Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Conciliekroniek
| |
[pagina 139]
| |
de kardinalen Liénart, Spellman, Urbani, Confalonieri, Döpfner en Suenens. Hun opdracht was, het werk van de verschillende conciliaire commissies te leiden, de resultaten te coördineren, en ervoor te waken dat het werk volledig in overeenstemming zou zijn met de bedoelingen van de bisschoppen. De commissies moesten immers de schema's, d.i. de ontwerpen van constituties of decreten die aan het Concilie ter discussie en goedkeuring worden voorgelegd, inkorten, vereenvoudigen en op elkaar afstemmen. Alleen de algemene principes die de hele kerk aangaan, mochten erin bewaard blijven; concrete toepassingen, opinies van een of andere school en dergelijke moesten geschrapt worden. Iedereen is het er over eens dat de coördinatie-commissie zich voortreffelijk van haar opdracht heeft gekweten. De 74 bestaande schemata werden teruggebracht tot 16, waarbij dan een nieuw schema kwam, het 17e, dat we hierboven al hebben vermeld en dat zijn ontstaan dankt aan het voorstel van een groep bisschoppen, soms ‘de kleine Oecumene’ genoemd, waarin de Belgische en de Nederlandse bisschoppen, vooral kardinaal Suenens, een grote rol hebben gespeeld. Over het algemeen is men tevreden over de omwerking van die schema's die bij de eerste Sessie reeds waren besproken. Men stond voor duidelijke richtlijnen, en bezat tal van amendementen door de bisschoppen ingediend. Met de omwerking van de nog niet besproken schema's is men echter niet zo gelukkig. In de commissies die deze schema's moesten behandelen, zaten nog verschillende leden uit de voorbereidingstijd, mensen die de eerste tekst hadden opgesteld, en dus moeilijk inzagen hoe hun werk verbeterd kon worden. Zowel in Rome als elders waren verschillende bisschoppen en kardinalen erg ongerust over bepaalde tendensen die in de Eerste Sessie aan de dag waren getreden. Op 24 november hadden 14 leden van het H. College, de kardinalen Bacci, Marella, Pizzardo, Urbani, Traglia, Ruffini en Siri, en als niet-italianen de kardinalen Browne, Agagianian, de Barros Camara, MacIntyre, Santos, Godfrey en Bueno y Monreal, een gezamenlijke brief ondertekend, waarin zij de Paus waarschuwden tegen gevaarlijke dwaalleringen die in verband met de Bijbel ‘un po'ovunque’, een beetje overal, verbreid worden. Het was trouwens te verwachten, dat de conservatieve tendensen, die in Rome sterk vertegenwoordigd zijn, in het werk van de commissies weer aan het licht zouden komen. Het schema over de missies en dat over de hervorming van de seminaries b.v. schijnen helemaal niet goed te zijn, dat over het lekenapostolaat daarentegen voortreffelijkGa naar voetnoot2). Volgens de laatste berichten - zoals b.v. een interview van kard. Suenens | |
[pagina 140]
| |
te Davenport en een radiorede van Mgr. Morcillo Gonzales, onder-secretaris van het Concilie - is het zeker dat verschillende schema's niet voor zullen komen in de Tweede Sessie. Het is zelfs mogelijk dat zij nooit aan het Concilie worden voorgelegd. Men weet immers dat Paus Joannes en na hem Paulus VI niet alleen een Concilie hebben samengeroepen, maar ook besloten hebben het kerkelijk recht te hervormen. Sommige schema's en studies daaromtrent zullen niet in het Concilie te berde worden gebracht, maar aan de pauselijke commissie voor de hervorming van het kerkelijk recht doorgegeven. Hetzelfde geldt voor nog andere onderwerpen, die men eerst op het concilie had willen behandelen, zoals b.v. de vernieuwing van het diakonaat. Verschillende juridische bepalingen, die uit de verbeterde schema's zijn