| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
IN het Midden-Oosten voltrokken zich grote wijzigingen; na Yemen en Irak volgde op 8 maart Syrië het revolutionaire voorbeeld. Eigenlijk had het dit voorbeeld in het geheel niet nodig, want dit land was reeds in de laatste jaren van het Turkse rijk het middelpunt van allerlei intriges en het Syrische volk is steeds beschouwd als het minst bestuurbare van het Midden-Oosten. Na het uiteenvallen van de VAR in september 1958 waren er in december van dat jaar verkiezingen gehouden voor een parlement, die een conservatieve meerderheid opleverden; de daarop gevormde regering hield het drie maanden vol en werd op 28 maart 1962 door het leger opzij gezet; de leider van de revolutie, generaal Zahreddin, maakte toen bekend, dat alle economische maaregelen van de voorgaande regering zouden worden herzien ‘in het licht van de beginselen van het Arabisch socialisme en de geleide economie’. Dit schijnt niet naar het genoegen van alle Syriërs te zijn geschied, want reeds in januari van dit jaar moest de regering optreden tegen een nieuwe militaire staatsgreep, waarbij als eisen werden gesteld de unie met Egypte te hernieuwen, Zahreddin als legercommandant af te zetten en de terugkeer van Khaled Bagdash, de uitgeweken leider der Syrische communistische partij, te verbieden. Wist de regering de toestand toen nog meester te blijven, dit lukte haar op 8 maart jl niet. Weer was het leger in opstand gekomen om het socialisme en de Arabische eenheid te verwezenlijken; de daarop gevormde Nationale Revolutionaire Raad zei de ontbinding van de Syrisch-Egyptische unie te betreuren en beloofde alle krachten in te zullen spannen om de drie principes van de socialistische Baath-partij: ‘eenheid, vrijheid en socialisme’ te verwezenlijken.
Door deze omwenteling zijn er voor het eerst in Egypte, Syrië en Irak tot op zekere hoogte gelijkgezinde regeringen; men verwacht, dat deze drie - vermoedelijk met Yemen en mogelijk ook met Algerije - tot een of andere vorm van samenwerking zullen komen, al zal deze dan van andere aard zijn dan de Egyptische premier Nasser zich voorstelt. Bij de hierover gevoerde besprekingen bleken noch Syrië noch Irak iets te voelen voor de plannen van Nasser; zij verlangen geen eenhoofdige leiding van de Egyptenaar, maar een driehoofdige en de onderhandelingen werden dus verdaagd en zijn nog niet heropend.
De wijzigingen in het Midden-Oosten zijn belangrijk voor de positie van de overige landen in dit gebied. In Jordanië zowel als in Saoedi-Arabië is men bevreesd voor een overslaan der revolutie en voor inmenging van Egypte, Syrië en Irak in de binnenlandse aangelegenheden van beide feodaal geregeerde staten, een vrees, die in de Verenigde Staten gedeeld wordt, al drukte de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken zich zeer voorzichtig uit, toen hij verklaarde, dat hij hoopte, dat Jordanië en Saoedi-Arabië hun onafhankelijkheid zouden kunnen handhaven en zouden gevrijwaard blijven voor ‘externe penetratie’, waarmee hij dus de mogelijkheid open liet van een binnenlandse omwenteling in beide landen.
