Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Der Stellvertreter
| |
[pagina 242]
| |
heeft uitgebrachtGa naar voetnoot3). De film zal onder regie van Jean Pierre Melville in de loop van het volgende jaar worden opgenomen. Uit dit alles blijkt, dat Rolf Hochhuth een actueel thema aan de orde heeft gesteld, dat op een of andere manier sinds lang al in de gewetens van de Europese mens sluimerend leefde, maar nu eindelijk een vertolker gevonden had. Onmiskenbaar heeft de auteur met zijn christliches Trauerspiel, zoals Piscator het noemde, de weg naar de harten van lezers en toeschouwers gevonden. De emotionele of zakelijke protesten alsook de adhaesiebetuigingen gelden met name de these uit zijn stuk: Paus Pius XII heeft, hoewel op de hoogte van de gruwelijke Jodenvervolging door de Nazi's, een openlijk protest tegen deze uitroeiingsactie achterwege gelaten en zich daardoor medeschuldig gemaakt aan de misdaad van de zogenaamde ‘Endlösung’. Om deze stelling te bewijzen heeft Hochhuth zijn stuk geschreven, dat in zijn oorspronkelijke versie wel een speeltijd vergt van ongeveer 7 uur. Voor een betere speelbaarheid bleek een ingrijpende bewerking nodig, die in eerste instantie door Erwin Piscator voor Berlijns gebruik werd ondernomen. Inmiddels heeft echter ook Hochhuth zelf een nieuwe, speelbare toneelversie voor de stadsschouwburg van Frankfurt vervaardigd, die tot voorbeeld moet dienen voor alle verdere opvoeringen in en buiten Duitsland. Deze bewerking blijft sterk de nadruk leggen op een harteloze houding van het Vaticaan t.o.v. Hitlers Jodenvervolgingen. Door de verschillende coupures was natuurlijk het gevaar gegeven, dat er eigenlijk een geheel ander stuk ontstond of althans dat er geheel andere nuances naar voren kwamen. Aan dit gevaar zijn Piscator en Hochhuth dan ook niet ontkomen. Bij de opvoeringen in BerlijnGa naar voetnoot4) bleken uit het meer dan avondvullende stuk praktisch 3 scènes (2 in hun geheel en 1 gedeeltelijk) te zijn geschrapt. Het waren de uitgesproken realistische scènes, waarin het lugubere doen en laten der Nazi's door Hochhuth aan de kaak werd gesteld: namelijk in de zogenaamde ‘Jägerkeller’, een fraai SS-casino te Falkensee, even buiten Berlijn, waar partijfunctionarissen bij luchtalarm een aangenaam onderkomen konden vinden; vervolgens de gevangenneming en deportatie van Romeinse Joden door Duitse en Italiaanse soldaten onder de ramen van het Vaticaan; en tenslotte het grootste gedeelte van het gruwelijke, in Auschwitz spelende bedrijf aan het slot van het stuk. Piscator offerde door deze inkortingen meer dan alleen maar wat kleur; hij ontnam het in zijn strekking toch reeds onevenwichtige stuk de feitelijke tegenspelers van de hoofdpersonen. Door weglating van het gruwelijke optreden der SS en andere Nazigroten vervaagde hij hun toch voelbare aanwezigheid tot een matte achtergrond. In plaats daarvan bracht Piscator veel discussietoneel.
