| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE belangstelling van de gehele wereld bij het overlijden van Z.H. Paus Joannes XXIII op 3 juni is slechts zeer gedeeltelijk te verklaren uit de verbetering van de communicatiemiddelen; natuurlijk hebben radio en televisie er toe bijgedragen, dat leidende personen op geestelijk en maatschappelijk terrein meer tot de massa spreken; maar dit massale medeleven is hiermee niet verklaard, te meer niet daar de regering van Paus Joannes slechts van korte duur is geweest. Is het de verwondering over de geweldige werkkracht, die deze bij zijn keuze reeds 77-jarige bleek te ontwikkelen? Of is het de tegenstelling tussen de nauwelijks aanwezige verwachtingen, die men bij de aanvang van dit pontificaat had, en de grote initiatieven, die Z.H. bleek te nemen, initiatieven, die zo belangrijk waren, dat men nu spreekt over de uitdaging, die de erfenis van Joannes XXIII stelt aan zijn opvolger. Dit korte pontificaat werd gekenmerkt door een grote openheid t.o.v. alle lagen van de bevolking, maar nu met een ieder direct aansprekende goedheid; open tegenover al die verschillende stromingen binnen de katholieke kerk; open tegenover alle Christenen, open ook tegenover de niet-Christelijke wereld. Met een eenvoudige vanzelfsprekendheid vond Paus Joannes een weg om het gesprek, dat binnen de kerk reeds aan de gang was, in het openbaar voort te zetten door het besluit een concilie bijeen te roepen; dit gesprek moest openbaar zijn, maar niet uitsluitend openbaar binnen de katholieke kerk; het zou plaats hebben in aanwezigheid van waarnemers van buiten de kerk. Zijn opvatting van de taak van het Pausschap was herder van de wereld te zijn; daarom werkte hij voor de eenheid van alle Christenen en voor de vrede onder de mensen en richtte Hij zich in Zijn laatste encycliek ‘Pacem in terris’ tot allen, die van goede wil zijn, waarbij Hij niets prijs gaf van de principiële veroordeling door de kerk van verschillende leerstelsels, maar tegelijkertijd
de hand uitstak ook naar hen, die aanhangers zijn van deze stelsels.
Na een kort conclaaf, waaraan 80 van de 82 kardinalen deelnamen, werd op 21 juni de aartsbisschop van Milaan, kardinaal Montini, gekozen als opvolger van Joannes XXIII. Hij koos de naam Paulus VI en gaf daarmee tevens Zijn regeringsprogram aan; zich noemend naar de apostel der heidenen duidde Hij aan, dat Hij de openheid van Zijn Voorganger tegenover alle anderen wilde voortzetten; wij zien er tevens in een verwijzing naar de 16e eeuwse Pausen Paulus III en IV, die beiden hun krachten inspanden om de te Iaat in gang gezette hervorming binnen de kerk te bevorderen, de eerste door de bijeenroeping van het concilie van Trente en de laatste door definitief de leiding dezer hervorming in eigen hand te nemen. Paus Paulus VI kondigde kort na Zijn verkiezing aan, het oecumenisch concilie te zullen voortzetten. Moge God Hem de genade en de kracht geven het tot een goed einde te leiden.
Blijven wij nog even in Rome, dan moeten wij constateren, dat het de secretaris der Christen-democraten, Moro, niet is gelukt een regering te vormen; hij
| |
| |
had gehoopt op welwillend medewerking der Nenni-socialisten, maar terwijl Nenni deze passieve steun wel wilde toezeggen, wilde de meerderheid van het dagelijks bestuur der partij hem hierin niet volgen; de kwestie zal nu op het najaarscongres van de partij besproken moeten worden, waar dan tevens beslist zal worden of het ontslag, dat Nenni naar aanleiding van deze kwestie nam als partij-voorzitter al dan niet zal worden aanvaard. Daar hierop natuurlijk niet kon worden gewacht met de regeringsformatie, is er nu een overgangskabinet gevormd o.l.v. de christen-democraat Leoni, die kan hopen de zaken lopende te houden.
