Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Het Trentse Concilie in het licht van Vaticanum I en II (1563-1963)
| |
Het duurt dertig jaar eer het concilie samenkomtToen Luther in 1518 naar Rome werd gedaagd om er zich te rechtvaardigen tegen de beschuldiging van ketterij, beriep hij zich op een concilie. En na de pauselijke bul Exsurge van 15 juni 1520, waarin hij met de pauselijke ban bedreigd werd, deed hij een tweede maal een beroep op een algemeen concilie. De Duitse kerkhistoricus Hubert JedinGa naar voetnoot2) heeft er voldoende op gewezen dat men, naar de mening van vele Duitsers in die tijd, niet tegen Luther kon optreden, zolang een concilie hem niet plechtig had veroordeeld. De vraag rijst dan ook: waarom riepen in deze aanvangsperiode van het protestantisme de pausen geen concilie samen, toen de eenheid van de Kerk nog had kunnen gered worden? Vooral twee redenen weerhielden hen daarvan. Allereerst leefde bij vele geestelijken en leken de vijftiende-eeuwse idee van het conciliarisme voort, een leer die het concilie boven de paus stelt: wie de conciliaristische besluiten van de vijftiende-eeuwse conciliën kent, zal dit bezwaar naar waarde schatten. Daarenboven maakten de voortdurende oorlogen tussen Keizer Karel V en de Franse | |
[pagina 231]
| |
koning Frans I het niet alleen onmogelijk de concilievaders samen te brengen, maar de Franse koning had er politiek voordeel bij dat de tegenstand van de protestanten de macht van de keizer in Duitsland lam legde, en bijgevolg kantte hij zich tegen een concilie dat de eenheid tussen de Duitse katholieken en protestanten had kunnen herstellen. Op de rijksdag van Nürnberg echter vroegen de Duitse rijksvorsten op 5 februari 1523 een ‘gemein, frei, christlich Konzil in deutschen Länden’. Met frei bedoelde men papstfrei: aangezien de paus in Luthers zaak als partij optrad, mocht hij het concilie noch samenroepen noch leiden; met christlich bedoelde men dat naast bisschoppen ook leken op het concilie zouden zetelen, en dat men alleen op grond van de H. Schrift zou oordelen; ten slotte voegde men er nog de bepaling in deutschen Länden bij, omdat de strijd in Duitsland was uitgebroken, en dus ook daar beslecht moest worden. Aan deze voorwaarden kon de paus echter onmogelijk voldoen. De vrome Keizer Karel V werd meer en meer bezorgd om de religieuze toestand in Duitsland en vroeg in 1525 zelf aan de paus een concilie. De jaren na 1525 waren echter zwaar aan gebeurtenissen, waaronder de Sacco di Roma, de plundering van Rome door keizerlijke troepen in 1527. Paus Clemens VII (1523-1534) heeft nooit ernstig aan een concilie gedacht, ook al om persoonlijke motieven, zodat bij zijn dood de hervormingsgezinde Seripando zijn activiteit kon samenvatten als: ‘de Concilio verba’, ‘over het concilie: words, words, words!’. De nieuwe paus Paulus III (1534-1549) stelde zich vanaf het begin van zijn pontificaat tot doel het concilie samen te roepen. Hij stuurde nuntii uit om het terrein te verkennen en, tot veler verbazing, vaardigde hij op 2 juni 1536 een bul uit, waarbij hij een algemeen concilie samenriep te Mantua in Noord-Italië tegen 23 mei 1537. Hij nodigde alle bisschoppen en abten uit, en ook de vorsten om liefst persoonlijk, of anders door gezanten, aan het concilie deel te nemen. Als doel van het concilie gaf hij aan: de dwalingen en ketterijen bestrijden, de zeden hervormen, de vrede in de christenheid herstellen en een grote oorlog tegen de steeds gevaarlijker Turken organiseren. Echter, toen alle verwachtingen hoog gespannen waren, vroeg de hertog van Mantua een conciliegarde van 5 à 6000 man, later tot 1500, tenslotte tot 1000 verlaagd, maar dat moest voor de protestanten de concilievrijheid noodzakelijk compromitteren. De paus verdaagde zijn concilie ‘ad calendas Novembris’ van dat jaar 1537; men spotte dat het wel ‘ad calendas graecas’ zou zijn. Een tweede prorogatie volgde. Op 18 oktober 1537 riep de paus nu het concilie samen