Het oorspronkelijke verloop van het onspeelbaar lange stuk is als volgt: Berlijn, augustus 1942. De jonge Jezuiet, Pater Riccardo Fontana, bezoekt de pauselijke nuntius te Berlijn, Mgr. Cesare Orsenigo, om hem te bewegen Paus Pius XII openlijk te doen protesteren tegen Hitlers Jodenvervolgingen. SS-Obersturmführer (= 1e luitenant) Kurt Gerstein, een overtuigd protestant, die zich in het machtsapparaat van de SS heeft gedrongen om van binnenuit de terreur | |
[pagina 243]
| |
tegen te kunnen gaan, verschaft zich eveneens toegang tot de nuntius en bezweert hem zijn invloed op de Paus te doen geldenGa naar voetnoot5). Mgr. Orsenigo moet het gruwelijke verslag over de Jodenverdelging in Belzec en Treblinca aanhoren. Dit relaas van Gerstein stuit bij de nuntius op een vriendelijk medelijden, maar grijpt de jonge Jezuiet in het diepst van zijn ziel aan. Gerstein en Riccardo dringen er nu beide bij de nuntius op aan, dat de H. Vader tenminste met de opzegging van het in 1933 gesloten concordaat moet dreigen. Maar in de Berlijnse nuntiatuur vinden beiden geen gehoor. In de tweede scène worden we verplaatst naar de Jägerkeller te Falkensee, waar een aantal prominente Nazi's voor een kegelavond bij elkaar gekomen zijn. De Jodenvervolger Eichmann, een aristocraat uit de bewapeningsindustrie Baron Rutta, de gewetenloze professor in de schedelkunde Hirt van de universiteit van Straatsburg, het meisje Helga, lid van de nationaalsocialistische vrouwelijke jeugd (B.D.M.), de kamparts van Auschwitz, bijgenaamd de Doktor, de glad gepolijste personificatie van het kwaad, en nog enige anderen vullen met hun macabere grappen een lege avond. Gerstein brengt aan Eichmann verslag uit over proefnemingen met blauwzuurgas op Joden, die hij echter tegen de bevelen in niet heeft laten toepassen. Luchtalarm maakt een einde aan de fuif. De derde scène brengt ons naar de door bommen geschonden woning van Gerstein, waar de Jood Jakobson verborgen wordt gehouden. Er vindt een pijnlijk onderzoek plaats door de verschrikkelijke Doktor, die Gerstein reeds enigszins verdenkt. Na hem verschijnt Riccardo, die zich door Gerstein laat overhalen Jakobson zijn toog en diplomatentas te geven, opdat deze kan vluchten. Na dit eerste bedrijf, dat bijna één derde van de gehele omvang van het stuk beslaat en het thema van het geheel bepaalt, spelen de 3 daaropvolgende bedrijven alle in Rome. Daar in de woning van zijn vader, een financieel raadgever van de Paus, draait het gesprek om de vraag hoe men de H. Vader tot een openlijke veroordeling van de Duitse gruweldaden zou kunnen bewegen. Een even zelfgenoegzame als geslepen curie-kardinaal mengt zich in het gesprek en weert de hartstochtelijke verwijten der beide Fontana's jegens de Paus ondubbelzinnig af. Het gesprek bewerkt alleen, dat de weerspannige, jonge Jezuiet door de kardinaal wordt uitgerangeerd en naar Lissabon verplaatst. Een half jaar later, oktober 1943, wordt onder de ogen van het Vaticaan de Joodse familie Luccani door een SS-sergeant en fascistische milizia gearresteerd en weggevoerd. Bij een ordesgeneraal, die bedreigde Italiaanse Joden in zijn kloosters heeft verstopt, komt de curie-kardinaal op bezoek. Gerstein en Riccardo, die inmiddels eigenmachtig naar Rome is teruggekeerd, dringen er nog eenmaal bij de kardinaal op aan de Paus nu eindelijk tot een ingrijpen te dwingen, omdat de Gestapo nu ook de Romeinse Joden met deportatie bedreigt. | |
[pagina 244]
| |