Of er nu een samenwerking tot stand zal komen tussen Egypte, Syrië en Irak,
| |
| |
of dat men niet verder komt dan een unie tussen de beide laatsten - een herleving van de Vruchtbare Halve Maan - in elk geval voelt Israël zich opnieuw ernstig bedreigd; de enige duidelijke binding tussen de meeste Arabische landen is tot nu toe geweest de haat tegen dit land. Kon het zich betrekkelijk veilig voelen door de onderlinge onenigheid van zijn tegenstanders en hun militaire zwakheid, nu ziet het plotseling de mogelijkheid, dat de eerste verandert in een vorm van samenwerking en tegelijk ziet het hoe Nasser zijn militaire macht versterkt en zich toelegt op de vorming van een raket-macht. Hiertoe heeft Egypte West-Duitse deskundigen aangetrokken en Israël heeft nu in Bonn geëist, dat er maatregelen genomen worden om te voorkomen, dat West-Duitsers helpen bij de opbouw van het Egyptische leger. Mevrouw Meir, Israëlisch minister van buitenlandse zaken, heeft het nogal scherp gezegd en in Bonn weet men er niet goed raad mee. Men begrijpt de verontwaardiging van Israël, maar de grondwet verbiedt Bonn de vrijheid van zijn burgers aan te tasten; anderzijds kan Bonn erg weinig waardering op brengen voor het optreden van de Israëlische geheime dienst, die met alle mogelijke middelen probeert te voorkomen, dat Duitsers naar Egypte gaan en door pressie op familieleden probeert in Egypte reeds werkzame Duitsers tot terugkeer te dwingen. Doet Bonn niets, dan is de door Adenauer moeizaam opgebouwde goede verstandhouding met Israël verbroken, doet hij wel, wat Mevrouw Meir vraagt, dan kan hij rekenen op moeilijkheden met Egypte en de andere Arabische landen.
In Frankrijk kwam het op 1 maart tot een ernstig conflict. Reeds lang heerste er ontevredenheid onder de werknemers van de nationale bedrijven; speciaal de mijnwerkers klaagden over een grote achterstand van hun lonen vergeleken met die van andere industrie-arbeiders, zelfs ook met die van werknemers in andere nationale bedrijven. Toen onderhandelingen mislukten, legden zij op 1 maart het werk neer en zij stoorden zich niet aan het op 28 februari door de regering gepubliceerde collectieve vorderingsdecreet; integendeel, had men aanvankelijk de bedoeling door een demonstratieve staking van twee dagen kracht aan de eisen bij te zetten, nu werd door de katholieke en socialistische vakbonden, waarbij zich later de communistische aansloot, een algemene staking van onbeperkte duur geproclameerd en de Gaulle moest toezien hoe zijn vorderingsdecreet geen effect had. De stakingsbeweging ontving van talrijke - ook kerkelijke - zijden steun en zelfs spraken vele min of meer vooraanstaande figuren van de Gaullistische UNR zich uit ten gunste van inwilliging van de eisen der stakers; maar de Gaulle retireerde niet.
De Franse president is er geheel aan gewend het bij het rechte eind te hebben en heeft zich een politiek doel gesteld n.l. van Frankrijk weer een grote mogendheid te maken. Hij heeft hiervoor de steun van de meerderheid van het Franse volk gekregen, maar heeft zich overigens te ver van dit volk gedistanci-eerd. Hij heeft bij het stellen van zijn politieke doel te weinig oog gehad voor de sociale toestanden van een groot deel van het volk. Een ogenblik hebben de leden van de UNR gemeend deze kloof te kunnen overbruggen door zich solidair met de stakers te verklaren in de hoop zo de regering te kunnen beïnvloeden, maar zij moesten spoedig bemerken, dat de Gaulle daar nog minder van gediend was dan van de steun, die de stakers ontvingen van bisschoppelijke kant. De Franse president is bang voor een lawine van looneisen van andere arbeidersgroepen in de nationale bedrijven - en deze zijn in maart dan ook los gekomen vooral bij de spoorwegen - met als gevolg een inflatie
| |
| |
van de Franse franc. Hij kan niet alles tegelijk; de opbouw van een eigen force de frappe vereist enorme sommen en de regering voelt er daarom weinig voor om nu te beginnen met een forse loonronde voor haar eigen arbeiders. Zo ontstaat het conflict tussen de staat als politieke overheid en diezelfde staat als werkgever; voor de Gaulle is het duidelijk, dat de politieke aspecten de doorslag moeten geven, maar voor de arbeiders is dit geenszins duidelijk. Zij zijn niet tegen de Gaulle; zij wensen geen politieke omwenteling, maar sociale rechtvaardigheid; er bestaat nu echter het gevaar, dat sommige anti-Gaullistische groeperingen van deze sociale kwestie gebruik maken om te proberen er munt uit te slaan voor een politieke aanval op de Vijfde Republiek. Daarom wachtte men de afloop met enige spanning af; begin april naderden beide partijen elkaar gelukkig zo ver, dat er nu maatregelen genomen worden om het werk te hervatten.
