zijn deken, pastoor van de nabije hoofdplaats, zijn weg. Een man die sedert vijftien jaar onder dezelfde moeilijkheden lijdt als hij.
Na een harde scène met zijn parochianen, die nooit aan zijn apostolisch appèl gehoor hebben gegeven, sluit deze de deur van zijn pastorie en ‘uit trouw aan zijn roeping en omwille van de eer van het priesterschap’, naar hij stellig meent, zegt hij zijn gemeente vaarwel. De pastoor neemt hem gastvrij bij zich op. Samen met de huishoudster, een vrouw die behoort tot het ras van de heiligen, tot de onzichtbare hiërarchie der mensen van goede wil, einddoel en fundament van de zichtbare hiërarchie, vormen zij een kleine evangelische gemeenschap, waarin het gehoorzaamheidsconflict van de deken een oplossing zal vinden. De etappes ervan, sinds de bisschop hem heeft gesommeerd om naar zijn standplaats terug te keren, gaan de hoofdschotel vormen van het dagboek, dat zo een heel ander karakter krijgt dan de opzet was. Na een ernstige ziekte van zijn gastheer, biedt de deken hem een reis aan naar zijn geliefde geboortestreek. Terwijl hij daar de Mis leest, krijgt de pastoor de zekerheid, dat hij zijn leven moet offeren om dat van de deken te redden. Dat ‘offeren’ moet niet verstaan worden in een soort doloristisch perspectief, alsof God genoegdoening vergt door de dood van een mens, en in ruil daarvoor bereid is om het leven van de genade te schenken aan een ander. Wij zien het beter zó, dacht ik: een mens die aanvoelt dat de dood nabij is, aanvaardt in liefdevolle overgave zijn lot om, door die liefdedaad, als door een intens smeekgebed, van God te verkrijgen, dat een ander rijpt tot de liefde welke Hij van hem vraagt: capituleren voor de soms zo bittere, maar altijd beminnende God.
Dat gebeurt, wanneer de deken, radeloos, redeloos, reddeloos, zijn vriend op reis in de steek laat, maar, binnentredend in een kerk, getroffen wordt door de glimlach die een middeleeuwse meester getoverd heeft op de lippen van een Madonna, iets als de glimlach van de Sterre der Zee in Maastricht: een glimlach die alles begrijpt, en, woordeloos, alle weerstanden opzij schuift. Het Christendom is niet alleen hiërarchie, gemeenschap, gemeente, het is ook geschiedenis, onmiddellijk ingrijpen van de Geest, charismatisch gebeuren. Geen van de beide helden uit deze roman wordt geholpen door het hiërarchisch bestel, al keren zij later terug onder de controle en de tucht daarvan. De stoot ertoe wordt echter gegeven door een genadebedeling van God, die niet beperkt is, allerminst, tot de lijnen van het ‘zichtbare’ krachtenveld van de Kerk. De glimlach van een Madonnabeeld is het charismatisch gebeuren waardoor de deken zijn plaats hervindt in de lieve gemeente Gods, al omvat zulk een gemeente een intrigerende, geborneerde, almaar bridgende kolonelsvrouw, een luide, zelfverzekerde, al zijn medemensen verachtende arts, een geslepen kanunnik, en een jonge kapelaan wiens dienstwerk hoofdzakelijk uit motorrijden bestaat. De huishoudster had het juist geformuleerd: ‘L'erreur est en ceci que M.le Doyen n'est prêtre qu'à moitié, au quart, au dixième, au rabais, pas pour tous, pas pour nous et qu'à force d'avoir peur des autres, il en arrive à nous inspirer peur de lui. La vérité est en ceci que l'Eglise ne veut pas mourir et que, par-dessus la malice et l'irréformable bêtise des grands, Mgr l'Evêque, en ayant ou non conscience claire et en demandant à M.le Doyen d'obéir, lui offre le moyen d'être un prêtre complet’.
‘Volledig priester’, doordat iemand de crisis van de priesterlijke gehoorzaamheid, als door het vuur heen, te boven komt, dat is het grondthema van dit boek. De pastoor weet van het begin af aan te gehoorzamen, zij het ook met