naar Vicenza tegen 1 mei 1538. Toen de pauselijke gezanten er hun intrede deden, waren er, alles bijeen, vijf bisschoppen opgekomen. Er stond de paus niets anders te doen dan het concilie tot 1539 uit te stellen. De Franse koning werkte echter tegen en er kwam niets van een concilie terecht. In 1540-1542 organiseerde Keizer Karel V verscheidene godsdienstgesprekken tussen katholieken en protestanten en hoopte langs deze vreedzame weg de godsdienstige eenheid van Duitsland te herstellen. Tevergeefs. Nadat de rijksdag van Spiers zich akkoord had verklaard met de keuze van Trente, die een Duitse rijksstad was maar in Noord-Italië gelegen en dus voor de pauselijke afgevaardigden ook gemakkelijk te bereiken, vaardigde Paulus III op 22 mei 1542 een derde samenroepingsbul van het concilie uit, waardoor hij | |
[pagina 232]
| |
het concilie samenriep te Trente op 1 november 1542. Ofschoon er intussen weer een oorlog ontbrand was tussen Keizer Karel V en de Franse koning, stuurde de paus zijn legaten naar Trente: op 21 november 1542 deden zij hun plechtige intrede in de stad, maar vonden er, buiten de bisschop van Trente, Madruzzo, en de pauselijke commissaris Sanfelice, geen enkele prelaat! Het was wel om te wanhopen. Zeven maanden later waren er slechts tien bisschoppen verschenen. Op 29 september 1543 vaardigde de paus een suspensiebulle uit: de indruk op de Duitse katholieken, die al hun hoop op het concilie hadden gezet, was ontzettend. In september 1544 sloten de Keizer en de Franse koning vrede. Op 30 november 1544 vaardigde paus Paulus III zijn bul ‘Laetare Jerusalem’ uit, waardoor hij nu voor de vierde keer het concilie samenriep, weer te Trente, op de zondag Laetare, dus op 15 maart 1545. Hij stuurde drie legaten, de kardinalen Del Monte en Cervini en de diaken Pole. Op 14 maart waren er buiten de legaten en de bisschop van Trente twee bisschoppen! De opening werd verdaagd tot 3 mei; op 23 mei waren er 17 bisschoppen en 5 ordegeneraals gearriveerd. Nu sloot Paus Paulus III het bekende verbond met Keizer Karel, waarin hij hem voor zijn oorlog tegen de Smalkaldische Bond van de Duitse protestanten 12.500 man en 200.000 dukaten toezegde. Eerst wilden zij de militaire macht van de protestanten breken en daarna samen met de mak geworden protestanten een concilie houden. De oorlog sleepte echter aan. Dan bepaalde de paus op 13 november dat het concilie op 13 december 1545 geopend zou worden. En inderdaad, wonder boven wonder, op 13 december 1545 werd het concilie ook geopend.
Als wij deze pijnlijke openingsgeschiedenis van het Trentse concilie vergelijken met die van de twee Vaticaanse concilies, constateren wij dat het pauselijk prestige en de pauselijke macht in de tussenliggende eeuwen enorm zijn gestegen. Op 6 december 1864 deelde paus Pius IX onder strikte geheimhouding aan een groep kardinalen mee, dat hij eraan dacht een concilie samen te roepen, en in maart 1865 benoemde hij een commissie van kardinalen om de zaak verder te onderzoeken. De oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk in 1866, met het wegtrekken van de beschermende Franse troepen uit Rome, bracht een complicatie, zodat de paus pas op 29 juni 1867 openlijk zijn voornemen bekend maakte. Een jaar later, op 29 juni 1868 vaardigde hij de bul uit, die het concilie tegen 8 december 1869 samenriep. Op de vastgestelde dag werd het concilie plechtig geopendGa naar voetnoot3). Wat het tweede Vaticaans concilie aangaat, op 25 januari 1959 spreekt Paus Joannes XXIII voor het eerst van een nieuw concilie. Op 17 mei 1959 benoemt hij een voorbereidende voorcommissie en op 5 juni 1960 tien voorbereidende commissies en twee secretariaten. Op 25 december 1961 roept Paus Joannes het concilie samen, en bepaalt op 2 februari 1962 de openingsdatum op 11 oktober 1962. Op de vastgestelde 11e oktober 1962 wordt het tweede Vaticaans concilie geopend. | |
[pagina 233]
| |