Aan de ontwikkeling van de Franse kernmacht wordt rustig verder gewerkt. Op 18 maart werd in de Sahara een ondergrondse kernproef genomen in een gebied, waarover Frankrijk volgens het verdrag van Evian, vorig jaar met Algerije gesloten, tot 1967 de beschikking kreeg; over kernproeven wordt in dit verdrag niet gesproken, maar het is onaannemelijk, dat de Algerijnse onderhandelaars, waartoe de huidige premier, Ben Bella, niet behoorde, niet geweten hebben, waarvoor Frankrijk deze gebieden zou gebruiken. De Algerijnse regering heeft nu onmiddellijk aangedrongen op een herziening van dit verdrag, maar zij kan moeilijk een middel vinden om de Fransen te dwingen, daar zij de financiële subsidie uit Frankrijk slecht kan missen. Het is mogelijk, dat Ben Bella alleen maar een goed figuur wil slaan tegenover Marokko en Tunesië om zo zijn positie in de Maghreb te versterken.
Niet alleen Frankrijk, ook Engeland heeft moeilijkheden in Afrika. Londen had hier een lastige beslissing te nemen in een geschil tussen Somalia, gelegen aan de uitgang van de Rode Zee, en het buurland Kenya. Het laatste is nu nog een kroonkolonie, maar zal in 1964 onafhankelijk worden. Op het N.O. deel van Kenya maakt Somalia echter aanspraak, daar hier een belangrijk aantal Somali's wonen, die zich graag van Kenya willen afscheiden om zich te voegen bij Somalia. De Britse minister van koloniën, Duncan Sandys, heeft nu echter beslist, dat genoemd gebied een beperkte autonomie zal krijgen binnen Kenya, aldus tegemoet komend aan de verlangens van Jomo Kenyatta, de nationale leider van Kenya. Behalve vanzelfsprekend diens goedkeuring vond de Engelse beslissing ook instemming in Ethiopië, dat een soortgelijk geschil met Somalia heeft. Het laatst genoemde reageerde onmiddellijk en verbrak de diplomatieke betrekkingen met Engeland; voor Somalia betekent dit, dat het de jaarlijkse subsidie van Londen niet meer zal aanvaarden, maar het zou wel eens kunnen zijn, dat Engeland dit miljoen pond graag gaf voor het recht om evenals vroeger gebruik te mogen maken van de radio-zender in Somalia, omdat dit de enige is, vanwaaruit Engeland Yemen, Aden en het Z. van de Soedan kan bereiken om een tegenwicht te vormen tegen de propaganda van Nasser.
In Centraal Afrika zit Londen reeds lang met de ingewikkelde affaire in de federatie, bestaande uit N. en Z. Rhodesia en Nyassaland. Na veel besprekingen was reeds beslist, dat het laatste het recht heeft zich af te scheiden, maar ook N. Rhodesia heeft aspiraties in die richting. De Britse regering heeft einde maart nu toegezegd, dat nieuwe besprekingen moesten worden gehouden, die mogelijk tot de gewenste onafhankelijkheid zouden leiden, hetgeen door de
| |
| |
N. Rhodesische leiders is opgevat als een belofte van a.s. onafhankelijkheid, in dit geval onder een democratisch gekozen inheemse regering, zoals ook Nyassaland verlangt. Zuid-Rhodesia dat reeds lang zelfbestuur bezit en zich praktisch als onafhankelijke staat gedraagt, eist nu eveneens onafhankelijkheid met de bedoeling om zo de blanke minderheid (nog geen 10% van de bevolking) de regering in handen te laten houden. In conservatieve kringen in Londen bestaat grote onenigheid over deze kwestie; een groot deel steunt de eis van Z. Rhodesia, maar een sterke minderheid wenst aan N. en Z. Rhodesia geen onafhankelijkheid te verlenen voor er overeenstemming is bereikt over meer representatieve grondwetten voor beide landen; in dit laatste geval zou de grote meerderheid van de inheemsen in Z. Rhodesia eindelijk invloed kunnen uitoefenen.
