| |
Boekbespreking
Godsdienst
Het Nieuwe Testament met commentaar. 2: J. Schmid, Het Evangelie volgens Marcus, vert. van het ‘Regensburger Neues Testament’ door L. Witsenburg. - Patmos, Antwerpen, 1963, 392 pp., vóórintekenprijs 11 dln: geb. F. 2.950, later: F. 3.500.
Steeds meer wordt aangedrongen op direct contact met het ‘woord Gods’ door aandachtige lezing van de bijbel zelf. Nieuwe vertalingen, beter aangepast aan de moderne spreekwijze, werden gemaakt. In het Nederlands taalgebied was er echter nog een belangrijke leemte: we hadden nog geen goed commentaar, die niet alleen rekening houdt met de moderne exegese, maar tevens eenvoudig en overzichtelijk genoeg blijft om de leek op boeiende wijze een inzicht te geven in de juiste betekenis van het ‘woord Gods’. Dit wordt nu goedgemaakt met deze reeks. Zonder overbelasting met louter technische studies volgt op ieder afzonderlijk deel van de tekst een bondige, zakelijke uitleg, waarin de moderne stellingen tot hun recht komen. Vooral de langere uitweidingen over bepaalde, belangrijke vragen zijn bijzonder leerrijk. De inleiding b.v. van deze commentaar op het evangelie van Marcus bevat een kort en toch zeer duidelijk overzicht over het ontstaan van dit evangelie, de persoonlijkheid van Marcus en vooral over de bouw zelf van dit Marcusevangelie. Reeds bij het eerste hoofdstuk vindt men uitweidingen over het woord ‘evangelie’, over Jezus de Zoon van God naar de synoptische overlevering, over de voorloper van de Messias. Verder volgen nog o.a. uitweidingen over de wonderen van Jezus, de Schriftgeleerden en Farizeeën, over de inhoud van de twistgesprekken met de Schriftgeleerden, over het standpunt van Jezus tegenover de rijkdom. Alhoewel deze uitgave typografisch goed verzorgd is toch komen er, spijtig genoeg, vrij veel storende zetfouten in voor. Deze commentaren van het Nieuwe Testament verdienen zeer ruime verspreiding.
R. D'hondt
| |
Rahner, Karl, Kerk en sacramenten. - Paul Brand, Hilversum-Antwerpen, 1963, 115 pp., f 5,40.
‘Onderwerpen in discussie’: zo zou men de latijnse naam ‘Quaestiones Disputatae’ kunnen vertalen, die gegeven is aan een serie duitse studies die door de dogma-professor Rahner en de exegeet Schlier wordt uitgegeven. De onderwerpen die aan de orde worden gesteld zijn allerminst randproblemen, maar kernzaken van ons geloof die vaak al in de loop der eeuwen zijn bedisputeerd. Een discussie in de theologie is echter nooit ten einde, maar moet telkens opnieuw worden gesteld en verdiept: vanuit het hart van de geloofschat èn vanuit de eigentijdse geloofsbeleving. Deze twee gezichtspunten liggen in de kerk van 1963 op bege- | |
| |
nadigde wijze dicht bij elkaar. Rahner zelf is een virtuoos in het verantwoord bevragen van de theologische traditie. Ook in dit vertaalde deeltje uit de serie blijkt dit weer. Vanuit de sacramentele structuur van de kerk als de historisch-belichaamde tegenwoordigheid van het heil Gods in deze wereld wordt op indringende en verhelderende wijze gezocht naar het kerkelijk wezen van de sacramenten. Elk sacrament is op zijn eigen wijze een zelf-verwerkelijking van de kerk. In dit licht komen in het eerste deel grote en moeilijke kwesties uit de algemene sacramentenleer aan de orde: het opus operatum, het herleven van de sacramenten, sacramentum en res sacramenti, de sacramentele genadeoorzakelijkheid, het getal der sacramenten, de verhouding van sacramentele en persoonlijke vroomheid. Een hoofdschotel vormt wel de vraag: wat wil het zeggen dat de sacramenten door Christus zijn ingesteld? is hiervoor telkens een historisch aanwijsbaar of verondersteld woord van Jezus noodzakelijk? wat is hier de functie van de oerkerk en van de latere kerkelijke ontwikkeling? In het tweede deel worden de hoofdgedachten in een korte schets verder uitgewerkt voor elk der afzonderlijke sacramenten. Rahner laat zich niet gemakkelijk lezen.
Allereerst omdat zijn duits niet altijd uitmunt door ‘clarté’; de vertaler heeft dan ook meermalen merkbaar voor een moeilijke opgave gestaan. In een eventuele nieuwe oplaag moeten ook enkele storende zetfouten verbeterd worden. Maar er zijn meer positieve redenen waarom ook dit boekje veel van de lezer vraagt. Een eerste is dat in een ‘Quaestio Disputata’ veel als bekend voorondersteld wordt. Een tweede reden is het feit dat Rahner menigmaal in zijn welgemikte vragen een bepaalde theologische school onder vuur neemt, of beter gezegd: naar de kern van de zaak vraagt door traditioneel herhaalde antwoorden in de theologie op hun toereikendheid te toetsen. Is daarom het lezen van zijn werk voor een theologisch ‘ongeschoolde’ nutteloos en onmogelijk? Allerminst: het betreft telkens vragen die voor ieders persoonlijke geloofsbeleving van het hoogste belang zijn. Met name in deze studie krijgen oude en bekende antwoorden uit de catechismus diepere dimensies en worden ze in hun onderlinge eenheid gezien. Verdieping van het geloof betekent altijd tegelijk verrijking en vereenvoud-iging. Kortom: een boekje om geduldig te herlezen en gelovig te bestuderen. Het loont de moeite.
W. Klijn
| |
Häring, B., Gabe und Auftrag der Sakramente. Meditationen. - Salzburg, Otto Müller Verlag, 1962, 356 pp., D.M. 17.50.
Elke liturgische vernieuwing verstart tot een ‘ander’ formalisme als ze niet steunt op een geestelijke wijziging in onszelf. Dat te bewerken beoogt het nieuwe boek van de moraaltheoloog Häring, die met Das Gesetz Christi vermaardheid heeft verworven. Het kwam tot stand uit grondgedachten die de schrijver herhaaldelijk heeft voorgehouden aan priesters en leken ter gelegenheid van hun jaarlijkse geestelijke oefeningen. De gedachten staan geordend in een drievoudig perspectief: de sacramentele grondhouding van het christelijk bestaan, de heilsmysteriën van het mensgeworden Woord, het hooglied van de Wet van Christus. Als een liturgische woorddienst begint elke beschouwing bij een zorgzaam gekozen schriftpericope en eindigt in een tot God gericht gebed. De boeiende taal van deze ‘Meditationen’, onderbroken door uittreksels en getuigenissen uit de levende wereld van genade en gebed, maken van deze publikatie een goede hulp tot een geestelijk aggiornamento.
S. De Smet
| |
Moereels, Lode, Ruusbroec en het religieuse leven. - Lannoo, Tielt, 1962, 640 pp., geb. 220 Fr.
Ruusbroeck behoort ongetwijfeld tot de grote theologen van de Kerk; hij is een van diegenen die in zijn leer de beweging zelf van het leven nooit verloochent. Zijn theologie is dynamisch, niet statisch. In de verschillende stadia van het geloofsleven onderkent hij de juiste verhouding tussen de begenadigde menselijke natuur en haar goddelijk Beeld. Dit alles maakt van hem ook voor ons een bijzonder vruchtbare, zij het niet immer gemakkelijke, auteur. Enkele moderne theologen lieten zich door zijn denken inspireren. Tot nogtoe echter waren de belangrijke publikaties over deze grote Vlaamse mysticus eerder van technische aard, ontoegankelijk voor de niet-geschoolde lezer. Aan pater Moereels komt de verdienste toe een eerste grotere poging gewaagd te hebben om R.'s leer op een systematische manier bevattelijk, of liever gezegd, bruikbaar te maken voor de moderne gelovigen, en bepaaldelijk voor de religieuzen. Daarmede keert hij terug tot de oorspronkelijke bedoeling van Ruusbroec zelf, die de meeste van zijn tractaten aan geestelijke personen opdroeg om hen om- | |
| |
trent de diepere zielewerking van Gods genade voor te lichten. Het boek bevat drie delen, waarvan het eerste m.i. het meest waardevolle is. In dit eerste deel wordt aan de hand van keurig vertaalde teksten de gehele leer van de mysticus beschreven. Ongetwijfeld is dit de vrucht van een jarenlang vertrouwd-worden met R.'s gedachte. Het is voortaan ook de beste inleiding op een diepere lezing of studie van Ruusbroec zelf. En dit is geen geringe verdienste. In het tweede deel wordt R.'s leer over het geestelijk leven in het algemeen en in het derde deel zijn leer over het gebed behandeld. Eigenlijk zijn deze beide delen eerder een uitgebreide bloemlezing van citaten, die door beschrijvende teksten verbonden worden. Voor de kennis van Ruusbroec en zijn tijd is ook dit ongetwijfeld waardevol. Maar hier stoten we toch op een wezenlijk tekort van dit werk. Ruusbroeck is er te weinig geduid in de levende
traditie van de christelijke gedachte. En misschien zit de wortel van dit tekort dieper: af en toe wordt een gebrek aan openheid tegenover de specifieke genade van onze eigen tijd duidelijk merkbaar. Dit is ook wel de reden waarom deze laatste twee delen, ondanks de waardevolle R.-teksten, langdradig aandoen. Sint-Ignatius wordt geregeld als vergelijkingspunt met R. aangevoerd. Men ziet niet goed waarom hij zo alleen en zo nadrukkelijk. De moderne literatuur die geciteerd wordt lijkt toevallig bijeengebracht en moet eerder dienen om R.'s gedachte te staven. De Ruusbroec-studie krijgt slechts haar volle zin als zij ons de waarde en de opdracht van de eigen tijd helpt verklaren. De inspanning om de grote mysticus voor ons op die wijze actueel te maken missen we hier. Dit is een duidelijk voorbehoud dat wij bij dit in vele opzichten schone en aanbevelenswaardige boek menen te moeten maken.
G. Achten
| |
Spencer, Sidney, Mysticism in World Religion. - Pelican Books, 363 pp., 7 sh. 6 d.
Er is geen gebrek aan boeken over de mystiek. De Engelse dominee Spencer bespreekt de mystiek zoals deze zijn plaats heeft in de voornaamste religies: Hindoeïsme, Boedisme, en de Islam, bij de Grieken en Romeinen, de Hebreeën en de Joden, en ten slotte bij de christenen. In het slothoofdstuk behandelt hij verschillende richtingen in de mystieke ervaring. De moeilijkheid van deze en soortgelijke studies is er een van terminologie; men kan mystiek niet beschrijven in de termen eigen aan het christendom wanneer men Aziatische godsdiensten behandelt. Maar zelden heeft een begrip dezelfde mystieke inhoud in verschillende godsdiensten. Hierdoor wordt het toch al moeilijke onderwerp vaak omgeven door een waas van vaagheid. De christen zal zich vanzelfsprekend het meest op zijn gemak gevoelen in de hoofdstukken die de christelijke mystiek tot voorwerp hebben. Deze gedegen studie zal in zijn geheel alleen diegenen aanspreken die zich bizonder interesseren voor alle verschijningsvormen van de mystieke ervaring.
W. Peters
| |
Hillig, Franz, Frommigkeit des Alltags. - Herder, Freiburg, 1963, 224 pp., geb. D.M. 15.80.
Er zijn dagelijkse verschijnselen en dingen, waarvan het gebruik en de beheersing het levenspeil vertonen en zelfs bepalen: kleding, gesprekken, bezoeken, brieven, boeken, leeftijd, andere volkeren, diagnose van de tijd. Over dat alles handelt dit boek: concreet, wijs, vroom, verlichtend en bevrijdend, symbolisch, vaak peilend en met verre horizonnen. Zulke som van beschouwingen noemen we gewoon-christelijk existentialisme; ze wijst daarom niet minder op naastenliefde, zelfverloochening, offergeest, vreugde, hoop. Een vernieuwende christelijke ascese moet, dunkt ons, met deze en dergelijke bouwstenen opgetrokken worden.
Em. Janssen
| |
Renckens, H.S.J., De Godsdienst van Israël. - J.J. Romen & Zonen, Roermond en Maaseik, 1963, 2e druk, 286 pp., f 15,75.
Na zes maanden een tweede (ongewijzigde) druk en tegelijk bekroond door de Brand-Van Gent-prijs, waarbij de jury noemde als ‘een van de vele voortreffelijke eigenschappen van het boek: het zichtbaar maken van de directe betrokkenheid van de huidige gelovige lezer bij het bijbelwoord’. Ondertussen zijn verschillende vertalingen in voorbereiding. Deze enkele gegevens wijzen al op de waarde van deze eerste katholieke theologie van het Oude Testament in ons taalgebied. Prof. Renckens is een gids bij uitnemendheid in de wereld van de bijbel, men moet zich rustig door hem laten leiden. In zes hoofdstukken worden achtereenvolgens de historische fasen van Gods heilshandelen en de schriftelijke neerslag ervan in het Oude Testament
| |
| |
behandeld, vanaf de aartsvaders tot en met het Jodendom. Daarbij komen voortdurend de grote heilsthemata aan de orde, een blik op het verzorgde zakenregister bewijst dat. Het eerste hoofdstuk dat men ook zeker als laatste moet lezen, is wellicht het moeilijkste en rijkste; het is inleiding en samenvatting tegelijk en geeft een hele en heilzame theologie over de verhouding geschiedenis-mysterie in Gods handelen met de mens: met geslepen formuleringen wordt hier blootgelegd wat de bijbel ons vandaag te bieden heeft. Wie na het lezen van dit boek de smaak voor bijbelstudie te pakken heeft, vindt aan het eind ervan een uitvoerige bibliografie: goed gekozen en uitstekend - met een zekere souvereine vrijheid - becommentarieerd. Maar boven alles neme men dan het Oude Testament zelf ter hand: tolle - lege, en dan wordt de dienst die dit werk u bewezen heeft ten volle duidelijk en vindt het zijn vervulling.
W. Klijn
| |
Gramberg, Th.B.W.G., Oecumene in India en Ceylon - Op weg naar Gods ene Kerk. - Boekencentrum N.V., 's-Gravenhage, 1962, XV-366 pp., f 19,50.
Schr. was van 1952-1960 presbyteriaans zendingspredikant in Ceylon en leerde van nabij het ontstaan van de Churchunions in Zuid-India en Ceylon, en de worsteling daartoe in Noord-India kennen. Het boek is meer een historisch overzicht dan een thematisch-systematische studie. Daar de voormannen van de besproken kerken, vooral van die van Zuid-India (Newbegin), een voorname rol speelden in de Wereldraad van Kerken en vele uiteenzettingen met de Anglikaanse kerk ter sprake komen, vormt het onderhavige boek met zijn vele goedgekozen citaten een waardevolle aanvulling voor de studie der huidige oecumenische beweging. Het boek is prachtig uitgegeven en zeer vlot geschreven. De lezer dient er echter rekening mee te houden, dat de schr. zelf laagkerkelijk is ingesteld, wat bij alle objectiviteit toch een eenzijdig gekleurde waardebeoordeling inzake kerkelijk ambt en sakrament tot gevolg heeft; vgl. p. 172-173, 246-261.
W. Boelens
| |
Meinhold, Peter, Konzile der Kirche in evangelischer Sicht. - Kreuz-Verlag, Stuttgart, 1962, 229 pp., DM 10.80.
