Streven. Jaargang 17
(1963-1964)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
ForumMonumenta AustriacaToen de Stiasny-uitgeverij (Wenen-Graz) in 1957 een nieuwe pocketreeks op de markt bracht onder de voorzichtig algemene vlag, ‘Das österreichische Wort’, meende de vakpers dat nog maar eens een conjunctureel profijtje werd bedoeld. Maar nu al het 125e deeltje verschenen is, kan iedereen merken hoe de initiale opzet van een schuchter waagstuk tot een koene daad is uitgegroeid. De vele dozijnen titels, voorboden van evenzovele nog geplande deeltjes, willen aantonen hoe de schrijfcultuur van dat in vele opzichten raadselachtige mengland Oostenrijk in het wereldreliëf past. Er bestaan historische voorbeelden voor een dergelijke onderneming. Niemand minder dan H. von Hofmannsthal zette zich tijdens de Eerste Wereldoorlog aan een Oostenrijkse bibliotheek bij Insel. Wie sedertdien het grillige spel der kritiek heeft gevolgd, weet hoe de discussie over de strijdvraag of zoiets als een karakteristieke Oostenrijkse literatuur eigenlijk wel bestaat, eerder toedan afgenomen is. Deze polemiek is niet het fundamentele punt van de Stiasny-Taschenbücher; integendeel wordt het beslissende oordeel naar de lezer zelf verlegd, en het programma beperkt zich ertoe de uitgebreide falanx van historische of actuele wandelaars in de verschillende letterkundige domeinen te presenteren, zo mogelijk zelfs in de minder vertrouwde facetten van hun creativiteit. Algemeen Oostenrijkse kenmerken worden niet angstvallig opgezocht; de specifieke persoonlijkheid van de afzonderlijke auteur primeert. De altijd uitstekende introducties door leidende essayisten zijn dan ook gericht op de rechtvaardige benadering van de individuele schrijver. Het resultaat is dat elk boekje afzonderlijk een uitstekend compendium vormt van de verschillende zijden van elke auteur, en dat het geheel een gedetailleerd panorama oplevert van het wie en wat, het waarom en hoe van de Oostenrijkse letterkunde. Chronologisch gezien bijt het Nibelungenlied de spits af, samen met het ‘Kudrun’-epos. Daar omheen groeperen zich de hoofse poëten met al of niet volkse afwijkingen, Walther von der Vogelweide (ca. 1170-1230), Ulrich von Lichtenstein (ca. 1200-75), Neidhart von Reuenthal (ca. 1230), Wernher der Gärtner (ca. 1250), Johann von Saaz (1351-1415) en de allereerste individualist Oswald von Wolkenstein (1377-1445). Het humanisme vertegenwoordigen K. Celtis (1459-1508) en de arts Paracelsus (1493-1541). Barok zijn E. Piccolomini (de latere Pius II) (1405-64), L. von Schifis (1633-1703) en Abraham a Santa Clara (1644-1709). Een volkomen eigen plaats neemt P. Rebhuhn (ca. 1500-46) in, die bijbelstof en antieke cultuur verenigde tot het eerste drama der nieuwe tijden. M. Denis (1729-1800), Jezuïet en Ossian-vertaler, zet de reeks van literaire outsiders in, die uiteenlopende figuren bevat als de oriëntalist en Goethe-inspirator J. von Hammer-Purgstall, de politicus A. Prokesch-Osten, de officier-wereldreiziger F. Schwarzenberg, de geoloog en reisverhaler A. Pichler, de anti-Metternich-polemist A. Grün, de vader van de Wiener Witz, Eipeldauer, de briefschrijver A. von Villers of de bohémien van de Biedermeier F. Sauter. Het homogene karakter van een gesloten cultuur raakt daar volkomen versplinterd, en al zijn F. Raimund, N. Lenau, F. Grillparzer, H. Laube, A. Stifter, J. Nestroy en M. von Ebner-Eschenbach nog voldoende bekend, er zijn verrassingen van allerlei graad te noteren bij namen als C. Sealsfield (1793-1864), een weggelopen monnik, Amerikareiziger, republikein en volksromancier, F. von Saar (1833-1906), een voorloper van het zwaarmoedige weltschmerzige Weense impressionisme, of de idyllische R. Hamerling, de Allerzielenpoëet H. von Gilm, de onuitstaanbaar brave B. Paoli of de verkeerd bekende L. von Sacher-Masoch, allen uit de 19e eeuw. Alles wat na deze periode komt, valt uit elkaar in allerlei richtingen, minder in stijl en voorkeur dan in persoonlijk | |
[pagina 77]
| |