Riccardo stelt verder een aanslag voor op de zender van het Vaticaan om zo een vervalst protest van de Paus tegen de massamoord op de Joden in de wereld uit te schreeuwen. Nog een ander fantastisch, uit wanhoop geboren plan wordt door beiden overwogen: de moord op de Paus, waarvoor de schuld de SS in de schoenen zou moeten worden geschoven om aldus de katholieken van de wereld te kunnen mobiliseren. In deze scène bij de ordesgeneraal neemt bij Riccardo uiteindelijk het plan vaste vormen aan om zichzelf op te offeren, de Joden naar Auschwitz te begeleiden en daardoor te volbrengen wat de Paus verzuimt te doen, namelijk door de prijsgave van het leven en door het ondergaan van concentratiekamp en vergassingsdood tegen het onrecht te protesteren. Door zo te willen doen meent Riccardo de eer van de Kerk te redden. Zo ook wordt hij de plaatsvervanger van de man, die in een hogere zin een ‘plaatsvervanger’ is of liever volgens Riccardo zou moeten zijn. Het vierde bedrijf vormt het hoogtepunt van het drama, waarin Paus Pius XII zelf wordt opgevoerd. In de vorm van een audiëntie ontvangt de Paus de curiekardinaal, zijn financiële expert Graaf Fontana en diens zoon, de jonge Jezuiet. De laatste suggereert, dat de H. Vader via Bisschop Hudal bij de Duitse garnizoenscommandant heeft gedreigd tegen de deportaties te zullen protesteren. Verbolgen over deze inmenging dementeert de Paus. De Fontana's stellen alles in het werk hem tot een protest te bewegen: ‘Dreigt U toch Hitler, dat U een half miljard katholieken zult dwingen tot een christelijk protest, als hij de massamoord nog verder voortzet’ (p. 163). Het resultaat is slechts een in algemene termen gestelde oproep van de Paus, waarin de Joden niet eens met name worden genoemd en hij zich naar geen enkele kant verder bindt. Dat in deze door Hochhuth voorgestelde Pausfiguur het menselijk-christelijke medegevoel voor de vervolgde Joden telkens achter politieke, opportunistische en abstracte overwegingen terug moet treden, wordt wel het beste gesymboliseerd door het handwassingsritueel, waaraan de Paus zich in navolging van Pilatus onderwerpt. Op dat ogenblik hecht Riccardo in wanhoop en opstandigheid tegenover zijn kerkelijke leiders de Jodenster op zijn toog en is hij volledig bereid zelf de gang naar Auschwitz te gaan. Het vijfde bedrijf speelt in Auschwitz, waar Riccardo tezamen met zijn Romeinse lotgenoten aan de SS-beulen wordt uitgeleverd. De slachtoffers worden naar de gaskamers gedreven om daarna te worden verbrand. De Doktor, een duivel in mensengedaante, heeft zich voor Pater Fontana iets aparts uitgedacht. Hij wordt uitgesorteerd om mee te helpen de lijken te verbranden en zo zijn geloof te verliezen in de ordening Gods, die het wezen der dingen vervult. Gerstein duikt weer op om Riccardo te bevrijden. Aanvankelijk voelt zich ook de SS niet helemaal behagelijk bij de gedachte aan een katholiek priester uit Rome in het kamp. Maar Riccardo is klaar met het leven; hij is zonder hoop, zijn geloof is gebroken. In zijn plaats zal nu Jakobson uit het kamp worden gesmokkeld, maar de Doktor ontdekt het complot, laat Gerstein arresteren, terwijl Riccardo door een Gestapoman wordt neergeschoten. Deze weergave van de inhoud laat ons al iets zien van het opmerkelijke talent van de jonge auteur om een uiterst tragisch gebeuren uit onze jongste geschiedenis op het toneel aan de orde te stellen. In het schrijven van een drama, dat iedereen vanwege zijn onderwerp spontaan aangrijpt, toont hij zich niet onbekwaam. De regie-aanwijzingen en karakteristieken der in het stuk voorkomende personen zijn bijzonder interessant. De geweldige massa's stof, | |
