van het kwaad lag in hun onderdrukking van de vrije meningsuiting en in de dwingelandij van de staatspolitie! Kon men de Sowjet-leiders niet laten weten, dat Amerika bereid was, Rusland in de verdere ontwikkeling van de kernenergie te betrekken op voorwaarde dat zij hun land een meer democratisch regime gaven en de rechten van de mens en de politieke vrijheden daadwerkelijk respecteerden? In de namiddag van 19 juli sprak Stimson hierover met zijn medewerkers McCloy en Bundy en later op de avond schreef hij zijn ideeën neer. 's Anderdaags liet hij zijn nota lezen aan de Amerikaanse Ambassadeur te Moskou, Averell Harriman; hij voegde er aan toe dat alles er op neer kwam, de Russen vertrouwd te maken met de gedachte van een Bill of Rights. Harriman toonde zich pessimistisch omtrent het onthaal dat een dergelijk voorstel bij de Russen zou vinden. Toch maakte Stimson de nota over aan President Truman. Hij zette er het veelbetekenende opschrift boven: Reflections on the Basic Problems Which Confront Us. Op 22 juli ging hij de aangelegenheid met de President bespreken. Hij legde er de nadruk op dat zijn memorandum niet als een officieel stuk mocht beschouwd worden, dat het niet eens een rijpe mening weergaf, maar dat het een analyse was die hij als juist beschouwde en een programma van wat ooit zou kunnen gedaan en bereikt worden. Truman verklaarde zich akkoord met de inhoud van het stuk. Er stonden o.m. de volgende stellingen in: * ‘Tussen twee zo verschillende staatsstelsels kunnen geen bestendig veilige internationale betrekkingen aangeknoopt worden. | |
[pagina 317]
| |
essentiële elementen van onze Bill of Rights in het vooruitzicht stelt en dat het niet eeuwig zal dulden dat een verpletterende autocratie op iedere burger drukt. Stimsons betoog is een bijzonder merkwaardig stuk als men bedenkt dat de Grote Drie op dat ogenblik bezig waren met het prozaïsche werk, de wereld naar de nieuwe machtsverhoudingen te verdelen. Het getuigt daarbij van een profetisch doorzicht: nog vóór de atoombom in de oorlog was gebruikt, zag hij in waar de uitweg lag uit de kritieke toestand waarin de wereld door de atoombom zou geraken. Zijn redenering kwam hierop neer: wil men de wereld sparen voor een totale vernieling, dan moeten de atoomenergie en het kernwapen onder internationale controle geplaatst worden. Een doelmatige controle eist een elementaire vorm van wereldbeleid. Zo'n beleid kan pas dan effectief zijn, als de rechten van de mens in alle landen grondwettelijk en doeltreffend worden gerespecteerd. De Sowjet Constitutie van 5 december 1936 voorziet in haar Tiende Hoofdstuk (vooral in Artikel 125) wel een erkenning van de rechten van de mens, maar de praktijk van het Stalinisme is een bestendige aanfluiting van die beginselen. Daarom moet de Amerikaanse diplomatie de aanlokkelijkheid van het atoomgeheim, zolang het een geheim blijft, gebruiken om de Russische overheid aan te zetten de Sovjet-volkeren een soort van Bill of Rights te geven. Zolang dat niet gebeurt, mag er geen sprake zijn van onthulling van geheimen. De Organisatie der Verenigde Naties kwam tot stand zonder dat er met een woord gerept werd over het atoom. Aldus was het Handvest reeds een voorbijgestreefd document nog vóór de Organisatie in werking trad. Te Potsdam zelf liet Truman op 24 juli, op het einde van een werkvergadering, terloops aan Stalin horen dat Amerika beschikte over een ‘wapen met ongehoorde vernielingskracht’. Mede om hun nieuwsgierigheid niet te prikkelen, liet men de Russen in onwetendheid omtrent de oproep tot capitulatie die op 26 juli aan Japan werd geadresseerd. In deze ‘Potsdam Proclamation’ werd Japan alleen gewaarschuwd dat het een ‘utter destruction of the Japanese homelands’ | |
[pagina 318]
| |
