Streven. Jaargang 16
(1962-1963)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1032]
| |
Buitendlandse kroniek
| |
[pagina 1033]
| |
een tropische hitte en in de winter tegen de barre kou. Zo zijn er onder de 180.000.000 Noord-Amerikanen mensen van allerlei slag, uiteraard ook van minder goed en slecht soort, maar het zou groot onrecht zijn hiermee meteen de Amerikaan een stempel op te drukken. En laten wij vooral niet ons oordeel over Amerika baseren op wat wij van hen zien in het buitenland. Wij zouden ook niet graag hebben, dat anderen bij hun oordeel over ons uitgaan van het gedrag der Nederlanders op vacantie in Italië. Zo weet men nog lang niet alles over het katholicisme in de U.S.A., wanneer men de kranten van het afgelopen jaar las over de instelling van Amerikaanse bisschoppen op het Concilie. Wij zullen dus proberen voorzichtig iets te zeggen over dit katholicismeGa naar voetnoot1).
Op de totale bevolking van 180.000.000 is het aantal katholieken 44.000.000. Hiermee vormen zij de grootste christelijke kerk. De protestanten zijn tesamen 64.500.000, maar dit aantal is te verdelen over 228 kerkgenootschappen, waarvan 23 negentig procent van het totaal omvatten. Opvallend voor Europeanen is het feit, dat Amerika bijna 5.500.000 joden telt, die tot een of andere ‘Jewish Congregation’ behoren. Verder zijn er nog bijna 3.000.000 orthodoxe katholieken. Deze cijfers uit het Yearbook of American Churches 1963 over het jaar 1961 (al deze gegevens moeten voorzichtig gehanteerd worden, omdat bij de volkstelling de religie niet wordt opgegeven) laten verder zien, dat voor het eerst sinds 100 jaar de toename van het aantal tot een kerkgenootschap behorende Amerikanen percentsgewijze geringer is dan de toename in bevolking. Want Amerika vertoonde een eeuw lang steeds een afname van het percentage der onkerkelijken in tegenstelling met bv. Nederland. Geven we nu onze aandacht aan de katholieken. Voor een goed begrip der situatie moet men weten, dat zij grotendeels in de steden leven en wel bijzonder in de ‘grote’ steden. Wij kunnen de katholieken zelfs voor een zeer groot deel situeren in vier streken van Noord-Amerika. Vooreerst en vooral in ‘het Oosten’: New England, de staten New York, New Jersey, Delaware, Maryland, een gedeelte van Pennsylvania. Hier wonen ongeveer 15.000.000 katholieken. Tussen Missisippi en Ohio vindt men nog eens 10.000.000. In het Zuiden, in Louisiana, tellen wij 1.000.000 en in Californie 3.000.000. De overige katholieken zijn verspreid over de rest van het grondgebied der U.S.A., d.w.z. 80% van het uitgestrekte land. Dit betekent dus, dat er hele streken zijn waar geen of nauwelijks katholieken wonen. Zelf werkte ik in een parochie in Missouri waar ongeveer 1% der bevolking katholiek was. De dichtstbijzijnde priester woonde dan ook op 30 km afstand. Om deze cijfers wat meer concreet te maken: In het Oosten der U.S.A., dat slechts een twintigste van het grondgebied der Verenigde Staten omvat, woont een vierde van de totale bevolking. Van deze 43.000.000 is 37% katholiek. In het eveneens dichtbevolkte Middenwesten vormen de katholieken 24% van de bevolking, waarbij men moet noteren, dat deze katholieken voor het merendeel leven in de grote steden. Chicago, Detroit, Milwaukee, Cleveland, Cincinnati en Pittsburgh hebben ongeveer een gemiddelde van 40% katholieken. Deze zijn grotendeels afkomstig uit Europa en voelen zich vaak nog sterk verbonden met het moederland, vooral met hun kerk. Merkwaardigerwijze is die | |
[pagina 1034]
| |
