Streven. Jaargang 16
(1962-1963)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 919]
| |
Europa in de zielzorg
| |
Waarom Europa betrekken in de zielzorg?Vooraf rijst echter de vraag, of het christendom, dat universeel is, zich wel in moet laten met Europa, dat een begrensd cultuursociologisch verschijnsel is; of deze bezorgdheid niet de uitdrukking is van een steriel heimwee naar een herlevende christenheid als een nieuw aards imperium. Dr. A. Visser 't Hooft, algemeen secretaris van de Wereldraad der Kerken, heeft reeds jaren geleden de protestanten ervoor gewaarschuwd, de middeleeuwse christenheid niet als voorbeeld van Europa te nemen: ‘Die ungeheure Anstrengung mit der die Kirche ein christliches Europa organisiert hat, ist ihr teuer zu stehen gekommen. Sie ist das Opfer ihres Ehrgeizes geworden. Sie hat eine Zivilisation gegründet, in der göttliche und menschliche Dinge so vermischt waren, dass eine grosse geistliche Verwirrung daraus entstand’Ga naar eind1). Vele protestanten vrezen dan ook dat de katholieken, wanneer zij de Europese eenmaking nastreven, een nieuwe, onzalige verbintenis tussen christendom en politieke macht beogen. Is het louter toeval dat de voornaamste bouwmeesters van Europa katholieken waren: Schuman, de Gasperi, Adenauer? En in alle landen van de Zes wordt de politieke topleiding bezet door katholieken. Recente reacties van Skandinaafse en vooral socialistische zijde hebben weer eens de vrees voor ‘het zwarte Europa’ of ‘l'Europe du Vatican’. onderstreept. Bij sommigen is de eenheidswil gegroeid uit een complex van hoogmoed tegenover de USA en Azië: men wil tonen dat het oude Avondland meester kan blijven van zijn vrijgevochten zonen en knechten. Bij niet weinigen is de angst dominerend: men wil noch geamerikaniseerd noch gesovjetiseerd worden. Tenslotte zijn er de cultuur-Europeanen, die - zonder daarom zelf christelijk te zijn - toch de christelijkheid van Europa willen verdedigen als een nood- | |
[pagina 920]
| |
zakelijke component van de Europese idee. Gaarne herhalen zij de slogan van de zending van het christelijke Europa tegenover de niet-christelijke continenten. Geen van deze argumenten is steekhoudend, wanneer men zoekt naar een motief om Europa in de zielzorg te betrekken. Europese zielzorg bedoelt noch negatieve zelfverdediging, noch imperialisme, noch beveiliging van een cultuurtraditie als zodanig. Europese zielzorg bedoelt zeker geen macht, noch van de christelijke partijen, noch van de christelijke werkgevers- en arbeidersorganisaties, noch van het christelijk onderwijsapparaat, - al hebben de christenen, in het profane geëngageerd, vanzelfsprekend het recht zich in dergelijke intermediaire organen te verenigen, zoals Joannes XXIII het duidelijk zegt in zijn brief aan de Franse Sociale Week 1962 over ‘l'Europe des personnes et des peuples’. Europese zielzorg bedoelt uitsluitend, de politieke, economische, sociale en culturele bouwers van het nieuwe Europa - zowel de leiders als het volk - de boodschap van het Evangelie voor te houden, waarnaar ook het nieuwe Europa met zijn specifieke eigenheid gehoorzaam moet luisteren. En het nieuwe Europa méér dan de andere grote volkengroepen die eenheid zoeken. Deze uitzonderingspositie van Europa in de zielzorg behoeft enige verklaring. In vier punten kan zij gemotiveerd worden: 1) door zijn ervaring inzake de praktische verhouding tussen godsdienst en staat en door zijn groter aantal ontwikkelde christenen is Europa in zekere zin het geweten van de wereld; 2) in Europa heeft de eerste confrontatie plaats tussen geloof en atheïsme in een