Streven. Jaargang 16
(1962-1963)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 849]
| |
Literaire kroniek
| |
[pagina 850]
| |
werkelijk te oud zijn, dan zullen ze met schrik en ontzetting moeten constateren dat veel onbegrijpelijks in hun eigen kinderen hier in romanvorm hun wordt voorgeschoteld. In de dertien jaren die sinds publikatie van dit boek zijn verlopen, hebben we vergeefs gewacht op de tweede roman. Dit weer in merkwaardige tegenstelling met velen van zijn collega's, die er niet vlug genoeg bij kunnen zijn om een beginsucces te laten volgen door wat doorgaans een soort mislukking wordt. Aarzelend en tastend is Salinger voortgegaan, nu en dan een kort verhaal publicerend. Tastend schijnt hier het juiste woord; hij zoekt zijn weg nog. Hij ziet zelf nog niet goed hoe het geweldige raam er uit zal zien, ofschoon hij wel weet wat er allemaal in verwerkt gaat worden; hij is bezig met detailstudies, hopend dat deze vroeg of laat in het geheel zullen passen. En het heeft er alle schijn van dat hij niet bang is om zulke voorstudies onbenut te laten om wille van het geheel. Intussen houdt hij zijn bewonderaars in spanning door al vast vier korte verhalen te geven waarvan met grote zekerheid gezegd kan worden dat zij deel uitmaken van het raamGa naar voetnoot1). Het project waar Salinger nu mee bezig is, is niet zozeer een roman als wel een kroniek. De kroniek van een Amerikaans half Joods - half Iers gezin, van vader en moeder Glass en hun zeven kinderen. Vader, tot nu toe een buitenmate zwijgzame figuur, en moeder, door de kinderen rustig Bessie genoemd en ook wel Fatty, stammen uit het grensgebied van toneel-cabaret en circus; zij hebben het klaargespeeld om hun vroegrijpe spruiten in hun jeugd als wonderkinderen met het verlossende antwoord op allerlei kwellende vragen te laten optreden: de een na de ander, en de oudste werd in 1917 geboren en de jongste in 1935. De verschafte gegevens zijn tot nu toe betrekkelijk schaars: de oudste Seymour bedrijft na een desastreus huwelijk zelfmoord; nummer twee, Buddy, door Salinger zijn alter-ego genoemd, is schrijver en leraar van beroep en voert tot nu toe het hoge woord; volgt de eerste dochter waarvan we weinig meer weten dan dat zij getrouwd is en moeder van drie kinderen (uit gegevens buiten de verschenen kroniek om, d.w.z. uit de korte verhalen Down at the Dinghy en Uncle Wiggily in Connecticut, zou men nog het een en ander kunnen verzamelen; maar het is te bezien of Salinger zulke gegevens niet verwerpt); in 1923 wordt de tweeling geboren: de ene jongen komt vlak na de oorlog om in Japan terwijl hij dienst doet in het bezettingsleger, de andere is Karthuizer geworden. Deze en dergelijke informatie wordt de lezer en passant meegedeeld. Na zeven jaar komt dan in 1930 Zacharias Glass, gewoonlijk Zooey genoemd; zijn zusje Frances, met de roepnaam Franny, sluit in 1935 de rij. De kroniek werd begin januari 1955 geopend in de New Yorker met het korte verhaal Franny: de jongste dochter, nu twintig, ervaart wat het zeggen wil niet begrepen te worden door haar verloofde. Ruim twee en half jaar later, in november 1957, verschijnt het vervolgverhaal Zooey, dat vertelt van de maatregelen door de jongste zoon en moeder Bessie ondernomen om de dochter, die wel erg overstuur is, te redden deels door een uiteenzetting van Franny's godsdienstige moeilijkheden, anderzijds door Bessie's kop kippensoep. Maar tussen deze twee short stories door verschijnt eind november 1955 Raise high the roof beam, carpenters, hetgeen ons een verslag geeft van wat er op de trouwdag van | |
[pagina 851]