gelicht, zullen eveneens aan deze commissie worden doorgegeven. Ook buiten Rome is er hard gewerkt. Wij vermelden hier slechts enkele vergaderingen die ons beter bekend zijn. Begin februari te München en eind augustus te Fulda vergaderden de bisschoppen uit de duitssprekende gebieden, met enkele vertegenwoordigers uit Frankrijk, België, Nederland en Skandinavië. Te Cuernavaca in Mexico kwamen leidende figuren uit de CELAM, de Zuid-Amerikaanse bisschoppenconferentie, twee keer samen. Ook de bisschoppen uit de Verenigde Staten hadden een studievergadering in Chicago. Onlangs vergaderden de bisschoppen van Toscane onder voorzitterschap van de aartsbisschop van Florence, Mgr. Florit. Naar het schijnt heeft de Zuid-Amerikaanse conferentie wel enige moeilijkheden gehad van de kant van mensen uit de Curie of van nuntii ter plaatse. In enkele romeinse kringen is men nog steeds bang voor een al te grote autonomie van de bisschoppen. De CELAM heeft een ogenblik op springen gestaan. Nog een laatste woord over de bijdrage van Paulus VI. In de vorige Sessie werd hij soms de ‘grote Afwezige’ genoemd. Hij heeft er slechts tweemaal gesproken. Zijn eerste zorg is uitgegaan naar de reorganisatie van de Concilie-arbeid. Op het ogenblik wacht men op de hervorming van het ‘regolamento’, dat de procedure op het Concilie regelt. Intussen werden reeds belangrijke hervormingen aangekondigd. Het Presidium werd, na het ontslag om gezondheidsredenen van kard. Pla y Daniel, de Primaat van Toledo, aangevuld met de kardinalen Siri van Bologna, Meyer van Chicago en Wyszynski van Warschau. Zijn bevoegdheid werd sterk verminderd. De commissie voor buitengewone zaken (extra ordinem) werd afgeschaft. Zij heeft wel goed gewerkt, maar bezat geen eigen gezag. In plaats daarvan werd nu een college van ‘moderatoren’ benoemd, die zullen moeten instaan voor een meer efficiënte leiding van de Algemene zittingen. Op 26 september hebben zij hun werk reeds aangevat. Zij hebben het recht om uit de schema's meer belangrijke punten te lichten die voor een bespreking in aanmerking komen. Het zijn de kardinalen Agagianian van de Curie, Doepfner van München-Freising, Suenens van Mechelen-Brussel en Lercaro van Bologna. Deze hervormingen werden meegedeeld in een brief van de paus aan kard. Tisserant, deken van het H. College, op 12 september. Tevens werd een reorganisatie aangekondigd van het veel besproken persbureau. Het komt onder de leiding van Mgr. J. O'Connor, een Amerikaan uit Rome. Mgr. Vallainc blijft secretaris. Bisschoppen voor elk groot taalgebied die hen terzijde zullen staan, moeten op het ogenblik nog benoemd worden. Op deze wijze krijgt het persbureau een grotere onafhankelijkheid. | |
[pagina 141]
| |
Ten slotte mogen enkele leken het Concilie bijwonen. Hierbij behoren de vertegenwoordigers van internationale katholieke orgnanisaties die door de H. Stoel zijn erkend. Op zaterdag 21 september sprak Paulus VI tot de verzamelde Curie. Op delicate wijze maande hij zijn onmiddellijke medewerkers aan tot volledige eensgezindheid met de bedoelingen van de Paus in dit Concilie. Tevens kondigde hij aan dat ook de Curie hervormd zou worden en aan de huidige behoeften aangepast. Zij moest ten slotte bereid zijn tot een grotere samenwerking met het episcopaat, als het Concilie op dit punt bepaalde voorstellen zou doen. Iemand die zeker niet conservatief is, maar tevens zeer vertrouwd met de romeinse zeden, vertelde ons dat de Paus zich met deze rede waarschijnlijk ook tot de gelovigen heeft willen richten, met de stilzwijgende bede de Curie voortaan niet meer aan te vallen. Hij zou er zelf voor zorgen dat er op verschillende punten orde gesteld wordt. Een al te grote bitterheid bevordert de noodzakelijke samenwerking in de Kerk niet. De Paus kan niet besturen zonder de Curie. Het zou naïef zijn, al de kwalen van de Kerk alleen in Rome te zoeken. | |