moderne beschaving; 3) Europa is het vaderland van de vele scheuringen onder de christenen; 4) Europa is het voornaamste missionair en apostolisch reservoir van de wereldkerk en in de eerste plaats verantwoordelijk voor de echte ontwikkelingshulp. Deze bijzondere situatie van Europa is overigens geen toevalligheid. De Kerk is vanuit Palestina vooral in Europa tot ontwikkeling gekomen en heeft vandaaruit, onontwarbaar incarnatorisch met de Europese expansie verbonden, de hele wereld bereikt. Ook dát is heilsgeschiedenis: ‘Gott hat nun einmal mindestens die westeuropäischen Länder noch erwählt, dass in ihnen das Evangelium eine Heimat haben soll’Ga naar eind2). | |
Europese zielzorgDe inventaris van de eigenlijke Europese zielzorg valt nog steeds vrij pover uit. De profane structuren zijn ook hier ver vooruit op het kerkelijke antwoord. Buiten enkele belangrijke toespraken van Pius XII, enige zeldzame stellingnamen van bisschoppenGa naar eind3) en een aantal publikaties die in ruime zin een | |
[pagina 921]
| |
Europees pastoraal karakter dragen, zoals o.m. enkele werken van Guardini, Heer, Przywara, was er tot zeer onlangs weinig uitgesproken zielzorgelijke reflexie. Oostpriesterhulp was een belangrijke stap naar een hernieuwde bewustwording van een Europese geheelheidspastoraal, maar bleef in zijn oriëntatie toch hoofdzakelijk beperkt tot Duitsland en de landen achter het IJzeren gordijn. Definitief brak deze bewustwording door met het congres voor het Europese priestervraagstuk in de herfst van 1958 te Wenen. De aartsbisschopcoadjutor van kardinaal König, Mgr. Fr. Jachym, organiseerde samen met Mgr. J. Dellepoort, in het Schottenklooster te Wenen het eerste echt Europese zielzorgelijke contact. Onmiddellijk werd de centrale vraag aangesneden: hoe een doorstroming bewerken van zielzorgers uit de priesterrijke landen naar de priesterarme landen van Europa. Resultaat van dit congres was de verdere uitbouw van het Instituut voor Europese priesterhulp, door Mgr. Dellepoort te Breda opgericht en door hem in 1960 als Stenonius-Stichting overgebracht naar Maastricht, waar hij in hetzelfde jaar begon met het Europa-seminarieGa naar eind4). Naast studenten uit Nederland, Vlaanderen en andere landen, die er zich voorbereiden op zielzorg in een Europees land met priesternood, worden er o.m. ook Spanjaarden opgenomen, die naderhand hun studies voltooien aan een Duits seminarie, om zich voor te bereiden op de zielzorg onder de Spanjaarden in Duitsland. Iets dergelijks zou men kunnen doen voor meerdere Noordwest-Europese landen met hoge arbeidersimmigratie uit het katholieke zuiden, Groot-Brittanië bv. en de Benelux. Het Maastrichtse centrum heeft plannen om in het najaar van 1963 een Europees priesteroriënteringssecretariaat op te richten te Madrid. Ook werd een aanvang gemaakt met de organisatie van de vakantie-uitwisseling voor priesters, hoofdzakelijk met het doel vermoeide zielzorgers uit de Europese diaspora een herstelperiode te gunnen. In juli 1960 riep het Zentral-Kommitee der Deutschen Katholiken (Godesberg), bij gelegenheid der voorbereiding van het Eucharistisch Congres te München, een aantal deskundigen uit de wereld van politiek, economie, cultuur en zielzorg bijeen om de vraagstukken die Europa aan de Kerk stelt te onderzoeken. De opzet lag vervat in de naam van het congres: Die Formkraft der Kirche im neuen Europa. De internationale federatie der instituten voor socio-religieus onderzoek (FERES) stelde een uitvoerig rapport op over Der Europäische Katholizismus und die Europäische IntegrationGa naar eind5). Tijdens deze studiedagen