Het Trentse concilie duurt achttien jaarNa bijna dertig jaar getreuzel kon het eindelijk samengekomen concilie gedurende vijftien maanden rustig doorwerken. Zoals wij verder zullen zien, hebben de concilievaders gedurende deze tijd merkwaardig werk geleverd. Op 9 maart 1547 kondigde echter president Del Monte aan, dat er in de stad vlektyfus was uitgebroken, en hij vroeg aan de concilievaders of men langer in Trente zou zetelen, ofwel naar Bologna in de Pauselijke Staten zou verhuizen. Hiermee was nog een heel andere kwestie verbonden. De Keizer liet namelijk aan het concilie en speciaal aan de presidenten duchtig zijn macht voelen. Deze wilden aan de druk van de Keizer ontkomen, zo spoedig mogelijk. In februari van dat jaar 1547 had de paus zijn militair bondgenootschap met de Keizer opgezegd, en liet deze dus in de steek vlak voor zijn beslissende slag tegen de Smalkaldische Bond. De Keizer had enkele protestantse geallieerden en suste deze met het samengeroepen concilie te Trente, dat hun grieven zou behandelen. Indien het concilie echter uit Trente wegtrok, verloor hij een sterke troef. Toen op 11 maart over de overbrenging van het concilie naar Bologna beslist moest worden, stemden 39 concilievaders voor, maar de 14 keizerlijken stemden tegen. Het merendeel der concilievaders trok naar Bologna, maar de keizerlijken bleven te Trente, met het gevolg dat men te Bologna met het conciliewerk niet kon opschieten, en dat Paus Paulus III op 13 september 1549 het concilie definitief opschortte. Zijn opvolger Julius III (1550-1555), niemand minder dan de vroegere president van het concilie, Del Monte, riep het concilie opnieuw samen. Het zetelde weer te Trente van 1 mei 1551 tot 28 april 1552. Intussen was de tweede Smalkaldische oorlog begonnen en ditmaal werd Karel V smadelijk verslagen. Hij moest in een draagstoel uit Innsbruck over de bergen wegvluchten, en de bedreigde concilievaders vluchtten huiswaarts. De volgende paus Marcellus II (1555), de vroegere president Cervini, regeerde slechts drie weken, en zijn opvolger Paulus IV (1555-1559), de driftige Caraffapaus, meende zelf beter de Kerk te kunnen hervormen dan een concilie dat kon. Pas Pius IV (1559-1565), uit schrik trouwens voor een nationaal concilie in Frankrijk, waar de protestanten, de hugenoten, voortdurend machtiger werden, riep het concilie weer samen te Trente. Echter, op de vastgestelde 16e april 1561 vonden de pauselijke legaten slechts 9 bisschoppen te Trente. Na het nodige uitstel kon het concilie eindelijk op 18 januari 1562 zijn werkzaamheden hervatten, en, na een gevaarlijke crisis, die tien maanden aansleepte, gelukkig beëindigen op 4 december 1563. Theoretisch heeft het Trentse concilie 18 jaar geduurd; in feite, als wij het intermezzo van Bologna op zij laten, zetelde het concilie te Trente vier jaar en drie maanden. Daartegenover zien wij dat het eerste Vaticaans concilie reeds na zeven maanden werkzaamheden op 18 juli 1870 voorlopig werd geschorst. Daags daarop begon de Frans-Duitse oorlog, die Napoleon III noodzaakte zijn Franse troepen uit Rome weg te trekken. De Italiaanse nationalisten maakten er gebruik van om op 20 september 1870 Rome zegevierend binnen te rukken: Paus Pius IX was voortaan de gevangene van het Vaticaan. Hij kon niet anders dan het concilie op 20 oktober 1870 sine die opschorten. | |
[pagina 234]
| |
Toen Paus Joannes XXIII zijn concilie samenriep noemde hij het echter het tweede Vaticaans concilie, ofschoon het eerste nooit officieel was gesloten. Het tweede Vaticaanse concilie zetelde tot nog toe twee maanden, van 11 oktober tot 8 december 1962. Op de huidige tweede zittingsperiode van 29 september tot december 1963 volgen zeker nog één of meerdere zittingsperioden. | |