Na een beschrijving van het synodale kerkelijke leven in het N. Test. (blz. 11-26) en de synodale betrekkingen binnen kerkprovincies tot het jaar 300 (blz. 27-47) volgt de geschiedenis van de de gehele Kerk van Oost en West representerende Concilies (blz. 49-75). De middeleeuwse Concilies na 1054 noemt Meinhold niet meer ‘oecumenische Concilies’, daar de eenheid van de oosterse en westerse Kerk teloor is gegaan. In dezelfde lijn liggen dan het Tridentinum en het Vaticanum, wat consequenties van grote draagkracht voor de schrijver heeft. In de hoofdstukken over de verhouding van Reformatie en Concilie en over de Wereldraad van Kerken betoogt Meinhold de noodzaak van de reformatorische kerken, hun kerkelijke eenheid in Christus door het houden van bovennationale kerkvergaderingen te representeren.
W. Boelens
| |
Asmussen, Hans e.a., Die Kirche Volk Gottes. - Schwabenverlag, Stuttgart, 1961, 265 pp., DM 10.80.
De hoogkerkelijk-lutherse beweging ‘Die Sammlung’ publiceerde hiermede haar vierde jaarboek, waarin de referaten en diskussies van het herfstkongres van 1960 vrijgegeven worden. Vanuit de problematiek van het huidige duitse protestantse existentialisme, waaraan een objectief leersysteem vreemd is, verdedigt Hans Asmussen de noodzakelijke verbinding van kerk en dogma. De bijdragen van E. Fincke, H. Gross, I. Backes en H. Echternach proberen vanuit de bepaling der kerk als Volk Gods de katholieke en protestantse kerkopvatting nader tot elkaar te brengen, daar door een exclusief gebruik van het begrip Mystiek Lichaam van Christus en door een eenzijdig doortrekken van de christologie in de ecclesiologie de momenten van oppositie tussen Christus en de Kerk niet voldoende tot hun recht komen. Vooral de bijdragen van Gross, Echternach en Leuba (deze laatste werd elders gepubliceerd en vond veel weerklank) vormen waardevolle suggesties voor een nieuwe bezinning omtrent de Kerk.
W. Boelens
| |
Viering, Fritz, Christus und die Kirche in römisch-katholischer Sicht. (Ekklesiologische Probleme zwischen dem ersten und zweiten vatikanischen Konzil - Vandenhoeck und Ruprecht, Göttingen 1962, 127 pp., D.M. 9.80.
De meer calvinistische dan lutherse superintendant van Hamm in Westfalen verdedigt in dit münsterse proefschrift, van- | |
| |
uit Mystici Corporis, de these, dat de huidige katholieke theologie zich steeds verder van het protestantse kerkbegrip verwijdert, doordat zij enerzijds steeds meer de rooms-katholieke Kerk vereenzelvigt met het Mystiek Lichaam en anderzijds de Kerk steeds meer verzelfstandigt in haar bestaan tegenover Christus. Het is te betreuren, dat de schr. bij zijn goede keuze van bronnen en auteurs, heel zijn intelligentie benut, om de afstand van de reformatie aan te geven en iedere toenadering tot de reformatorische visie onmogelijk te verklaren. Een eenzijdige visie, die in zijn eenzijdigheid onwaar is, B.v. p. 51: ‘Die Katholizität der römischen Kirche verengt sich in dem Sinn, dass diejenigen katholischen Traditionen, die einen inneren Zusammenhang mit der Botschaft der Reformation haben, ausgeschieden werden’. Met een weinig openheid kan men over de katholieke literatuur der laatste 20 jaar tot geheel andere conclusies komen. Het Konfessionskundliche Institut van de Evangelische Bund in Bensheim maakte in zijn nieuwe reeks geen verblijdend debuut.
W. Boelens
| |
Meinhold, Peter, Oekumenische Kirchenkunde - Lebensformen der Christenheit heute. - Kreuz-Verlag, Stuttgart 1962, 652 pp., D.M. 24.
De Dogmengeschichtlicher van Kiel publiceert met dit werk zijn colleges over aard en leven der kerken en sekten in de oecumene. De schr. wil geen Symbolik bieden, daar hier het polemische element bij het tegenover-elkaar-stellen te sterk tot uitdrukking kwam. In tegenstelling met de puur beschrijvende Konfessionskunde wil de schr. in zijn Kirchenkunde de verschillende kerken en sekten met het bijbelse kerkbegrip kritisch confronteren. Na een wezensbepaling van het vak Kirchenkunde (17-38) poogt hij over de verschijningsvormen der verschillende kerken, de oecumenische beweging en de verhouding van kerk en staat een bepaling van het kerkbegrip te geven (40-123). Na dit kritische deel, waarin de schr. een hoogkerkelijke maatstaf aanlegt die diskussie op zal roepen, beschrijft hij in historische volgorde de christelijke kerken en sekten. Met een bewonderenswaardige vakkennis en diep aanvoelen beschrijft hij dogma en liturgisch leven van de orthodoxe, katholieke, lutherse en calvinistische kerken. Zonder een uitdrukkelijke confrontatie komt het onderscheid tussen die kerken sterk uit, doch de bijbelse maatstaf wordt aan het resp. kerkbegrip en liturgisch leven niet meer aangelegd. Dit zal verband houden met de Branchtheory, welke door schr. tot op grote hoogte wordt aanvaard. Daarbij wordt vrijwel achteloos heengegaan over het diepe onderscheid tussen de episcopale en presbyteriale ambtsopvatting (zie evenwel blz. 275). Het uistekend verzorgde, goedkope werk is van groot belang voor de huidige oecumenische discussies over de Kerk en biedt een overvloed aan praktische gegevens over organisatievormen in de oecumene. Sterk aanbevolen.
W. Boelens
| |
Macquarrie, John, Twentieth-Century Religious Thought. - S.C.M. Press, London, 1963, 391 pp., 40 sh.
De titel van deze studie wordt nader omschreven als The Frontiers of Philosophy and Theology, 1900-1960. Dit doet een geleerd boek verwachten, voornamelijk voor de philosoof of theoloog bestemd. Beziet men echter de inhoudsopgave die 110 secties bevat en melding maakt van meer dan 150 schrijvers die besproken worden, dan is het duidelijk dat we hier meer met een overzicht te maken hebben van wat er over en naar aanleiding van het godsdienstige geschreven is, dan een verhandeling van verschillende opvattingen omtrent dit onderwerp. Als oriënterend werk voor de niet-vakman is het bizonder interessant en leerzaam. Niet alleen dat vele namen hun vaagheid gaan verliezen doordat summier en helder de leer die achter de naam schuil gaat naar voren wordt gebracht, maar de benadering van de realiteit van het godsdienstige door anthropologen, sociologen, psychologen, historici, philosophen en theologen baant de lezer de weg tot een ruimer zicht op het religieuze. Het boek is zeer overzichtelijk gehouden, met korte inleidingen, even korte uiteenzettingen en deze gevolgd door een, gewoonlijk niet al diep gaande, beoordeling. Het boek is ook onderhoudend geschreven, waarbij schr. gelukkig de lezer alle ruimte laat om een eigen oordeel te vormen. M.a.w. hij dringt zijn eigen opinie niet op, hetgeen zijn relativisme wat betreft het ontdekken van de religieuze waarheid vrij ongevaarlijk maakt.
W. Peters
| |
Langmead Casserley, J.V., Apologetics and Evangelism. - Mowbrays, London, 1963, 186 pp., 21 sh.
De auteur, die geestelijke is in de Anglikaanse kerk, is tegelijk socioloog, cul- | |
| |
tuurphilosoof en theoloog; en degenen die zich zijn The Bent World herinneren weten hoe hij een penetrerende visie op verscheidene aspecten van het hedendaagse mensenleven weet te analyseren en onder woorden te brengen. Geen lezer wordt in zijn jongste boek teleurgesteld. Het vraagt inspanning en concentratie, omdat het onderwerp zelf alsook de wijze van benadering niet steeds geheel in de gewone lijn van denken liggen. Uitgangspunt van het betoog is het onderscheid tussen wat hij noemt elite thought en mass thought, en de groeiende kloof tussen deze twee. Van welke kant de wind waait wordt onmiddellijk duidelijk wanneer twee opeenvolgende hoofdstukken als titel dragen The treason of the intellectuals en The sanity of the masses. Getransponeerd op religieus terrein leidt dit de schr. tussen twee vormen van geloofsverkondiging, die hij kwalificeert als apologetiek en evangelisme. Verschillende stromingen zowel op het gebied van philosophisch als theologisch denken worden kritisch bekeken en degelijk onder handen genomen. Mogelijk dat het bovenstaande de indruk wekt van anti-intellectualisme; niets is echter verder verwijderd dan juist dit: de auteur is er veel te knap en te eerlijk voor. En wie dit voortreffelijke boek ter hand neemt, zal spoedig merken dat lezing geen geringe taak is. Hij zal hoofdstukken meerdere malen moeten lezen: maar het boek is dit ten volle waard, en de velen die zich vandaag aan de dag al te vlot distanciëren van het denken van de gewone mens en de gewone christen dienen in alle eerlijkheid kennis te nemen van deze studie; het zal hun het onontbeerlijke perspectief op de vele problemen van deze tijd scherper doen zien. Schr. heeft de ontwikkelde mens die het Engels behoorlijk beheerst, een hoogst waardevol boek gegeven.
W. Peters
| |
Régamey, Pie-R. O.P., La pauvreté et l'homme d'aujourd'hui. (Collection ‘Vie Intérieure’). - Aubier, Paris, 1963, 280 pp.
Over de armoede (waaraan de godsdienstige en zelfs menselijke vernieuwing ontspringen moet) wordt thans veel nagedacht en geschreven. Herhaaldelijk stelt men dan de ellende van volkeren en landen en werelddelen voor, een tegenstelling en een plicht bij ons materialisme en weelde. Maar dit boek, dat aansluit bij La pauvreté, introduction nécessaire à la vie chrétienne (Parijs, 1941), is wel het beste betoog: indringend, synthetisch, voldragen. Zijn drie delen (‘Impossible d'être chrétien sans devenir pauvre’, ‘Etre et avoir’, ‘La crise actuelle de la pauvreté’) vormen één opgang tot het veeleisend besluit: wij, christenen in de hedendaagse wereld, moeten vrij, onthecht, werkzaam, liefdevol ons prijs geven voor schamelen, behoeftigen, kleinen, lijdenden. Dat maakt ons bestaan rijk en groot, waar en weldoend; het doet in de mensengemeenschap de godsdienstige en menselijke waarden opleven: geluk en veiligheid en vrede.
Em. Janssen
| |
Gobry, Ivan, La pauvreté du laïc. - Ed. du Cerf, Parijs, 1963, 240 pp., NF. 8.70.
Rond twee hoofdgedachten, de onthechting van het aards bezit en de verwezenlijking van de verlossing in Jezus Christus, worden hier een reeks beschouwingen geboden over de juiste houding van de christen tegenover het stoffelijk bezit. Zij zijn bestemd voor mensen die volop in de wereld leven en zich dus in een andere verhouding tot het materiële bevinden dan kloosterlingen. Bijzondere nadruk wordt gelegd op het feit dat de christelijke onthechting geen doel op zich zelf mag zijn, en dus zou kunnen leiden tot misprijzende hooghartigheid, maar wel de beste en veiligste weg is om God werkelijk te ontdekken. Wie eenmaal deze juiste houding tegenover de stoffelijke goederen ontdekt heeft, zal geleidelijk de heerlijke vrucht genieten van inwendige rust en vrede en zo voor anderen een bron van geluk en vreugde worden.
R. D'hondt
| |
Loew, J., en Cottier, G.M.-M., Dynamisme de la Foi et Incroyance (Parole et Mission). - Ed. du Cerf, Paris, 1963, 136 pp., NF. 6.60.
De huidige ontkerstening en de - vooral latente - aantrekkingskracht van het atheïsme vragen om een diepere pastorale benadering dan men gewoonlijk onder ‘aanpassingen’ verstaat. Enkel een teruggrijpen naar de kern van het christendom, de gelovige liefde, kan hier tot een juiste diagnose brengen en wegen naar een echt christelijk doelmatige therapie aanwijzen. De luciditeit en de vastheid van dit kleine boekje, geschreven door een arbeider-priester, tevens uitgever van de collectie Fêtes et Saisons, en een Marx-specialist, zijn hiertoe een wezenlijke bijdrage. In zijn genre is dit werk een der allerbeste geschriften uit de laatste jaren.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Collection Assemblées du Seigneur’: 17, Troisième dimanche après l'Ephiphanie; 28, Deuxième dimanche de Carême; 34, Premier dimanche de la Passion; 47, Quatrième dimanche après Pâques; 51, Fête de la Pentecôte; 60, Sixième dimanche après la Pentecôte. - Publications de S. André, Biblica, Brugge, 1963.
Met de 6 publikaties in de loop van dit jaar verschenen, is de serie van bijbelliturgische monografieën ‘Assemblées du Seigneur’, thans aan haar achttiende deeltje toe. Bezorgd door de abdij van S. Andries-bij-Brugge in samenwerking met het Groot Seminarie van Rijsel, schenkt deze serie aan priesters en leken een beproefde basis voor een geestelijk leven, gecentreerd op de liturgie van het kerkelijk jaar. Voor het ogenblik lijkt de hoofdklemtoon te liggen op de exegetische commentaar. Befaamde vakgeleerden werkten mede o.a. E. Boismard, X. Léon-Dufour, D. Mollat, J. De Fraine, I. de la Potterie, Dom Dupont, J. Comblin, A. George. Dat de liturgie hiermede ten zeerste gebaat is, blijkt uit de behandelde onderwerpen: de dienaar van de honderdman, de transfiguratie, de paracleet, de eerste christelijke Pinksterdag, de glorie van God. De leerstellige toelichtingen uit de Vaders en de liturgische karakterisering zijn vaak waardevol. Hoe suggestief de pastorale notities kunnen zijn, blijke uit het relaas van de Pinksterviering in parochies van het aartsbisdom Parijs, waar de jaarlijkse vacantie-uittocht uitmondt in een authentieke bedetocht naar God. Hoewel in de patristische uitleg, de leerstellige verklaring en de exegese der epistel- of evangelie-pericopen nogal eens op dezelfde spijker wordt gehamerd, toch is er in de veelheid een verscheidenheid naar ieders gading. Deze reeks o.l.v. Dom Maertens stelt de zielzorger een modern en kostbaar instrument ter hand.
S. De Smet
| |
De Stad Gods. - Drukkerij L. Vanmelle n.v., Doornzelesestraat 15, Gent, in opdracht van de Parochiale Werken Christus Koning te Gent, 110 pp.
Dit album werd uitgegeven met de kennelijke bedoeling de bibliofielen van ons land te verrassen met een keurige uitgave. Het is verheugend te constateren dat deze opzet als geslaagd mag worden beschouwd. Toch biedt dit boek opmerkelijk meer dan alleen wat kijkgenot. De reeks artikelen, die hier werden gebundeld en die alle één aspect van het christelijk gemeenschapsleven behandelen, bevatten vaak oorspronkelijke en stimulerende inzichten: o.a. over een meer ‘koninklijke’ d.w.z. christelijker moraal voor christenen, over moderne kerkelijke architectuur, over de Eucharistie als het centrale sacrament, over de al te zeer miskende sociale dimensies van het geloof in de drieëne God. Zowel om hun initiatief als om het verkregen resultaat verdienen de uitgevers van dit album gelukgewenst te worden.
H. Jans
| |
Cool o.f.m., Anicetus, Waarheen? Hoger op! Naar de Liefde! - Sint-Franciscusuitgeverij, Mechelen, 1963, 398 pp., geb. F. 150.