kwam duidelijk naar voren dat de transformaties op Europees sociaal-economisch en cultureel vlak - waarvan men mag aannemen dat zij enkel een beginfase vertolken - geleidelijk de vraag stellen naar een internationale coördinatie van het specifiek Europees apostolaat. Sommigen concludeerden hieruit zelfs (zoals Mgr. Jachym in Wenen reeds had gedaan), dat er behoefte bestond aan een Westeuropese bisschoppenconferentie, die in kwesties die allen raken, gezamenlijke standpunten of tenminste gemeenschappelijke grondoriëntaties zouden kunnen zoeken. Van Franse zijde werd er evenwel sterk voorbehoud gemaakt tegen een gevaarlijke vermenging van Europa-politiek en zielzorg. Dit zou de pastorale coëxistentie van de katholieken met de niet-Europagezinde communisten in gevaar brengen, en in de ontwikkelingslanden zou de | |
[pagina 922]
| |
Kerk de indruk kunnen wekken, het Europees superioriteitsgevoel te helpen handhaven. In september van hetzelfde jaar vond te Kopenhagen het eerste Europese congres voor lekenapostolaat plaats, bedoeld om de samenwerking der katholieken op Europees niveau te bevorderenGa naar eind6). In de slot-resoluties werd o.m. de wens geuit: ‘om het lekenapostolaat beter te doen beantwoorden aan de diepere behoeften van het nieuwe Europa, dat langzaam wordt opgebouwd, en om het licht van het Evangelie in de beginnende nieuwe structuren te doen doordringen, moeten noodzakelijke instrumenten tot stand komen die op Europees niveau een doelmatige samenwerking tussen katholieken in diverse domeinen kunnen bevorderen’. Ook hier kwam van Franse en Oostenrijkse zijde duidelijk voorbehoud tot uiting. Ook in een andere richting werden initiatieven genomen. Tussen 1958 en 1962 werden voor de kinderen der functionarissen van de Europese instellingen door de Hoge Raad voor Europese Scholen vier scholen opgericht: te Luxemburg, Brussel, Mol en Ispra-Varese (Italië). Een vijfde school is onlangs opgericht te Karlsruhe en een zesde wordt voorzien in het atoomcentrum van Petten (Nederland). Vanuit het standpunt dat ons hier bezighoudt, zijn deze scholen evenzovele proefvelden voor catechisatie in Europees milieu. In Luxemburg schijnt men het verst gevorderd te zijn: de franciskanen hebben er de leiding van een Europese parochie (ongeveer 2.000 inwoners), ingericht met personele jurisdictie. De pastoraal in de parochie en de catechese in de Europa-school hebben een heel eigen karakter. Vooral de oecumenische openheid en het contact tussen de jongeren worden bevorderd. Vanzelfsprekend moeten de katholieke-actie-structuren met hun nationale verscheidenheid in functie van het milieu opnieuw doordacht worden: de aandacht gaat vooral naar kernwerking in gezinsgroepen en bijbelkringen en de katholieke intellectuelen van de EGKS worden aangezet een bijzondere zorg te wijden aan de immigrantenarbeiders uit het nabije industrie-gebied, die tot hun eigen nationaliteit behoren. Door het adopteren van een Afrikaanse parochie wordt de universeel-kerkelijke verantwoordelijkheid wakker gehouden. De aandacht voor het Concilie schijnt verdere belangrijke Europese initiatieven voorlopig te schorsen. Maar van de andere kant heeft het Concilie de samenwerking tussen de Europese bisschoppen bevorderd. Het Europees episcopaat heeft gezien hoe andere regionale bisschoppenconferenties werken: de CELAM (Consejo episcopal latino-americano) voor geheel Latijns-AmerikaGa naar voetnoot7), de voorlopig tot het Concilie beperkte bisschoppenconferentie van Afrika (in negen regionale secties) en de Indische bisschoppenconferentie. Op 5 en 6 februari vergaderden te München een 80-tal Concilievaders uit Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk en de Benelux. In Metz kwam een aantal bisschoppen van Frankrijk, Duitsland en de Benelux samen om het concilieschema over het huwelijk te bestuderen. Toch moeten de verwachtingen omtrent een Europese bisschoppenconferentie ook niet te hoog worden aangeslagen, zoals kardinaal Frings in een onderhoud met het Amerikaanse persbureau N.C.W.C opmerkte (maart 1963): ‘Grotere verantwoordelijkheid voor regio- | |