Wist men in Rome een - zij het dan voorlopige - oplossing te vinden, in den Haag heeft men het tot nu toe niet zover gebracht. De aan prof. Romme gegeven informatie-opdracht is met de bekende preciesheid vervuld; er is naarstig geïnformeerd naar alle mogelijkheden, maar er werd o.i. te weinig gelet op de praktische waarde van een dergelijk onderzoek, als er niet een of andere conclusie op volgt. De al evenzeer bekende voorkeur van prof. Romme voor een brede-basis-oplossing verhinderde hem blijkbaar na te gaan of deze gezien de verkiezingsuitslag misschien minder gewenst was; hij is er niet toe gekomen de formateur de richting aan te geven, waarin de zo gewenste oplossing kon gezocht worden. Zo kreeg tenslotte dr. de Kort, de voorzitter der Tweede Kamerfractie van de KVP, een formatie-opdracht, waarmee hij kennelijk niet uit de voeten kon. Hij heeft voortdurend geworsteld met de vraag, welke van de twee partijen - de PvdA of de VVD - hij niet in het kabinet zou opnemen. Zijn pogingen om deze beslissing niet zelf te nemen, maar een der partijen zich zelf te laten uitschakelen, zijn door handig politiek tegenspel tenslotte mislukt. Hij zag zich verplicht zelf te kiezen en had toen enige moeite om duidelijk te maken, waarom hij nu de PvdA, die zich bij de voorgaande besprekingen uiterst coulant had getoond, niet als regeringspartner wenste te aanvaarden. Daarmee plaatste hij de VVD in een vrij sterke positie en mr. Toxopeus maakte daarvan handig gebruik door, gedeeltelijk gesteund door de CHU, zijn verlangens opnieuw naar voren te brengen. Daar een belangrijke afwijking van het door dr. de Kort opgestelde basis-programma, waarover in grote trekken ook overeenstemming was bereikt met de PvdA, niet meer gewenst werd geacht, heeft de formateur tenslotte de opdracht aan H. Majesteit teruggegeven.
Wij zouden het hele verloop een schoolvoorbeeld willen noemen van een betrekkelijk eenvoudige zaak, die op een erg ingewikkelde manier tot een oplossing moest worden gebracht. Hoewel de verkiezingsuitslag minder duidelijk was dan men in de verschillende kranten kon lezen, wees hij toch wel in de richting van een voortzetting van het beleid van het vorige kabinet. Toen H. Majesteit een informatieve opdracht verleende, ging men het verdere spel zo slim spelen, dat men er zelf door in moeilijkheden kwam. Het informatieve onderzoek van de heer Romme had moeten leiden tot een positieve aanwijzing van de oplossing; misschien zou een volkomen door de wol geverfde politieke figuur nog hebben kunnen werken met de reeds verzamelde gegevens, maar dit lag - helaas - boven de krachten van de fractie-voorzitter van de KVP, die er bovendien nauwelijks in leek te slagen zijn eigen fractie, waarvan een deel veel bleek te voelen voor samenwerking met de PvdA, in zijn geheel achter zich te krijgen. Het is een geluk, dat wij in Nederland nog iemand hebben als de patroon van verloren zaken, prof. Beel, aan wie nu een informatie-opdracht is verstrekt; van hem kan in elk geval verwacht worden, dat hij een beslissing
| |
| |
durft te nemen of tenminste zal aangeven in welke richting de oplossing moet worden gezocht, als hij - hetgeen ook mogelijk is - de door hem gevonden oplossing al niet kant en klaar aan de vervolgens te benoemen formateur voorlegt. Het blijkt intussen dat hij voor de V.V.D. gekozen heeft.