laatste binding dikwijls nog sterker bij de kinderen dan bij de ouders. Hier vinden wij een eerste opvallend feit in het tegenwoordige Amerikaanse katholicisme. Verhuizing naar de steden beduidde hier niet zoals in Europa afval van het geloof, maar trouw en zelfs terugkeer. Daarom zegt de Vlaamse socioloog prof. J. Kerkhofs ‘Wat specifiek het katholicisme betreft, leven de katholieken der U.S.A. voor 80% in de steden; zij horen daarenboven overwegend tot de lagere standen en nemen naar verhouding veel sneller toe dan de totale Amerikaanse bevolking. Van een algemene wet, als zouden verstedelijking en industrieële arbeid dysfunctioneel werken voor het godsdienstig leven, kan dus geen sprake zijn’ (Streven, nov. 1962, p. 137). | |
GeschiedenisOm dit merkwaardige feit althans enigszins te doen begrijpen moeten wij ons nu gaan bezighouden met de geschiedenis van het katholicisme in Noord-Amerika. In 1789, bij de inauguratie van de eerste president telde het land 4.000.000 Amerikanen, waarvan 35.000 katholiek. De meeste burgers van de jonge staat behoorden overigens tot geen enkel kerkgenootschap. Dit geeft een groot verschil met de tegenwoordige situatie waarbij ongeveer 65% lid is van een kerkgenootschap. Dan komen de immigranten, vooral ook de Ieren, die door honger uit hun land worden gedreven. Het aantal katholieken neemt zeer snel toe. In 1820 waren er 200.000, in 1840 600,000 in 1850 bijna 2.000.000, met 1000 priesters voor 1500 kerkgebouwen of plaatsen om de H. Mis op te dragen, en geleid door 35 bisschoppen. De katholieken vormden nu 8% van de bevolking, een ergenis voor fanatieke landgenoten, die tegen hen demonstreerden en soms zelfs hun kerken verbrandden. Dat deze tegenstand hen niet terneersloeg, danken deze grotendeels arme nieuwelingen aan het feit, dat zij hun priesters uit Ierland meebrachten, maar vooral ook aan het geniale inzicht van de pausen Gregorius XVI en Pius IX. Wie alleen de kerk in Europa kent, verbaast zich wellicht over deze lof aan pausen, die veel verwijten te horen krijgen over hun gebrek aan inzicht in de nieuwe ideeën van de 19e eeuw. Feit is, dat zij op wonderlijk scherpe wijze verstonden wat er voor dit nieuwe land aan de andere zijde van de Atlantische Oceaan moest worden gedaan. Op grootse wijze stichtten zij bisdommen in het groeiende Amerika. De eerste bisschop van Bardstown (Kentucky) had onder zich in 1810 precies 3 priesters, met tien blokhutten als kerken en ongeveer 6000 gelovigen. De eerste bisschop van Cincinnati in 1821 begon met 50 gezinnen. Toen James Gibbons in 1868 naar North Carolina werd gezonden had hij twee priesters. Op deze manier ging het die hele pionierstijd door. Zo spoedig mogelijk werd de Kerk tegenwoordig gesteld in de opvolger der apostelen en vanuit dit centrum trachtte men te doen wat nodig was voor de steeds wisselende situatie. Het is ongelofelijk wat priesters en leken in deze periode hebben gepresteerd om hun christenen menszijn te behouden en ervan aan anderen mee te delen. Al in 1789 wordt de eerste universiteit gesticht in Washington, de tegenwoordige Georgetown University der jezuieten. Deze waren aanvankelijk de enige priesters, maar al spoedig komen allerlei orden en congregaties uit Europa over, een seculiere clerus ontstaat, seminaries worden gebouwd, de Benedictijnen sturen hun monniken om God lof te zingen, er worden nieuwe congregaties gesticht, ook van | |
[pagina 1035]
| |
zusters, die zo enorm veel zouden doen voor het katholieke onderwijs. En dan begint later de misiebeweging om uit te trekken naar de rest van de wereld, zelfs in de allerlaatste tijd naar het oude Europa, dat vraagt om religieuzen uit de nieuwe wereld (benedictijnen in Denemarken). Als bekroning van het leven der Kerk vinden wij de contemplatieve kloosters, die vooral na de tweede wereldoorlog een grote bloei beleven. Gedeeltelijk als gevolg van de merkwaardige spreiding der katholieke bevolking moeten wij het feit constateren, dat enerzijds de Indianen wel grotendeels katholiek werden, maar anderzijds slechts 500.000 negers van de 17.000.000 