Betrekkelijk weinig concilievaders wonen het Trentse concilie bijBij het bestuderen van het concilie van Trente wordt men telkens weer getroffen door het kleine aantal concilievaders, in vergelijking met de uiterst belangrijke maatregelen en definities die er tot stand kwamen. De eerste periode van 1545 tot 1547 begon met 34 concilievaders en eindigde met 58, na een maximum van 73 bereikt te hebben. De tweede periode had nog minder succes: ditmaal begon men met amper 18 concilievaders, bereikte een maximum van 64 om op de laatste sessie nog 55 man te tellen. Het concilie trok veruit het meest concilievaders gedurende de derde periode: van 111 of 113 bij de eerste sessie steeg men tot 237 bij de zevende sessie - de 23e van het hele concilie - en eindigde met 195 volgens Cristiani, of 219 volgens EderGa naar voetnoot4). Wat nu de nationaliteit van deze concilievaders aangaat, constateren wij dat in de eerste twee perioden het bijna uitsluitend bisschoppen van bezuiden de Alpen en de Pyreneeën waren. Op de eerste sessie van de derde periode waren er onder de 111 concilievaders 85 Italianen en 14 Spanjaarden, maar slechts 1 Duitser, 1 Fransman, 1 Nederlander, 1 Engelsman, enz. Stilaan stroomden meer bisschoppen toe. Op 13 november 1562 deed de Kardinaal van Lotharingen eindelijk zijn intrede met een heel gevolg; van de 183 tot dan toe aanwezige concilievaders waren er slechts twee Fransen; dit aantal steeg nu tot 19. Bij gebrek aan meer gegevens hebben wij de namen nagegaan van de 216 concilievaders die de acten van het concilie van Trente in december 1563 hebben ondertekend. Om een vergelijking met de twee Vaticaanse concilies mogelijk te maken, rekenen wij de bisschoppen tot het land waarin hun bisdom thans gelegen is. (De bisdommen Metz, Toul en Verdun b.v. behoorden toen nog tot het Germaanse keizerrijk, maar wij rekenen ze bij Frankrijk.) Behoudens mogelijke fouten in de soms moeilijk te identificeren namen, waren er aldus onder de 216 ondertekenende concilievaders 132 Italianen, 27 Spanjaarden en 3 Portugezen, 7 uit Joego-Slavië en 15 uit Griekenland, Cyprus en Kreta; de overige 32 zijn van ten noorden van de Alpen: 19 Fransen, 1 Duitser, 3 Belgen, 1 Nederlander, 1 uit Bohemen, 1 Zwitser, 1 Pool, 1 Hongaar, 1 Brit en 3 IerenGa naar voetnoot5). Samenvattend kunnen wij zeggen dat de Trentse concilievaders allen Europeanen waren, en in overgrote meerderheid tot de landen van het Middellandse Zeegebied behoorden. | |
[pagina 235]
| |
Het eerste Vaticaans concilie was eigenlijk het eerste concilie dat door prelaten uit de hele wereld werd bijgewoond en dus zijn benaming oecumenisch ten volle verdiende. Van de 1056 uitgenodigde concilievaders zijn er 774 in Rome gearriveerd, al ligt dit getal een heel eind boven het aantal dat op een der vier plechtige sessies verscheen: bij de openingssessie waren er blijkbaar 642 en bij de slotsessie nog 535. Van deze 774 concilievaders waren er meer dan 200 Italianen, 71 Fransen, 40 uit Oostenrijk-Hongarije, 39 Spanjaarden, 19 Duitsers en evenveel Ieren, 12 Engelsen, 5 Belgen, 3 Nederlanders, enz. Maar 40 kwamen uit de Verenigde Staten, 9 uit Canada, 30 uit Latijns-Amerika, 50 waren van Oosterse ritus, en een honderdtal waren missiebisschoppen vooral uit Azië en Afrika. Gibbons zegt dat er in Trente slechts 4 Engelssprekenden waren, op het eerste Vaticaans concilie echter meer dan 120Ga naar voetnoot6). Het tweede Vaticaans concilie geeft natuurlijk een nog veel ruimer vertegenwoordiging van de buiten-Europese continenten; daarenboven zetelden voor het eerst een aantal kleurlingen onder de concilievaders. Van de 2868 geïnviteerde concilievaders zijn er ongeveer 2500 in oktober 1962 te Rome aangekomen. Onder de uitgenodigden waren er 127 van de Pauselijke Curie en de Romeinse kerkprovincie, 1048 Europeanen, 956 Amerikanen, 384 uit Azië, 279 uit Afrika en 74 uit Australië en Oceanië. Onder de Europeanen waren 379 Italianen, 171 Fransen, 95 Spanjaarden, 72 Duitsers, 40 Britten en 30 Ieren, 36 Belgen en 26 Nederlanders, enz. Van de 956 Amerikanen kwamen er 238 uit de Verenigde Staten, 202 uit Brazilië, 97 uit Canada, 63 uit Mexico en evenveel uit Argentinië. Noteren wij nog dat 125 concilievaders van Oosterse ritus zijnGa naar voetnoot7).