Met vreugde nemen we nog steeds de stem waar van de oude werker, strijder, predikant: zijn werkkracht blijft verbazend en zijn hart jong. In een veelomvattende boodschap, tot alle mensen van deze tijd, beschouwt hij vooral Gods ondoorgrondelijke Voorzienigheid waarop wij moeten vertrouwen. Hij schrijft wel uitbundig, zonder zijn materiaal kritisch uit te kiezen of rustig te verwerken: een overvloed van bijbelteksten wordt afgewisseld door een studie met weekbladartikelen. Daardoor blijven de uitspraken wel te romantisch en vaag, de inhoud te composiet, de afwerking te gering; nochtans zal menig gewoon mens dit boek gaarne lezen, er veel bij leren, er dieper bij geloven.
Em. Janssen
| |
Colombière, Claude la, Ecrits spirituels. Introduction et notes par André Ravier S.J. (Collection ‘Christus’, Textes). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1963, 500 pp., F. 270.
Dit is slechts een eerste deel (wij weten niet hoeveel delen nog zullen volgen); maar de geestelijke gestalte van La Colombière staat scherp getekend in deze ‘Retraites’ (retraite-dagboeken), ‘Méditations sur la passion’ (preken) ‘Réflexions chrétiennes’ (onderrichtingen in vorm van overweging). Even raden we de eerzuchtige humanist, die weldra concreet en volstrekt het kruis van Christus kiest; we volgen de beslist-heilige in zijn kort contact met de heilige Margareta Maria, dat hem voorgoed tekent; we gaan de uitkomst na: verborgenheid, vervolging, een slepende ziekte die geen genade kent... Maar dat leven is zo schoon geworden, innig en stil; zodat we weinig voorbeelden kennen van een mystieke verheffing en een hoge apostolische macht, terwijl de uitverkorene zo stipt, zo zuiver, zo vrij het dagelijkse licht volgt.
Em. Janssen
| |
| |
| |
Anciaux, P., God ontmoeten in de biecht. - De Vroente, Kasterlee, 1962, 136 pp., ing. F. 45, geb. F. 70.
De biecht is voor velen een moeilijk sacrament geworden. Vele vragen worden daaromtrent gesteld. Wat betekent de ‘devotiebiecht’? Heeft het zin veelvuldig te biechten? Prof. Anciaux neemt deze vragen ernstig op. Hij duidt ze positief als groeicrisis. Niet alleen het individu maar ook de gemeenschap kan in haar geloofsbeleving tot grotere volwassenheid groeien. De boodschap van Christus richt zich tot mensen ‘die bekering nodig hebben’. De biecht is het sacrament van de steeds weer noodzakelijke bekering. Het is een uiterlijke daad van penitentie door de belijdenis aan de Kerk; en zo wordt zij tevens een daad van concreet geloof en vertrouwen in de barmhartige liefde van God, die ons in Christus persoonlijk wordt toebedeeld. De auteur heeft verder zeer suggestieve gedachten over wat hij noemt het dynamisme van de christelijke moraal: de tien geboden als innerlijke levenswet waardoor de mens zijn verhouding tot God, zijn medemens en zichzelf telkens beamend vernieuwt. Het vernieuwde gewetensonderzoek en de leefregel worden op die manier weer belangrijke elementen van een sterker en bewuster geloofsleven. Van zulk een positief gewetensonderzoek worden zeer praktische voorbeelden gegeven voor de gehuwde man en vrouw en voor ongehuwden. Liturgische en bijbelse teksten vullen de theoretische en praktische verklaringen aan. Dit kleine maar belangrijke boekje bevelen wij dringend aan alle gelovigen aan die het met hun geloofsleven ernstig menen.
G. Achten
| |
Peil, R., Liturgie, Handleiding bij het godsdienstonderricht, vertaald en bewerkt door W. Dekkers O. Praem. (Handbuch der Liturgik für Katecheten und Lehrer). - De Vroente, Kasterlee, 1962, 309 pp., ing. 135 B. frs.
Door het Liturgiehandboek van Herder te vertalen heeft W. Dekkers werkelijk een dienst bewezen. In vier hoofdstukken worden achtereenvolgens behandeld: de opbouwelementen van de liturgie, de liturgie van het H. Misoffer, van het Kerkelijk Jaar, van de Sacramenten en de Sacramentaliën. Deze indeling om catechetische motieven is verder onderverdeeld in vele paragrafen waarbij telkens een kostbare praktische behandeling aansluit. De vertaler heeft doorlopend aanvullingen en correcties aangebracht, duidelijk zichtbaar, verantwoord en bescheiden. De jongste wijzigingen uit de nieuwe liturgiecodex werden eveneens opgenomen en toegelicht met verschillende tips die elk opvoeder en zielzorger in dank zal aanvaarden. Ook leken zullen gebaat zijn met dit handboek dat onderhoudend is geschreven, omdat zij er een helder antwoord zullen treffen op tal van vragen die nu aan de orde zijn. Signaleren we verder ten gerieve van hen die nog meer studiemateriaal zouden wensen bij het voorbereiden van liturgische catechesen of godsdienstlessen: de meer dan 30 blz. voetnoten in kleine druk achteraan, de met zorg gekozen recente bibliografie, een personen- en zaakregister. Alleen jammer dat de uitgave wat schamel uitvalt in vergelijking met het duitse model.
S. De Smet
| |
Collection ‘Paroisse et Liturgie’ - No. 37 Monitions liturgiques (4me édition) par A. Allehaux. - Brugge, 1963, 216 pp., 96 B.F.
De vierde druk van dit boekje bewijst dat de gebedsoproepen steeds meer gewaardeerd en gebruikt worden. Een toelichting verwerkt onontbeerlijke richtlijnen voor de actieve deelname van de gelovigen aan de H. Mis. Verder vinden we voor het gehele tijdeigen en de voornaamste feesten van de heiligen, voor de kerkwijding en de votiefmissen, voor doopsel en huwelijk, voor gebed en eucharistieviering, bij begrafenis van volwassenen en kinderen of bij een verjaardag, een gulden leidraad voor een sobere, weldoende, liturgische commentaar.
S. De Smet
| |
Aerts, J.F., Teken en betekenis in de misliturgie, Symbolen in dienst van de aktieve gemeenschap. - De Vlaamse Drukkerij, Leuven, 1963, 120 pp., ing. 70 B. frs.
S. stelde zich tot taak de vele symbolische voorstellingen in kerk en missaal verstaanbaar te maken voor de gelovigen. Hieruit groeide een verklaring van de misgebeden en riten, van kerkgebouw en altaar. Ongetwijfeld kunnen tal van wetenswaardigheden, grotendeels ontleend aan Jungmanns Missarum Solemnia, en enkele archeologische bijzonderheden er toe bijdragen om het gelovige volk ook nu voor symbolen gevoelig te maken. Een 12-tal tekeningen illustreren enkele ‘tekens’.
S. De Smet
| |
| |
| |
Snijders-Oomen, Dr. N., Feestmaal met Christus. - Paul Brand, Hilversum-Antwerpen, in samenwerking met het Landelijk Centrum voor Katholieke Actie te Amersfoort, 23 pp., f 0,75.
Een bijzonder nuttig boekje voor ouders, wanneer hun kind zich gaat voorbereiden op de eerste communie. Schr. waarschuwt de ouders, dat zij het belangrijke waar het om gaat, voor zichzelf duidelijk moeten zien te krijgen vóór zij er met hun kinderen over spreken. Van belang is, omdat het gaat over kinderen, het in de sfeer komen, het mee-beleven samen met de ouders; daarom vormt de zondagsmis een goed uitgangspunt. Zeer behartenswaardig lijkt ons wat schr. zegt over ‘aanvoelen’ en ‘aanvullen’, omdat het gevaar niet denkbeeldig is dat de kinderen door alles wat ze op school en van de geestelijkheid te horen krijgen, overvoerd worden.
G. Adriaansen
| |
Wyers, A.F., Zoeken naar God. - Paul Brand, Hilversum-Antwerpen, 1963, 157 pp., f 7,90.
Schr. heeft een vijftigtal artikelen uit de Bazuin hier gebundeld. Hij heeft de gave om zaken die vaak min of meer als cliché's uit de catechismus tot ons komen, door een dieper indringen tot bewustheid te brengen. Wij leren daardoor mee-denken en al zullen we soms zijn voorbeelden of verhalen wat grillig vinden, ze kunnen ons helpen om, kritisch op hetgeen we zo vaak gehoord hebben, iets meer te verstaan van wat de Kerk ons mee wil geven, ook als het gebeurt in de vorm van een catechismus.
G. Adriaansen
| |
Stallaert, C.s.s.R. Th. en P.: Harplied, bloemlezing uit de psalmen; met toelichtingen, verklaringen en opdrachten. - Pax, Den Haag 1963, 142 pp. f 5,90.
Stallaert C.s.s.R., Th. en P.: Handleiding bij Harplied, voor leraren en leraressen. - 46 pp. f 2,90.
Th. Stallaert C.s.s.R. heeft bij hen die met de psalmen vertrouwd zijn, bekendheid verworven door zijn vertaling van de nieuwe Latijnse tekst der Psalmen en door zijn samenstelling van het Klein Brevier. In samenwerking met twee leerkrachten uit het onderwijs biedt hij hier een bloemlezing aan uit de Psalmen aan ‘de zich ontwikkelende jeugd vanaf de U.L.O., het voortgezet lager onderwijs tot en met de universiteit’. Van de 150 psalmen heeft de auteur ‘de 28 meest literaire’ gekozen. Na iedere psalm volgen uitvoerige verklarende aantekeningen. Een handleiding voor de leraren wil practische hulp bieden door vragen en pasklare antwoorden.
De auteurs bedoelen het boek voor schoolgebruik. Is het daarvoor geschikt? Hier rijst een grote vraag. Het verstaan en smaken van de bijbeltekst vragen een geestelijke en godsdienstige rijpheid, die men bij de middelbare schooljeugd niet zonder meer mag veronderstellen. Zij moet erop worden voorbereid; of beter: de jeugd moet voor de Schriftuur gewonnen worden. Welnu, een inleiding in deze zin ontbreekt geheel en al. Een bepaalde didactiek heb ik in het boek niet kunnen ontdekken; anders had de auteur zijn boek wellicht niet voor zo'n wijd uiteenlopend publiek, van U.L.O. tot en met universiteit, bestemd. De handleiding voor de leraar heeft niet veel om het lijf. Al het voorwerk moet de leraar toch zelf doen. Maar dan vraag ik mij af, waarom deze bloemlezing? De leerlingen bezitten immers toch reeds een Oude Testament. Dit boek is, dunkt mij, wellicht zeer geschikt voor bijbelclubs; minder geschikt echter voor klasgebruik. Daarvoor is bovendien de prijs nogal hoog.
W.G.A. Straathof
| |
Literatuur
Cats, Jacob: Het Spaens Heydinnetje. Met inleiding en aantekeningen door Dr. H.J. Vieu-Kuik. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1963, 99 pp., f 4,40.
Op 12 sept. 1960 was het 300 jaar geleden, dat Cats stierf. In het ritme van de Cats-waardering, wel bewogener dan van welke andere schrijver uit de Gouden Eeuw ook, lijkt een lichte arsis waarneembaar. In 1962 verschenen, als nabloei van de officiële herdenking, zowel een bundel degelijke literair-historische opstellen over Cats als een gesubsidieerde bloemlezing voor een breder publiek. De beste wijze om een schrijver recht te doen blijft echter wel een heruitgave van zijn beste werk. Het Spaens Heydinnetje is sedert lang erkend als het beste van Cats-op-zijn-best, de verteller. Toch is de grootste verdienste van de inleiding bij deze editie, dat ze de aandacht vestigt op dit ‘Selsaem Trou-geval’ als meer dan alleen maar een aardig vertelsel: het fungeert als een emblematische geschiedenis van de ‘problematiek
| |
| |
der ongelijkheid’, i.c. het verschil in religie tussen de twee gelieven, en dat binnen het kader van de Trou-ringh, waarmee Cats wilde bijdragen ‘tot de opbouw van een christelijke huwelijksethiek op godsdienstige grondslag’ (blz. 7). Deze editie gaat terug op de eerste uitgave van 1637 en is verlucht onder meer met reproducties van een ets van Rembrandt en twee gravures naar tekeningen van Adriaen van de Venne. Een mooi nummer in de mooie reeks Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde.
F. van Tartwijk
| |
Cheixaou, Elisabeth, Wijn. - G.F. Callenbach N.V., Nijkerk, z.j., 53 pp., f 4,50.
De derde bundel van Elisabeth Cheixaou ontleent zijn titel aan het, te vooropgezette, openingsgedicht ‘Wijn’: na het winterse doodsgevaar overwint het leven in het prille vruchtbegin aan de schijnbaar verdorde wijnstok. De bundel bevat 47 gedichten, in traditionele trant geschreven; geen vitis abundans. Het zijn veelal voorzichtige benaderingen van de diepere werkelijkheid achter gewone (reis)ervaringen; in een reeks treffende beelden wordt die ervaring op vrouwelijk-gevoelige wijze gepeild tot op zijn religieuze ondergrond. Het liefdesgedicht ‘De wereld ervaren’ eindigt met deze strofe:
Neen, we deugen niet. God beter 't!
Zijn we daarom aangenomen,
genezen langzaam in het licht?
Een sympathieke, pretentieloze bundel, die een fraaiere omslag had verdiend.
F. van Tartwijk
| |
Pennock, O., Godt is 't kloosterslot en ende. - De Vroente, Kasterlee, 1962, 118 pp., F. 190.
Wie zet zich in deze televisie- en krantentijd nog eens bij de haard om schone gedichten te lezen en te genieten? Wat ons daarbij verloren gaat wordt ons temeer duidelijk bij het ter hand nemen van dit pretentieloze werkje over Vondel door een monnik van Oosterhout samengesteld. Broeder Pennock gaat uit van het thema: Vondels visie op het kloosterleven en het mystiek huwelijk. Met Gabriël Smit, die dit boekje inleidde, wensen we het vele lezers, die zich weer eens kunnen vrijmaken om de poëzie te smaken van de man, die ondanks zijn huidige verborgenheid een groot dichter is en, zoals uit deze bundel blijkt, tevens een bijzonder diepzinnig christen.
G. Achten
| |
Spillebeen, Willy, Naar Dieper Water. Gedichten. - Eigen Beheer, Sluizenkaai 47, Menen, 62 pp., F. 70.
Laten we maar meteen zeggen dat deze vrij omvangrijke bundel ons sterk aangesproken heeft. Waarom? Door zijn onloochenbare waarachtigheid die verbeeld wordt in een taal die nu eens geen al te gekke bokkesprongen moet maken om op onduidelijke wijze per se poëtisch te willen zijn. J.W. ervaart zijn leven als ‘zwart-wit in de ruimte en tijd’. Vandaar een voortdurende spanning, wel eens ál te strak, rond enkele fundamentele themata als vrouw, licht, diepte, water. Uit deze poëzie spreekt een sterk zintuiglijk aanvoelen van de natuur. Waar menig gedicht zijn diepe kern spiraalvormig verheldert in beeldrijkdom en juiste woordkeus, staan wij hier zonder twijfel voor een sterk talent.
L. Vanden Broek
| |
Rodriguez, F.E., De ijzeren trap. - In samenwerking met Robert Hervet. Pax, Den Haag, 1963, 287 pp.
De moeilijkheid van dit boek is, dat het nu pas verschijnt. We zijn gewend aan dit soort lectuur. Daar komt nog bij, dat Schr. beslist geen literator is en zijn gedachten en gevoelens niet in een dwingende stijl weet weer te geven. Het is ook niet geladen en diepzinnig, zoals bv. Bonhoeffer. Toch heeft dit boek zijn verdiensten, wanneer men er dieper in doordringt. Schr. idealiseert zichzelf niet en geleidelijk aan maken we de ellende, de kleinheid en de hunkering van de mens in nood mee. Het is de uiterlijke neergang van de verraden en gevangen verzetsman, die eerst ongebroken in zijn cel kansen tot ontvluchting overweegt, maar langzamerhand door de terdoodveroordeling en de onzekerheid een wrak wordt, met allerlei bewustzijnsverengingen. Toch blijft hij geestelijk overeind door gebed, vertrouwen en de gedachte aan de anderen. De vertaling is soms slordig.