tot de katholieke Kerk behoren. Deze laatsten leefden immers voor het merendeel in het Zuiden, waar de katholieken zo weinig talrijk waren. Bovendien is daar ook een gedeelte van de negers van de Kerk afgedwaald, omdat zij eigen kerken met eigen voorgangers prefereerden boven het samenzijn met de blanken. De katholieke Kerk in Amerika is dus een kerk van immigranten, die binnenkwamen in een land, waarvan de bevolking voor het grootste gedeelte niet-katholiek was, en wel protestant, van protestantse afkomst. Dit betekende door het wederzijdse onbegrip in die dagen anti-katholiek. Nu bestonden de eerste golven van katholieke immigranten vooral uit Ieren en Duitsers, in later jaren gevolgd door Italianen, Polen, Slaven, Hongaren, tegenwoordig Portoricanen en Mexicanen. Deze mensen verlieten en verlaten hun land meestal uit armoede. De indruk, die de ‘oudere’ Amerikanen kregen (en nog krijgen voor een gedeelte) van het katholicisme, is die van een godsdienst van mensen die arm zijn, en vaak de gevolgen van armoede met zich dragen: a-sociaal, soms zelfs misdadig. Het was uiterst gemakkelijk de oorzaak van alle minder goede eigenschappen dezer nieuwe medeburgers te zoeken in hun godsdienst. Zoals men tegenwoordig alle fouten van negers zoekt in hun huidskleur. De groep immigranten, die onder deze omstandigheden de meeste invloed kreeg was die der Ieren. Zij waren waarschijnlijk niet talrijker dan de Duitsers, maar zij waren het best voorbereid op een dergelijke situatie van een verdrukte minderheid, omdat zij in het eigenland eeuwenlang te lijden hadden gehad van de Britten om geloof en nationaliteit. Zij hadden politieke ervaring, die voordeel wist te trekken uit de moeilijkste omstandigheden. Hun leiders waren de priesters, omdat adel en middenstand hun in de strijd tegen de Britten ontnomen waren. Dit verklaart voor een gedeelte de belangrijke rol van de priester in de Verenigde Staten, ook in het openbare en politieke leven. Maar er is veel meer dan dit aspect. Priesters en religieuzen zijn in de nieuwe wereld niet slechts zo hoog aangeschreven wegens hun politiek-sociologisch belang. Dit zou trouwens niet of nauwelijks gelden voor de contemplatieve monnik of voor de vrouwelijke religieus in het algemeen. Het Ierse katholicisme berust op een diep en intens geloof en heeft een bijzondere eerbied samen met een grote vertrouwelijkheid voor de wereld van het sacrale. Men is, om het woord te gebruiken, devoot, en men uit deze devotie met een hartveroverende spontaneïteit. De kerken in de U.S.A. zijn op de uren der diensten, ook in de week, goed bezet, vaak zelfs, vooral tijdens het lunchuur in de grote steden, vol. In een parochie in het hart van Pittsburgh (Pennsylvania), die geen eigenlijke parochiekerk is, omdat er geen woonhuizen zijn, alleen kantoren en winkels, hadden wij in de vastentijd iedere dag een duizend communicanten, alleen volwassenen uiteraard. (En de Amerikaan vast nog in de Vasten). Ook door de | |
[pagina 1036]
| |
dag komen er in de kerken altijd mensen bidden. Voor katholieken uit Noord-europa, zoals voor Nederlanders, kan dit door Ierland beïnvloede geloofsleven met talrijke devoties niet altijd aanspreken. Men moet echter niet vergeten, dat er verschillende vormen van katholicisme zijn in de ruimheid der Catholica, dat bovendien vele andere Amerikaanse katholieken komen van Italië, Spanje, Oost-europa, Mexico, Portorico etc. en vooral, dat er een sterke evolutie plaats vindt in het godsdienstig leven, waarbij de liturgie een meer centrale plaats krijgt. Dit is minder het geval in het Oosten, vooral niet in New York, maar veel meer al gerealiseerd in het Middenwesten. Mijn persoonlijke ervaring is, dat deze overgang van excessieve particuliere devoties naar een meer liturgisch gebedsleven zeer geleidelijk