| |
de oudste zoon, Seymour, in 1942 gebeurde. Buddy is hier aan het woord, en deze gaat door met praten in Seymour, an introduction, dat in 1959 verschijnt. Buddy heeft het daarin enkel over zijn broer: niet wat hij tijdens zijn leven gedaan heeft; het is enkel een inleiding, voornamelijk bestaande uit herinneringen aan beider jeugd, aan hoe hij er uitzag (ogen, oren, neus, mond, etc.!), aan wat voor een soort jongen hij nu eigenlijk was. Dit is tot nu toe alles: Salinger laat echter weten dat hij nog veel materiaal heeft dat nog uitgewerkt moet worden; zelf werkt hij hieraan als een goed gesmeerde bliksemflits (zijn eigen beeld) maar ‘my alter-ego and collaborator, Buddy Glass, is insufferably slow’. Intussen kan er niet aan getwijfeld worden dat een flink percentage jonge én oude Amerikanen ongeduldig zit te wachten op de volgende aflevering van de Glass kroniek. Waarbij de criticus de vraag stelt: terecht of ten onrechte? Wanneer er zulk een grote belangstelling is voor hetgeen Salinger schrijft, houdt dit in dat hij de lezers aanspreekt. Dit moet eerst in heel letterlijke zin genomen worden. Niet dat hij nu bepaald aan Fielding of aan Dickens doet denken die zich periodiek tot de ‘geachte lezer’ wenden, hem daarbij heel evident een grote eer bewijzen door hem bij, niet in, het verhaalde te betrekken. Wel herinnert Salinger ons aan Belloc, die in zijn verrukkelijk reisverhaal The Path to Rome de lezer niet alleen toespreekt, maar deze zelf ook nu en dan aan het woord laat: totdat het Belloc op een gegeven ogenblik te machtig wordt en de lezer met een vinnig ‘not a word’ het zwijgen oplegt. Bij Belloc is het echter heel duidelijk een literair trucje, dat net iets te doorzichtig is; want vaak dient het enkel om de auteur de gelegenheid te geven een grapje te plaatsen. Bij Salinger is het veel directer, en geïntegreerd in de stijl zelf. Het is zelfs niet louter een kwestie van de lezer toespreken; we vinden duidelijk sporen dat we leven in de tijd van de ontmoeting en de dialoog, ook van de ontmoeting en dialoog tussen schrijver en lezer. Soms waarschuwt bij gevolg de lezer de schrijver dat hij nu moet oppassen, goed moet nadenken, enz.; maar ook wanneer de lezer zelf niet het woord neemt, blijkt uit het antwoord van de schrijver dat het woord, de suggestie, de bezorgdheid, enz. van de lezer reeds tot uitdrukking is gekomen. We zijn m.a.w. beland bij de tegenpool van de inferieure monoloog, die, zij het in milde vorm, in niet geringe mate ten grondslag ligt aan The Catcher in the Rye. Salinger spreekt zijn lezers ook aan door zijn humor. Niet alleen dat zij worden uitgenodigd om te glimlachen met menselijke zwakheden in de leden van de Glass clan of hardop te lachen bij zotte situaties, maar in woordkeus, in de opbouw van een zin en niet het minst in zijn beeldrijke beschrijvingen licht op een geestigheid die menigmaal onwillekeurig doet denken aan niemand anders en niemand minder dan P.G. Woodhouse. Mevrouw Glass is nooit een lezeres geweest ‘in any known latitude of the expression’, maar heeft een passie om, zodra haar dochter-patiënt even uit bed is, ‘to give all the pillows in sight a therapeutic beating up’. Een Woodhousiaanse tekening vinden we wanneer het laatste rijtuig in de huwelijksstoet wordt volgeladen, met als slot: ‘one by one from both doors, we all got out of the car - abandoned ship as it were in the middle of Madison Avenue’. De bekoring om te ver te gaan in dit soort literaire gymnastiek weet Salinger te weerstaan, zodat het verrassende element de gehele toon steeds levendig houdt en daarmee een sfeer van verwachting schept. Dit weet hij ook te bewerken door zakelijke maar zeer evocatieve beschrijvingen | |