G. Adriaansen
| |
Literatur zwischen links und rechts (Deutschland-Frankreich-USA). Hrsg G. Lehner. - Ehrenwirth Verlag, München, 1962, 164 pp., DM 6.80.
Slechts enkele opstellen uit deze reeks radio-essays hebben het rechtstreeks over de zoveel belovende titel. H. Krüger plaatst een hele falanks begaafde Duitsers scherp tegenover hun eigen droombeeld van een nieuwe Duitse maatschappij, dat ze niet terugvinden in de huidige
| |
| |
vorm; hun oppositieliteratuur is een amalgaam van teleurstelling, nonconformisme en eerlijke ijver. P. Noack gaat de conservatieve tendens na in de hedendaagse Duitse literatuur. F. Heer ontdekt een ‘dritte Kraft’ in de strijd tegen elk systeem en ideologie en hij vindt ze vaak in Oostenrijk terug, in een klimaat van humanitair dulden en begrijpen. De bijdragen over Frankrijk stellen leegte van ideeën vast rechts en ontgoocheling links. K. Hoffmann ziet in de USA T. Dreiser en H. James als tegenpolen, maar heeft het overigens meer over maatschappelijk gedrag dan over literair engagement. Nergens is uiteraard een duidelijk antwoord mogelijk, al blijven alle facetten boeiend en prikkelend.
C. Tindemans
| |
Marshall, Bruce, The Month of the Falling Leaves. - Constable, London, 1963, 184 pp., 16 sh.
Deze keer geeft schr. ons een spionnenverhaal van achter het ijzeren gordijn. Maar het verhaal is bijzaak; het gaat weer om allerhande mopjes, waarbij het deze keer een zegen is dat de kerk met haar bisschoppen, haar nonnen, enz. niet het voornaamste mikpunt is. Zoals in zovele van zijn vroegere boeken ligt de gewilde humor er te dik bovenop; en het mengsel verschilt zo goed als niet van dat in vorige romans.
W. Peters
| |
Press, John, Rule and Energy. - Oxford Un. Press, London, 1963, 245 pp., 1963.
Wie graag wat wegwijs wordt in het schemerduister van moderne Engelse poëzie neemt vol verwachting dit boek ter hand, waarvan de ondertitel luidt: trends in British Poetry since the second world war. De zeven voor een Amerikaans gehoor gehouden en nu uitgegeven lezingen beantwoorden niet aan de verwachtingen. Wil men de toegang tot hun poëzie wat gemakkelijker gemaakt vinden, dan is er eigenlijk enkel teleurstelling. De reden hiervan lijkt ons dat het met een minimum aan enthousiasme geschreven is: het is weinig inspirerend, en bijgevolg heel erg weinig uitnodigend om de poëzie die het bespreekt ter hand te nemen. Lezing deed ons denken aan een uiteenzetting van de Nachtwacht waarbij men weinig meer te horen krijgt dan informaties over de chemische samenstelling van gebruikte verf, de compositie van het doek waarop geschilderd werd, e.d. Men zou van een schrijver die zelf twee dichtbundels deed verschijnen iets geheel anders verwachten. Na lezing van dit boek heeft de recensent zijn oordeel herlezen over Press' eerste boek The Chequer'd Shade (1958); een gebrekkig waarderen van het waarlijk poëtische ligt ten grondslag aan de onbevredigende indruk die beide boeken maken.
W. Peters
| |
Gildin, James, Postwar British Fiction. New accents and attitudes. - Cambridge Un. Press, London, 1963, 246 pp., 30 sh.
Het zal de lezer waarschijnlijk wat duizelen wanneer hij de lange processie van auteurs en boeken aan zich voorbij heeft zien trekken en heeft geluisterd naar het ononderbroken commentaar van de schrijver. De hier verzamelde opstellen verschenen in verschillende Amerikaanse tijdschriften en dragen duidelijk de sporen van de bedoeling van de schrijver, te weten, auteur en werk bij de Amerikaanse lezer in te leiden. Schr. heeft hierbij getracht de karakteristiek van iedere romanschrijver op te hangen aan een haak van de sociale of psychologische kapstok. Dit geschiedt niet steeds met veel overtuiging, en ofschoon niemand die enigszins op de hoogte is van moderne Engelse romanliteratuur of romanlectuur, twijfelt aan new accents and new attitudes, komt vaak de twijfel op of schr. de accenten wel goed gelegd heeft en nieuwe houdingen juist heeft onderscheiden. Als inleiding op jonge auteurs en hun werk is deze verzameling opstellen interessant; de kritische waarde bereikt niet de verwachte hoogte.
W. Peters
| |
Karl, Frederick R., A reader's Guide to the Contemporary English Novel. - Thames and Hudson, London, 1963, 304 pp., 25 sh.
In een vijftiental essays beschrijft de Amerikaanse auteur de acteurs op het toneel van de Engelse roman vanaf de jaren dertig. Wanneer hun namen zijn Beckett, Durrell, Waugh, Greene, Joyce Cary, Orwell, El. Bowen, Ivy Compton-Burnett, Snow, Henry Green, Anthony Powell en Angus Wilson, terwijl de kleinere rollen bezet worden door de Angry Young Men met Golding en Newby, is het duidelijk dat het stuk al eens eerder is opgevoerd in dezelfde bezetting. Er moet aan worden toegevoegd: in min of meer dezelfde interpretatie en vertolking. Het boek is verdienstelijk, en nuttig als een overzicht. Het is ook nuttig om de lezer te laten zien hoe voor de criticus het
| |
| |
gevaar dreigt dat de schrijver belangrijker wordt dan de roman. Hij raakt geobsedeerd met de bedoelingen, de opvattingen, de levensproblemen van de romanschrijver, wiens boeken nu voornamelijk confessies zijn. Het wordt de lezer hierdoor moeilijk gemaakt om de roman zelf met de vereiste objectiviteit ter hand te nemen. We betwijfelen dan ook of deze opstellen de gewone lezer werkelijk zullen helpen de romans beter te verstaan; ze zullen hem zeker niet leren om beter te lezen.
W. Peters
| |
Deighton, Len, The Ipcress File. - Hodder and Stoughton, London, 1963, 224 pp., 15 sh.
Dit spionnen-verhaal is gunstig beoordeeld, en om deze reden hebben we het gelezen. Het is ons tegengevallen. Dit wil niet zeggen dat het als spion-geval niet hoogst verdienstelijk is: zelf vonden we het al te ingewikkeld, maar dat zal wel aan ons gelegen hebben, die niet bepaald aan dit soort lectuur verslaafd zijn. Dat het literair van bizondere waarde is moet ontkend worden; het staat op dit punt een flink stuk achter bij enkele entertrainments van Greene.
W. Peters
| |
Barlach, Ernst, Spiegel des Unendlichen. Auswahl aus dem dichterischen Gesamtwerk. - Piper Verlag, München, 1960, 481 pp., DM 9.80.
Deze selectie van de expressionistische beeldhouwer-auteur (1870-1938) bevat de autobiografische berichten Ein selbsterzähltes Leben (1928) en Russisches Tagebuch (1906-07), de onvoltooide roman Seespeck (1913-14), fragmenten uit zijn verspreid poëtisch proza en twee drama's, Der arme Vetter (1918) en Der blaue Boll (1926). Als introductie tot deze 20e-eeuwse classicus zeer geschikt en dankbaar.
C. Tindemans
| |
Spoerri, Reinhart, Die Commedia dell'Arte und ihre Figuren. - René Simmer, Zürich, 1963, 88 pp., DM. 12.80.
Dit in oude stijl uitgegeven boekje bevat een schat van informatie over de vele figuren die samen de Commedia dell'Arte hebben gevormd. S. behandelt alle varianten en wijdt uit over de karakteristieke improvisatiemethode. Bij een korte historische schets wordt ook een voorbeeld gegeven uit Die Scheidung van J.-F. Regnard. De bibliografie is select.
C. Tindemans
| |
Die Verbannten. Hrsg. Milo Dor. - Stiasny Verlag, Graz-Wien, 1962, 248 pp., Ö.S. 135.
In een opwelling van ergernis omdat Oostenrijk het eigen talent dwingt naar elders uit te wijken om erkenning te vinden, presenteert de samensteller verzen, proza, essays en tekeningen van 40 min of meer jongeren (o.m. I. Aichinger, I. Bachmann, C. Busta, P. Celan, J. Ebner, H. Eisenreich, E. Fried, F. Hiesel, C. Lavant, H. Schwarz). Toch is de toon zelf van de excerpta opvallend universeel. Het editoriale protest lijkt nogal provinciaal, alleen belangrijk voor de landgenoten zelf.
C. Tindemans
| |
Renard, Raymond, Maurice Maeterlinck et l'Italie. Renommée et Influence. - Librairie Marcel Didier, Parix - Bruxelles, 1959, 231 pp.
Dit proefschrift onderzoekt de invloed van Maeterlincks werk op publiek en auteurs in Italië. Het gaat vooral in op de verhouding van G. d'Annunzio tot Maeterlinck, terwijl hij tevens een belangrijke beïnvloeding vaststelt bij de school van het ‘crepuscularisme’ (o.m. S. Corazzini, C. Govoni, G. Gozzano, M. Moretti en U. Betti).
C. Tindemans
| |
Suhrkamp, Peter, Briefe an die Autoren. - Suhrkamp Verlag, (Bibliothek Suhrkamp Nr. 100), Frankfurt, 1963, 171 pp., DM. 4.80.
Dertig brieven van de uitgever aan zijn auteurs (van 1945 tot 1959), die zowel over technisch-organisatorische punten handelen als over principiële literaire inzichten. S. toont zich een leider die eerst aan zijn mensen denkt, pas daarna aan zijn zakelijke relaties. Sommige brieven zijn echte essays en belichten de evolutie van enkele belangrijke Duitse auteurs (o.m. H. Hesse, C. Zuckmayer, E. Penzoldt, M. Walser, B. Brecht). Een merkwaardige analyse door zijn opvolger S. Unseld besluit deze reeks documenten.
C. Tindemans
| |
Toneel
Le théâtre tragique. Ed. J. Jacquot. - Editions du Centre National de la Recherche Scientifique, Paris, 1962, 539 pp., F. 46.
Dit lijvige boek bevat de referaten, gehouden op de bijeenkomsten te Angers
| |
| |
(juni 1959) en Royaumont (mei en december 1960), over het thema ‘het tragische in het theater’. Het 1e deel behandelt de oorsprong van de Griekse tragedie (nieuwe versie) en detailaspecten van de grote tragici, Seneca's wijsbegeerte en de analogie tussen het verval te Athene en in Engeland. Het 2e deel (middeleeuwen) heeft vooral belangstelling voor de motieven ‘zaligheid’ en ‘verdoemenis’, in mysteriespelen, auto's, protestantse tragediën en het jezuïetendrama. Het 3e deel (16e en 17e eeuw) weidt uit over de Italiaanse tragedie, de verhouding tussen geschiedenis en tragedie in Henry VI, het zelfmoordmotief, de natuur-bovennatuur bij Calderón, structuuranalyse van Racine en Corneille en de evolutie van de tragedie-opvatting bij Vondel. Alfieri, Schiller, Kleist en Büchner, de Musset en het Poolse romantische drama vormen deel 4. Besloten wordt de bundel met Dostojevski, Ibsen en Strindberg, het hedendaagse Zweedse theater, Steinbeck, Claudel, Sartre en Brecht. Door de vele onderzoekingen heen loopt de grillige lijn der uiteenlopende interpretaties van het tragische, met polemische ideeën over de mogelijkheid van een christelijke tragedie. Dit resultaat, waardoor vele vertrouwde begrippen herzien worden en waaraan ook Nederlandstalige geleerden hebben meegewerkt (J.C. Kamerbeek, W.A.P. Smit), is een prachtige synthese van de huidige stand der opvattingen over het grondprobleem.
C. Tindemans
| |
Debidour, Victor-Henry, Aristophane par lui-même. - Editions du Seuil (Collection ‘Ecrivains de toujours’ No. 60). - Paris, 1962, 192 pp.
Een prettige introductie: een karakterschets, een situering van de comedie, een analyse van de vis comica, opgeluisterd met talrijke thematisch geordende fragmenten en een lijstje van moderne opvoeringen (uiteraard alleen Franstalige). De bibliografie is nogal schraal. Aanbevolen als kennismaking.
C. Tindemans
| |
Allen, John, Going to the Theatre. - Phoenix House Ltd., London, 1962, 154 pp., 11 s. 6 d.
Met niet altijd frisse loslippigheid babbelt S. zo maar wat over schouwburgen en stukken, regisseurs en acteurs, decor en personeel, directeuren en wat nog meer. Waar hij ook wat zegt over auteurs en repertorium, is hij ontstellend insulair en mist hij niveau. Een overbodig boekje.
C. Tindemans
| |
Brooke, Iris, Costume in Greek Classic Drama. - Methuen and Co, London, 1962, 112 pp., 30 s.
Zich baserend op epische literatuur, architectonische ornamentiek, illustraties op nutsvoorwerpen en voornamelijk op de dramatische teksten zelf, behandelt S. de kostumering in het antieke drama, vooral met het oog op hedendaagse opvoeringen. Terwijl ze afzonderlijk ingaat op kleur, stof, kentekens, juwelen, schoeisel, maskers, kapsel en (zeer grondig) de koormode, weet ze ondertussen ook enkele nieuwe inzichten te lanceren. Vele duidelijke illustraties.
C. Tindemans
| |
Dover Wilson, John, Shakespeare's Happy Comedies. - Faber and Faber, London, 1962, 224 pp., 25 s.
Scott, W.I.D., Shakespeare's Melancholics. - Mills and Boon Ltd, London, 1962, 192 pp., 21 s.
Gibson, H.N., The Shakespeare Claimants. - Methuen and Co, London, 1962, 320 pp., 30 s.
Na een leven gewijd aan de Shakespearestudie presenteert Dover Wilson als een soort van testament een waardige inventaris van alles wat hem pret en genoegen heeft bezorgd in de blijspelen. Opzettelijk afgestemd op de niet-expert, bevat de bundel schatten van informatie en interpretatie. - Scott is een psychiater van beroep en Shakespeare-enthousiast uit roeping. Hij onderwerpt enkele grote rollen aan een modern-medisch onderzoek. Hij onderzoekt de Elizabethaanse houding tegenover de geestesziekten en die van Shakespeare tegenover zijn eigen karakters. - Gibson geeft een kritische catalogus van de verschillende theorieën over Shakespeares identiteit: Francis Bacon, Edward de Vere, Lord Derby of Christopher Marlowe. De documenterende synthese bevat toch ook een nieuwe verdediging van de Stratford-thesis.
C. Tindemans
| |
Weldon, Huw., Monitor. An Anthology. - Macdonald, London, 1962, 178 pp., 109 ill., 18 s.
Uit vijf jaren TV-interview heeft de directeur van dit BBC-programma zijn best geslaagde specimens geselecteerd: gesprekjes met intrigerende kunstenaars en critici. Door het ingenieuze spel met vraag en probleem komen de gesprekspartners van de vraagtekens los en ontstaat telkens een spontaan essay.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Lindtberg, Leopold, Shakespeares Königsdramen. - Hans Deutsch Verlag, Wien, 1962, 47 pp., DM 10.-.
N.a.v. een regieopdracht bij het Wiener Burgtheater, zet de bekende regisseur zijn ideeën uiteen over de Richard- en Henry-cyclussen. Hij beklemtoont de politieke inhoud van deze drama's, bespreekt de bronnen om Shakespeares bedoelingen te achterhalen, en interpreteert de hoofdfiguren. Bij de regieproblemen gaat hij diep in op de decorontwerpen en wijst hij pronk en massascènes streng af.