[pagina 923]
| |
nale bisschoppenconferenties kunnen wij eerst op liturgisch gebied verwachten. Maar ik geloof dat het vrijwillig karakter van die conferenties niet veranderd moet worden, omdat ze juist door hun vrijwilligheid zo doelmatig werken. Wij zullen dus moeten oppassen dat wij deze vrijwilligheid niet wegnemen’Ga naar voetnoot8). Toekomstplannen bestaan er ook. Het Instituut voor de Europese priesterhulp bereidt een tweede congres voor (september 1964) over de problemen betreffende de priesteropleiding in Europa. De rationalisering van het apostolaat en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkelingslanden brengt de nationale Vergaderingen van de Hogere Oversten der religieuzen geleidelijk met elkaar in contact op Europees niveau. Deze en andere verspreide initiatieven wijzen steeds duidelijker op de behoefte aan een of andere vorm van een vast secretariaat, dat informerend en bemiddelend zou kunnen optreden, naar het model van het CELAM-secretariaat te Bogota. Het oprichten van een dergelijk secretariaat, niet te Rome gevestigd, en aanvankelijk tot West-Europa beperkt, zou een stimulans zijn om de zo nodige Europese geheelheidspastoraal meer vastheid te geven. De gezonde nationale verscheidenheden zouden hierdoor onverminderd blijven voortbestaan, maar wel zou een duidelijker uitgesproken gezamenlijke verantwoordelijkheid de werkelijk verengende en niet-katholieke particularismen kunnen doen verzwakken. Men kan zich afvragen of de Spaanse burgeroorlog b.v. of vooral de tweede wereldoorlog dergelijke afmetingen zouden gekregen hebben indien de toch soms zeer ‘nationale’ katholieke Kerken van Europa na de eerste wereldoorlog - ook en vooral langs hun leiders om - met elkander bestendig in voeling waren gebleven, een gezamenlijke vredesactie hadden ondernomen en nationale misgroeiingen vanuit een christelijke zelfbezinning op de Europese samenhorigheid hadden gecorrigeerdGa naar voetnoot9). De Europese Kerken hebben immers samen een verantwoordelijkheid in Europa, niet voor de macht van Europa, noch voor hun macht in Europa, doch voor de geest in Europa en de morele houding van Europa tegenover de andere Groten. Meer dan ooit heeft de Kerk van Europa een vredeszending. Het ware wenselijk dat ook op dit gebied naar aanleiding van het Oecumenisch Concilie het Europese christendom zelf voortaan tot meer conciliair handelen zou besluiten. Inmiddels zijn meer beperkte vormen van samenwerking het overwegen waard. Zoals de Afrikaanse bisschoppen één gezamenlijke herderlijke brief over het Concilie publiceerden, zijn ook occasioneel ‘Europese herderlijke brieven’ niet ondenkbaar, b.v. over het toerisme en het christelijk getuigenis, over hulp aan ontwikkelingslanden, over de verkeersveiligheid, over het gezin, enz. Waar de H. Stoel uitgenodigd is om deel te nemen aan de Culturele Conventie van Europa, waardoor het Vatikaan voor de eerste maal in een Europese organisatie zal zetelen, lijkt ook onderling contact van de specifiek Europese bisschoppen vanzelfsprekend. Ook de toenemende arbeidersmigratie door geheel Europa zal een bestendige en eenvormige pastorale strategie vergen. Tenslotte zal het samenwerken zelf nieuwe vormen van wederzijdse hulp en van creatief onderling geven en ontvangen openbaren. | |