[pagina 245]
| |
die hij te verwerken had, hanteert hij met een opvallend gemak. Alles krijgt ordelijk zijn plaats, de opbouw der verschillende scènes is geslaagd en met een uitgesproken gevoel voor het ware toneeleffect weet Hochhuth een spannende intrige op te zetten en uit te werken. Toch is hij er niet in geslaagd een belangrijk bezwaar te vermijden: het stuk is veel te lang geworden, waardoor de voor de speelbaarheid noodzakelijk geworden coupures voortdurend de opbouw van het geheel geweld aandoen. Dit blijkt echter niet het enige bezwaar. Voortdurend wordt de innerlijke waarachtigheid van een echt dramatisch gebeuren door Hochhuth tekort gedaan. Hiermee bedoel ik nadrukkelijk niet, dat Hochhuth als dichter niet van zijn recht gebruik zou mogen maken om bij de uitbeelding van historische figuren van de feitelijke waarheid af te wijken. Hij doet dit doorlopend, maar op een bijzonder ongelukkige manier, aangezien hij er niet in slaagt zijn van de historie afwijkend getekende hoofdfiguren op een dramatische wijze waar te maken. Dit geldt vooreerst voor de eigenlijke hoofdfiguur van het stuk, de jonge Jezuiet Riccardo Fontana. De ongeloofwaardigheid van zijn persoon zit niet zozeer in zijn voor een religieus merkwaardige functie van minutant aan het pauselijk Staatssecretariaat of in zijn onafhankelijk gedrag tijdens zijn reizen tussen Rome, Berlijn, Lissabon en Auschwitz, maar veeleer in de monomanie van zijn pathetische en hysterische persoonlijkheid. Over de figuur van Riccardo schrijft Hochhuth zelf: ‘Zijn toewijding voor de vervolgden en zijn lijdensweg voor de Kerk zijn een vrije vertaling van de daden en bedoelingen van de Berlijnse Domproost Bernhard Lichtenberg, die in het openbaar voor de Joden heeft gebeden, tot gevangenisstraf werd veroordeeld en aan Hitlers beulen het verzoek deed om in het Oosten het lot van de Joden te mogen delen. De vervulling van dit verzoek werd aan Lichtenberg, die overigens de vraag bezighield hoe de Paus tegenover zijn plan zou staan, toegezegd. Toch werd Lichtenberg daarop niet naar het Oosten in een ghetto gebracht, maar naar Dachau “afgeschoven”. Hij stierf tijdens het transport in 1943 vermoedelijk een natuurlijke dood’ (blz. 16). Aan deze prelaat en aan de Poolse Franciscaan Maximiliaan Kolbe, die i.p.v. een daartoe veroordeeld huisvader vrijwillig in een hongerbunker te Auschwitz stierf, is door Hochhuth Der Stellvertreter opgedragen. Kennelijk echter mist Rolf Hochhuth het vermogen tot een waarachtig religieus verstaan van beider levensoffer. Door dit tekort aan religieus aanvoelen moest het beeld, dat hij van Riccardo Fontana ontwerpt, wel noodzakelijkerwijs een vertekening worden. De jonge Jezuiet werpt zich op als een tegenspeler en later zelfs tegenstander van de Paus. Zijn uitgangspunt is niet alleen een uiterste verontwaardiging over de gruwelen der Nazi's, maar ook zijn woede op de Paus, van wie hij verlangt, dat hijzelf bereid is de weg naar het martelaarschap te gaan. We zouden kunnen geloven in de gestalte van een Riccardo, die door zijn samen-lijden met de Joden en door zijn dood in Auschwitz een daad van verzoening zou stellen voor de verschrikkelijke misdaad jegens de mensheid. Met deze intentie zijn in ieder geval Lichtenberg en Kolbe en nog zovele anderen, leken en geestelijke bedienaren van diverse gezindten, de dood ingegaan. Om plaatsvervangende uitboeting in volledige zuiverheid gestalte te geven moet aan enkele voorwaarden worden voldaan. Deze zouden zijn vervuld, als Riccardo vanuit een christelijke levensovertuiging nederig de weg der verzoening zou zijn gegaan. Maar daar is geen sprake van. Riccardo Fontana blijft met zijn rigoristische postulaten staan in het teken van het protest. Heel zijn gestalte ademt | |