[pagina 852]
| |
van simpele handelingen als het uitdoen van een lucifer of het te voorschijn halen van een kam uit de binnenzak. Wanneer schrijver ons laat weten dat zijn eerste roman wel tien jaar in de maak is geweest, zal deze lange duur gedeeltelijk op rekening moeten worden geschoven om wat minutieus geobserveerd werd met even minutieuze zorg tot uitdrukking te brengen. Salinger heeft ook een greep op het lezend publiek door de creatie van het Glass gezin. Het opvallende hierbij is dat er, zeker tot nu toe, zo goed als niets gebeurt. Om deze reden prefereren we kroniek boven roman. Er steekt geen verhaal in wat hij schrijft. Het is allemaal erg statisch omdat er weinig handeling is. De lezer krijgt heel weinig te zien; hij is nauwelijks getuige van wat er aan de gang is; hij moet voornamelijk luisteren, en hierbij wordt verondersteld dat wat de Glass-ouders en Glass-kinderen van belang of interessant vinden, de lezers dit ook doen: tot zelfs de bijzondere wijze van knikkeren toe! Maar juist dit kunstig ineen vlechten van op zich hoogst onbeduidende voorvalletjes en merkwaardigheden in het gezinsleven wekt onweerstaanbaar de indruk dat de lezer alles moet weten en alles moet meeleven: levendigheid en waarachtigheid gaan daardoor de gehele kroniek een authentieke kleur geven. En tot zekere hoogte loopt de lezer er in. Want dat ouders en kinderen echt tot leven komen, kan niet gezegd worden. We verliezen hierbij niet uit het oog dat het gehele gezin nog geenszins ten tonele is gevoerd, maar in hetgeen Salinger de lezers tot nu toe biedt weten zowel de jongste als de nog levende oudste zoon, Zooey en Buddy, nog niet goed weg met zich zelf. Moeder Bessie, een gehaaide matrone, neigt naar het karikaturale, en de jongste dochter wordt teveel een ‘geval’. We bedoelen hiermede te zeggen dat, niettegenstaande alle voortreffelijke bedoelingen en niettegenstaande alle schijn van echtheid en waarachtigheid, Salinger zijn voornaamste karakter toch schept om een theorie te bewijzen of een bepaalde visie te illustreren. In dit opzicht kan ze gerust naast Holden Caulfield geplaatst worden. Wij menen dan ook dat de geweldige belangstelling die naar Salingers boeken uitgaat grotendeels verklaard moet worden uit de ervaringen die hij zijn karakters laat ondergaan. En hoe zeer hij zijn dédain voor alle gepsychologiseer en vooral voor alle geanalyseer (vooral door de psycho-analyse) ook onderstreept, in feite is de auteur bezig met een sociaal-psychologische roman, zeker in The Catcher in the Rye, en, naar het er tot nu uitziet, ook in de kroniek van de Glass's. Hij doet dit op voortreffelijke wijze in zijn eerste roman. De jonge mens in een wereld die veel te groot voor hem is, is briljant getekend. De strijd tussen opstand tegen een wereld van ouderen die onecht, onwaar, phony is en tussen het aanvaarden hiervan om wille van de meest simpele levensmogelijkheden is pijnlijk om te zien. Dat de held bij herhaling de schuld schuift op de situatie waarin andere mensen, ouders, leraren, mede-studenten, goede en slechte vrouwen, enz. hem plaatsen, heeft iets tragisch-komisch; het is immers voor ouderen overduidelijk dat eigen woelig groeiproces vergezeld van veel ongeduld, onevenwichtigheid en totaal onbegrip ten grondslag ligt aan noch naar links noch naar rechts kunnen. Naast het woord phony ligt Holden Caulfield het deelwoord depressed op de lippen bestorven. Zelfs wanneer zijn jonger zusje het geleende geld niet terug wil hebben en er op staat dat hij het houdt, is zijn commentaar: ‘that depressed the heil out of me’, en hetzelfde zusje had de knaap door wanneer zij hem verwijt: ‘you don't like anything that happens’. Wanneer hij het gelukkig-zijn in zulk een wereld aandurft, en dit gebeurt op | |