Europa in de zielzorgOok de gewone zielzorg zal zich om Europa moeten bekommeren. De boven | |
[pagina 924]
| |
vermelde motieven, waarom Europa, als eenheid van verscheidenheden, bijzondere pastorale aandacht verdient, signaleren tevens de domeinen waarover deze zielzorg zich zal uitstrekken. 1. Nog steeds hebben de christenen in Europa hun rol als geweten van de wereld niet uitgespeeldGa naar voetnoot10). De meest vooraanstaande christenen en ook de eerlijk zoekende niet-gelovige leiders van andere continenten zien nog steeds op naar Europa om er - zo hopen zij - de door het christendom geïnspireerde antwoorden te vinden voor de grote problemen die zij moeten oplossen. De belangrijkste zorg voor de zeer sterk gecentraliseerde nieuwe naties en ook voor de gesocialiseerde westerse welvaartstaten zelf, is het vinden van het juiste evenwicht tussen persoon en gemeenschap en tussen de diverse belangengroepen onderling. Het naar de gemeenschap geopende personalisme is iets specifiek Europees, zoals Joannes XXIII opmerkte in de reeds aangehaalde brief tot de Franse Sociale Week: ‘Ce personnalisme, qui respecte la vocation de chaque être et insiste sur la complémentarité du corps social, est la clé de voûte du patrimoine européen et rend intelligibles tous ses éléments’Ga naar voetnoot11). Daarom betekent Europa de voortdurende confrontatie van het geweten met de macht. Zoals Guardini liet zien in de glansrijke rede, te Brussel uitgesproken bij het aanvaarden van de Erasmusprijs 1962, is de centrale vraag van de hele huidige beschaving die van de macht: ‘Waar ligt de orde waarbinnen het machtsgebruik zijn zin vervult?’ En zijn antwoord luidde: ‘Ik geloof dan ook dat de allerminst sensationele, maar ten diepste naar het wezenlijke leidende taak, die aan Europa is toegewezen, de kritiek op de macht is.... Europa heeft de idee van de vrijheid - van de mens en van zijn werk - voortgebracht; het zal vooral de taak van Europa zijn om, in bezorgdheid voor de menselijkheid van de mens, door te dringen tot de vrijheid ook ten opzichte van zijn eigen werk’Ga naar voetnoot12). De moeizaam aangeleerde coëxistentie, eerst tussen de verscheidene christelijke Kerken onderling, dan tussen de christenen en de andersdenkenden, heeft Europa tot een groot laboratorium voor het ideologisch pluralisme gevormd, waarop andere continenten zich kunnen inspireren bij het zoeken naar evenwicht tussen sterk tegengestelde spanningen. Doch dan zal Europa zelf steeds overtuigender blijk moeten geven van trouw aan de eigen beginselen van de door zovele godsdienstoorlogen, vervolgingen en totalitaire systemen verworven verdraagzaamheid. Of deze verdraagzaamheid daarenboven positief scheppend zal zijn ofwel nivellerend naar de grootste gemene deler, zal afhangen van de inzet der christenen zelf in Europa. Het is een der moeilijkste en meest dringende taken van de zielzorg in Europa de individuele christenen en de groepen die zich christelijk noemen op te voeden tot meer christelijk inzicht in de macht en tot een meer christelijk aanwenden ervan. Onvoldoende is nog steeds de doctrinale voorlichting over de verantwoordelijkheid van de christen als lid van een staat, als Europeaan en wereldburger. De encycliek Pacem in terris bevestigt dit weer. De opvoeding van de sociale en civieke zin volgens de beginselen van het Evangelie is in de meeste scholen onbestaande en zelden wordt er vanaf de | |