temperament en kunnen. Het romantische natuur- en landschappoëtisme van de enen gaat hand in hand met de sociale verontrusting van anderen. De Wiener-Café-klant met zijn boze argeloosheid, P. Altenberg, de historiograaf van de volksheld, E. Corti, de cosmogone lyricus T. Däubler, de exotist F. von Gagern, de verdedigster van historische waarden E. von Handel-Mazetti, de surrealist H. Kaltneker, de grootvader der avantgarde W. Riemerschmid, de dandy R. von Schaukal, zij vormen samen een doorsnee van begaafde en vlijtige toeleg. Daar staat tegenover de omvangrijke eruptiviteit van natuurtalent of genialiteit, die gedocumenteerd wordt door namen als H. Broch, F. Bruckner, F.T. Csokor, H. von Doderer, H. von Hofmannsthal, F. Kafka, R. Musil, A. Schnitzler, J. Urzidil, F. Werfel, C. Zuckmayer, S. Zweig en vele andere. De jonge lichting, die van alle generaties nog het sterkst lijdt onder de problematiek over zin of onzin van het Oostenrijkse cachet, wordt voorlopig opgevangen in C. Busta (1915), R. Federmann (1923), G. Fritsch (1924), F. Habeck (1916), F. Hiesel (1921), K. Klinger (1928), C. Lavant (1915), W. Schmied (1929) en K. Wawra (1924). Als een herademing en tevens een tussentijdse balans heeft de uitgeverij enkele anthologieën ingeschakeld, met aforismen uit acht eeuwen, met Oostenrijkse lyriek van de aanvang tot deze eeuw, met hedendaagse lyriek en een deeltje met bezinnende essays over de inhoud, de omvang en het gewicht van deze letterkunde met het probleem-adjectief. Wie met deze boekjes kennis wil maken, begint het best met dit laatste deeltje (nr. 100, Das grosse Erbe); daarna vallen vele gemakkelijke vraagtekens of berustende gebaren als vanzelf weg. Het schema is telkens identiek: een belangrijk aantal pagina's van deze zowat 125 bladzijden tellende geschriften wordt besteed aan een biografisch, chronologisch, literairkritisch essay, waarin niemand poogt de behandelde auteur tot extradimensies op te blazen, maar iedereen de maat der dingen neemt op een rustige, bedachtzame manier. De kwaliteit van de inleiders (o.m. H. Kindermann, O.M. Fontana, E. Glaser, E. Randak, K. Adel, H. Schwarz, W. Szabo, J. Strelka, E. Fried, W. Kraus) waarborgt besef van de wezenlijke betekenis en afgemeten nuchterheid. Oostenrijkers die uit de Duitse letterkunde niet meer zijn weg te denken, samen met strikt lokale voorbijgangertjes, wereldauteurs naast figuren van de tweede telling, vaste waarden der Westeuropese literatuur met amusante merkwaardigheden, vergeelde pioniers naast nog niet aanvaarde, het mag als geheel de indruk wekken lichtzinnig te zijn samengeflanst; in werkelijkheid biedt zich uit deze legpuzzel het eerlijke en ook heerlijke beeld aan van een cultuur die leeft. Tegen 15 ös (of DM. 2.40) per deeltje kunt U deze boeiende reeks zelf leren kennen. C. Tindemans | |
De pelgrimstocht van het Joodse volkEen langdurig verblijf in Israël en gedegen studies over het Jodendom hebben de lutherse predikant te Randers in Denemarken, Poul Borchsenius, ertoe gebracht een groots vijfdelig oeuvre te schrijven over de geschiedenis van het Jodendom na ChristusGa naar voetnoot1). Van deze ‘Pelgrimstocht’ geeft hij de kenmerkende episoden: 1. Val van Jeruzalem en opstand van Bar Kochbar (De Zoon der Sterren); 2. het gouden tijdperk der Joden in Spanje (De drie ringen); 3. de geschiedenis van het ghetto (Achter de muren); 4. de bevrijding uit het isolement (Verbroken ketenen); 5. de Joodse staat (En het werd morgen). Beschikkend over een boeiende stijl en uitgebreide geschiedkundige- en theologische kennis wil schrijver niet alleen deze feiten plaatsen in hun religieus, economisch, cultureel en sociaal milieu, doch vooral een inzicht geven in het mysterie van Israël en de diepe motieven achterhalen | |
[pagina 78]
| |
van het anti-semitisme. Het gaat tenslotte over de inhoud van het Jodendom, over het ongeschokt geloof in God. Steeds worden wij in deze geschiedenis geconfronteerd met raadsels, die alleen maar opgelost kunnen worden, als wij de blikken naar boven richten. Vóór ons liggen het eerste en laatste deel van dit uitstekend oeuvre (vertaling door C.W. Baronesse van Utenhove-Romswinckel). In het eerste deel (De Zoon der Sterren) wordt de periode behandeld vanaf de val van Jeruzalem (70) tot aan de onderdrukking van de opstand van Simeon Bar Kochbar door keizer Hadrianus (135). In feite handelt slechts één hoofdstuk over deze Zoon der Sterren (Bar Kochbar), van wie men de laatste drie jaren zoveel documenten en voorwerpen heeft gevonden dank zij de opgravingen van prof. Yigal Yadin, doch alles wordt geleid naar het