meerde stelling in deze formulering te onderschrijven, maar de spreker meende, dat deze impliceerde, dat de Kerk bij de huidige verdeeldheid bereid moest zijn, haar geloofsleer ter toetsing te brengen voor het forum van de Kerken, die de Geest Gods bezig is in oecumene te verenigen rond de geopenbaarde Bijbel. De katholieke Kerk lijdt echter aan een onhoudbaar onfeilbaarheidsbeginsel.
De oud-katholiek, Prof. Dr. P.J. Maan, sloot hierbij aan inzover hij uitdrukkelijk poneerde, dat alleen de ongedeelde Kerk draagster van gezagvolle traditie kan zijn. Maar bij een bepaling van deze ongedeeldheid ontkwam deze spreker niet aan het gevaar, de eerste eeuwen van de Kerk te idealiseren, tegen welke vorm van romantiek Prof. Polman uitdrukkelijk gewaarschuwd had.
Dr. B. Willems O.P. trachtte na een historische schets van het Trentse formulier het onfeilbaarheidsbeginsel te verstaan tegen de achtergrond van een verdiepte ecclesiologie.
Hij beschreef, hoe de geschiedenis van het Trentse decreet, dat stelt, dat de Openbaring vervat ligt in de H. Schrift en de niet geschreven tradities, duidelijk maakt, dat hier op instigatie van een enkeling een formulering werd gekozen, die afziet van de vraag naar de verhouding van Schrift en Traditie ten opzichte van de Openbaring. Ligt de Openbaring vervat in Schrift en Traditie als in twee gescheiden grootheden? De vraag werd in Trente slechts door enkele theologen ontkennend beantwoord, maar - en dit is symptomatisch voor het huidig klimaat - momenteel is twee-derde van het wereldepiscopaat tot een dergelijk antwoord bereid.
Prof. Dr. J. Sperna Weiland (S.U. A'dam) vond deze ontwikkeling verheugend, maar meende, dat hèt knelpunt voor toenadering toch bleef de katholieke visie, dat het kerkelijk leergezag regula proxima fidei te noemen is.
Welnu, op de betekenis van het leergezag trachtte Dr. Willems O.P. nader in te gaan. Hij ontwikkelde zijn gedachten in die zin, dat hij de traditie tekende in eenheid met de Schrift. De traditie is de actieve gezagvolle verkondiging door de kerkelijke leiders van het apostolisch geloofsgoed. Niet aldus dat het ambt gezag zou hebben over de apostolische geloofsleer als zodanig, maar wel over de wijze, waarop deze unieke openbaring in het heden gestalte krijgt. Het is een gezag in functie van de Schrift ter acrualisering van de Schrift in het eigentijds geloofsleven. Het gezag is wel degelijk genormeerd door de openbaringstraditie, zoals het ook gebonden is door het gelovig kerkelijk bewustzijn, omdat het een gezag is ten dienste van de gemeenschap: hierarchia als diakonia.
Prof. Sperna Weiland zag vooralsnog geen reden, het reformatorisch Schriftbeginsel prijs te geven: alléén de Schrift is norm van geloven. Niet in die historisch-orthodoxe zin, dat er geen traditie zou bestaan. ‘De eeuwen vallen niet weg’: de mens is wezenlijk Geschichtlichkeit. De moeilijkheid is echter, dat er concreet meerdere tradities bestaan. Daarom moet de christen kennis nemen van het leven en denken van alle kerken. Kernachtig uitgedrukt in een citaat van Chesterton: it is useless for a man to read his Bible unless he also reads everybody else's Bible. En nogmaals, hoe is dit mogelijk voor een katholiek, die gelooft in een onfeilbaar leergezag, en die de neiging vertoont, het beginsel van onherroepelijkheid te laten voortwoekeren tot proporties, door geen theorie vereist? Het betekent ook een correctie van het reformatorisch Schriftbeginsel, maar meer praktisch dan formeel. Juist op het praktisch vlak liggen de reformatorische moeilijkheden: hoe zal men het reformatorisch beginsel concreet waar maken, als men staat in het geestelijk klimaat van heden, waarin de bijbelwetenschap dwingt tot Entmythologisierung en begrip voor historiciteit?
De forumleider, Dr. B. van Iersel SMM, meende als typering van dit congres een wel zeer actueel beeld te kunnen gebruiken. De meningen hebben zich afgetekend als een net van deels parallelle, deels kruisende spoorrails met vele wissels. Deze zijn lange tijd bevroren geweest, maar zij beginnen langzaam te ontdooien. In welke stand zullen zij komen te staan? Zo, dat de Kerken uiteindelijk samen verder kunnen gaan?
H.W. Jansen