[pagina 925]
| |
kansel of in herderlijke brieven over gesproken. Al kan men bij Pius XII de beginselen voor dit nationale en internationale optreden zuiver terugvinden, aangevuld en gesynthetiseerd in Pacem in terris, de andere continenten vragen aan Europa méér: concrete patronen waarin deze beginselen levend en bruikbaar worden. Al te vlug vergeten de christenen in Europa daarnaast het onnoemelijke onheil dat het ‘christelijk Europa’ over de wereld heeft gebracht, omdat het noch de machtsverhouding kapitaal-arbeid tijdig heeft weten op te lossen, noch de trotse rivaliteit der naties heeft weten te matigen. Europa betekent immers niet enkel verlossing, doch ook schuld; en deze dubbele wetenschap moet de besten in Europa tot het dienend geweten van de wereld maken in deze belangrijke fase van de heilsgeschiedenisGa naar voetnoot13). 2. Aangezien in Europa de oorsprong ligt van de huidige geestelijke crisis van de gehele wereldGa naar voetnoot14), is Europa ook op een bijzondere wijze verplicht, een uitweg te vinden. In de confrontatie tussen christendom en atheïsme zal de Europese Kerk het antwoord moeten vinden op de vraag of Kerk-zijn en moderne beschaving elkaar kunnen ontmoeten en of een heilbrengende en originele incarnatie van de Kerk in de steeds verder evoluerende welvaartstaat mogelijk is. Van het slagen van deze taak zal niet enkel het voortbestaan van Europa als idee, doch ook de zin zelf van de verdere wereldevolutie afhangen. Op de historische wending bij dit ‘Ende der Neuzeit’ (Guardini) is Dawsons dilemma acuut: ‘For unless we find a way to restore the contact between the life of society and the life of the spirit our civilization will be destroyed by the forces which it has had the knowledge to create but not the wisdom to control’Ga naar voetnoot15). Vinden wij in Europa op deze centrale vraag geen antwoord, hoe zal het christendom dan de geesten van ongeloof kunnen bezweren die juist door de geloofsontrouw van Europa in de ontwikkelingslanden zijn wakker geroepen? Al te veel christenen herleiden deze taak van incarnatie in de eigen tijd tot een louter aanpassingsprobleem: de Kerk moet zich in liturgie en catechese maar aanpassen aan de verscheidenheid der jonge landen en, in Europa, aan de arbeidersstand. Daarbij wordt vergeten dat de wording van één grote wereldcultuur zich zeer snel voltrekt, in verscheidene cultuurdialecten, en dat deze wereldcultuur overwegend uit Europese elementen is samengesteld, doch dikwijls uit elementen die zich in Europa zélf van het christendom hebben losge- | |
[pagina 926]
| |
werkt. M.a.w. wie aan de meest levende kernen van het huidige Europa niets fundamenteel waardevols te bieden heeft, zal ook buiten Europa weldra niets meer hebben om het aan te passen. En om Europa te helpen is méér vereist dan ijverige zorg om een aantal kortsluitingen weg te werken tussen christendom en moderne beschaving - zoals een aantal tijdschriften en een zeer oppervlakkige pastoraal willen doen voorkomen. Alleen het eenvoudige christendom met een maximum aan authentieke beleving en een - steeds noodzakelijk - minimum aan culturele en historische inkledingen zal voor de eigen tijd het Woord verstaanbaar kunnen maken als echt bevrijdend. Want alleen dan zal niet binnenwereldlijke macht, maar goddelijke transcendentie worden ervaren. Zo zal de Europese theologie na het Concilie enorm veel uitzuiverend denkwerk moeten presteren om zich van de rijke eenvoud zelf van haar levende leer dieper bewust te worden en deze leer, uit vele cultuursociologische overgroeiingen ontward, zo echt mogelijk te