Er was in de Verenigde Staten nog al wat kritiek op het bezoek van president Kennedy aan Europa op grond van de moeilijkheden in eigen land in verband met de rassenkwestie en van de onzekerheden in de politieke toestand in de verschillende Europese landen. Het rassenvraagstuk is, nu het dit jaar honderd jaar geleden is dat Abraham Lincoln de slavernij in de Verenigde Staten ophief, natuurlijk scherper op de voorgrond getreden, daar men zich in negerkringen duidelijker realiseert hoe betrekkelijk weinig vooruitgang er eigenlijk is geboekt; ook het feit, dat de Verenigde Staten in hun buitenlandse politiek voortdurend coquetteren met de leiders van de zelfstandig geworden Afrikaanse staten, is van invloed op de actie der negers in de Verenigde Staten. Zij zijn - volkomen terecht - niet tevreden met het op papier verkrijgen van gelijke rechten, maar eisen, dat deze ook in de praktijk volledig zullen worden doorgevoerd; natuurlijk komen zij op voor de integratie in het openbaar onderwijs en gelukkig hebben zij hierin succes; dank zij het krachtig optreden van de federale regering heeft nu ook gouverneur Wallace in Alabama moeten toestaan dat negerstudenten konden worden ingeschreven aan de universiteit van Tuscaloosa. Het gaat echter om meer; bovengenoemde inschrijving kan desnoods met de wapens worden afgedwongen; ook kan de uitoefening van het stemrecht door de negers met meer wettelijke waarborgen worden omgeven, maar het wordt moeilijker er voor te zorgen, dat de neger ook geaccepteerd wordt, dat hij in openbare gelegenheden als hotels en restaurants ook bediend wordt, dat er geen discriminatie wordt toegepast bij het aanstellen of ontslaan van personeel of het huren van een woning. De president heeft op 19 juni een wetsontwerp ingediend, waarin geprobeerd wordt zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de gerechtvaardigde verlangens der negers, maar hij ziet blijkens een op 11 juni voor radio en televisie gehouden redevoering heel goed in, dat het hele
probleem niet door een wettelijke regeling kan worden opgelost; er zal het een en ander moeten veranderen in de mentaliteit van een groot deel van de bevolking van de Verenigde Staten; hierin kan de regering slechts het goede voorbeeld geven, hetgeen gebeurt, en hopen, dat anderen dit navolgen, hetgeen in sommige gevallen inderdaad ook schijnt te gebeuren.
De tweede reden, waarom men in de Verenigde Staten de president afried om naar Europa te gaan was de politieke onzekerheid in de verschillende Europese hoofdsteden. In Londen was de positie van de regering Macmillan tengevolge van het Profumo-schandaal zo verzwakt, dat men zelfs in conservatieve kringen de eis kon horen, dat de premier moest aftreden; met de grootste moeite wist men de conservatieve gelederen weer te sluiten en zo te voorkomen, dat de regering in het Lager Huis een nederlaag leed. Men weet nog steeds niet wanneer de verkiezingen voor het Lager Huis zullen plaats hebben; dit moet plaats hebben voor oktober 1964 en Macmillan zal nu zeker zijn partij zo lang mogelijk de tijd willen gunnen om zich van de opgelopen klap te herstellen. Of dit haar zal lukken, moet worden afgewacht; de kans, dat de Labour-leider, Wilson, als overwinnaar uit de stembus zal komen, is groot, ook al omdat de conservatieven het blijkbaar moeilijk eens kunnen worden over een ev. opvolger van Macmillan.
| |
| |
In West-Duitsland zal Adenauer dit jaar aftreden en opgevolgd worden door Erhard, hetgeen in elk geval een koerswijziging tot gevolg zal hebben. In Italië is alles onzeker; in België zit de regering Lefêvre-Spaak met de taalkwestie, waarover zij dreigt te struikelen; in Den Haag kan men geen kabinet vormen. Het enige land, waar op dit ogenblik de regering stabiel is, is Frankrijk, maar daar gaat Kennedy niet heen. Wat heeft een presidentiëel bezoek aan Europa dan voor zin?