mocht verwachten indien het geallieerde ultimatum niet werd aanvaard Met de woorden ‘volledige vernietiging’ kon de Japanse regering onmogelijk vermoeden dat het om atoombommen ging. Japan ging blind zijn noodlot tegemoet, en meteen ging de hele wereld een tijdperk in van grote onzekerheid. Stimson was de eerste om die angst aan den lijve te voelen. Kort na de Japanse capitulatie, op 11 september 1945, maakte hij een nota klaar voor de President. Op 21 september werd ze in de voltallige kabinetsraad besproken. Het was Stimsons laatste daad als Minister van Oorlog, de dag zelf dat hij achtenzeventig werd. Na de zitting nam hij afscheid van zijn collega's en Truman prees hem met bijbelse woorden: zoals van Enoch was gezegd, was hij een rechtschapen man. Stimson scheen in dit rapport milder te zijn geworden, minder zeker ook van het goed recht van Amerika. In verband met de toekomst en vooral met de verhouding tot Rusland schreef hij: * ‘Door de manier waarop wij het probleem van Rusland en de atoombom aanpakken, kunnen de betrekingen met Rusland misschien onherroepelijk verbitterd worden. Als wij hun niet tegemoet treden en doorgaan met onderhandelen terwijl dit wapen ostentatief aan onze heup bengelt, zal hun wantrouwen omtrent onze inzichten en beweegredenen toenemen. Hij stelde daarom voor, dat de Amerikaanse regering rechtstreeks contact zou opnemen met de Sowjets en onder vier ogen, zonder de plichtplegingen van een meerhoofdige conferentie, de kwestie van een samenwerking op atoomgebied bedisselen. Maar in het kabinet gingen stemmen op om te betogen dat de bom ‘the sacred trust of the American people’ was en buiten woedde een hevige perscampagne tegen ‘giving the bomb to the Russians’. Truman achtte het nodig, de opinie gerust te stellen met de verklaring dat er geen sprake van was, aan de Russen meer te vertellen dan wat deskundigen in andere landen konden gissen en weten. Van op het landgoed waar hij zich teruggetrokken had en waar hij in samenwerking met McGeorge Bundy zijn memoires voorbereidde, verhief Stimson enkele jaren later een laatste keer zijn stem, nu niet meer om zijn President van advies te dienen, maar om het hele Amerikaanse volk te waarschuwen tegen de gevaren van een blinde vijandschap tegen de Sowjet-Unie, die geen andere uitkomst kon bieden dan een nieuwe oorlog. De Sowjet-leiders gaven slechts weinig blijken van goede trouw en zelfbeheersing, maar dit mocht voor het Amerikaanse | |
[pagina 319]
| |
volk geen reden zijn om niet geduldig verder te blijven zoeken naar een terrein van overeenkomst.
In grote lijnen weten wij welke wending Amerika, de laatste achttien jaar, gegeven heeft aan zijn atoompolitiek ten overstaan van de Sowjet-Unie. Truman ging niet in op Stimsons raad, de atoomaangelegenheden alleen met de Russen, zonder de andere bondgenoten, te bespreken. Het werd de zaak van een U.N.O.-Commissie. Het plan dat Amerika daar voordroeg - het Baruch-plan - voorzag de overdracht van het atoombedrijf van alle landen aan een internationaal lichaam dat over ruime machten van eigendom, beheer en controle zou beschikken. Als grootste bezitter van kerninstallaties zou Amerika de grootste offers hebben gebracht: dit was de idealistische kant van de Amerikaanse politiek die uiteindelijk moest leiden tot een elementaire vorm van wereldregering. Maar die politiek had ook een andere, realistische zijde: geheimhouding van opgedane kennis, monopolistisch beslag op splijtbare grondstoffen, intensivering van de wapenproduktie zolang er geen akkoord was bereikt. Terwijl de Amerikanen oprecht geloofden dat deze twee manieren om het probleem te benaderen moesten convergeren in het bereiken van een veilig en vreedzaam wereldbestel, hadden de Sowjets alleen oog voor de machtscomponenten van deze politiek en gaven zij de indruk, het idealistisch plan te beschouwen als een lokaas om hun eigen nationale en ideologische belangen prijs te geven. De onderhandelingen in de U.N.O.