verkondigen. En déze, gelouterde, verkondiging zal hevig aangrijpen, indien zij in levende personen, in moderne heiligen, transparant kan worden. In de toekomst zal steeds meer ‘operationele theologie’ gevergd worden, d.w.z. een theologie die zich bezint op Gods aanspraak in het huidige heilsmoment en die ernst maakt met de beschavingsversnelling. Zij zal ophouden bijna uitsluitend studie van de traditie te zijn, om dan in aanhangsels en bijvakken het uit voorbije ken- en leervormen verworven inzicht toe te passen op de concrete pastoraal; in haar luisteren naar de traditie zal zij voortdurend mee-luisteren naar wat nu in Kerk en wereld leeft. Het zou immers geheel verkeerd zijn te menen, dat met de verhedendaagsing van de Kerk door het Vaticanum II het gesprek tussen Kerk en wereld weer voor enkele eeuwen zal verzekerd zijn. De versnelling in de ontwikkeling van het profane levenGa naar voetnoot16) is van die aard dat voortaan een periodische heraanpassing haast zinloos wordt: voortdurend moet de levende Kerk in dialoog zijn met de levende beschaving, als een teken van heil en van tegenspraak. In dit proces heeft de Europese Kerk een vooralsnog onvervangbare roeping. Daar de voornaamste studiecentra voor katholieke en protestantse theologie nog steeds in Europa liggen en de meeste buiten-Europese theologie-professoren een gedeelte van hun opleiding in Europa doormaken, zal het theologisch denken, bron van de gehele christelijke mentaliteitsvernieuwing, nog voor geruime tijd overwegend Europa toevallenGa naar voetnoot17). 3. Een derde kristallisatiepunt van het belang van Europa voor de zielzorg is het oecumenisme, waarbij het herstel van de scheuring als boete en roeping wordt beoogd. Het christelijk schandaal van de scheiding drong immers vanuit Europa door in de andere continenten, waar evangelie en geloofstweespalt samen werden verkondigd. Maar vanuit Europa, zowel vanuit Rome als uit Genève, verbreidde zich ook het heimwee naar hereniging. Met deze echt Europese roeping schijnt nu ernst gemaakt te worden: de contacten tussen de katholieken van Frankrijk, Duitsland en de Benelux bv. met die uit Italië en Spanje hebben in deze laatste landen in relatief korte tijd bij de besten een oecumenische zorg gewekt. De zich langzaam wijzigende houding zowel van de Kerk als | |
[pagina 927]
| |
van de Staat in Spanje tegenover de protestantse minderheid is grotendeels te danken aan de druk der Europese publieke opinie, gevormd door theologen en publicisten. Het verder ontwikkelen en versterken van deze opinie - die eigenlijk de ‘sensus catholicus’ is - lijkt daarom een der meest dringende taken van het Europese christendom. Het op lokaal, nationaal en Europees niveau ijveren voor betere verstandhouding en samenwerking tussen de Kerken is echte zielzorg van Europa; geleidelijk groeit aldus de stroming die Europa als symbool van christelijke verdeeldheid kan doen omslaan tot teken van het éne geloof in de Heer. Niet zonder reden beschouwt H. Asmussen dit gelovig ijveren als ‘das Herz Europas’: ‘der Glaube an die Erhörung des hohepriesterlichen Gebetes mitten in einer Spaltung, die wir selber nicht beheben können, ist ein unerhörter Impuls für die kommende Europäische Geschichte’Ga naar voetnoot18). Jaarlijkse interconfessionele Eurovisiezendingen en soortgelijke Europese contactdagen voor publicisten zouden hier een kerugmatische betekenis kunnen vinden voor het huidige heilsmoment. Doch daarmee is slechts één aspect van de zorg om de Europese oecumene belicht. Stilaan worden de meer homogene katholieke gewesten van Europa diaspora-gevoelig. Het