[pagina 853]
| |
de laatste pagina, is de theorie bewezen en de visie geïllustreerd, en is Holden Caulfield uitgediend, en kan hij gaan, hetgeen dan ook onmiddellijk gebeurt. Het korte verhaal Franny, dat een eenheid vormt met Zooey, loopt hiermede parallel. De jonge vrouw van twintig kan wel spuwen op haar ego, naar haar eigen getuigenis, en op een gegeven ogenblik ziet het er naar uit dat zij in haar ego verdrinken zal: ze dreigt een geval te worden van ‘le bonheur d'être malheureux’, totdat zij geconfronteerd wordt met het feit dat door wat te doen voor anderen geluk haar wacht. En hierna kan ook Franny inrukken; ze doet dit ook, maar ze blijft behoren tot het Glass gezin, en verwacht mag worden dat ze in een vervolgverhaal weer te voorschijn treedt.... om opnieuw een stelling te bewijzen? We hebben met deze twee voorbeelden mogelijk de indruk gewekt dat Salinger in hevige mate geoccupeerd is met de psychische ervaringen van de jonge mens op de drempel van eigen volwassenwording, die tevens de drempel is van een zelfstandig en zelfbewust binnentreden van, en zijn eigen weg vinden in, de wereld. Dit is echter slechts ten dele juist; Salinger is voor de jonge Amerikaanse generatie niet een psycholoog die met een fijn pincet de wonden blootlegt en schoonmaakt van de typische jonge man of jonge vrouw; hij is niet iemand die alleen maar een diagnose stelt van psychische afwijkingen of vergroeiingen, waarvoor men dan een morbiede belangstelling zou hebben. Salinger heeft nog een andere pijl op zijn boog. Om het vrij vierkant te zeggen: Salinger is bezeten van Hamlets beroemde opmerking, gericht tot zijn vriend Horatio: ‘there are more things in heaven and on earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy’. Natuurlijk weet hij dit zeer handig te camoufleren, maar een enkele keer verspreekt hij zich als het ware; waarom gezanikt over mysticism en mystical story, wanneer het uiteindelijk gaat om een soort van home-movie, a love story, pure and complicated? (zie de inleidende alinea's van Zooey)? Voor de aandachtige lezer komt de preoccupatie voortdurend naar voren. Negatief ontmoet men hem in Salingers aversie van het amusement dat het goede volk door Hollywood en Broadway de mond wordt ingeperst; er is geen plaats voor oppervlakkigheid in de karakters van Salinger; de ellende van Franny en Caulfield wordt juist veroorzaakt doordat ze niet willen meesjokken met de rest en weglopen uit eigen leed en eigen raadsels. Het is de reden waarom er veel geredeneerd en veel gepraat wordt in deze verhalen. Positief beschouwd, neemt de preoccupatie de vorm aan van het zoeken naar het transcendente, het godsdienstige, het mystieke. En we begrijpen nu weer beter waarom Salinger zulk een succes heeft: de leegheid van het leven, die veel jonge mensen als stuurloosheid en zinloosheid ervaren, wordt hier een verklaring gegeven: er zijn meer dingen hier op aarde dan zich alleen maar voordoen aan de zintuigen of alleen maar uitgeplozen worden door filosofen, om van de mannen van ‘science’ nog maar niet te spreken. Het is bijna onvermijdelijk dat Salinger hier de betiteling gegeven wordt van existentieel romanschrijver: de existentie, en de existentie nu en hier, en van deze mensen. Vandaar dat hij geen behoefte heeft aan de flash-back, en niets kan aanvangen met de time-machine, of hoe de kunstmiddelen van andere romanschrijvers sinds de oorlog ook mogen heten. Het is een tastend blootleggen van het mensenbestaan. En dan zijn we weer teruggekeerd bij wat we boven zeiden: voor dit doel schept hij zijn figuren; deze staan in dienst van dit zoeken en tasten. Maar we moeten er aan toevoegen dat hij zijn karakters niet tot poppen reduceert; hij is als | |