Voor de V.St. vormt Cuba nog steeds een moeilijkheid. Alhoewel Washington vindt, dat er nog steeds te veel Russische militairen op het eiland zijn, is het toch niet de militaire dreiging waarvoor men vooral bang is, maar eerder de aantrekkingskracht die het revolutionaire Cuba zou kunnen uitoefenen op de bevolking van verschillende Centraal-Amerikaanse landen. Ter bespreking van dit probleem had er op 18 en 19 maart in de hoofdstad van Costa Rica een conferentie plaats onder voorzitterschap van president Kennedy, waar ook aanwezig waren de presidenten van El Salvador, Costa Rica, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama. De economische positie van deze z.g. bananenrepublieken is uiterst slecht, daar hun export-produkten - koffie en bananen - in prijs daalden, terwijl hun industriële import steeds duurder werd; de regeringssystemen in deze landen variëren van dictatoriaal tot democratisch, maar allen zijn beangst voor Fidel Castro. Men hoopt het opdringen van het fidelisme te kunnen tegengaan door een economische integratie. President Kennedy beloofde zijn volle medewerking, maar maakte zijn collega's duidelijk niets te voelen voor een gewapend optreden tegen Cuba. Het zal toch wel minder prettig voor hem zijn geweest, dat de Gualtamaalse president op 29 maart bij een revolutie het land werd uitgezet en een militaire junta de leiding overnam. Het leger beschuldigde de regering ervan het land te willen overleveren aan de communisten; aanleiding tot dit optreden van het leger was het feit, dat de in 1951 verbannen president, Arevalo, fel anti-Amerikaans en volgens het leger communist, in het geheim naar Guatemala was teruggekeerd. Hij is nog onvindbaar en blijft dus een gevaar voor de ‘rust’ vormen.
J. Oomes
| |
België
Als een fel omstreden wetsontwerp na een maandenlange strijd, gewijzigd door amendementen, verduidelijkt door nieuwe toelichtingen, eindelijk door het parlement aanvaard is, komt er steeds een ogenblik dat men zich afvraagt: was het de moeite waard? In zulk een stemming bereikte de regering begin april de eindmeet met de wetsontwerpen inzake de handhaving van de openbare orde. Op het laatste ogenblik dreigde nog een kortsluiting: zelfs de vervlakte tekst vond geen genade bij een sterke minderheid van het socialistisch partijcongres, dat op 8 april zijn placet moest geven en hiertoe slechts 710 afgevaardigden bereid vond tegen 292 die-hards. Dezen waren o.m. in Luik gelokaliseerd - welke afdeling globaal tegenstemde - en vormden ook in andere
| |
| |
delen van Wallonië een compacte groep. De B.S.P. heeft omwille van deze ontwerpen haar eigen samenhang aan een harde proef onderworpen. Het is ondenkbaar dat ze veel tegemoetkoming zal tonen wanneer haar partner, de C.V.P., in een vergelijkbaar conflict zou geraken, b.v. naar aanleiding van de taalwetten inzake bestuur en onderwijs, naar aanleiding van de zetelaanpassing of de grondwetsherziening. Voor de regering Lefèvre is de tijd van de verwezenlijkingen voorbij; de beide regeringspartijen zullen voortaan aan hun electorale uitgangsposities gaan denken.