bewustzijn groeit van de medeverantwoordelijkheid voor de geestelijke versterking van geloofsgenoten in gebieden met kleine katholieke minderheden als vooral Noord-Duitsland en Skandinavië. Contacten en verlofuitwisselingen met katholieken uit deze streken worden als verrijkend ervaren door gasten en gastheren: enerzijds worden formalismen blootgelegd en anderzijds bevrijdt een ‘natuurlijk’ christelijk milieu van bepaalde minderwaardigheidscomplexen. Daarenboven zal de zielzorg in Europa de vrije en rijke westelijke helft voortdurend moeten confronteren met de zorgen van de afgegrendelde oostelijke helft. En uit deze ontmoeting zal deemoed groeien bij het ervaren van de dikwijls zoveel grotere godsdienstige vitaliteit van deze vervolgde ‘kleine kudde’. Ook Rusland zelf - indien de tekenen des tijds niet bedriegen - zal meer en meer in de oecumenische zorg betrokken worden. De Russische Kerk heeft immers die van West-Europa nodig om via haar deel te hebben aan de WereldkerkGa naar voetnoot19), zoals West-Europa en de wereld verrijkt moeten worden door de reserves aan religieuze kracht der miljoenen rechtgelovige Russen. 4. Europa is tenslotte nog steeds het belangrijkste missionair reservoir van de Kerk; het levert meer dan 90% van alle missionarissen uit de Wereldkerk. De groei en de katholiciteit van de Kerk zal dus nog voor vele jaren van Europa afhangen. Juist op een ogenblik waarop de roepingen in meerdere Westeuropese landen beginnen te dalen, stijgen de behoeften in Latijns-Amerika, Azië en Afrika. Niet in een kortzichtige politiek van zelfbehoud, doch in een globale inspanning van geheel Europa om door grotere rationalisering van elke afzonderlijke nationale zielzorg nieuwe krachten vrij te maken voor buiten-Europees apostolaat zal het juiste antwoord liggen. Dat hierdoor talloze taken aan leken moeten worden overgedragen, in en buiten Europa, dat deze leken vorming | |
[pagina 928]
| |
vergen, dat hierdoor in de opleiding van de clerus zelf meer het pastorale aspect en minder de voor alles bruikbare ‘homo universalis’ dient onderstreept te worden, dat daarenboven de eigen Europese theologie-specialisten meer als visiting professors enkele semesters overzee zouden doceren en ginder als multiplicator de zelfhulp zouden bevorderen - dat alles lijkt vanzelfsprekend. Doch dan zullen de Europese christenen en hun missionarissen zelf ook bereid moeten zijn om te luisteren naar de nieuwe accenten die de jonge Kerken ontdekken in de Boodschap en hen moeten helpenGa naar voetnoot20) met hun eigen charismata theologie en christelijk leven der oude Kerken te verrijken. Hier zal de Europese Kerk dikwijls meer een beroep moeten doen op haar deemoed dan op haar zin voor doelmatigheid. Waar vroeger velen in Europa als ideaal hadden leiding te geven aan de volkerengemeenschap, zich ten koste van deze gemeenschap te verrijken en door wetenschappelijke voorsprong de verworven posities te beveiligen, oriënteert de Europese zielzorg zich nu in een geheel andere richting. Voor haar betekent Europa dienstbaarheid, verfijnde rechtvaardigheidszin en loyale en onbaatzuchtige samenwerking. Voor haar betekent Europa niet de trotse monoloog, maar onvooringenomen ontmoeting, deemoedige ontvankelijkheid en schulddelging. Want zij vindt dat een eeuwenlange, uitzonderlijke begenadiging van Europa juist de Europese christenen verplicht tot een sprekender getuigenis van integrale trouw aan de aarde en de hemel tegelijk, tot een modern gehoorzamen aan Christus' woorden: ‘Geef aan Cesar wat aan Cesar toekomt, en aan God wat God toekomt’ (Lc. 20, 25). |
|