geschiedt en zonder nadelige schokken. Het is ook opvallend, hoe de jeugd der universiteiten op bijeenkomsten van Katholieke Actie, Sodalities enz., het meest geinteresseerd is in de sectie: Persoonlijk Gebed. Voor iemand uit Europa is het weldoend en beschamend tevens, te zien en mee te maken de fantastische edelmoedigheid op alle gebied der Amerikaanse katholieken. In die situatie kan men ook begrijpen, dat de kinderen en vooral kleinkinderen van naamkatholieken uit Europa vurige christenen worden in de U.S.A. Dit is mede een gevolg van de katholieke school. | |
OnderwijsDe oorspronkelijke school in de U.S.A. was een protestantse school, die tegelijkertijd ‘public school’ was, wat wij zouden noemen: openbare school. Dit kan vreemd lijken voor wie gewoon is te horen van het princiep van scheiding van kerk en staat, maar men moet wel weten, dat dit slechts geldt voor het ‘Federal Government’, niet voor de afzonderlijke staten. Men wilde eigenlijk met dit princiep zeggen, dat het algemene gezag geen bijzonder (protestants) kerkgenootschap mocht bevoordelen. (Overigens is het princiep van tolerantie, waarop de Amerikanen zo groot gaan, van katholieke oorsprong in dit land. De kleine groep katholieken in Maryland onder lord Baltimore kon in april 1649 een wet erdoor krijgen waarbij godsdienstige vrijheid werd gewaarborgd aan allen die in Jezus Christus geloven. Een hele stap al voor die tijd, maar toch teveel voor de puriteinen van Virginia, die enkele jaren later deze vrijheid weer ophieven). Het bevorderen van een bijzondere protestantse kerk gebeurde regelmatig in de staten. Wanneer men bv. tegenwoordig in een Amerikaanse staat wetten heeft tegen het verkopen van anticonceptionele middelen, dan heeft dit niets te maken met de leer der katholieke Kerk, zoals sommigen menen, maar zij zijn het resultaat van een protestantse meerderheid. Op soortgelijke wijze steunden verschillende staten ook de openbare scholen aldus, dat er godsdienst werd voorgeschreven. Er kwamen hierover pas problemen, toen de immigrantenouders van joodse en katholieke kinderen zich geconfronteerd zagen met deze protestantse school. Hier ligt de oorsprong van de katholieke parochiescholen, die nu meer dan 5.000.000 leerlingen tellen en in sommige grote steden ruim een vierde van de schoolgaande jeugd. Het is wel duidelijk, dat dit systeem een zware last beduidt voor vele katholieke ouders, hoewel het aantal scholen slechts de helft van de katholieke kinderen kan onderwijzen. De andere helft bezoekt de openbare school en ontvangt speciaal godsdienstonderricht. | |
[pagina 1037]
| |
Hier ligt het probleem van de federale subsidie voor bijzonder onderwijs. De meeste katholieken beschouwen het als een onrecht, dat zij wel belasting moeten betalen voor het onderwijs van het Amerikaanse kind, maar zij zelf daarvan niets ontvangen, integendeel extra moeten betalen voor het onderwijs, dat zij hun kinderen wensen te laten geven. Dit gaat zo ver, dat zij soms zelfs de schoolbussen, die de kinderen naar de vaak verafgelegen school moeten brengen, niet mogen gebruiken en eigen schoolbussen in gebruik moeten nemen. Men mag het gelukkig als 'n extremiteit beschouwen, dat een protestants blad dit feit uitbuitte om te klagen over het misbruiken van onze wegen door hun bussen. Natuurlijk is dit niet kenmerkend voor de houding van de Amerikaanse protestant, maar de grote moeilijkheid is, dat slechts een klein aantal reformatorische christenen en joden ook parochie-scholen hebben en het probleem dus vooral een specifiek katholiek probleem is. Geheel anders dan in Nederland, waar men samen de schoolstrijd heeft bevochten. Dit maakt de kwestie ook bijzonder moeilijk voor een katholieke president. Intussen beperkt het katholieke onderwijs zich niet tot deze lagere scholen, maar