Als wij de concilievaders van de laatste drie concilies tegenover elkaar stellen, zien wij duidelijk dat, zoals de wereld nu pas één is geworden, ook de huidige Kerk nu eerst werkelijk katholiek, dit is universeel is geworden. | |
Leken hadden grote invloed op het Trentse concilieHerhaaldelijk hebben keizers een algemeen concilie samengeroepen. Nog in 1414 riep Keizer Sigismond het concilie van Konstanz samen waarop het Westers Schisma werd opgelost. Wij hebben echter boven gezien, dat Paulus III herhaaldelijk met Keizer Karel V heeft onderhandeld over het samenroepen van een concilie te Trente. Pas toen Keizer Karel zijn steun had toegezegd, kon de paus het concilie samenroepen. Zowel de keizer als de Franse koning en, voor de laatste periode, de Spaanse koning beslisten of hun bisschoppen al dan niet aan het concilie zouden deelnemen. Ook gedurende de zitting hebben de vorsten op de gang van de discussies grote invloed uitgeoefend. De eis van Keizer Karel dat het concilie zich aanvankelijk alleen met de hervorming van de Kerk bezig zou houden, hebben de concilievaders weliswaar niet ingewilligd, maar zij konden evenmin gehoor geven aan de wens van de paus om alleen over doctrinaire kwesties te discuteren. Het compromis bestond dan hierin dat men tegelijkertijd de vastlegging van de orthodoxe leer en de hervorming der Kerk ter hand zou nemen. Wat de behandelde onderwerpen aangaat, hadden de vorsten de gelegenheid | |
[pagina 236]
| |
bepaalde kwesties aan het concilie voor te leggen. Zo heeft het niet veel gescheeld, of Keizer Ferdinand kon in de derde zittingsperiode de lekenkelk (communie onder de twee gedaanten) en het priesterhuwelijk, twee door vele Duitsers gewenste bepalingen, door het concilie doen goedkeuren. Afgezien van de tussenkomst der vorsten hebben sommige leken op het concilie een belangrijke rol gespeeld. Bij de opening in december 1545 was een der drie presidenten, de Brit Pole, nog maar diaken, en geen priester. Het concilie heeft zeer veel te danken aan zijn secretaris Massarelli, een leek. Ook andere leken hebben invloed uitgeoefend.
Toen bij de voorbereiding van Vaticanum I in 1865 de vraag rees of men de wereldlijke vorsten zou uitnodigen, besloot men, ofschoon de Kerk theoretisch nog steeds vasthield aan de eenheid van Kerk en Staat, noch de vorsten te raadplegen over het voor en tegen van een concilie, noch ze uit te nodigen om zich op het concilie te laten vertegenwoordigen, zoals tot dan toe op alle concilies het geval was geweest. Men ging dus nieuwe wegen op. De paus liet alleen een schrijven sturen aan alle katholieke hoven met de wens dat de katholieke vorsten het concilie zouden steunen. Het is hier niet de plaats erop te wijzen hoe gedurende de voorbereiding van het eerste Vaticaans concilie en ook gedurende het concilie zelf verscheidene regeringen hebben willen ingrijpen of op het punt hebben gestaan in te grijpen. Op het randje af is men kunnen ontsnappen aan een inmenging van de kant van het staatsgezag. Van enige rechtstreekse deelname van leken aan het concilie zelf is nergens sprake, al hebben sommigen, b.v. Veuillot, wel onrechtstreeks invloed uitgeoefend. In onze tijd is de scheiding van Kerk en Staat blijkbaar zozeer in de gewoonten doorgedrongen, dat de Roomse Kerk vrij een concilie kan organiseren zonder de staatsmachten erin te betrekken. De vraag of de regeringen op de sessies vertegenwoordigd zouden zijn door een gezant, werd niet eens meet gesteld. Wel hebben de leken, althans onrechtstreeks, bij het opstellen van het programma der werkzaamheden en der te behandelen themata hun wensen en voorstellen kunnen voorleggen. Op de eerste sessie zelf was slechts één katholieke leek, dhr. Guitton, toegelaten; gedurende de huidige tweede periode zetelen twaalf leken als waarnemers op het concilie. Van een actieve, rechtstreekse deelname der leken echter aan het concilie is, wij mogen zeggen helaas, tot nu toe geen sprake geweest. | |