Kennedy zette zijn zin echter door en hij gaf het antwoord aan zijn vragenstellers bij zijn bezoek aan West-Duitsland. Tijdens zijn triomftocht door verschillende West-Duitse steden en zijn bezoek aan West-Berlijn liet hij het de Duitsers en alle anderen duidelijk weten, dat de Verenigde Staten hun verplichtingen t.a.v. West-Europa zullen nakomen; hij vond het dringend noodzakelijk om het in Europa gezaaide wantrouwen t.a.v. de Amerikaanse intenties weg te nemen. Het is een antwoord aan de Franse president de Gaulle en tevens een waarschuwing voor Chroestsjef. Verder wil Kennedy proberen de handel tussen de Verenigde Staten en Europa in het kader van zijn Trade Expansion Act te verbeteren en op de hoogte komen van de Europese opvattingen over de multi-laterale kernmacht en de gezamenlijke vloot met raketten. In West-Berlijn heeft hij ook gewaarschuwd tegen al te hoge verwachtingen t.a.v. de hereniging van beide Duitslanden; dit zou pas mogelijk zijn als er een basis zou zijn gelegd voor wederzijds vertrouwen tussen Oost en West, m.a.w. als de koude oorlog zou kunnen worden beëindigd; hiervoor is tijd nodig, maar hij zei te hopen, dat het ooit zover zou komen en deze hoop te gronden op ‘de wind van verandering’ die ook aan de andere kant van het ijzeren gordijn waait. Het vriendschapsverdrag tussen West-Duitsland en Frankrijk vond hij schitterend, maar hij liet tevens merken, dat West-Duitsland voor de verdediging van zijn vrijheid beter kon vertrouwen op de Verenigde Staten dan op de betrekkelijk geringe macht van Frankrijk; dat dit laatste land zijn Atlantische vloot nu ook uit het NATO-verband terugtrok, betreurde hij, maar hij zei er tevens zeker van te zijn, dat, als de situatie in de wereld gevaarlijk werd, Frankrijk zijn plaats zou innemen ter verdediging van de vrijheid.
Enkele dagen na het bezoek van Kennedy aan West-Berlijn was de Russische premier Chroestsjef in Oost-Berlijn. Als reden werd opgegeven de 70e verjaardag van de Oost-Duitse leider, UIbricht; mogelijk, maar weinig geloofwaardig. Wilde hij een direct antwoord geven op Kennedy's bezoek? Er kwamen echter meer gasten op het verjaarsfeest; de leiders van Tsjecho-Slovakije, Polen, Hongarije en Boelgarije waren er ook; Roemenië ontbrak. Men meende, dat er een communistische topconferentie plaats had om een gezamenlijk standpunt te bepalen voor de conferentie van 5 juli in Moskou, waar in aanwezigheid van een Chinese delegatie de ideologische geschillen zullen worden besproken, maar daarvoor lijkt een aanwezigheid van hoogstens 48 uren in Oost-Berlijn nauwelijks voldoende. Het is ook mogelijk, dat er alleen maar gesproken is over de moeilijkheden in de COMECON, waar Roemenië weigert in de pas te lopen. Misschien komen wij nooit te weten wat er precies aan de gang is geweest, zoals 't ook uiterst moeilijk zal zijn om er achter te komen wat er op de Moskouse conferentie van 5 juli werd besproken. Hiervan zullen wij in elk geval wel de resultaten bemerken, maar ook hoe dit resultaat zal worden bereikt, kan voor het Westen zeer belangrijk zijn.
8-7-'63.
J. Oomes
| |
| |
| |
België
Op 2 juli bereikten te moeilijkheden inzake de afbakening van de Brusselse agglomeratie plotseling een hoogtepunt: eerste-minister Lefèvre bood de koning het ontslag van de regering aan. Deze weigerde het te aanvaarden, de regering en de leiding van de twee regeringspartijen pleegden opnieuw overleg in een bijeenkomst op Hertoginnedal die met veel zin voor overdrijving een ‘conclaaf’ werd genoemd. Op het ogenblik waarop we dit overzicht afsluiten weten we niet, welk nieuw compromis er gevonden werd.
Het (geweigerde) ontslag van de regering was een belangrijke fase van de parlementaire en gouvernementele strategie zoals de C.V.P. en de B.S.P. die opvatten, en het is vooral van uit dat gezichtspunt dat de beroepspolitici en de pers deze episode hebben trachten te verklaren.
In de laatste uren voor het ontslag was de C.V.P. in de verdrukking geraakt door het feit dat een deel van haar Vlaamse Kamergroep, geleid door dhr. De Saegher, de nieuwste, door de regering voorgestelde versie van artikel 16 - toevoeging van zes randgemeenten bij de Brusselse agglomeratie - verwierp. De eenheid van de partij was bedreigd. Op het congres van Oostende was de partij erin geslaagd een verstandhouding te vinden tussen de Vlaamse en de Waalse vleugel op basis van een compromis, waarnaar de andere zogenaamde nationale partijen nog vruchteloos aan het zoeken waren.