hoogtepunt van dit tragisch messianisme. Een ‘insider’ van dit tijdperk zal verwonderd staan hoe de schrijver er volledig in geslaagd is ons een zeer gecompliceerde periode in haar grote lijnen en stromingen doorzichtelijk voor ogen te toveren. Het werk is werkelijk een betovering door zijn mengsel van legende en historische feiten, van warme sympathie en wel overwogen oordeel. Met talrijke toespelingen op allerlei feiten rijst voor ons de fatale oosterse politiek der romeinse keizers vanaf Vespasianus tot Hadrianus, die de hevigste jodenvervolging begon. Kenmerkend zijn de karakterschetsen der verschillende personen, alsook de beschrijving der historische plaatsen (Jeruzalem, Caesarea, de vesting Masada en Betar (Sepphoris), het laatste bolwerk van Bar Kochbar). In scherpe tegenstelling met de romeinse decadentie, welke nog harde slagen toebrengt, staat de eeuwige inhoud van het Jodendom, welke gelouterd door het vuur, van de ene generatie op de andere bleef bestaan als het onontbeerlijk zuurdesem in het leven van dit volk. Deze essentie van de joodse geest werd levendig gehouden door het messianisme (sekten, zeloten) en de apocalyptische literatuur en, met meer blijvende waarde, door de talmoedische studies. Met recht wijdt schrijver aan deze laatste ontwikkeling (Academie van Jabneh, Rabbi Jochanam, Gamaliël, Hillel, Ben Chananiah en vooral Akiba) de volle aandacht. Naast deze religieuze kracht staat ook de invloed der joden in de verstrooiing (Babylonië, Assyrië, Egypte, Rome), die echter nooit gelijktijdig met hun palestijnse broeders de strijd begonnen. In deze diaspora liggen ook de oorzaken van het antisemitisme (voorspoed, andere gebruiken, geen contact, hardnekkige verhalen over rituele gebruiken). In deze gehele situatie van het latere Jodendom komt tevens niet alleen de strijd tussen joden en christenen naar voren, doch nog meer de innerlijke strijd in de Kerk zelf tussen joden- en heidenchristenen. Juist door de moeilijke politieke situatie van het Jodendom, toen alle omtrekken jarenlang aan het gezicht waren onttrokken door rook en vuur, kon de Kerk naar een nieuw beeld groeien (wereldkerk). Tegen de achtergrond van dit politiek en geestelijk verzet verschijnt Bar Kochbar als een tragische figuur: God zelf moet hem getroffen hebben, geen mens zou in staat geweest zijn om dat te doen. Het is boeiend en leerzaam zich door dit boek, dat ons verdiept in het verleden en in de toekomst, in te leven in een tijdperk, waar de legende er soms als werkelijkheid uitziet en de werkelijkheid een sage lijkt.
Tegelijk met deel I verscheen in nederlandse vertaling ‘En het werd morgen’, dat de voorgeschiedenis, de totstandkoming en de situatie van de joodse nieuwe staat beschrijft. Dit deel is niet alleen de afsluiting van deze serie, doch ook een doorwerking en herwerking van drie andere boeken (De zon stond stil; Zeven jaar voor Rachel; Ben Gurion), welke Borchsenius schreef over het moderne Israël. De inhoud hiervan is meer bekend. Toch onderscheidt zich dit werk van vele andere over het zelfde onderwerp door zijn brede historische visie en diepe psychologische analyse van karakters en situaties. Het gaat niet alleen over de jodenvervolging in Duitsland en Rusland, over de politieke, economische en wetenschappelijke opbouw van Israël, doch ook over de gehele ingewikkelde | |
[pagina 79]
| |
politiek van het Midden Oosten (Egypte, Jordanië, Irak, Libanon, Syrië). Ook wordt het probleem der palestijnse vluchtelingen goed en juist uit de doeken gedaan. Zijn oordeel over de houding van paus Pius XII (blz. 56 en 68) wordt tegengesproken door de huidige reactie op Der Stellvertreter van Rolf Hochhuth. Het is het geluk om het herwonnen land dat dit boek zijn zo speciale sfeer geeft. Daarom gaat het zo diep in op de ontleding van het Zionisme, dat meer met de geest te maken heeft dan met de politiek. De inwendige moeilijkheden van het nieuwe Israël worden niet verborgen: verdeeldheid der partijen, botsing tussen sterke persoonlijkheden, strijd om de school, de dienstplicht voor meisjes, sabbatviering, huwelijkswetgeving, de houding tegenover de christenen (wie is jood?), de psychologische integratie van zoveel verschillende mensentypen, de samenleving tussen oost en west. Een zeer leerzaam en boeiend boek. Olaf Hendriks |
|