Het Trents concilie stond scherp afwijzend tegenover de ProtestantenOfschoon de stad Trente in Noord-Italië, vlak bij Oostenrijk en Duitsland, gekozen was om de protestanten de gelegenheid te geven het concilie bij te wonen, was dit meer een maneuver dan de uitdrukking van een houding. De protestanten weigerden dan ook aan dit concilie deel te nemen. Slechts één keer zijn er lutheranen op het concilie verschenen. Nadat Keizer Karel de Smalkaldische Bond in 1547 te Mühlberg verpletterend had verslagen, met de hulp trouwens van de protestant Maurits van Saksen, kon hij op de Duitse protestanten druk uitoefenen, om het concilie, waarom zij zo herhaaldelijk hadden gevraagd, en dat in 1551-1552 weer te Trente zetelde, bij te wonen. Einde 1551 verschenen er te Trente gezanten van de Brandenburgse, de Württembergse en | |
[pagina 237]
| |
de Straatsburgse protestanten, en ook van de keurvorst Maurits van Saksen. Op de algemene sessie van 24 januari 1552 stelden deze protestantse afgevaardigden allerlei eisen: een verbeterd persoonlijk vrijgeleide, opheffing van de eed van trouw van de bisschoppen aan de paus, onderschikking van de paus aan de decreten van het concilie in de zin van de besluiten van het concilie van Konstanz, en ten slotte het opnieuw in behandeling nemen van de reeds goedgekeurde decreten. Het concilie kon hierop onmogelijk ingaan. Dit verschijnen van gezanten van de protestantse keurvorst Maurits van Saksen op het concilie was trouwens enkel bedoeld om zand in de ogen te strooien, want deze keurvorst was troepen aan het werven waarmee hij een paar maanden later de Keizer onverhoeds overviel en hem de zwaarste nederlaag van heel zijn regering toebracht. Wij kunnen hier nog aan toevoegen, dat heel het concilie van Trente in het teken stond van een veroordeling van de protestantse dwalingen, en in de Kerk een scherpe anti-protestantse houding heeft wakker geroepen, waarvan de katholieken zich slechts de laatste decenniën gaandeweg bevrijden.
Op het eerste Vaticaans concilie werden de Orthodoxen en de Protestanten officieel geïnviteerd. Dit werd echter zo onhandig en zo van uit de hoogte gedaan, dat, op enkele uitzonderingen na, zowel de Orthodoxen als de Protestanten scherp hierop reageerden en het uitnodigingsschrijven als een soort provocatie aan de kaak stelden. Zoals wij allen weten, heeft Paus Johannes XXIII met deze afwijzende houding van de vorige twee concilies radicaal gebroken. Wat vijf jaar geleden nog niemand als mogelijk beschouwde, op de eerste zitting van het tweede Vaticaans concilie zetelden 39 waarnemers die zeven orthodoxe kerken, tien protestantse gemeenschappen en de Wereldraad van Kerken vertegenwoordigden, en daarenboven waren er nog 9 protestantse gasten aanwezig. Gedurende de tweede periode is hun aantal tot 64 gestegen. Zij wonen alle algemene sessies in de Sint-Pietersbasiliek bij, en krijgen alle documenten toegestuurd, net zoals de concilievaders. Dit laat ons de afstand meten die sinds Trente en sinds Vaticanum I voor een mogelijke hereniging van alle christenen is afgelegd. | |
Het Trentse concilie neemt een zeer trage startToen het concilie van Trente op 13 december 1545 voor het eerst samenkwam, constateerde men dat er geen programma van de te behandelen punten was opgemaakt, en zelfs geen reglement klaar was over de wijze van vergaderen, discuteren en definiëren. Sinds negen maanden zaten de pauselijke legaten te Trente te wachten op de aankomst van een meer representatief aantal concilievaders, en al die tijd hadden ze verbeuzeld, en niets voorbereid. Zo werden de eerste vergaderingen van de concilievaders gewijd aan het regelen van de goddelijke diensten en de preken, aan de kwestie van hun veiligheid en aan de regeling van het stemrecht van de bisschoppen, ordegeneraals, abten en procuratoren. Na vier maanden, op de eerste plechtige sessie van 4 april 1546, waren zij in staat tegen de Protestanten te bepalen dat er naast de Heilige Schrift ook mondelinge tradities bestaan. Gaandeweg drong zich ook stilaan een werkmethode op: aangezien vele bisschoppen dogmatisch weinig onderlegd waren, zouden eerst de theologen discussies houden voor de bisschop- | |
[pagina 238]
| |
pen, m.a.w. de theologen zouden de concilievaders voorlichten. Dan kwamen deze samen en beraadslaagden in algemene vergaderingen over de voorgestelde onderwerpen. Wanneer zij het eens waren geworden over een bepaalde tekst, konden zij dan in een plechtige sessie dogmata uitroepen en disciplinaire decreten afkondigen. Zo liep het enkele maanden aan voor het concilie was ingereden, en voor men zowel een werkmethode als een werkschema had opgesteld.