Profeet en LeraarOp het ogenblik dat de paus, bij de plechtige opening van de Tweede Sessie, zijn rede voorlas, zal iedereen in de basiliek of voor het tv-scherm aan zijn voorganger gedacht hebben, die nog geen jaar geleden op dezelfde plaats het Concilie opende. Het beeld was juist hetzelfde. Alleen hoorde men nu een andere stem. De vergelijking is niet te vermijden. Als daarbij ‘gemengde gevoelens’ opkomen, is het beter die te expliciteren, anders blijven ze onvruchtbaar en kunnen ze een hoger goed in de weg staan. We moeten de nieuwe paus niet ophemelen tegenover Joannes, die slechts een ‘mythe’ zou geweest zijn, en evenmin klagen dat hij anders optreedt dan zijn grote voorganger. Laten we dat aan sentimentele journalisten over. Intussen hebben wij over de rede van de paus de eerste dagen de meest uiteenlopende opinies horen formuleren door katholieken en waarnemers, ook onder de zogenaamde progressieven. Alles samen helde de balans over naar het optimisme, al hebben we ook wijze mensen ontmoet die erg ontgoocheld waren. Een ervaren publicist gaf ons een rake interpretatie van deze verdeeldheid. Joannes sprak hartelijk, vaderlijk en ontroerd over allerlei mooie dingen. Zijn soms wazige beschouwingen, die vooral in Italië tot de klerikale taal schijnen te behoren, werden echter vaak onverhoeds onderbroken door een heel eenvoudige uitspraak, waar nog niemand aan gedacht had maar die ineens een uitzonderlijke betekenis kreeg. Het waren ‘ingevingen’ die iedereen ineens begreep. De rede van Paulus VI was lang, klassiek, helder gebouwd en rijk aan theologische substantie. (Typisch is het dat juist de theologen in hun nopjes waren, en de Duits-sprekende waarnemers). Ieder onderdeel was uitgebalanceerd en verantwoord. Maar zelfs de frappante ideeën, die in deze rede toch ook voorkomen, slaan niet direct in; ze zijn telkens zo genuanceerd, dat men ze eerst graag nog even na wil lezen, niet zeker of men wel goed begrepen heeft. Verschillende bisschoppen hebben ons bekend dat ze de rede moeilijk konden volgen. (Ze hadden de latijnse tekst voor zich, terwijl enkele journalisten en de waarnemers reeds een vertaling hadden gekergen, zodat Mgr. Roberts, het ‘enfant terrible’, | |
[pagina 142]
| |
opmerkte: ‘om te weten wat er op het concilie gebeurt, moet men waarnemer zijn of journalist’). Naar Joannes kon men luisteren. Hij had eigenlijk heel weinig te zeggen, maar wat hij zei, was telkens een stoot vooruit, was buitengewoon inspirerend. Wat Paulus te zeggen heeft, moet men lezen. Hij schrijft liever over de dingen die hem bezighouden dan dat hij erover spreekt. Over zijn voorganger zei hij: ‘Het was een persoonlijke beslissing, onafhankelijk van elke menselijke invloed, buiten elke druk van de omstandigheden, dat Gij de draad van het Eerste Vaticaans Concilie opnieuw hebt opgenomen. Gij bezat een intuïtief inzicht in Gods plannen en in de duistere noden die onze eeuw plagen. De Kerk en de wereld hebben uw boodschap aanvaard als een profetische boodschap voor onze tijd’. Dit was Joannes' roeping: een roeping van het christelijk profetisme. Maar ‘God heeft in de Kerk alle soorten van mensen aangesteld: apostelen, profeten, en leraren’ (1 Cor. 12, 28). De gave van Paulus is anders dan die van Joannes. Na de profetische schok die door de Kerk is gevaren en haar