C. Tindemans
| |
Dulck, Jean, Les comédies de R.B. Sheridan. - Librairie Marcel Didier (Etudes Anglaises, 12), Paris, 1962, 611 pp.
In afwijking van de meeste studies over deze Engelse toneelauteur (1751-1816), die zijn verhouding tot de zeden van zijn tijd onderzoeken, behandelt S. (met uitsluiting van de treurspelen) de blijspelen naar hun literaire betekenis. Na een korte schets van Sheridans leven en persoonlijkheid, ontleedt S. elk stuk afzonderlijk. Deze partiële gegevens worden daarna op hun samenhang onderzocht. Een ontzagwekkende bibliografie.
C. Tindemans
| |
Dubillard, Roland, Naïves Hirondelles. Suivi de: Si Camille me voyait. - Gallimard, Paris, 1962, 213 pp., NF 9.50.
Wat E. Ionesco op de flap ook beweren mag, het enige wat deze stukken onderscheidt, is het nonsensikale karakter. Naïves Hirondelles is een verzameling dialoogjes over zinloze kruidenierszaakjes in music hall-stijl. Het resultaat kan je moeilijk een drama noemen. Si Camille me voyait dient zich aan als een operetteparodie, al kan de smakeloosheid niet louter satirisch verantwoord worden. In beide grapjes zit misschien wel stof voor goed spel.
C. Tindemans
| |
Ruppel, K.H., Groszes Berliner Theater. - Erhard Friedrich Verlag, Velber bei Hannover, 1962, 219 pp., 96 ill., D.M. 28.
S. bundelt hier zijn theaterkritieken (van 1935 tot 1942 verschenen in de Kölnische Zeitung), geconcentreerd op de activiteit van een aantal regisseurs (Jürgen Fehling, Lothar Müthel, Gustaf Gründgens, Heinz Hilpert en Erich Engel). Met elke voorstelling verbindt hij een cultuurhistorisch essay, waarin eruditie, ethische stellingname en scenische interpretatie samengaan met een esthetische beoordeling. Het grootste belang hecht S. aan het inzicht in de persoonlijke vormgeving der regisseurs, die z.i. tijdens de nazi-periode duidelijk de vrijheidsidee van de creatieve kunstenaar documenteren en het toneel niet als een goedkope vlucht uit de werkelijkheid misbruiken. De foto's verraden al een opvallende datering in de stijl, maar steunen knap de doorgaans zeer grondige beschouwingen.
C. Tindemans
| |
Steen, Marguerite, A Pride of Terrys. - Longmans, London, 19622, 412 pp., 35 s.
S. reconstrueert de onstuimige levensgeschiedenis van een hele familie van acteurs en actrices, die in Ellen Terry (1847-1928) de grootste populariteit bereikte en in E. Gordon Craig en Sir John Gielgud de hoogste waarde. Tegelijk is dit panorama een geschiedenis van het Britse theater tijdens de 19e en 20e eeuw. Toch blijven de psychologische portretten primeren. Secundair wordt ook veel aandacht besteed aan de maatschappelijke omgeving. Vele, voor het meredeel nog niet gepubliceerde, foto's geven het boek een bijzondere aantrekkelijkheid.
C. Tindemans
| |
Actors Talk About Acting. - Thames and Hudson, London, 1962, 281 pp., 25 s.
Twee Amerikanen, Lewis Funke en John E. Booth, zijn er op uit getrokken om bij een aantal bekende acteurs na te gaan hoe ze tegenover hun kunst staan. In ieder van de 9 interviews manifesteert zich de overtuiging, precies te weten wat men wil, en tegelijk de voorlopige onmacht om het uit te drukken. John Gielgud geeft een grondige studie van zijn beroep, Lynn Fontanne en Alfred Lunt debiteren een anecdotisch praatje met toch een paar voltreffers, Helen Hayes een diepe en ontroerende analyse, José Ferrer is zich bewust van het eeuwig-onvolkomene; bij Vivien Leigh primeert de onwil (of onmacht) zichzelf uit te spreken, bij Katharine Cornell de reminiscenties van een bejaarde diva, bij Sidney Poitier het bewustzijn een factor te zijn in de gemeenschap, bij Paul Muni het besef zelf slachtoffer te zijn van het talent. Afwisselend irriterend en meeslepend, vervelend en stimulerend, naargelang persoonlijkheid en spreektalent.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Schwitzke, Heinz, Das Hörspiel. Geschichte und Dramaturgie. - Kiepenheuer und Witsch, Köln, 1963, 488 pp., DM. 29.80.
Dit lijvige boek is het eerste dat zo uitvoerig ingaat op het luisterspel, bewust beschouwd als literair genre. S. is regisseur bij de Norddeutsche Rundfunk en zelf verantwoordelijk voor de grote ontwikkeling van het luisterspel in Duitsland. In zijn historisch overzicht (van de aanvangsperiode, ca. 1924 tot heden) werkt hij geleidelijk naar een definitie toe. Terecht gaat zijn belangstelling naar de vormelijke progressiviteit in microgene en radiofonische zelfstandigheid, maar belangrijker dan het opwindende spelletje met geluiden acht hij het thematische als expressie van de mens. Na de technische verklaring van de eigen terminologie, de polemische afbakening van het genre, komen de verschillende schakeringen, de Duitse auteurs (Borchert, Eich, Hoerschelmann, Wickert enz.), de buitenlandse auteurs en enkele stimulerende regisseurs aan de beurt. Een tijdtafel, een lijst van de gedrukte teksten en de theoretische publikaties ronden het boek af. S's opinie is op vele punten vatbaar voor betwisting, maar zijn werk zal blijven behoren tot de basisliteratuur over het onderwerp.
C. Tindemans
| |
Russell Taylor, John, Anatomy of a Television Play. - Weidenfeld and Nicolson, London, 1962, 223 pp., 25 s.
Wie creatief of kritisch in TV-problemen geïnteresseerd is, moet dit boek kennen. Samen met auteur, regisseur, acteurs, technici, ontwerpers en critici bespreekt S. de resultaten van het tv-spel The Rose Affair (1961) door Alun Owen, aangevuld door grondplan, technisch schema, opnameplans en kijkcijfers. Daarnaast laat hij in detail zien hoe een ander spel, Afternoon of a Nymph door Robert Muller, gaandeweg ontstaat. De volledige produktiemanuscripten zijn aangevuld met vele werkfoto's.
C. Tindemans
| |
Granada's Manchester Plays. - Manchester University Press, 1962, 310 pp., 25 s.
Om Miss Annie Horniman, die in 1908 te Manchester het Gaity Theatre nieuw bloed gaf en een lokale school voor auteurs bevorderde, te herdenken, bracht het Granada-TV-Network in 1958 zes van de toenmalige successen opnieuw in beeld. Vitriol en Fiddlers Four van H. Brighouse, Independent Means en The Younger Generation van S. Houghton, Mary Broome en The Girl in the Window van A. Monkhouse bevatten sociale tendensen in een nogal grove zwart-wit-tekening, maar de dialogen zijn puntig, direct en niet zonder eerlijk sentiment. Anecdotische waarde, maar boeiend omwille van de tijdgeest.
C. Tindemans
| |
Kunst
Fraser, Douglas F., Primitieve kunst. - W. Gaade, Den Haag, 1963, 320 pp., geïll. f 19,50.
Leidende figuren in de moderne kunst hebben, afgezien van hun persoonlijke bijdrage tot de wereld van schoonheid, ook deze grote verdienste, dat zij de belangstelling hebben opgeroepen voor de schoonheid van de primitieve kunst. Zij hebben voor hun moeite hun loon ontvangen, want men kan zich terecht afvragen, wat hun kunstuitingen zouden waard geweest zijn zonder de invloeden van die kunst, die zij gezocht en dankbaar opgenomen hebben. Maar door hun bemoeiingen kwamen dan ook kunstzinnige producten van z.g. primitieve volken niet meer terecht in rariteitenkabinetten en op rommelzolders, maar kregen zij een plaats in serieuze musea. Door de misschien al te late belangstelling van de westerse wereld is er waarschijnlijk toch veel verloren gegaan en ons bijgevolg vaak onbekend gebleven. Wij zijn daarom verheugd en dankbaar voor alle pogingen die men doet om deze kunst nu te verzamelen en bekend te maken. Want er is inderdaad buitengewoon veel moois op dit gebied. Het prachtige boek van Douglas F. Fraser geeft daarvan een uitstekende indruk. De auteur is verbonden aan de Columbia University en is een voortreffelijk kenner van de primitieve kunst. Dat blijkt uit iedere pagina van dit boek. Hij laat zich niet verleiden tot romantische visies of pathetische ontboezemingen, maar geeft een helder en boeiend inzicht in het wezen, de bedoelingen en de uitingen van deze kunst. De volken van Afrika, Azië en Amerika, en hun kunst hebben gelijkelijk zijn volle aandacht. Hij laat de bespreking van de kunst dezer gebiedsdelen voorafgaan door een kundige beschouwing over de princiepen, techniek, sociale invloeden en psychologische factoren, die de primitieve
| |
| |
kunst beïnvloeden of bepalen. Dit gedeelte van het boek is zeer belangrijk, ofschoon het aanleiding kan geven tot discussies. Dat zal zeer vruchtbaar kunnen zijn; in ieder geval heeft de auteur goede argumenten tot zijn beschikking. Het boek is zeer rijk geïllustreerd. De mooie kleurenreproducties roepen vaak bijzonder suggestief de geheimzinnige sfeer van de primitieve kunst op.
C. de Groot
| |
Boeck, Wilhelm, Rembrandt. - Urban Bücher. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart (imp. J. Meulenhoff, Amsterdam), 1962, 128 pp., geïll. f 5,45.
Het wordt wel bijzonder moeilijk om over Rembrandt dingen te zeggen, die al niet eerder gezegd zijn en die men kan ontmoeten in de uitgebreide literatuur over deze kunstenaar. Het is zeker ook niet de bedoeling geweest van Boeck, die in de serie Urban Bücher een werkje over Rembrandt liet verschijnen, om veel nieuws mee te delen. Het is meer bedoeld als een nadere kennismaking met deze grote meester, en dan vooral bestemd voor niet-vaklui, die zijn werk bewonderen en iets meer van het leven en de idealen van Rembrandt willen weten. Hierin is dit prettige en mooie boekje volledig geslaagd. In 28 korte, boeiend geschreven hoofdstukjes wordt buitengewoon veel wetenswaardigs over de kunstenaar gezegd. Een uitvoerige literatuurlijst maakt het de lezer gemakkelijk zich eventueel intenser in Rembrandt's kunst te verdiepen, terwijl een groot aantal goede illustraties het volgen van de interessante tekst gemakkelijk maakt. Dit boekje bevelen wij gaarne aan.
C. de Groot
| |
Schüssel, Therese, Kultur des Barock in Österreich. - Stiasny Verlag, Graz-Wien. 19602, 176 pp., ÖS. 129.-.
Dit op basis van vele standaardwerken en detailstudies gecompileerde boek heeft het op een bevallige, simpele manier over keizers en paters, schouwburgen en paleizen, processies en schooldrama's, hansworsten en economie, allemaal factoren in het totale beeld van een Oostenrijk dat Europa tijdens de 18e eeuw sterk beïnvloedt en daartoe tussen 1620 en 1740 de voorwaarden schept. Meer dan vulgarisatie, omdat het over tal van punten ook een eigen oordeel formuleert, blijft het boek toch vooral een inleiding. De bibliografie stelt de lezer in staat zich ruimer te informeren. Enkele keurige illustraties.
C. Tindemans
| |
Schlegel, August Wilhelm, Die Kunstlehre. - Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1963, 338 pp., D.M. 12.80.
Dit 2e deel in A.W. Schlegels ‘Kritische Schriften und Briefe’, die Edgar Lohner als paperbacks uitgeeft, bevat de eerste serie van zijn colleges over literatuur en kunst (Berlijn, 1801-04). Zich beperkend tot de problemen van de esthetica, overschouwt Schlegel de historische theorieën, stelt de vraag naar de filosofische verantwoording, verzet zich tegen Lessing (Aufkläring) en Schiller (classicisme), wat meteen Aristoteles en Kant impliceert. Zo komt hij tot het vormen van eigen principes voor een romantische schoonheidsleer.
C. Tindemans
| |
Lane, Richard, Meesters der Japanse prentkunst. - Uitg. W. Gaade, Den Haag, 1963, 319 pp., geïll. f 19,50.
De Japanse kunst heeft in Nederland steeds veel belangstellenden gevonden. In het verleden bestonden er vele economische en culturele betrekkingen tussen Japan en ons land, die feitelijk alleen onder de tweede wereldoorlog op onaangename wijze verbroken werden. Nu zijn de contacten weer hersteld en het schijnt dat dit ook een hernieuwde belangstelling voor de Japanse kunst heeft opgeroepen. Dit fraaie boek over de Japanse prentkunst komt aan die interesse tegemoet. Richard Lane, een zeer bekwaam kenner van het speciale gebied der Oosterse prentkunst, die vele jaren in Japan heeft doorgebracht, geeft ons in dit boek een uitstekend overzicht van de kunst der Ukiyo e, van 1600 tot nu. Ukiyo e is de naam voor de schilderijen en prenten, die afbeeldingen geven van de vluchtige, vliedende wereld. Deze kunst ligt de Japanse kunstenaar, met zijn grote bedrevenheid in de watersnelle, gracieuse lijnen van zijn penseeltekeningen, bijzonder goed. Zij hebben van deze kunst een typische, uitgesproken Japanse aangelegenheid gemaakt, waarnaar het Westen met bewondering opziet. Lane laat de grote meesters en hun kunst in dit werk de revue passeren. Moronobu, Kiyonobu, Shunsho, Utamaro, Hokusai, Hiroshige en vele andere, meer of minder beroemde meesters worden uitvoerig, deskundig en, waar het nodig is, delicaat besproken. Prachtige afbeeldingen, vele in zeer goede kleurendruk, maken dit boek tot een bijzonder mooie uitgave in Gaade's Kunstgalerij.
C. de Groot
| |
| |
| |
Pedagogie
Rudollf, Karl, Jugend und Kirche in neuer Begegnung. - Herder, Wien, 1962, 164 pp., 7.80 D.M.
Het boek bundelt de referaten van de Oostenrijkse Seelsorger-Tagung, die begin januari 1962 in Wenen werd gehouden en gewijd was aan het ‘Problem der Jugendseelsorge’. Aan dit congres namen de meest vooraanstaande Oostenrijkse jeugdkenners deel. Deze teksten bieden dan ook een vrij volledig overzicht van de problemen waarmee de Oostenrijkse jeugdzielzorg rekening te houden heeft. De meeste referaten blijven echter steken in een overigens briljante diagnose. Concrete uitzichten voor een therapie zijn schaars en uitermate behoedzaam. Jeugdzielzorg lijkt moeilijker te worden dan ooit. De meest leerrijke bijdragen, die misschien ook buiten Oostenrijk van belang kunnen zijn, lijken ons: ‘Von der Jugendbewegung zur Jugend von heute’ Dr. Franz Stauber), ‘Alte und neue Gemeinschaftsformen in ihrer Bedeutung für den modernen Jugendlichen’ (F. Steiner) en ‘Die Gestalt des zeitgemäszen Jugendseelsorgers’ (Anton Nenning).
A. Cauwelier
| |
Duquesne, Jacques, Les 16-24 ans. - Le Centurion, Paris, 1963, 2e éd., 248 pp.