Op Vaticanum I zou men de zaken wijzer aanpakken. Eind 1867, twee jaar vóór de opening van het concilie, werden vijf commissies van theologen aangesteld om de nodige schemata op te stellen over de te behandelen onderwerpen. Hefele, de beroemde schrijver van de Conciliengeschichte, die wist welke klippen men bij een zo talrijke vergadering moest omzeilen, maakte op last van de paus, een reglement. Ofschoon er kritiek op kwam, bleek gedurende het concilie dat het wijs was opgesteld en zelfs werd het na twee maanden nog verstrengd. Wat echter de door theologen voorbereide schemata aangaat, deze werden heftig aangevallen en bestempeld als kamergeleerdheid. Zo oordeelde een bisschop dat het schema over het geloof zelfs niet voor verbetering vatbaar was, en dat men niet beter kon doen dan het ‘met ere begraven’: het werd dan ook teruggezonden naar de intussen aangeduide deputatie van concilievaders. Vaticanum II heeft zich de ervaringen van Vaticanum I ten nutte gemaakt. Eerst werden alle bisschoppen en alle theologische faculteiten van de hele wereld naar hun wensen en voorstellen gevraagd. Dit materiaal werd gedrukt, en daarna geordend door tien commissies en twee secretariaten, welke op 5 juni 1960 waren aangesteld, d.i. twee-en-een-half jaar vóór de opening van Vaticanum II. Tot deze commissies en secretariaten behoren niet alleen vakgeleerden, maar ook vele bisschoppen, aartsbisschoppen en kardinalen: het voordeel hiervan is dat deze laatste op de concilievergaderingen de naar voren gebrachte schemata kunnen toelichten en verdedigen, wat niet mogelijk was op Vaticanum I. Het reglement was zeer ruim opgevat, en Paus Joannes XXIII heeft de concilievaders zelf laten ervaren dat ze deze spreekvrijheid moesten inperken. | |
Het concilie van Trente heeft de kerkelijke leer tegenover de Protestanten gedefinieerd en de Kerk hervormdZoals alle vorige concilies heeft ook dat van Trente de door ketters aangevochten leer verdedigd en nauwkeuriger gedefinieerd. Daar de Protestanten alleen op de H. Schrift, of beter, op een deel van de H. Schrift willen steunen, heeft het concilie een opsomming gegeven van de 72 canonische boeken, en ook bepaald dat er naast de H. Schrift mondelinge overleveringen zijn in de Kerk. Aangezien Luther de menselijke wil als grondig verdorven voorstelde, heeft het concilie verder bepaald dat de erfzonde de menselijke wil weliswaar verzwakt, maar toch zijn vrijheid laat, en het heeft tevens een hele rechtvaardigingsleer gedefinieerd. Tegenover de Protestanten, die slechts twee sacramenten aannemen en dan nog niet in de katholieke betekenis, heeft het concilie ten slotte bepaald dat er zeven sacramenten zijn, en voor elk van de zeven heeft het de kerkelijke leer nauwkeuriger uiteengezet. Dit zijn in hoofdzaak de dogmatische bepalingen van Trente. Daarnaast heeft het een hele kerkelijke hervorming willen doorvoeren. Vooral het decreet Cum adolescentium aetas over het oprichten van seminaries voor de | |
[pagina 239]
| |
opleiding van priesters, het urgeren van de residentieplicht van bisschoppen en pastoors, en ten slotte het decreet Tametsi, dat clandestiene huwelijken voorgoed ongeldig verklaarde en een sanering van het gezinsleven mogelijk maakte, hebben de katholieke reformatie krachtig in de hand gewerkt. Als tekorten in het grandioze werk van Trente zouden wij toch willen aanstippen dat dit concilie de leer van de Kerk niet voldoende heeft bepaald, en vooral het primaat van de paus nog in het onzekere gelaten: daardoor zijn latere ketterijen als gallicanisme, jansenisme en febronianisme mogelijk geweest. Een tweede tekort, maar op een ander plan, is geweest dat het niet krachtiger is kunnen optreden tegen de inmenging van de vorsten in louter kerkelijke zaken. Misschien was in een tijd van zo strakke eenheid van Kerk en Staat de volledige vrijmaking van de Kerk tegenover de staatsmacht niet mogelijk. Een feit is echter dat dit, gedurende heel het ancien régime, een nefaste invloed op de Kerk heeft gehad.