wakker heeft geschud, is het misschien de bedoeling van de Voorzienigheid, wat zij gewekt heeft nu te bestendigen en op hechte gronden te funderen. Want één maatstaf is er voor de verschillende geestesgaven: ‘boven alles het nut van de gemeente, de Kerk’ (1 Cor. 14, 12). De rede van Paulus VI luidt een vernieuwing in van het theologisch denken. En hopelijk zijn wij nog niet zo ‘verangelsaksischt’ om niet te beseffen dat een vernieuwd denken uiteindelijk inwerkt op het leven. De paus ziet de Kerk zuiver als het Beeld van Christus. In onze vele praktijken, devoties en activiteiten worden wij geconfronteerd met de kern van ons geloof: Christus, het begin, de weg, het einde. Tot de avond voor de plechtige opening heeft de paus aan deze bladzijden over de plaats van Christus gewerkt. Zijn plechtige geloofsbelijdenis heeft de waarnemers diep getroffen. De voornaamste taak van het Concilie is nu geworden een bezinning op het wezen en de wereldtaak van de Kerk. En dit is beslist een precisering van wat Joannes het Concilie als opdracht meegaf. De Kerk is geen statische, onbeweeglijke entiteit. Zij is een levend mysterie, menselijk en goddelijk tegelijk. Zij leeft in de geschiedenis. Steeds ontdekt zij nieuwe aspecten van haar wezen. Deze reflexie is begonnen door het Eerste Vaticaans Concilie, Pius XII heeft ze met de encycliek ‘Mystici Corporis’ een stap verder gebracht. ‘Nu is het uur gekomen dat de waarheid over de Kerk van Christus onderzocht moet worden, geordend en verklaard. Daarvoor zijn wel geen dogmatische definities nodig. Daartoe volstaat het gewone magisterium van de Kerk, waardoor zij voor zichzelf, op meer expliciete en geloofwaardige wijze, uitlegt wat zij over zichzelf denkt’. Tegenover de vele christelijke gemeenschappen, die zichzelf Kerk noemen, is dit onze eerste plicht. Aan het oecumenisme heeft de paus enkele zeer sterke bladzijden gewijd. Het hoogtepunt vormde de bekentenis die hij rechtstreeks tot de niet-katholieke waarnemers richtte: ‘Als wij schuld hebben aan de verdeeldheid, vragen wij daarvoor nederig vergiffenis aan God, en als wij onze broeders hebben gekwetst, vragen wij hen om begrip. Wat ons betreft, wij zijn bereid alles te vergeven wat de Katholieke Kerk is aangedaan en wij willen alle smarten vergeten die zij in die lange opeenvolging van twisten en verdeeldheid heeft geleden’. Sommigen betreuren het dat deze openbare, plechtige en officiële schuldbekentenis van de Kerk, die al jaren lang werd verwacht, nog in de voorwaardelijke vorm is gesteld. Wie echter de bijna dramatische bewogenheid | |
[pagina 143]
| |
heeft gezien en gehoord waarmee de paus deze verklaring aflegde, weet dat de persoonlijke overtuiging sterker was dan de grammaticale beperking. Ten slotte heeft de paus de concentrische visie op de Kerk, door Joannes op een profetische wijze betuigd in zijn openingsrede op 11 oktober 1962, verder uitgebouwd als grondslag voor het verdere werk van de komende sessies. De Kerk moet zich hervormen, eerst naar binnen, daarna naar buiten: eerst in het gemeenschappelijk zoeken naar eenheid met de afgescheiden broeders, verder door het opnemen van onze gezamenlijke verantwoordelijkheid in de wereld van vandaag, samen met alle mensen van goede wil, vooral met hen die ook geloven in God als Schepper en Heiland. De paus heeft met zijn rede het werkprogramma dat hij het Concilie voorlegt, opnieuw omschreven, rationeel geordend en theologisch diep gefundeerd. Na de profeet, die het grote werk op gang heeft gebracht, komt nu de leraar, die het in goede banen moet leiden en ten einde voeren.
3 - 10 - '63. |
|