-commissie sleepten voort en met verloop van maanden verminderde de hoop op een ‘internationaal atoom’. Met een kernontploffing in september 1949 toonden de Russen dat een nieuw tijdperk was ingeluid, dat van het ‘nationaal atoom’. Zoals George F. Kennan welsprekend betoogt in Russia and the West (1960), luidt het parool voortaan: ‘keeping a world intact’. Door de overeenkomst voor een gedeeltelijke kernstop in 1963 hebben de Sowjets en de Amerikanen laten zien, dat zij het behoud van de wereld als een gemeenschappelijke aangelegenheid beschouwen. De controverse tussen Russen en Chinezen versterkt de indruk dat het de Russen ernst is met deze overtuiging. Aldus heeft de Russisch-Amerikaanse solidariteit, die Stimson zo vurig bepleitte, haar eerste uitdrukking gevonden. Daarenboven kon men zich vroeger steeds afvragen, of Amerika's eis van een internationale controle uitsluitend ingegeven was door overwegingen van militaire veiligheid of ook als een middel werd gebruikt om de Sowjet-maatschappij open te breken en zo kneedbaar te maken dat de rechten van de mens erdoor gediend werden. Toen Stimson in zijn memorandum van 19 juli 1945 zo sterk aandrong op de | |
[pagina 320]
| |
eerbiediging van de rechten van de mens in de Sowjet-Unie, als voorwaarde voor samenwerking op nucleair gebied, gaf hij ten slotte uitdrukking aan een gedachte die diep in de Amerikaanse opvattingen is geankerd: Amerika is bereid met de rest van de wereld samen te werken, op voorwaarde dat die rest zich eerst laat amerikaniseren. Zoals Walter Lippmann enige tijd geleden opmerkte, is deze zienswijze echter slechts een ándere uitdrukkingsvorm voor de Amerikaanse isolatiepolitiek. Het was John F. Kennedy's verdienste, deze opvatting, die de Amerikaanse natie van haar oorsprong af meedraagt, resoluut de rug toe te keren: hij was bereid, andere naties in hun anders-zijn te aanvaardenGa naar voetnoot3). Stimsons opvatting, dat er een verband bestaat tussen de eerbiediging van de rechten van de mens en een atoompolitiek die het wereldbestel naar meer eenheid drijft, heeft daarmee niets aan kracht ingeboet. Alleen moet ieder volk zélf de waarde van die rechten van de persoon ontdekken en zelf het eigen bewind zo beïnvloeden, dat het, vrij van iedere dwang van buiten, zijn voordeel vindt in de bescherming van die rechten. Met dit proces heeft het Russische volk nu ook een aanvang gemaakt. Dit is des te merkwaardiger, omdat het slechts weinig stuwkracht vindt in een heimwee naar vroegere tijden: het Tsaristische regime droeg er niet veel toe bij om de Russische samenleving open te leggen voor democratische idealen. Het is geen louter toeval, dat de ontspanning tussen Oost en West, gesymboliseerd door het kernstopakkoord, plaatsvindt in een periode waarin het Russische volk zich vrijer gaat bewegen binnen het keurslijf van het Sowjet-Staatsapparaat. Stimsons stelling wordt hiermee bekrachtigd. Terwijl velen geneigd zijn, het probleem van de bescherming van de persoonlijke rechten en politieke vrijheden te beschouwen als een denkoefening voor moralisten en rechtsgeleerden, die de machtsordening in de wereld slechts zijdelings raakt, wees Stimson er op, dat dit probleem in het centrum staat van de machtsverhoudingen. In een wereld die met de atoombom moet leven, hebben de voortdurende bemoeiingen van de Verenigde Naties met het probleem van de rechten van de mens tot nog toe slechts weinig weerklank gevonden in de openbare opinie. Maar als Joannes XXIII heel zijn betoog voor vrede op aarde steunt op | |
[pagina 321]
| |
de affirmatie van de rechten van de mensGa naar voetnoot4), dan wordt de wereld, aan beide zijden van het IJzeren Gordijn, er toch wel gevoelig voor. Stimson voorspelde dat het misschien tien, misschien twintig jaar kon duren voordat de bewinslieden in Amerika en Rusland zouden inzien, waar de uitweg lag voor een wereld die gebukt ging onder de angst voor de atoombom. Vele tekenen wijzen er op dat Stimsons uur nu slaat. De wereld heeft haar onschuld verloren en zoekt nu naar nieuwe zuiverheid van inzicht. |
|