De objectiviteit en de degelijkheid van het ‘Institut français d'opinion publique’ (I.F.O.P.) staan borg voor de resultaten van deze enquête die werd doorgevoerd bij 1523 Franse jongeren tussen 16 en 24 jaar, behorend tot 127 localiteiten over heel Frankrijk verspreid. De intelligente commentaar van J. Duquesne onderscheidt heel juist de hoofdzaken van de minder duidelijke randgegevens. Overzichtelijke tabellen en samenvattende nota's vergemakkelijken de lezing. De nuchtere gegevens zetten weinig aan tot optimisme. De crisis die heel onze beschaving doormaakt, wordt hier blootgelegd in deze ‘jeunesse résignée et déjà vieillie, die eigenlijk al zeer conformistisch is en vooral bekommerd om een ‘liberaal’ welstandsgeluk zonder ‘engagement’. Na erop gewezen te hebben dat in zulke enquête de elite-elementen niet aan bod kunnen komen en dat dus vooral de doorsnee-jeugdige wordt getekend, merkt de befaamde Franse jeugdkenner H. Holstein nochtans op: ‘Mais ce n'est pas une raison pour nous boucher les yeux, et refuser de voir que notre jeunesse, mise en demeure de manifester ses préférences, trahit une médiocrité attristante’. Dit boek zal inderdaad alle opvoeders tot nadenken stemmen.
A. Cauwelier
| |
Le Moal, Paul, Sexuele opvoeding. - Desclée de Brouwer, Brugge, Utrecht, 1963, 140 pp., ing. F. 96, geb. F. 135.
De inhoud van dit boek is voortreffelijk. Vanuit de rijke ervaring, die zijn psychiatrisch beroep hem heeft bijgebracht, is S. erin geslaagd enkele theoretische en praktische aspecten van de sexuele opvoeding open te stellen voor ouders en opvoeders. Theoretisch lijkt ons belangrijk, dat het Freudiaanse onderscheid tussen sexualiteit en genitaliteit duidelijk wordt doorgetrokken, en anderzijds toch ook binnen de hele menselijke affectiviteit gesitueerd. De praktische wenken voor opvoeding tot een menswaardige beleving van genitaliteit en sexualiteit dragen in dit boek misschien iets te veel het stempel van de psychiater, die uiteraard vooral met afwijkingen te doen krijgt. De integratie binnen een gezonde affectiviteit, zoals die in het eerste theoretisch hoofdstuk wordt aangewezen, komt in de praktische gevallen te weinig naar voren. Dit moge dan vermeld zijn als enige ernstige lacune in dit werk. Over de vertaling kunnen wij jammer genoeg geen enkel goed woord spreken. Een dergelijke hoeveelheid gallicismen kan er heden zonder meer niet door.
M. de Wachter
| |
Quoist, Michel, Donner ou le Journal d'Anne-Marie. - Editions ouvrières, Paris, 1962, 318 pp., 6F. 7.50.
Met zijn vorig ‘dagboek’ ‘Aimer ou le Journal de Danny’ (Nederlandse bewerking onder de titel Ontmoeting met de liefde. Het dagboek van een jongen, uitgegeven bij Desclée) heeft Michel Quoist reeds het bewijs geleverd dat hij de hedendaagse jongeren begrijpt en hun taal spreken kan. Het succes dat dit boek oogstte zowel bij jongens als bij meisjes, naar het eensluidend getuigenis van meerdere lectuurenquêtes, heeft schr. er toe aangezet nu ook een specifiek dagboek van een meisje te schrijven. Het schetst de ontwikkeling van een meisje van 14 tot 18 jaar als een geleidelijk ontdekken van de zin van het leven en de liefde. De psychologische en geestelijke beschouwingen zijn breder uitgesponnen dan in zijn vroeger boek, zonder dat het
| |
| |
echter langdradig of prekerig wordt. De brieven van een oudere vriendin, die in het dagboek worden afgedrukt, zijn uitermate geslaagd als concrete raadgevingen voor de soms moeilijke omstandigheden waarin het moderne meisje dikwijls verkeert. Er is één gevaar aan dergelijke boeken verbonden: dat de jonge mensen gaan denken dat zij ook een identieke levensloop moeten doormaken en evenzeer als hun romanheld (in) eerst dezelfde fouten en misstappen moeten experimenteren. Een verstandige geestelijke leiding kan deze klip echter omzeilen. Voor zeer vele meisjes èn jongens kan dit boek een waardevolle gids zijn op hun weg naar moderne volwassenheid. Wij verwachten spoedig een Nederlandse bewerking.
A. Cauwelier
| |
Biografie
Chambers, R.W., Thomas More. - Penguin Books, London 1963, 413 pp., 12 sh. 6 d.
Eindelijk is het dan zo ver dat dit klassieke werk over Thomas More in een goedkope, ofschoon niet zo erg goedkope, vorm verschijnt. Gezien de voortreffelijkheden van deze studie is de enigszins duurdere uitvoering van het pocketboek niet alleen verantwoord, maar zonder meer een kwestie van goede smaak. Het boek hoort, op zijn minst in deze uitvoering, thuis in de bibliotheek van iedere ontwikkelde mens, christen of niet.
W. Peters
| |
Attwater, Donald, A dictionary of Saints. - Burns and Oates, London, 1963, 14/21, VII, 280 pp.
De ondervinding heeft me bewezen, dat zeer veel mensen graag nadere gegevens over hun patroonheilige of voor een andere tot wie zij devotie hebben, willen weten, maar niet weten waar zij deze gegevens kunnen vinden. Meestal is dat voor hun erg bezwaarlijk ook, omdat de meeste heiligenlexica veelal van dien aard zijn, dat men ze alleen in bibliotheken aantreft. Het is daarom een goede gedachte geweest van Attwater, om een ‘handwoordenboek’ van heiligen samen te stellen, dat wegens de goedkope prijs gemakkelijk aan te schaffen en zeer hanteerbaar in het gebruik is. Van meer dan 3000 heiligen en zaligen, wier namen in alfabetische volgorde gerangschikt zijn, worden hier de voornaamste levensdata en enkele kernachtige levensbijzonderheden aangegeven. Wie meer wil weten, wordt telkens verwezen naar het klassieke werk van Aiban Butler, Lives of the Saints, dat door Herbert Thurston S.J. en de samensteller van dit werk opnieuw is uitgegeven in vier delen in 1956. Ik denk, dat velen, die dit werk, dat nu reeds een vierde druk beleeft, aanschaffen, er zeer veel wetenswaardigs in zullen vinden.
P. Grootens
| |
Kuhner, H., Vincenz von Paul als Gestalt des Grand Siècle im Spiegel seiner Briefe, Vorträge und Gespräche; übertragen und mit einer historischen Einführung versehen. - Köln, J.P. Bachem, 1963, 307 pp., D.M. 16.80.
De H. Vincentius a Paulo is een figuur, die door zijn grote menslievendheid en zijn zo aansprekende Godgerichtheid alle tijden blijft boeien. De bedoeling van de S. van dit boek is vooral de heilige zelf te laten spreken. Daarom heeft hij uit de acht banden nagelaten brieven en geestelijke voordrachten een zeer goede keuze gedaan, die ons in staat stelt dieper in het hart van de ordestichter, de apostel en de heilige door te dringen. En omdat Vincentius zo uiterst zelden in zijn werken over zichzelf spreekt, heeft de S. een uitvoerige en interessante levensschets aan de teksten vooraf laten gaan.
P. Grootens
| |
Thompson, R.W., The Yankee Marlborough. - Allen and Unwin, London, 1963, 363 pp., 35 sh.
Deze studie over Sir Winston Churchill bevredigt niet. Bij een portret-tekening komt de chronologie er niet zo erg op aan; maar het gespring met data en daarbij behorende gebeurtenissen kan te verwarrend zijn, en dat is hier het geval. Of het de moeite loont om Churchill te plaatsen naast Napoleon, Hitler, Hendrik de Achtste, enz., naast Arthur, Galahad of Lancelot, enz. valt erg te betwijfelen; een mens als Churchill zal men nooit overtuigend kunnen onderbrengen in een bepaald vakje. Schr. heeft natuurlijk alles van Churchill gelezen en we geloven dat de invloed van de vigoureuze en beeldrijke melodieuze taal van Churchill duidelijk te onderkennen is: helaas zonder de daarbij behorende inspiratie, zodat de gebezigde taal soms wat bombastisch aandoet, en op de duur vermoeiend wordt. Een geheel andere kwestie is of het portret juist is.
| |
| |
De schrijver, de soldaat, de politicus, de mens worden alles bijeen nogal danig onderhanden genomen. De indruk wordt echter gewekt dat we te doen hebben met de moderne tendens om zijn held voor het publiek af te schilderen als het tegendeel, om zich aldus veilig te stellen tegen iedere beschuldiging van hero-worship. We kunnen moeilijk accepteren dat Churchill zo onhebbelijk, onheus, eigengereid, enz. is als hij in het totaalbeeld wordt afgeschilderd.
W. Peters
| |
Zeno, Dr. o.f.m. cap., John Henry Newman (Denkers over God en Wereld, 8). - Lannoo, Tielt, 1963, 96 pp., ing. 48 F.
‘Newman,’ zegt schr., ‘is actueel als een Guardini of een Teilhard de Chardin’ (p. 14). Zijn denkwereld is echter zeer persoonlijk, complex en subtiel. Wie in dat rijke woud vol frisse bronnen wil doordringen voelt de behoefte aan een veilige gids. Dit in pretentieloze stijl geschreven boekje voorziet in die behoefte. Het is een soort inventaris van de resultaten der Newman-studie tót en mét anno 1963; Het is een ‘status quaestionis’ in de volste zin van het woord. Pater Zeno heeft alles ván en óver Newman gelezen, en hij bezit de gave zijn verworven kennis helder, logisch en volledig mee te delen. In enkele bladzijden resumeert hij Newmans leven, - biedt hij ons een synthese van de newmaniaanse theologie, uitgaande van het ‘fenomeen’ geweten, - schetst hij de filosofische opvattingen van de grote kardinaal, waarvan de leer over de illatieve zin de kern uitmaakt, - tekent hij Newman als de onvermoeibare apostel, hetzij hij als apologeet, als pedagoog, als kapelaan, als predikant of als geestelijke leidsman werkzaam was, - om te eindigen met een hoofdstuk over ‘werken van en over Newman’, dat bijzonder nuttig is voor diegenen die zich wegwijs willen maken in de haast onoverzienbare vakliteratuur terzake. Geen aspect wordt verwaarloosd: ook de exegeet, de politieke denker, de literator, de historicus komen ter sprake. Zelfs ‘Newman als vriend’ en de vraag of hij sociaal gevoel miste, wordt behandeld. In de conclusie worden enkele ‘desiderata’ gesuggereerd. In de marge wordt elk van deze punten in het kort aangeduid. Kortom, een model in het genre. Enkele feiltjes slechts: op blz. 12 (infra) worden waarschijnlijk de ‘Discourses to Mixed Congregations’ bedoeld i.p.v. de ‘Sermons on Subjects of the Day’, en op blz. 88 worden de vier delen Duitse ‘Newman-Studien’ vermeld, terwijl de
bibliografie op blz. 93 er (terecht) vijf aangeeft.
H. Imberechts
| |
Randak, Ernst, Peter Altenberg oder Das Genie ohne Fähigkeiten. - Stiasny Verlag, Graz-Wien, 1961, 368 pp., Ö.S. 135.
Deze combinatie van anthologie en biografie wil de raadselachtige persoonlijkheid van de typische Wiener-Café-Künstler (1859-1919) opnieuw bekend maken. Fragmenten, schetsen, memoires bezorgen deze clochardfiguur een dimensie die in het verwarde, wel eens grappige, zelfs diepzinnige maar meestal toch potsierlijke oeuvre niet terug te vinden is. Wel is A. onmisbaar om de sfeer van Wenen omstreeks 1900 te begrijpen.
C. Tindemans
| |
Cole, Hubert, Laval. A biography. - Heinemann, London, 1963, 314 pp., 35 sh.
Het boek opent met een beschrijving van Laval's laatste dagen en uren, en zijn executie: het is even luguber als sensationeel. Dergelijk begin wekt argwaan; het doet goedkope journalistiek verwachten. Het moet echter gezegd dat, laat de toon niet direkt wetenschappelijk zijn, deze studie allesbehalve goedkope journalistiek is. We zouden het een voorbeeld willen noemen van een verantwoorde en hoogst leesbare biographie. Aangezien Nederlanders zich tijdens de bezetting een flauw idee konden vormen wat de Vichy-regering precies was en hoe zij in feite tegenover de Duitsers stond, geeft dit voortreffelijke boek een welkome aanvulling op vaak gebrekkige kennis van een belangrijk stuk contemporaine franse geschiedenis.
W. Peters
| |
Jean Guitton, vu par Cesbron, Claudel, e.a. (Revue Montalembert). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1963, 344 pp., 11 pl., F. 120.
Jean Guitton, Professor aan de Sorbonne, lid van de Académie Française, was de enige katholieke leek die, door de Paus zelf uitgenodigd, als waarnemer het tweede Vatikaanse Concilie bijwoonde. Denkelijk om zijn oecumenische werkzaamheid, waarbij misschien zijn exegetische en apologetische geschriften en contacten, - en ook de christelijk gerichte wijsgeer mochten erkend worden..! Bij die gelegenheid heeft de Revue Montalembert (Ecole Normale, Paris) een uitge- | |
| |
breid nummer aan hem gewijd: geen ‘Mélange Guitton’, maar een veelvuldig portret van de schrijver-portraitist bij uitstek (van wie men Monsieur Pouget nog het best kent). Ons verbaast hierbij het getal en de naam van de medewerkers: letterkundigen als Maurois, Mauriac, Cocteau, de la Tour du Pin, Cesbron; geleerden en essayisten als Tresmontant, Cuénot, Aron, Borne, Congar; gedoopten en ongedoopten, katholieken en andere christenen, Fransen en vreemden. Ons verbazen meteen de vriendschappelijke betrekkingen van Guitton, naar alle kanten uit, en zijn bonte creativiteit. ‘Guitton aime habiter les frontières’, schrijft pater Congar; het is als zou de veelzijdigheid, op elk bijzonder domein, het persoonlijk inzicht verdiepen, verlevendigen, verruimen... Warm aanbevolen, want ook de geringste tekst is vaak suggestief en revelerend.
Em. Janssen
| |
Varia
Salisbury, Harrison E., A new Russia? - Secker & Warburg, London, 1962, geb. 18 s.
Dat Salisbury een journalist van klasse is bewijst het feit, dat hij reeds een twintigtal jaren medewerker en speciaal correspondent van de ‘New York Times’ is, en dat hij bovendien voor een van zijn boeken de Pulitzerprijs ontving. Wie bovendien nog weet, dat hij zich reeds sinds 1944 intensief met Rusland bezig houdt, kan verwachten, dat zijn nieuwste boek over dit boeiende onderwerp alleszins de moeite van het lezen waard zal zijn. ‘A new Russia?’ is een bundeling van een serie reisindrukken, welke hij tijdens zijn laatste bezoek aan de Sowjet-Unie opdeed (van november 1961 - februari 1962). Op uiterst prettige wijze schrijft Salisbury over zijn contacten met de ‘moderne’ jeugd van Rusland, over zijn ervaringen met de Sowjet-cultuurdragers van vóór en na Stalins dood, over antisemitisme, religieuze opleving en ideologische kwesties tussen Moskou en Peking. De schrijver blijkt een enorme kennis van het oude en nieuwe Rusland te bezitten. Bovendien beschikt hij over een geweldig feitenmateriaal. Hij heeft dus geen enkele reden om de lezer een bepaalde mening op te dringen. Hij laat de feiten slechts spreken, op een uiterst onderhoudende, vaak anecdotische wijze. Natuuurlijk blijft hij een voor democratie gevoelige Amerikaan, zodat de saillante punten van de liberalisatie in de Sowjet-Unie met smaak worden opgediend. Schr. komt tot de conclusie, dat het Rusland van Chroesjtsjow inderdaad een nieuw Rusland is. Een enkele maal wijst hij met grote vrees op China. Salisbury schreef een boek over de Sowjet-Unie, dat de meeste ‘land-en-volk-beschouwingen’ over Rusland verre achter zich laat.