[pagina 246]
| |
aanmatiging, eigenzinnigheid, ressentiment en tenslotte zelfs haat. Het toppunt van ongeloofwaardigheid wordt bereikt, als de auteur hem aan geweldpleging tegen de Paus laat denken, die men dan achteraf de SS in de schoenen zou kunnen schuiven. Zijn spreken en handelen zijn niet vrij van arrogantie en hoogmoed, omdat hij zich verheft boven allen, die zich niet geroepen voelen of niet de moed bezitten om hun protest tegen de Duitse vernietigingsacties te bezegelen met de martelaarsdood. Ook al zou Riccardo wat de noodzaak van een protest betreft gelijk hebben gehad, dan nog ware het absurd geweest Pius, wiens innerlijke afwijzing van de Jodenverdelging nooit aan enige twijfel onderhevig is geweest, voor een misdadiger uit te maken, zoals hij doet. Als hij tenslotte de onmogelijkheid van zijn verlangen om de Paus tot een protest te bewegen wel moet aanvaarden, onderneemt hij tezamen met de Joden van Rome de tocht naar Auschwitz. Maar ook daar is geen spoor van loutering, geen dramatische katharsis bij hem te bespeuren. De eer van de Kerk, die hij door de Paus verraden acht, wil hij door een wanhoopsdaad redden. Het is dan ook begrijpelijk, dat hij, op zichzelf teruggeworpen, tot een twijfel aan Gods goedheid wordt gebracht en uit deze vertwijfeling eigenlijk geen uitweg vindt. Omdat hijzelf een wanhopige is, vermag hij zijn medegevangenen ook niet te troosten. Niet zozeer de liefde voor zijn geschonden Joodse medemens als wel vooral zijn woede over het falen van de Paus blijken zijn diepste drijfveren te zijn. En aangezien hem het ware geloofsgetuigenis ontbreekt, blijft Riccardo als ‘plaatsvervanger’ ver onder de maat. Het is Rolf Hochhuth zelf, die zijn held Riccardo in de weg staat om zijn ware grootheid te bereiken en zijn grote voorbeelden Lichtenberg en Kolbe na te volgenGa naar voetnoot6). Riccardo Fontana speelt eigenlijk een bedorven rol, en door deze vertekening van de echte martelaarsgeest wordt de literaire waarachtigheid van het drama in haar wezen aangetast. De ongeloofwaardigheid, die de persoon van Riccardo aankleeft, treedt nog duidelijker aan het licht bij Hochhuths visie op de persoon van de Paus. Vele critici hebben naar aanleiding van Der Stellvertreter gesuggereerd, dat het stuk ons een vraag zou stellen. De vraag namelijk, waarom Paus Pius XII nooit tegen de Jodenvervolgingen van de Nationaalsocialisten uitdrukkelijk zijn stem zou hebben verheven, zelfs niet toen de Joden uit zijn eigen bisschopsstad Rome werden weggevoerd. Hoe kon het in het geheel mogelijk zijn, dat de Plaatsbekleder van Christus op aarde zich aan deze elementair christelijke plicht van het protest meende te moeten onttrekken? Was hier wellicht sprake van een kerkelijk-politieke maar toch feitelijk ‘onmenselijke’ wijsheid, of was het eenvoudig een kwestie van lafheid? Het is zeer begrijpelijk, dat dergelijke vragen bij lezers en toeschouwers van Hochhuths stuk opkomen. Maar we moeten wel bedenken, dat bij hemzelf deze vragen al een duidelijk, uitermate eenzijdig en welhaast kwaadaardig antwoord hebben gekregen. In Der Stellvertreter stelt Hochhuth niet zozeer vragen, maar hij poneert. Het hele stuk is niets anders dan een onbarmhartig requisitoir van de zijde van de auteur ten opzichte van Paus Pius, tenminste ten opzichte van het beeld dat hij zich over hem heeft gevormd. Maar laten we nogmaals duidelijk vaststellen, dat onze eerste kwestie niet dient te zijn te onderzoeken of het beeld van Pius XII dat het drama ons te zien geeft, ook werkelijk overeenkomt met de trekken van de historische figuur van | |