[pagina 854]
| |
scheppend kunstenaar groot genoeg om zijn karakters zo levensecht te maken dat zij nimmer ‘typen’ worden of ons treffen als in hoofdzaak geschapen om een these waar te maken. Hierin ligt een stuk van Salingers grootheid. Al maakt hij de indruk van een jolige praatvaar te zijn en zelfs iets circusachtigs overgenomen te hebben van Pa en Ma Glass, er kan niet aan getwijfeld worden dat hij een hoogst serieus auteur is, die het moeilijker heeft met de inhoud dan met de vorm. Hiermede bedoelen we te zeggen dat hij met zijn directe, op-de-manaf dictie vani de levendige dialoog wel grotendeels klaar is, maar dat hij allesbehalve klaar is met, laten we het woord maar gebruiken, zijn zending of zijn boodschap. Hij is heel evident niet tevreden met de weg uit de leegheid alleen maar aan te geven door een verwijzing naar naastenliefde of, juister in deze context, medemenselijkheid; ‘there are more things’, en Salinger weet wel dat het transcendente op godsdienstig terrein ligt, maar de moeilijkheid is dat, every body in this family gets his goddam religion in a different package'. De schrijver raakt hier open wonden aan van de hedendaagse maatschappij, die op zijn zachtst gesproken bij hem zelf toch nog duidelijke littekenen te zien geven. Mag men, na deze uiteenzetting, bevroeden dat de populariteit van Salingers hoogst leesbare boeken ook te danken is aan de verblijdende omstandigheid dat deze auteur nu niet eens alle euvels en alle leed en alle onbevredigd-zijn van de hedendaagse mens interpreteert in termen van erotiek en vooral sexualiteit? dat men m.a.w. uit een zekere oververzadiging er eindelijk aan toe is om een boek ter hand te nemen dat nu eens niet het sexuele uitpluist? Tegelijkertijd wijst Salingers populariteit ook in de richting dat de psychologische roman die het hebben moet van analyse, van verwrongen complexen, van trauma's, van psychosen en neurosen, enz. niet meer bevredigt en de zoekende mens geen oplossing biedt. Waarmede we allesbehalve willen zeggen dat Salinger een roman schrijft die direct te maken heeft met godsdienst. Het transcendente fascineert hem, maar hij weet niet of het transcendente de vorm heeft van praktizerend christen-zijn, van zuivere mystiek, van oosterse contemplatie, enz. Vanuit deze hoogten opeens de diepten in: Salinger is vaak rauw van taal, hij is onberekenbaar in het gebruik van hoofdletters, grillig in het cursiveren van een woord of van een syllabe in een woord, en hij stoort zich bij tijd en wijle weinig aan grammatica en syntaxis. Men vraagt zich af waarom. We zijn van mening dat een der redenen, mogelijk de voornaamste, is dat hij in geen geval de filosoof of de profeet wil uithangen. Een geforceerde slordigheid en simpelheid moeten voorkomen dat de lezer ook maar ergens en te eniger tijd de indruk krijgt met een diep-serieuze artist te maken te hebben. Dan wordt er afstand geschapen, dan is de dialoog stuk gemaakt. Hij is de speelse cabaretier, maar de echte cabaretier teert niet alleen op kwinkslagen; en grapjes houden vaak veel menselijke wijsheid in zich verborgen. Aldus een samenvattende indruk van deze belangrijke auteur, die nog aan het begin staat van zijn carrière. |
|