L. van Vlijmen
| |
Lathouwers, Dr. M.A., Kosmos en Sophia, Alexander Blok: zijn wereldbeschouwing en het russisch denken. - V.R.B. Kleine Der A 3-4, Groningen, 1962, 257 pp.
Dit boek wil ons de zeer gecompliceerde ideeënwereld van Alexander Blok wat toegankelijker maken. Schrijver heeft daarbij ruim gebruik gemaakt van de commentaren die Blok zelf in zijn dagboeken neerschreef. Hij volgt de dichter in de diverse phasen van diens ontwikkeling, en toont zich vooral geboeid door het feit dat het werk van Blok, ondanks schijnbaar antigodsdienstige tendenzen, tot het einde toe een religieus karakter draagt.
Blok heeft zich altijd een fel tegenstander van het westers denken getoond: deze afweerhouding ontmoeten we zowel in zijn verlangen naar ‘de Schone Dame’, ‘de Zuivere Wereldziel’, als in zijn strijd met haar duistere antipode, ‘de onbekende vrouw, de zieke wereldziel’. Zoals Dostojewski, Soloviev en zovele andere Russische schrijvers is hij zich pijnlijk bewust van de bekoringen waaraan dit denken al sinds eeuwen bloot staat: het individualisme, het rationalisme en de vlucht in een valse innerlijkheid zijn er schuld aan, zegt Blok, dat de mensen ‘allereerst God, dan de wereld en tenslotte zichzelf verloren’. Misschien had hier nadrukkelijker gewezen kunnen worden op soortgelijke kritieken die we in diezelfde jaren bij westerse auteurs ontmoeten (men denke aan Bergson bijvoorbeeld).
Dit proefschrift dat op sommige bladzijden aan leesbaarheid inboet door een teveel aan citaten van andere critici, zal zeer welkom zijn bij allen die zich wat diepgaander interesseren voor het Russische denken. Het is daarom jammer dat een slechte vertaling van het bijgevoegde résumé de lectuur van deze studie voor een bredere lezerskring wel erg moeilijk maakt.
H. Hillenaar
| |
| |
| |
Allan, D.J., Aristote le philosophe. - Nauwelaerts, Leuven, 1962, 248 pp., F. 120.
The Philosophy of Aristotle verscheen voor het eerst te Oxford in 1951; in 1955 werd het boek in het Duits vertaald en in 1957 in de oorspronkelijke taal herdrukt. Dit succes was verdiend: Prof. Allan is niet alleen een uitstekend kenner van Aristoteles en van de antieke filosofie in het algemeen, hij verstaat ook de kunst om de hoofdzaak van het bijkomstige te onderscheiden en om een technische gedachtengang toegankelijk te maken zonder hem zijn diepte en oorspronkelijkheid te laten inboeten. De natuurfilosofie, de wereld van het leven, de menselijke psychologie, het godsprobleem, de wetenschapsleer, de moraal, de staatsleer, de literatuurtheorie, deze vele domeinen die Aristoteles alle zelfstandig doorvorst en met verbazende synthetische kracht in één systeem heeft opgenomen, worden in dit werk een voor een besproken, en telkens wordt een evenwichtig oordeel geveld over de intrinsieke waarde van Aristoteles' opvattingen en over hun betekenis voor het geestesleven van latere eeuwen en ook van onze tijd. De zeer levendige Franse vertaling (van de hand van Dr. Ch. Lefèvre) is door de auteur zelf bijgewerkt en houdt aldus rekening met de laatste bevindingen en discussies op het gebied van de Aristotelische studies.
E. de Strycker
| |
Stelzenberger, J., Zedenleer van het Koninkrijk Gods. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 400 pp., F. 210.
Een volledig overzicht geven van de christelijke moraal, in slechts één boekdeel, is een vrij moeilijke opzet. Het succes dat dit boek reeds kende in Duitsland, pleit voor de auteur. In een 100-tal blz. bespreekt S. in een eerste deel de algemene zedenleer: haar geschiedenis, haar definitie en haar grondprincipes. Daar de boodschap van het koninkrijk Gods de grondslag vormt van de eerste drie Evangelies, moet ze ook in staat zijn een christelijke zedenleer te funderen. Wat S. bewijst op een gezagvolle en originele wijze. In het tweede deel wordt de bijzondere moraal behandeld vanuit een personalistisch standpunt, rondom het drieledig schema: plichten tegenover God, tegenover zichzelf, tegenover de medemensen. Alle problemen worden aangeraakt, voor zover de beperkte ruimte van het werk dit toeliet. Ook hier worden de eisen van het koninkrijk Gods, de basileia, vooropgesteld. Soms blijft dit echter meer bij een uiterlijk cachet dan bij een vernieuwing. We willen dit handboek ten zeerste aanprijzen voor het hoger onderwijs. Spijtig vinden we alleen, dat de bibliografie, die in de loop van het boek - we bedoelen niet vooraan - geciteerd wordt, alleen buitenlands is en zelden ter beschikking zal staan van de lesgever die dit boek wil aanwenden. Een omwerking zou nog meer welkom geweest zijn. Dan hadden belangrijke leerstellingen als die van de encycliek Mater et Magistra, voorzeker een plaats gevonden in het tweede gedeelte.
L. Braeckmans
| |
Tidmarsch, Halloran and Conolly, Capital Punishment. - Sheed and Ward, 1963, 167 pp., 10/6.
In deze goedkope uitgave pleiten resp. een theoloog, een socioloog en een psycholoog voor afschaffing van de doodstraf. Het onderwerp beroert de gemoederen in Engeland meer dan in eigen land, waar wij de felheid van het pro of contra niet zo kennen.
W. Peters
| |
Gagern, Friedrich E. Frhr. von, Eheliche Partnerschaft. Ausgewählte Kapitel über die Ehe als Lebens- und Geschlechtsgemeinschaft. Mit 16 Bildtafeln, 30 anatomischen Bildern und 3 graphischen Schaubildern. - Manz Verlag, München, 1963, 314 pp., D.M. 24.80.
Hoewel we tegenwoordig over de nodige voorlichtingsliteratuur beschikken, bestaat er volgens schr. toch behoefte aan dit nieuwe werk, waarin op wetenschappelijk verantwoorde wijze alzijdige voorlichting over het huwelijk gegeven wordt. Het bestaat uit drie delen: het eerste deel behandelt de anthropologische grondslagen, het tweede deel is een soort anatomische en physiologische atlas, en het derde deel gaat uitvoerig in op de psychologische en practische aspecten van het menselijk geslachtsleven. Als lezers heeft de schr. op het oog vooreerst degenen, die omtrent het huwelijk onderricht moeten geven of voordrachten moeten houden, vervolgens degenen die door zelfstudie zich op de hoogte willen stellen. Het is ongetwijfeld degelijk werk, zoals te verwachten was, maar we vrezen dat het vanwege z'n gewichtige stijl voor velen moeilijk verteerbaar zal zijn. Vooral voor zelfstudie lijkt dit boek ons veel minder geschikt dan andere werken, die op meer eenvoudige wijze hetzelfde doel nastreven. Maar de zakelijke inhoud is zonder meer goed.
A. van Kol
| |
| |
| |
Lepp, I., Psychoanalyse van de liefde. Vert. M. VandeWalle. - Lannoo, Tielt, 1963, 267 pp., F. 88.
De titel belooft meer dan het boek geeft. In plaats van een psychoanalyse krijgen we hier een zeer gewone, eerder goedkope psychologie van de liefde, geïllustreerd met gevallen uit de psychotherapeutische praktijk en doorlopend geconfronteerd met bepaalde diepte-psychologische verklaringen. De aangehaalde gevallen worden echter niet geanalyseerd: de auteur geeft een summiere anamnese van het geval en wijst dan op een of andere verklarende factor die bij de analyse naar voren kwam en zijn psychologisch betoog kracht bijzet; andere, vaak veel belangrijker factoren, die voor het betoog op dat ogenblik niet van pas komen, worden gewoon verzwegen of nauwelijks vermeld. Ook de confrontatie met de dieptepsychologische theorieën blijft bij de oppervlakte. Eerlijk gezegd zie ik niet goed in waarom dit boek vertaald moest worden. Specialisten zullen er niets aan hebben en bij de doorsnee-lezer zal dit oppervlakkig soort dieptepsychologie eerder verwarrend dan verhelderend werken en meer problemen doen rijzen dan het oplost.
L. Monden
| |
Osborn, Arthur, The Axis and the Rim. - V. Stuart, London, 1963, 203 pp., 25 sh.
The quest for reality in a modern setting - de ondertitel - is een ambitieuze onderneming. Het verlangen om voor zichzelf met velerlei problemen van sociale, culturele en godsdienstige aard in het reine te komen is hierbij even prijzenswaardig als het opzijzetten van de weg die anderen ons hierbij getoond hebben onverstandig is. Men kan iets te veel bouwen op zijn gezond verstand, hierbij uit het oog verliezend dat het mogelijk onvoldoende geschoold is. De ernst waarmede de schr. op stap gaat doet de lezer deugd, maar herhaaldelijk zal hij moeten constateren dat moedig doorstappen niet hetzelfde is als het juiste pad kiezen.
W. Peters
| |
Nebel, Gerhard, Homer. - Ernst Klett Verlag, Stuttgart (imp. J. Meulenhoff, Amsterdam), 1959, 353 pp., f 23,15.
Reeds eerder heeft Gerhard Nebel zich een naam verworven door de originele wijze waarop hij de Griekse gedichten uit de oudheid benadert (‘Weltangst und Götterzorn’, ‘Das Ereignis des Schönen’, ‘Die Not der Götter’), Bij zijn vierde poging om mythe en poëzie in hun werkelijkheid te vatten wil hij wederom zo veel mogelijk één met Homerus worden om diens rijke menselijke ervaringen mee te voltrekken. Vanuit deze houding komt hij dan ook niet tot een systematisch, formeel wetenschappelijk betoog, maar tot een honderdtal korte bezinningen: hij ontleedt de godservaringen van de Homerische mens en zijn verhouding tot natuur en medemens. Niet altijd zal men hem in zijn onvermijdelijk vaak subjectieve beschouwingen, in geladen beeldrijke taal vervat, willen volgen. Wel wordt men steeds geboeid door de ernst waarmee hij zich in het leven van de helden uit de Ilias verplaatst; de Odyssee, door hem een halve eeuw later dan de Ilias gedateerd en aan een Deutero-Homerus toegeschreven, blijkt hem wat minder aan te spreken. Ook het uitzicht dat Nebel als evangelisch christen vanuit de Homerische wereld op de christelijke openbaring opent, brengt zijn lezer tot dieper nadenken. Dit laatste geeft dan tevens de kern aan van de verrijking die dit boek biedt.
P. Eijkenboom
| |
De nieuwe W.P. Vierde deel Mato-Schi. - Elsevier, Amsterdam, Brussel, 1963, 801 pp., per deel f 35,-.
Na het verschijnen van de eerste drie delen van deze vijfdelige encyclopedie is men al gewend aan de uitstekende verzorging van deze uitgave. Het vierde deel stelt hierin niet teleur. Van steden als Parijs en Rome zijn zelfs plattegronden opgenomen, voor velen ongetwijfeld een prettige herinnering. De keuze van de lengte der behandeling is natuurlijk altijd aan verschil van mening onderhevig. Zo lijkt ‘parkeerprobleem’ wel een lengte te hebben die samenhangt met onlangs gehouden discussies. Nieuw-Guinea heeft ook, onder invloed van de recente gebeurtenissen, een zeer uitvoerige behandeling gekregen. Over de weergegeven mening valt soms te twisten, maar dit kan niet anders bij een dergelijk werk. Dit hangt ook af van de persoonlijke belangstelling van de lezer. Het is de verdienste van deze encyclopedie, die onder leiding staat van Prof. Hoetink te Amsterdam en Prof. Lissens te Brussel, dat er over elk behandeld onderwerp waardevolle gegevens worden verstrekt. Wil men zich over een onderwerp een eigen mening vormen, dan is daar een encyclopedie niet toereikend voor en men mag zo iets ook niet ervan verwachten.
A. Goofs
| |
| |
| |
Monseigneur Cardijn. Bijdrage over de K.A.J. en haar methode. - K.A.J., Brussel, 1963, 155 pp., 2 pl.
In dit boek, een feestuitgave van de K.A.J. bij gelegenheid van de 80e verjaardag van Mgr. Cardijn, zijn een reeks artikelen, verschenen in verschillende tijdschriften, samengebundeld. Naast de brief uit Rome van het Belgisch Episcopaat, vindt men er opstellen van Mgr. Philips, Kan. J. Leclercq, Kan. A. Dondeyne, Kan. Vieujean en anderen. Telkens worden Mgr. Cardijn en de K.A.J. onder een ander oogpunt belicht, zowel wat het ontstaan en de groei van de beweging betreft als het onderzoek naar haar betekenis thans, nu deze reeds vijftig jaar bestaat en bijgevolg het gevaar van sclerose en verstarring niet uitgesloten is. In deze confrontatie van gedachten van mensen, die meestal buiten de eigenlijke K.A.J. staan, over deze jeugdbeweging welke, dank zij de nooit falende bezieling van haar stichter, onloochenbaar met succes de verheffing van de arbeidersjeugd heeft verwezenlijkt, ligt juist het interessante van dit boek. Al wie belangstelling voelt voor de sociale noden van deze tijd mag dit boek niet ongelezen laten.
R. D'hondt
| |
Brys, A., Het arbeidersvraagstuk nu. - Arbeiderspers, Brussel, 1962, 159 pp.
Als wetenschappelijke studie over de arbeiderswetgeving is dit boek niet bedoeld. Mgr. A. Brys, jarenlang de grote bezieler van het A.C.W., waarvan het gezag internationaal werd aanvaard, biedt hier de synthese van hetgeen, volgens zijn ervaring, de arbeiderswetgeving werkelijk moet zijn om haar doel te bereiken. Op iedere bladzijde voelt men de apostolische drang van een ijverig priester, die de weg zoekt naar het diepste in de mens om het tot zijn recht te laten komen en open te zetten voor verheffing. Niet alleen voor de arbeiders worden hier zeer verheven idealen uitgestippeld; ook de werkgevers, die zich de moeite getroosten dit boek aandachtig te lezen, vinden er talrijke beschouwingen die niet aan hun aandacht mogen ontsnappen, indien zij zich metterdaad willen inspannen voor meer sociale rechtvaardigheid. Telkens opnieuw treft het hoe hier een ware idealist en ijverig priester aan het woord is, die toch met beide voeten in de werkelijkheid staat. Hij is er zich wel van bewust dat hij idealen voorhoudt die maar ten dele verwezenlijkt kunnen worden omwille van de menselijke zwakheden. Dit neemt echter niet weg dat tenslotte daar de ware stuwkracht moet worden gezocht voor hen die zich bekommeren voor waarachtige sociale vooruitgang.
R. D'hondt
| |
Straelen, H. van, SVD., Asiatisches Tagebuch. - Echter Verlag, Würzburg, 1963, 306 pp., met 24 platen, D.M. 19.80.