[pagina 247]
| |
die Paus. Vooreerst hebben we na te gaan of Hochhuths ‘Plaatsbekleder’ aan de dramatische waarachtigheid beantwoordt, m.a.w. of hij op het toneel door heel zijn denken, spreken en handelen als een dusdanig levend mens optreedt, dat hij het dramatisch gebeuren mee voltrekt. In een volwaardig drama mag de persoon nooit het middel zijn om een these te bewijzen. Een tendentieus toneelschrijver schept zijn karakters om zijn these te kunnen illustreren. Een dergelijke handelwijze druist lijnrecht in tegen het wezen van het drama, want het dramatisch gebeuren moet direct voortkomen uit de handelende personen zelf. Natuurlijk staat een persoon ook steeds in een situatie en werkt deze situatie ook op hem in. Maar nooit mag deze situatie geheel en al domineren. Het karakter dat de dramaticus schept, komt pas in en door de situatie tot uiting, maar wordt niet door de situatie gemaakt. Voor een waarlijk scheppend kunstenaar is de levende persoon sacrosanct en primair. Als hij de mens zou gebruiken om iets te bewijzen, verlaagt hij hem tot een pop, die gebruikt wordt om de eigen gedachten van de auteur te formuleren. Dan staan we niet meer in het leven, maar bevinden we ons in een volslagen constructie. Komen we op het spoor van een pasklaar maken van een intrige of karakter, dan zijn we dramatisch op het verkeerde pad. De ‘deus ex machina’ in de vorm van een persoon is altijd in strijd met de echte tragedie. Het drama moet voortkomen uit de levende mens, en we mogen nooit karakters en situaties in dienst stellen van een these, want dan wordt er geen mens geschapen, maar een figuur op de planken gezet. In zijn Paus Pius XII plaatst Hochhuth nu een dergelijke figuur op het toneel en hanteert hij een onmiskenbare these. In Hochhuths ogen is de Paus allerminst een geestelijk inspirerend leider van de katholieke christenheid geweest, maar een gewiekst financier, die aasde op de rijkdommen, hem door de Jezuieten verstrekt. In de eerste zin die hij spreekt treffen wij de insinuerende woorden aan: ‘.... von brennender Sorge um Unsere Fabriken erfüllt. Auch Kraftwerke, Bahnhöfe, Talsperren, jeder Betrieb fordern gebieterisch Schutz. Wir taxieren natürlich die Chance, Gehör zu finden, sehr realistisch ein, was Industrie und Bergwerke betrifft’ (pp. 155-156). Op de eerste plaats komen bij hem dus de economische belangen en interesseert hij zich voor de aan- en verkoop van aandelen, het zoeken naar geldschieters en profijtelijke beleggingen. En dat alles ingeleid met de beginwoorden van de Encycliek Mit brennender Sorge van april 1937, waarin zijn voorganger, Pius XI, bijgestaan door hemzelf, toen nog pauselijk Staatssecretaris Kardinaal Pacelli, zich heeft gericht tegen de moderne vorm van goddeloosheid en mensenverachting in het opkomende Derde Rijk. Hochhuth vermag in de Paus verder niets anders te zien dan een kille scepticus en een introverte mysticus, die met een autoritaire glimlach door het leven gaat, er steeds op uit toneeleffecten te bereiken. Niet zonder handigheid zou deze zijn eigen canonisatie hebben voorbereid door het scheppen van precedenten in de heiligverklaring van Pius X en de voorbereiding ervan bij Pius IX. Of met Hochhuths eigen woorden in de epiloog van het stuk: ‘Zo diep en kwellend kan deze Paus de in Europa jarenlang geënsceneerde drijfjacht op weerlozen niet hebben ervaren. Alleen zijn redevoeringen al - hij heeft ons immers 22 banden vol met redevoerin- | |