omvat ook de ‘high school’, en ‘college’ met ‘university’. (Daarnaast heeft men nog de katholieke ziekenhuizen, die ook al opgericht worden en in standgehouden door bijdragen van particulieren. Niet alleen overigens van geloofsgenoten). Het is wel de vraag, hoe lang men nog op deze wijze kan voortgaan. Praktisch komt dit systeem neer op de vraag, of men nog voldoende roepingen voor vrouwelijke religieuzen zal hebben om zo goedkoop te kunnen doceren. Hoewel het aantal roepingen vergeleken bij Nederland en België fantastisch hoog is, neemt het toch niet toe in de mate van de steeds stijgende behoefte. Er zijn uiteraard nog andere problemen omtrent het katholieke onderwijs maar die horen meer bij het thema van de nieuwe situatie sinds 1960. Keren wij dus terug tot de eigenschappen van het door Ierland beïnvloede Amerikaanse katholicisme. | |
IsolementDe enige mogelijkheid voor de katholieke Ieren, die in de negentiende eeuw naar de Verenigde Staten trokken, om zichzelf te blijven temidden van een ronduit vijandige omgeving - vijandig tegenover hun volksaard en hun geloof - was een versterking van deze eigen aard. M.a.w. het isolement. Dit betekende niet een zich afsluiten van het nieuwe vaderland. Zij wilden juist volledig Amerikaan worden, en zij zouden geen Ieren geweest zijn, indien zij niet met alle politieke middelen naar invloed in stad, staat en ‘Federal Government’ gestreefd hadden. Maar zij wilden Amerikaan zijn op hun eigen manier, zoals in dit land der vrijheid anderen het tot nu toe op hun eigen manier hadden gedaan. Daarom wilden zij hun kinderen een katholieke opvoeding geven en richtten hun eigen scholen op. Zij bouwden hun eigen ziekenhuizen, het hele sociale leven werd in de eigen wijk en eigen parochie gecentraliseerd. Dit betekende uiteraard minder contact met anderen, minder begrip voor elkaar. De anti-katholieke acties in de negentiende eeuw, die geweld niet spaarden, bevorderden het onderling begrip niet en maakten het katholicisme nog meer defensief en beschermend. Andere katholieke groeperingen werkten volgens hetzelfde schema en kregen hun eigen nationale kerken. Dit moet echter niet verstaan worden als een | |
[pagina 1038]
| |
weigering om op te groeien als Amerikaan en een zich vastklampen aan het moederland. De katholieken zijn misschien zelfs meer chauvinistisch dan de gemiddelde Amerikaan, omdat zij het vaak nodig vonden hun goede vaderlandse gezindheid te bewijzen. Maar men had nu eenmaal minder sociale contacten met de andere landgenoten. Door deze Ierse invloed willen sommigen ook het juridische en formalistische aspect in het Amerikaanse katholicisme verklaren. Het is zeker mogelijk, dat de wat rigide opvattingen van Ierland komen, hoewel men dan de oorsprong meer moet zoeken bij het jansenisme van Leuven of Parijs, dan bij de Ierse geestelijkheid zelf. Maar het formalisme als zodanig is een algemene Amerikaanse eigenschap, die overal en in alles aanwezig is. Laat iemand maar eens proberen een visum voor de U.S.A. te krijgen en hij zal wel ervaren wat ik bedoel. Overigens is dit strak hanteren van regels goed te begrijpen. Wij vergeten voortdurend, dat het Amerikaanse volk een jong volk is. In een jonge maatschappij moet men het gemis aan levende traditie compenseren door het urgeren van de regels. Dit deden de eerste Amerikanen en de grote groepen immigranten. Het was hun sterkte, maar uiteraard ook hun zwakte. Wij moeten het daarom ook bij de katholieken terugvinden, ook hier als positief en negatief aspect. | |