Er zal wel geen Nederlander zijn die zoveel en in zo vele talen over Japan heeft geschreven als Prof. Dr. H. van Straelen. Een recent werk Modern Japanese Religions, dat hij in samenwerking met een Amerikaanse zendeling heeft geschreven, wordt momenteel in het Duits vertaald. Zijn Où va le Japon is reeds in het Spaans en Italiaans verschenen. Bovenstaand boek is een Duitse bewerking van zijn Aziatisch Dagboek. Schr. heeft aan de oorspronkelijke Nederlandse editie een 80 pp. toegevoegd en zijn werk verrijkt met 24 fotopagina's. Het Aziatisch Dagboek (verschenen in Streven, 1957-1959) is een reeks losse aantekeningen waarin schr. zijn uiteraard persoonlijk gekleurde ervaringen en visies uiteenzet. Zijn voornaamste opvatting is, dat het licht niet uitsluitend van het Oosten verwacht moet worden. (Zie b.v. pp. 201-202). Ons oude Christelijke Europa heeft nog steeds zeer veel aan de wereld aan te bieden, ook op cultureel gebied. Het boek is door het Echter Verlag te Würzburg op zeer smaakvolle en technisch uitstekend verzorgde wijze uitgegeven.
Th.P. van Zijl
| |
Churchills Memoires over de tweede Wereldoorlog. Deel I: De storm steekt op, Band I: Van oorlog tot oorlog. 1919-1939. Band II: 3 september 1939 - 10 mei 1940. - Elsevier-pocket A80 en A81, Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1963, samen 636 pp.
Het is een uitstekend idee van de uitgeverij Elsevier om Churchills Memoires, die zij vanaf 1948 in groot formaat uitgaf, nu in pocket te laten verschijnen. Deze Memoires hebben een internationaal succes gekend, en terecht. Churchill, de verpersoonlijking van het taaie verzet tegen het nazi-Duitsland en de grote overwinnaar van de laatste wereldoorlog, verwerkt hier, samen met zijn eigen eersterangs documentatie, tal van toen reeds toegankelijke bronnen. De Britse premier schrijft met passie en temperament; hij heeft een pakkende stijl recht op de man af, soms tintelend van humor en meestal
| |
| |
gedragen door de ernst van de verhaalde feiten. Daarenboven is het werk meesterlijk gecomponeerd. Daar Churchill, behalve in 1924-1929, tot op 10 mei 1940 geen deel uitmaakte van de regering, kan hij over de talrijke fouten van de Britse politiek vrijuit schrijven. Als historisch boek is het een meesterwerk, al kunnen wij wel op een paar plaatsen de eigen apologie horen doorklinken. Deze twee banden geven letterlijk de eerste twee delen van de grote uitgave weer, met de kaarten en de platen; alleen de aanhangsels zijn weggelaten, maar een korte biografie van zes bladzijden is aan de eerste band toegevoegd. Het werk zal volledig zijn in zes delen of twaalf banden, A80 tot A91 in de Elsevier-pockets.
M. Dierickx
| |
Jong, Dr. L. de, De bezetting 3. - Querido, Amsterdam, 1963, 223 pp., f 2,95.
De serie uitzendingen over de bezetting heeft bewezen een sterke indruk te maken op het Nederlandse volk. Daarom is het van belang, dat de weergave in boekvorm, met voortreffelijke illustraties, voortgang vindt. Dit deel behandelt: de jodenvervolging, het geestelijk verzet, de geheime verbindingen met Londen en het lange wachten. Een populair historisch document.
R.S.
| |
Alberti, Leon Battista, Über das Hauswesen [Della Famiglia] (übers. von W. Kraus, eingel. von F. Schalk; Die Bibliothek der Alten Welt, Reihe Antike und Humanismus). - Artemis Verlag, Zürich und Stuttgart, 1962, 470 pp., f 24,95.
In vier dialogen wil de vijftiende-eeuwse schrijver ons een praktische levenswijsheid bijbrengen die op de antieken is geïnspireerd. De onderwerpen en de eindeloze uitweidingen maken zijn proza tot een aristocratische, Italiaanse tegenhanger van vader Cats. Dit boek is alleen van belang voor lezers die historische belangstelling hebben voor het quattrocento. Zij vinden er dan ook heel wat in dat licht werpt op de ethische en pedagogische, maar ook medisch-hygiënische, taalkundige, sociale en politieke opvattingen uit die tijd. De gesprekken zijn nogal langdradig, en geven zelden een dialectisch uitgebalanceerde conclusie (o.a. 211, 219 v.). Een nadere indeling zou de lectuur veraangenamen. Boek IV belooft bv. een dispuut over de vriendschap, maar leert ons eerst bladzijden lang allerlei trucs om bij invloedrijke figuren in de gunst te komen en begint pas op blz. 398 een tractaat over de meer edele en eigenlijke vormen van amicitia, dat voor ons interessanter is en wellicht het beste stuk van het werk mag heten. Deze populaire, op vele details toegepaste moraalfilosofie kunnen we doorgaans eerder stoïsch dan epicurisch (IV, XXIX) noemen.
P. den Ottolander
| |
Autenboer, Dr. E. van, Volksfeesten en rederijkers te Mechelen (1400-1600). - Secretariaat van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, 1962, 296 pp., F. 250.
In dit proefschrift, (bekroond door de Akademie), verdedigt S. de stelling dat de rederijkers de werkelijke dragers zijn geweest van de volkscultuur in de nieuwe burgerlijke beschaving van deze twee eeuwen. Hij heeft de ommegangen en processies, blijde intreden en feesten onderzocht, waaraan de rederijkers meewerkten, die bovendien zelfstandig het toneel beoefenden. Hij bewijst dat hun activiteit meer was dan een bezigheid binnen een cenakel en bewust gezien werd als een officiële prestatie van de gemeenschap in haar geheel.
C. Tindemans
| |
Elseviers Historische Atlas door drs. S. de Vries m. medew. v. prof. dr. Th. Luykx. Amsterdam-Brussel, 1963, 278 pp., f 19,50.
De vakman-historicus zal vergelijken met b.v. Westermanns Atlas zur Weltgeschichte, die voor een gelijk bedrag 160 pp. aan uitstekende kaarten biedt. Deze Elseviers geeft 40 pp. ‘praatjes-bij-plaatjes’, 48 pp. ‘historiografiek’, 32 pp. ‘plaatjes’ ter inleiding op de 64 pagina's kaart; dit geheel wordt dan door een register toegankelijk gemaakt. De oprechte amateur zal veel van zijn gading vinden.
F. Wassenaar
| |
Reeks ‘Leren luisteren’:
No. 6: Boereboom, Dr. M., ‘Goldberg-variaties van J.S. Bach’.
No. 9: Ackere, J. Van, ‘Vioolconcerto, concerto voor orkest van Bela Bartok’. - Nederl. Boekhandel, Antwerpen, 1963, ing. F. 20 (ieder).
Muziek wordt al te zeer als ‘background’ beluisterd. Het genieten van muzikale meesterwerken moet actief veroverd worden. Aan de hand van notenvoorbeelden weten de twee bekende musicologen, met evocatieve woordenschat
| |
| |
ons een ‘geestdrift voor het schone mee te geven, steunend op een levendige voorstelling en een goed samenhangende interpretatie van het muzikale feit zelf...’ Goede handleidingen in de te zeer van ons vervreemde muzikale meesterwerken.
J. Van Brussel
| |
Penguin Science survey 1963-B (edited by S.A. Barnett and Anne McLaren). - Penguin books, 1963, 242 pp.
In deze pocket worden enkele onderwerpen uit de biologische wetenschappen behandeld, die in de moderne tijd de aandacht trekken, zoals: radiatie, verband tussen chromosomenportret en ziekten, contraceptie, weefselkweek, weefseltransplantatie, de staat van bewustzijn, en vele andere. De verschillende onderwerpen worden onder enkele hoofden samengebracht en door 'n noot ingeleid, nl. ‘leven en dood’, ‘nieuws over cellen’, ‘biologische verscheidenheid’, en ‘monisme en zedelijkheid’. De artikelen zijn helder geschreven en geven over het algemeen de stand van zaken goed weer. Zo wordt b.v. in het hoofdstukje dat de contraceptie behandelt, bij de Pincus-pil ook gewezen op de ongewenste neveneffecten en op de onzekerheid omtrent de effecten die op de lange duur kunnen ontstaan.
M. Jeuken
| |
Timmers, Prof. Dr. J.J.M., Kleine Atlas van de nederlandse beschaving. - Elsevier, Amsterdam-Brussel, 1963, 232 pp., f 7,90.
In de reeks ‘Kleine Atlas’sen, zo uitstekend ingezet met Grollenbergs Kleine Atlas van de Bijbel, is nu een bewerking verschenen van de Atlas van de Nederlandse Beschaving van 1957. Een bewerking, omdat sommige delen uitgebreider, andere beknopter of in het geheel niet behandeld zijn. Prof. Timmers heeft er een boeiend, door de illustraties en kaarten werkelijk verhelderend boek van gemaakt. Overigens, zoals schr. zelf in zijn voorwoord opmerkt, blijven zowel keuze als behandeling het persoonlijk stempel van de auteur dragen. Een waardevol boek voor ‘geestelijke verpozing’.
R.S.
| |
Pockets
Aula-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
James, E.O., Godsdienst in de prehistorie.
Professor James, een anglikaans geestelijke, heeft als professor in de godsdienstgeschiedenis en godsdienstfilosofie, en als antropoloog van naam, deelgenomen aan vele belangrijke opgravingen op prehistorische plaatsen. Dit boek is een samenvatting van het beschikbare materiaal uit de prehistorische archeologie, verband houdend met religieuze verschijnselen Zo behandelt hij de uiteenlopende manieren van verzorging der gestorvenen: begrafenisriten, lijkverbranding, mummificering, gebruik van megalieten. Uiteraard zijn van belang de gebruiken in verband met geboorte en vruchtbaarheid, de cultus van een moeder-godin en de magie ter bevordering van de voortplanting en de voedselproduktie. Enige tabellen over de opeenvolgende perioden en culturen, een paar kaartjes, een bibliografie en een register verhogen de bruikbaarheid aanmerkelijk.
G.A.
| |
Phoenix-pockets.
Grimm, Prof. Dr. Herman, Rafaël. - W. de Haan, Standaardboekhandel, Zeist-Antwerpen, 1963, 162 pp., geïll.
Het werk van Herman Grimm over Rafaël behoort tot de meesterwerken van de cultuurgeschiedenis. Het past dan ook voortreffelijk in de serie van de Phoenix-Pockets, die beroemde boeken onder een uitgebreid publiek wil brengen. Grimm bespreekt het leven en de werken van de grote meester uit Urbino, wiens vroege dood en indrukwekkende prestaties bijzonder de romantici aanspraken. Dat deze nazaat van de romanticus Wilhelm Grimm zich ook bijzonder heeft geïnteresseerd voor Rafaël is bijna vanzelfsprekend. Het resultaat was dit mooie stuk kunstgeschiedenis. Vooral ook door de talrijke afbeeldingen is deze pocket een zeer belangrijke uitgave geworden.
| |
Wentink, Charles, Torens, tempels en taveernen. - W. de Haan, Standaardboekhandel, Zeist-Antwerpen, 1963, 111 pp., geïll.
Wentinck is op reis geweest rondom de oude wereldzee. Het heimwee naar de grote, oude culturen heeft ook hem gegrepen en daarom doorkruiste hij de Balkan, Griekenland en Spanje. Bewust zocht hij de vermaarde kunstschatten, onbewust wellicht volgde hij ook het spoor van beroemde plaatsen uit de geschiedenis. Over dit alles schreef Wentinck dit zeer boeiende boekje, dat met zijn fraaie illustraties ons iets doet navoelen van de
| |
| |
sfeer van schoonheid, waarin de schrijver leefde. Het laatste hoofdstuk had hij beter weg kunnen laten, omdat hij hierin vervalt in de fout van degenen, die over Spanje schrijven maar die niet veel van dit land en volk begrepen hebben.
| |
Wansink, H., en Wels, C.B., Zeven pijlen, Negen pennen. - W. de Haan, Standaardboekhandel, Zeist-Antwerpen, 1963, 163 pp., geïll.
Het was een goede gedachte om enkele belangrijke stukken van onze vaderlandse geschiedenis, geschreven door beroemde historici, hier bijeen te brengen. Hun werk wordt zó op sympathieke wijze meer bekend gemaakt. Voor de meeste lezers n.l. zijn de boeken, waaruit de fragmenten genomen zijn, moeilijk te krijgen, en dan geeft men het al spoedig op om jacht te maken op deze werken. Negen schrijvers vertellen ons hier over vermaarde episodes uit de vaderlandse geschiedenis, waarover wij in velerlei, soms zeer verwaterde, versies al hoorden spreken op de lagere school. Hier zijn mensen aan het woord, die vaak dicht bij de gebeurtenissen hebben geleefd. Dit maakt het boekje bijzonder interessant.
| |
Gough, Dr. Michaël, De eerste christenen. - W. de Haan, Standaardboekhandel, Zeist-Antwerpen, 1963, 163 pp., geill.
Onze kennis van de geschiedenis der eerste eeuwen van het christendom is de laatste decennia belangrijk uitgebreid. Eminente geleerden hebben vele, nieuwe en verrassende gezichtspunten geopend, waardoor die wereld op andere, vaak zeer suggestieve, wijze is gaan leven. In dit boeiend geschreven boek leidt ook Michaël Gough ons binnen in de wereld der christelijke oudheid. Wij worden geconfronteerd met de politieke en cultuurgeschiedenis van de eerste eeuwen der christelijke beschaving en deze ontmoeting zal voor velen een ware openbaring zijn. Wij hopen dan ook, dat dit prachtige, ook aan illustraties, rijke boekje veel gelezen wordt.
C. de Groot
| |
Prisma-boeken. - Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen.
THOULESS, Robert H., Logica voor iedereen - Men zou dit boekje een gezonde methode kunnen noemen om kritisch en ‘zindelijk’ te denken en niet het slachtoffer te zijn van denkfouten of mentale oneerlijkheid.
VORSTMAN, Mr. F., Levenswijsheid in citaten. - Een wonderlijke verzameling van uit liefhebberij bijeengebrachte citaten op alle gebied.
| |
Krämer-Badoni, Rudolf, Het wezenlijke in de kunst.
Zelden heeft de kunst zoveel belangstelling gewekt als in onze tijd. Deze interesse mag dan misschien een modeverschijnsel zijn: de belangstelling is er. En waar mensen zich voor interesseren, daarover wordt ook gesproken. Rudolf Krämer-Badoni geeft in dit boekje genoeg stof ter bespreking aan de liefhebbers van de kunst. Het is een samenvattende studie over de aesthetica, die wel niet steeds lichte lectuur is. Wanneer men zich er evenwel ernstig in verdiept, zal men vele goede ideeën rijker worden.
C. de Groot
| |
Streatfeild, Noel, Raadsels om een dode. - Een detective met goede karakterbeschrijvingen en psychologische analyse.
Queen, Ellery, Moord in Hollywood. - Wederom een handig in elkaargezette detective van mensen die het vak kennen.
Wingate, John, Tussen Malta en Tobroek. - Vlot vertelde avonturen van een onderzeeboot in de tweede wereldoorlog.
Rascovich, Marc. De vlucht van de dansende beer. - Een (k)luchtige satire op Sovjet-toestanden, gegroepeerd rond een dansende berin en haar dompteur.
Goed op tijd voor de vakantie verschenen weer een aantal detectives, die de liefhebbers veel genoegen zullen verschaffen. De schrijvers zijn bijna allen goede bekenden voor de kenners van het genre.
| |
Bentley, E.C. - Trents laatste zaak.
Garve, André. - Lijk om lijk.
Hopley, George. - De nacht heeft duizend ogen.
Marsh, Ngaio en Jellett, Henry. - Dood op Binnenlandse Zaken.
Moyes, Patricia. - Dood onder zeil.
Quentin, Patrick. - Moord in troebel water.
Stout, Rex. - Detective incognito.
Wallace, Edgar. - De deur met zeven sloten.
R.S.
|
|