[pagina 248]
| |
gen nagelaten - laten ons zien, welke bagatellen hem in deze tijd bezighielden. Hij was geen misdadiger uit “raison d'état”, hij was een neutrum, een volijverige carrièremaker, die zich later vaak met vreemde beuzelarijen de tijd verdreef, terwijl de gekwelde wereld, zoals Bernard Wall schrijft, van hem tevergeefs een woord van geestelijk leiderschap verwachtte’ (p. 273). De hoofdbeschuldiging van Hochhuth culmineert in de these, dat Paus Pius een koude diplomaat is geweest, die niet uit lafheid, maar uit berekening over de Jodenvervolging gezwegen heeft, omdat hij Hitler als een nuttig werktuig tegen het communisme zou hebben beschouwd en Centraal-Europa uit de handen van Stalin wilde houden. Volgens Hochhuth kón hij bijna niet bona fide spreken, als hij één van zijn ontelbare, behoedzame, bloemrijke en vage redevoeringen hield, waarin hij zich wat het oorlogsgebeuren betreft naar geen enkele kant heeft willen vastleggen en nooit de jarenlang uitgevoerde deportaties bij hun naam heeft genoemd. Heel de figuur van Pius XII wordt in Der Stellvertreter in dit starre karakterschema geperst. Als hijzelf slechts in een gedeelte van het vierde bedrijf ten tonele verschijnt, zien we niets anders dan een duidelijke bevestiging van wat de auteur met name bij monde van Riccardo reeds over hem heeft beweerd. Er is niets overgebleven van een levende mens, doch slechts een bloedeloze, verpieterde abstractie. In Hochhuths Paus bestaat geen menselijke groei, geen twijfel, geen zielestrijd; hij mist het vermogen tot het hebben en uiten van verdriet. Het bevreemdt dan ook, dat de auteur nog de illusie koestert, dat hij erin geslaagd is de Paus tot een werkelijk dramatische tegenspeler van Riccardo Fontana te maken. Of met Hochhuths eigen woorden: ‘Omdat wij nu eenmaal een betere mening dan geschiedkundig wellicht toelaatbaar is, over Pius XII weliswaar niet bezitten, maar toch in dit drama verdedigen, daarom moet worden aangenomen, dat de deportatie van zijn Romeinse medeburgers een dergelijke beroering in zijn geweten en in zijn vertrekken heeft doen ontstaan’ (p. 272). ‘Hier in het stuk moge zijn zwijgen wellicht het voorkomen van een bewuste, zichzelf smartelijk afgedwongen berusting krijgen, - de historische feiten zijn jammer genoeg niet zo fraai...’ (p. 273). Van een beroering in het geweten of van een afgedwongen berusting is bij Hochhuths Paus echter niets te bespeuren. Deze Pausfiguur denkt alleen in politieke categorieën en blijft volslagen tweedimensionaal. In hem vindt geen geestelijke worsteling plaats om te pogen een onoplosbaar dilemma ondanks alles toch nog tot een oplossing te brengen. Dat ware echte tragiek geweest. Maar de auteur achtervolgt de Paus met zijn haat en klaagt hem steeds maar aan. Ook dát wekt hem niet tot leven. Pius mág zich niet verdedigen en krijgt van Hochhuth geen kans. Daardoor zakt het drama tot een twijfelachtige kwaliteit en verwordt zo tot tendentieus en rancuneus colportagetoneel van bedenkelijk alllooi.