Veranderende situatieEinde 1962 kwam een boek uit in Amerika, geschreven door Mgr. Francis Lally, getiteld: The Catholic Church in a Changing America. Een niet-kenner van Amerika zal er zich wellicht over verbazen, dat hij als uitgangspunt neemt de verkiezing van een katholieke president in 1960. Het is echter vooral te nemen als een symbool. Het gaat er niet om, dat de katholieke Kerk zo blij is, dat ‘haar’ candidaat gekozen is. Want John Kennedy was helemaal niet de candidaat van de katholieke Kerk. Niet alleen vele leken waren fel tegen zijn keuze, omdat ze Nixon prefereerden, maar ook priesters en bisschoppen, die republikeins waren en bleven. Het belangrijke van deze keus in 1960 is echter dit geweest, dat met de verkiezing van een katholieke president van Ierse afkomst het Amerikaanse volk de gelijkwaardigheid van de katholieke medeburgers erkend heeft. Tot nu waren de katholieken met joden, negers etc. burgers van de tweede rang, die geen president konden opleveren. Over dit vooroordeel is althans de meerderheid der Amerikaanse kiezers heengekomen. En het beleid van de president maakt duidelijk, dat zij gelijk hadden. Dit betekent echter nog meer. Deze onverschilligheid t.o.v. de religie van de president is ook wel een symptoom van iets anders. Men drukt dit vaak zo uit, dat wij nu leven in een ‘post-Judaeo-Christian Society’. De secularisatie van het openbare leven is zo ver doorgedrongen, dat men niet langer mag spreken van een christelijk, lees: protestant Amerika. Dit tijdperk is voorbij. En het wordt niet vervangen door een grotere invloed van de joodse religie, die steeds meer worstelt om een eigentijdse beleving in de tegenstelling van orthodox, conservatief, liberaal, en evenmin door een grotere invloed van een politiek katholicisme. Ook hier maakt de verkiezing van Kennedy duidelijk, dat de leek in de katholieke Kerk zelfstandig wordt. De president is een goed katholiek, maar hij aarzelt niet in bepaalde kwesties een andere politiek te voeren dan de | |
[pagina 1039]
| |
bisschoppen van zijn kerk zouden wensen. Ik persoonlijk betwijfel de juistheid van zijn standpunt in de schoolkwestie, maar juich het toe, dat hij zelfstandig kan zijn. Hij moet dit zijn op zijn eigen terrein als politicus. In deze nieuwe situatie komen ook de verschillende kerkgenootschappen dichter bij elkaar. De oecumenische beweging is weliswaar niet zo ver gevorderd als in Nederland, maar groeit met sprongen, zoals ik kon constateren in het verschil tussen 1960 en 1962, en op zeer gezonde wijze. Men heeft elkaar altijd op een afstand getolereerd. De Amerikaan kent geen menselijk opzicht in het openlijk belijden van zijn godsdienst. En dit neemt men van elkaar, behalve sommige extremisten. Maar de katholiek weet eigenlijk niet veel af van het godsdienstig leven van zijn medechristenen en omgekeerd hetzelfde. Dit begint nu goed te veranderen. Men treedt uit de defensieve positie en voelt beter de verantwoordelijkheid t.o.v. zijn niet-katholieke landgenoten. De instelling wordt meer open en apostolisch, zoals blijkt uit recente publikaties en bijeenkomsten van joden, reformatorische christenen en katholieken gezamenlijk. Enige wrijvingspunten blijven nog steeds aanwezig, zegt de protestantse theoloog Reinhold Niebuhr. De kwestie van de verdraagzaamheid is wellicht punt één, met de bekende formule: wat gaan de katholieken doen als ze de meerderheid vormen in de Verenigde Staten? De Jezuïetentheoloog John Courtney Murray doet al jaren lang pogingen misverstanden hieromtrent weg te werken, maar vooral de eerste periode van het Concilie heeft bij velen het wantrouwen verminderd. Moeilijker ligt de kwestie van het onderwijs. Door de historische ontwikkeling zijn het voornamelijk de katholieke scholen, die om steun vragen, omdat de andere kerken niet of nauwelijks eigen scholen hebben. Zodoende zal iemand die er geen voordeel van geniet heel gemakkelijk begrijpen, dat subsidie aan het bijzonder onderwijs tegen het princiep van scheiding van kerk en staat is. Wanneer daarentegen een ander wegens de aldoor hogere onkosten