Dhr. Lefèvre heeft zo geopereerd, dat de regering in de eerste juliweek een nieuw voorstel deed - geen aanhechting van gemeenten, maar terugkeer naar de faciliteitenformule - waaraan de B.S.P. haar goedkeuring niet kon verlenen, zodat er een spanning ontstond tussen de socialistische partij en haar ministers. Door deze fase bruusk af te sluiten met zijn ontslag, verbeterde Lefèvre de positie van zijn eigen partij: haar verdeeldheid trad op de achtergrond tegenover de acutere moeilijkheden van de B.S.P.
In deze orde van gedachten kan men allerlei veronderstellingen maken over de wijze waarop het bestaan van de regering kan worden verlengd, en de afwerking van een nieuwe taalwetgeving kan worden voortgezet.
Achter deze parlementaire strategie gaan echter veel belangrijkere factoren schuil. De beroepspolitici schenken te weinig aandacht aan wat er in de diepere lagen van de gemeenschap omgaat. In de eerste plaats was er het actieve Vlaamse verzet tegen de aanhechting van nieuwe gemeenten bij de Brusselse agglomeratie. Er werden weer betogingen gehouden, te Wemmei en te Wezenbeek-Oppen. De politiek bewuste Vlamingen hebben zich sedert lang niet meer zo bedrijvig getoond. Het is evident dat dit verzet uit de diepte der gemeenschap komt. Politieke partijen of pressuregroepen trachten het aldus losgekomen actievermogen te gebruiken en te richten. Vroeger hebben ze dat ook al gedaan, maar toen was de ontplofbare stof blijkbaar niet of niet voldoende aanwezig.
In het volgen van deze bewegingen in de diepte zijn de beroepspolitici blijkbaar niet zo scherpzinnig. Indien de hele Vlaams-Waalse problematiek vroeger was behandeld, in een kalmere sfeer, toen het ongeduld van de gemeenschap deze problematiek nog niet aan het parlement had opgedrongen, zou de regering allicht in betere omstandigheden hebben kunnen werken dan thans. Maar de politici lieten die tijd ongebruikt: ze noemden zich graag realisten, het Vlaams-Waalse vraagstuk was slechts een ‘faux problème’.
| |
| |
Naast de actieve massa's als nieuwe partner in de onderhandelingen over een nieuw Brussels statuut, spelen andere, nog minder zichtbare factoren een rol. Er wordt getwist over talen en inwoners. Er staan echter ook machtige huisves-tingsbelangen op het spel. Zelfs indien Groot-Brussel in een land gelegen was met een volledige taalhomogeniteit, zouden een aantal van de huidige Brusselse problemen aan de orde zijn. Dat de bevolking de stadskern verlaat, is een gewoon sociologisch verschijnsel. In de grote voorsteden van Brussel is er sedert lang geen plaats meer. Afgezien van enkele uitzonderingen hebben ze zelf geen bouwterreinen en expansieruimte meer ter beschikking. Alleen in de hoofdzakelijk agrarisch gebleven, verder afgelegen en gedeeltelijk Vlaamse of toch minder verfranste randgemeenten waarover thans gestreden wordt, vinden de Brusselse gemeentebesturen en de min of meer met hen verbonden grondenen bouwmaatschappijen nog plaats om de bevolking onder te brengen en voor zichzelf te behouden.
Het is voor een gronden- of bouwmaatschappij niet om het even, of deze vrije ruimte administratief ressorteert onder een Vlaams gemeentebestuur of onder de stad Brussel, Anderlecht, Elsene, Schaarbeek of een andere grote gemeente van de Brusselse agglomeratie. Het zou ons te ver voeren, dit nader toe te lichten. Een lezer met enige kennis van de economisch-sociale realiteiten en van de aard van de belangengroepen, begrijpt zonder meer waarover het gaat, en hoe belangrijk het kan zijn dat, bij een eventuele verkaveling van een randgemeente, de grenzen zó getrokken worden of anders. De strijd rond Brussel mag men niet alleen zien als een taalstrijd, men moet de kapitalistische belangen die erbij betrokken zijn, dwingen rekening te houden met Vlaanderens eigen collectieve persoonlijkheid. De dag dat een grote politieke partij de kwestie ook van die zijde zal behandelen in het openbaar - binnenskamers gebeurt het nu ook al wel - zal het vraagstuk Brussel in een nieuwe fase treden.