Het is duidelijk, dat Hochhuth met zijn Stellvertreter niet alleen aan een aangrijpende en opwindende stof een literaire vorm heeft willen geven, maar ook een stuk jongste geschiedenis van onze tijd heeft geïnterpreteerd. Het is hem evident ook te doen geweest om opsporing en verklaring van de feiten, die met de gruwelijke Jodenvervolging tijdens de Nazitijd samenhangen. Daarom heeft | |
[pagina 249]
| |
hij zijn stuk op schijnbaar historisch materiaal opgebouwd en met een ongeveer 40 pagina's tellend historisch commentaar aangevuld. Dit commentaar is niet tot stand gekomen door gebruikmaking van bronnen uit de eerste hand, want de Vaticaanse Bibliotheek bijvoorbeeld stelt ter bestudering slechts haar bescheiden tot 1846 ter beschikking. Uit alles blijkt, dat Hochhuth vooral gebruik heeft gemaakt van gegevens uit persoonlijke interviews en van secundaire literatuur, die niet steeds even betrouwbaar blijkt. Juist omdat Der Stellvertreter weerstanden oproept, zou men graag dit historisch materiaal intensiever willen raadplegen. Jammer genoeg wordt de controle echter buitengewoon bemoeilijkt, omdat nergens nauwkeurige bronvermeldingen staan aangegeven, zodat de aandachtige lezer eigenlijk gedwongen wordt de hele literatuur, die op het onderwerp betrekking heeft, weer zelf door te worstelen. In ieder geval beweren we niet teveel, als we zeggen, dat Hochhuths stuk door gebrek aan echte bronnen, alsmede door een eenzijdig gebruik van de beschikbare bronnen, niet alleen literair maar ook historisch een volledig onverantwoord werkstuk is geworden. Hierover echter in een volgend artikel. Vanwege het belang van het door Hochhuth aangesneden onderwerp is het te betreuren, dat hij er zowel in dramatisch als historisch opzicht niet in is geslaagd een aanvaardbaarder toneelstuk te schrijven. Ondanks alles is het de verdienste van zijn eenzijdige kijk op de verhouding van het Vaticaan onder Paus Pius XII t.o.v. de onmetelijke tragiek der Jodenverdelging, dat de katholieken, ja, alle christenen voortaan niet meer de vraag zullen kunnen ontwijken, of zij vóór en gedurende de laatste wereldoorlog wel tijdig het juiste antwoord hebben gegeven op de doodsnood van hun Joodse broeders. Tot deze bezinning op onze christelijke verantwoordelijkheid voor onze Joodse medemens moge ook Hochhuth ons een impuls hebben gegeven, doch zijn bijdrage is te emotioneel, te rancuneus en te apert onwaar om nog verder te kunnen overtuigenGa naar voetnoot7). Juist omdat Pius XII zowel in menselijk als geestelijk opzicht zo'n hoogstaande en integere ‘Plaatsbekleder’ is geweest, ligt er eigenlijk zoveel stof voor een echte tragedie in zijn voortdurende worsteling en geestelijk nood om tegenover de Joodse tragiek het antwoord te vinden van een waarachtig christelijk getuigen. Het gaat hier thans niet om de vraag, of de Paus bij zijn kennis van de Jodenvervolgingen verplicht zou zijn geweest daartegen een uitdrukkelijk en wereldwijd protest te laten horen. Daarover is reeds veel geschreven. Over de vraag of de Paus werkelijk helemaal zuiver heeft gezien, toen hij niet méér deed dan hij voor mogelijk en verantwoord hield, kan men van opvatting verschillen. Wie kan zeggen of de Paus méér had kunnen doen dan hij in feite heeft gedaan? Bij een man van zijn geestelijk formaat is zijn praktisch beleid in ieder geval vrucht van een gewetensbeslissing geweest. Dit wordt door Hochhuth niet gezien en hem ontgaat daarom ook de ware tragiek van deze geestelijke mens. Rolf Hochhuths Stellvertreter betekent een gemiste kans. |
|