die subsidie hard nodig heeft, dan vraagt hij zich af, wat vrijheid van onderwijs betekent, indien dit inhoudt, dat je voor het onderwijs, dat ouders voor hun kinderen wensen, dubbel moet betalen. Daarbij komt nog, dat die scheiding van kerk en staat in andere gevallen niet zo belangrijk schijnt te zijn. Niemand maakt er bezwaar tegen, dat er aalmoezeniers van allerlei gezindten zijn in het leger, betaald door de staat, of geestelijke verzorgers in ziekenhuizen, eveneens door de overheid bezoldigd. Waarom zou de staat niet als bv. in Nederland zich bereid verklaren subsidie te geven aan alle gezindten? Momenteel heeft dezelfde staat geen gewetensbezwaar de extra toelagen der katholieken in ontvangst te nemen, die op bepaalde plaatsen de overheid enorme kosten besparen, door zelf scholen op te richten. Hier moet een oplossing gevonden worden en men werkt nu al weer aan een compromis, dat beide partijen althans enigszins kan tevreden stellen. Een ander punt van verschil tussen katholieken en andere christenen is de kwestie der voorbehoedmiddelen. Er zijn allerlei acties gaande om hiervoor propaganda te maken bij het arme asociale gedeelte der bevolking, negers en Portoricanen vaak, en ook in het buitenland in de ontwikkelingsgebieden. Men ergert zich aan het feit, dat de katholieken weigeren mee te doen aan het propageren en uitdelen dezer middelen. Tenslotte is er nog de beweging van het ‘Legion of Decency’, dat zijn leden aanspoort bepaalde films niet te bezoeken en zo invloed uitoefent op de wereld | |
[pagina 1040]
| |
van de filmindustrie, die hiermee wenst rekening te houden wegens financiële redenen. Mij persoonlijk zijn nog andere aspecten opgevallen in het Amerikaanse katholieke leven, die minder positief zijn. Bepaald niet opwekkend is de ontdekking van de corruptie in het leven der politiek. Het is te begrijpen in de Amerikaanse geschiedenis, maar het is te betreuren, en wel heel bijzonder, dat katholieken hierin zeker niet vrijuit gaan. Een ander nog ernstiger punt wellicht is het gemis aan sociaal besef bij sommige katholieken. Dit telt niet voor de leiding der Kerk. De katholieke Kerk in Amerika is de kerk der armen in haar oorsprong en zij blijft deze oorsprong indachtig in haar streven naar sociale rechtvaardigheid. Maar niet alle leden volgen hier de hiërarchie. Het is niet zeldzaam, dat men katholieken treft, die menen in geweten verplicht te zijn republikeins te zijn en zich met alle kracht te verzetten tegen het kleine beetje meer steun, dat de president wenst te geven aan ouden van dagen op medisch gebied. Zij zijn gekant tegen alle sociale zorg van overheidswege omwille van de vrijheid van het individu. Ze vergeten, dat deze vrijheid om honger te lijden niet veel met echte vrijheid te maken heeft. Zij verzetten zich soms openlijk met andere katholieken in Zuid-Amerika tegen de encycliek ‘Mater et Magistra’. Soms zijn zelfs priesters niet op de hoogte van de sociale wantoestanden in de ‘slums’, of men ontkent, dat er een Amerikaans proletariaat bestaat. Ook dit is uit de historische ontwikkeling te begrijpen, zij het allerminst goed te praten. Deze mensen zijn dikwijls door hard werken tot enige welstand gekomen en kunnen zich niet indenken, dat anderen dit niet precies zo kunnen doen. Armoede en gebrek is eigen schuld. Bovendien, wanneer men helemaal niets heeft, kan men toch altijd als een ‘destitute’ door de overheid geholpen worden. Zij hebben er geen idee van, dat bv. medische zorg krijgen een recht is van iedere mens, niet een kwestie van naastenliefde. Om misverstand te voorkomen: dit geldt niet voor hét Amerikaanse katholicisme (men leze maar de twee belangrijke katholieke weekbladen America en Commonweal), maar er is een vermoedelijk numeriek niet belangrijke groep, die dit wezenlijk aspect van