* * *
In de andere sectoren van de binnenlandse politiek was er minder spanning. Een chronisch probleem blijft de landbouw, en de integratie ervan in een verruimd Europees verband. Men heeft lang moeten wachten op de bepaling van de nieuwe drempelprijzen van de van buiten de E.E.G. ingevoerde granen. Pas op de vooravond van 1 juli werden ze officieel afgekondigd, ongeveer in de zin waarin de Boerenbond het had voorgesteld: lagere drempelprijzen voor de voedergranen die bij ons niet geteeld worden, hogere voor de voedergranen die we zelf produceren.
Hoe het landbouwbeleid zich verder zal ontwikkelen kunnen we hier niet behandelen. Steeds merkt men echter, welk een bijzondere rol gespeeld wordt door de Belgische Boerenbond, een sociale organisatie die een bepaalde klasse in veel ruimere mate groepeert en vertegenwoordigt dan om het even welke andere beroepsvereniging of vakbond. Hij vertegenwoordigt de Vlaamse boerenstand bijna integraal, en de enkele afzonderlijke organisaties, b.v. het Boerenfront, beschikken op verre na niet over de uitgebreide organisatorische, financiële en technische instrumenten welke de Boerenbond gedurende zijn langjarig bestaan heeft opgebouwd. Zulk een voorsprong is niet meer in te halen, ook niet door de twee andere organisaties in Wallonië, waarvan er een trouwens nauwe banden heeft met de Boerenbond.
| |
| |
De Boerenbond heeft ook een bijzondere verhouding tot de administratie, de regering en het parlement. Zijn parlementaire vertegenwoordigers vervullen in de landbouwpolitiek niet dezelfde belangrijke rol als b.v. de parlementariërs die uit de Vakbonden komen. De Boerenbond kan genoegen nemen met een nogal onopvallende activiteit van ‘zijn’ parlementsleden, omdat hij machtig genoeg is om over het parlement heen, rechtstreeks de minister van landbouw in zijn administratie te beïnvloeden. Een hoofdfunctionaris van de Boerenbond hoeft geen lid van het Parlement te zijn om de minister van landbouw te adviseren en te beïnvloeden telkens als hij dat wenst. Deze speciale positie van een standsorganisatie in het openbaar leven is van belang bij de beoordeling van het Belgisch landbouwbeleid.
* * *
Temidden van de vele discordante tonen kwam het bericht dat minister Spaak naar Moskou zal reizen. Hij gaat er niet naar toe in opdracht van België. Tussen de Sovjetrussische regering en de Belgische zijn er geen kwesties hangende die een bezoek van onze minister van buitenlandse zaken kunnen verklaren. Spaak is andermaal het werktuig van grotere politieke concepten. Hij is de enige Belgische politicus die zich op dat vlak beweegt en het is paradoxaal dat deze man zich in ministerraden moet blijven bewegen waar in de jongste weken meer gesproken is over Vlaamse dorpen en wijken dan over internationale politiek. We willen daarmee helemaal niets misprijzends zeggen over de op het spel staande Vlaamse belangen in het Brusselse. Integendeel. Het lijkt ons nogal nutteloos, theoretisch deel te nemen aan de opbouw van verre en grootse politieke concepten waarop men toch geen invloed heeft, en ondertussen kennelijk onbekwaam te zijn om kleinere gemeenschapsproblemen op te lossen.
Dit doet echter ook geen afbreuk aan de betekenis van Spaak in de internationale politiek. Hij is een instrument van grotere naties. Zijn reis naar Moskou zal wel te interpreteren zijn als een vernieuwde poging om aan de coëxistentie een reëlere inhoud te geven. In welke zin Spaak te Moskou wil optreden heeft hij reeds laten doorschemeren in een interview aan een Russisch dagblad. Daarop zijn van Duitse zijde ongunstige reacties gevolgd. Vermoedelijk is Spaak dus ingeschakeld in een diplomatieke onderneming die voor West-Berlijn en West-Duitsland weinig goeds belooft, althans volgens de normen van de officiële politiek te Bonn.
5.7.63
Hektor de Bruyne
|
|