In de lijn van de vorige concilies heeft Vaticanum I scherp stelling genomen tegen de dwalingen van de 19e eeuw. Wegens de bruuske opschorting heeft Vaticanum I slechts vijf van de voorbereide 75 schemata kunnen afwerken. De verhouding van geloof en rede werd nauwkeurig bepaald in deze eeuw van rationalisme en van overdreven vertrouwen in de rede. Uit het hele tractaat over de Kerk werd evenwel slechts één punt naar voren gehaald: de onfeilbaarheid en het primaat van de paus. Het resultaat was echter dat door het niet uitwerken van een leer over de Kerk en over de bisschoppen, de klemtoon te sterk op Rome en de Pauselijke Curie is gelegd. Aan Vaticanum II heeft Paus Joannes, tegen de hele traditie in, een eigen opdracht gegeven. In zijn openingsrede zei hij: ‘De Kerk heeft in alle tijden de dwalingen bestreden en dikwijls heeft zij ze ook veroordeeld met de grootste strengheid. Nu integendeel verkiest de Bruid van Christus liever het heelmiddel van de barmhartigheid te gebruiken dan het wapen van de strengheid. Zij wenst de huidige noden te verhelpen door de kracht van haar leer uitvoeriger te verklaren liever dan door veroordelingen te vernieuwen’Ga naar voetnoot8). Niet het definiëren van nieuwe dogmata is de opdracht van het 21e algemeen concilie, maar het afstemmen van de leer, de liturgie en het leven van de Kerk op de noden van onze hedendaagse mensen. Om het met één woord te zeggen: het doel van het concilie is een aggiornamento, een aanpassing aan onze eigen tijd. Het Trentse concilie bezegelde de afscheiding van de Protestanten, Vaticanum I bewerkte een scheuring onder de concilievaders zodat een schisma dreigde, Vaticanum II staat in het teken van de zielzorg en van de oecumene. | |
Het concilie van Trente schonk de Kerk nieuw levenAlle kerkhistorici zijn het erover eens dat het concilie van Trente een enorme betekenis heeft gehad voor de Katholieke Kerk. Het gaf het antwoord van het hoogste leerambt aan de uitdaging van de protestantse hervorming, en voldeed aan de sinds de 15e eeuw diep gevoelde behoefte aan ‘hervorming in hoofd en leden’. Het verhielp de theologische vaagheid, waarin het lutheranisme had kunnen opbloeien, en bepaalde nauwkeurig de kerkelijke leer; daarenboven | |
[pagina 240]
| |
moderniseerde het de zielzorg op vele gebieden. Om een typering van Merkle aan te halen: ‘door zijn duur, meer nog, door zijn omvang, de veelzijdigheid en actualiteit van zijn activiteit, door de wijsheid van zijn staatsrechtelijke en disciplinaire bepalingen, door het aantal en de grootheid van de aan het woord gekomen geleerden, eindelijk door zijn nawerking, heeft het concilie van Trente alle andere conciliën in de schaduw gesteld’Ga naar voetnoot9). ‘Met verjongde en samengebalde kracht trad voortaan het katholicisme de protestantse wereld tegemoet’Ga naar voetnoot10), zo schrijft de protestant Ranke. Nu begon de Kerk een verdieping van de katholieke overtuiging en een hervorming van het zedelijk leven die de grootste bewondering afdwingen. De Duitse geschiedschrijver Lortz aarzelt niet te schrijven: ‘Wanneer er ooit sprake is van een historisch bewijs van de bovennatuurlijke kracht van de Kerk, een bewijs dat met historische middelen in hoge mate op waarheid te toetsen is en een grote allure heeft, dan wordt dit door de 16e en 17e eeuw geleverd’Ga naar voetnoot11). |
|