het katholiek geloof in de 20e eeuw nog niet heeft begrepen. Hetzelfde geldt t.o.v. het negerprobleem. De houding der katholieke hiërarchie is vooral de laatste jaren overduidelijk. Men denke vooral aan de verklaring der bisschoppen van 14 november 1958. Maar ook hier kunnen nog niet alle katholieken zich over de historische en sociale vooroordelen heenzetten. De gevallen in het Zuiden zijn bekend waar zelfs een excommunicatie nodig was. In het Noorden mist men nog vaak de moed de leer der hiërarchie in daden om te zetten. Nu het Amerikaanse katholicisme meer volwassen wordt, komt ook steeds meer de wens naar voren, dat de katholieken meer de waarde leren beseffen van de beoefening der wetenschap. Ook in dit opzicht valt nog veel in te halen. De immigranten kwamen nu eenmaal later, waren arm, en moesten dus eerst leven alvorens ze konden gaan denken aan studeren. Dit studeren geschiedde in het begin alleen om praktische redenen en pas langzaamaan gaat men in volgende generaties de waarde van wetenschap en cultuur goed beseffen. Hetzelfde geldt voor filosofie en theologie. Het aantal bisschoppen wier ouders zelf een ‘college’-vorming kregen is heel miniem. Maar de beweging om dit | |
[pagina 1041]
| |
tekort in te halen is zo sterk, dat men zich hierover niet veel zorgen hoeft te maken. Men heeft de diagnose, het tekort der katholieken in de wetenschappen, vooral in de exacte wetenschappen, goed gesteld. Men werkt met verwoede energie aan de therapie.
Dat is juist het bemoedigende en verkwikkende in het Amerikaanse katholicisme. Er zijn tekorten, natuurlijk. Maar er is zo'n diep spontaan geloof, zo'n verblijdende openheid, zo'n kritische houding t.o.v. zichzelf, zo'n bereidheid om te leren en het beter te doen, vooral zo'n liefde tot Jezus Christus en Zijn Kerk in haar de mensheid omvattende taak, dat dit alles zeker kan en vermoedelijk zal verholpen worden. De leek voelt zijn zelfstandige plaats in de Kerk en hij handelt ernaar. Maar dit uit zich niet allereerst in antiklerikalisme, doch in een verdieping van eigen spiritualiteit en eigen apostolaat in de Kerk. Je weet gewoon niet wat je beleeft, wanneer je leken op een congres hoort pleiten voor het doen van een dertigdaagse retraite waarbij zij uit ervaring spreken en aan priesters vertellen, hoe deze volgens de princiepen van Ignatius van Loyola behoort gegeven te worden. Ieder jaar doen ongeveer 30 mannen en vrouwen zo'n retraite, zowel in de U.S.A. als in Canada. Een van de resultaten is, dat nu ook vrouwelijke religieuzen de behoefte aan deze wijze van geestelijke oefeningen zijn gaan voelen. Uiteraard, om misverstand te voorkomen, dit zijn telkens weer andere personen. Ook voor een Amerikaanse leek is het een topprestatie zich een maand vrij te kunnen maken. Maar een achtdaagse of vijfdaagse retraite is voor deze elite gewoon geworden. Op een andere wijze, sterk door Ierland beïnvloed, werkt het Marialegioen in tal van steden en zij doen veel werk als leken waarvoor de priesters door hun talloze administratieve beslommeringen geen tijd hebben. O.a. veel huisbezoek.
Een Nederlandse katholiek, die voor het eerst Amerika bezoekt, zou op het eerste gezicht kunnen menen, dat zijn Amerikaanse geloofsgenoten enige tientallen jaren achter liggen bij ons. Op bepaalde punten is er ook inderdaad een achterstand. Maar geschiedenis, ook in de Kerk, is een spel van krachten, waarbij men menselijke vrijheid en vooral Gods genade niet mag uitschakelen. Er is een goede kans, dat de Amerikaanse katholieken vanuit hun diepe geloof de tekorten, die er zijn, spoedig zullen inhalen. Maar ik meen, dat ook in de tegenwoordige vorm dit katholicisme van de Nieuwe Wereld aan ons van de Oude Wereld het een en ander te zeggen heeft en wij dus in een vruchtbare dialoog van elkaar kunnen leren. |
|