Zal de orde voortaan beter verzekerd zijn? Dit betwijfelen velen ter zake bevoegden. Theoretisch beschikte de overheid ook vroeger al over wettelijke bevoegdheden om op te treden tegen sabotage b.v. gedurende een staking. Indien de uitvoerende en rechterlijke machten zelfbewust wilden optreden, waren de oude wetten voldoende. Maar als er weer een sociaal conflict uitbreekt en de autoriteiten sympathiseren gedeeltelijk met revolutionaire stakers, dan blijven de nieuwe teksten, die sancties voorzien tegen hen die het verkeer in gevaar brengen of belemmeren, dode letter. En echte revoluties heeft een wetgever nooit kunnen verbieden.... Misschien is het resultaat van de nieuwe wet slechts, dat men strenger zal optreden tegen onschuldige manifestaties met een min of meer studentikoos karakter, terwijl de doortastende directe acties ongebreideld hun gang zullen gaan.
Een punt van het regeringsprogramma heeft aldus zijn beslag gekregen. De achtergrond was van sentimentele aard. De C.V.P. had in haar verkiezingspropaganda té veel geschermd met haar argumenten tegen het straatgeweld om die daarna geruisloos te laten vervallen. Goed wetgevend werk is daaruit niet voortgekomen. Dit is misschien een les voor de toekomst.
Dat het stakingsrecht in wezen hetzelfde gebleven is wat het was, ligt voor de hand.
Is het Belgisch parlement in staat een lijn te trekken in de buitenlandse politiek, of is het slechts een registreerapparaat ten behoeve van een handig en gezaghebbend minister van buitenlandse zaken?
In de eerste maanden van dit jaar heeft het parlement herhaaldelijk de gelegenheid gehad zich op het internationaal-politieke terrein te begeven: eerst naar aanleiding van de onderhandelingen tussen Engeland en de E.E.G., daarna n.a.v. een gebeurlijke wijziging van de organisatie der kernbewapening in de Navo. Telkens bereikte dhr. Spaak in de vergadering een eenstemmigheid, maar nadien bleek dat deze niet volledig was.
In de huidige omstandigheden kan het parlement o.i. niets meer zijn dan een algemene achtergrond voor het buitenlands en militair beleid van de regering. Kamer en Senaat zijn te arm aan mandatarissen die zich op het peil van de grote politiek kunnen verheffen; zelfs de best bespraakten brengen het vaak niet verder dan tot het napraten van wat buitenlandse kranten. Het parlement biedt een goede doorsnede van de buitenlands-politieke oriëntering van de man in de straat, en dit is misschien al een verdienste. Maar het Belgisch parlement is niet in staat geweest ook maar één nieuw element naar voren te brengen n.a.v. de mislukte onderhandelingen tussen Engeland en de E.E.G., en wat een multilateraal georganiseerde (en gecommandeerde?) kernmacht in Navo-verband eigenlijk is, werd in Kamer en Senaat niet duidelijker dan in een gesprek van middelmatig ontwikkelde burgers. Er zijn belangrijke aangelegenheden van
| |
| |
's lands beleid (buitenlandse politiek, militair beleid, financiële politiek, de werking van de voornaamste instellingen van openbaar krediet), waar het geestelijk niveau der mandatarissen niet bij kan. Indien de partijen geen wijzigingen aanbrengen in de recrutering van hun personeel, zullen ze nog minder vertrouwen vinden bij de massa, waarvan het gemiddeld peil toch stijgt - al blijft de politieke belangstelling bij de jongeren verrassend gering.
Een anti-atoommars te Brussel (24 maart) bewees dat de strijd tegen de bewapeningswedloop toch wel enige weerklank gevonden heeft, al bereikt deze op verre na niet de intensiteit van het antimilitarisme van de twintiger jaren. Dat zulk een betoging, voorbereid met organisatorisch primitieve middelen, duizenden jonge mensen van uiterst rechts tot uiterst links op de been kon brengen, zal later echter ook een element zijn ter beoordeling van ons huidig politiek leven.
De geringe weerklank van het ‘rendez-vous der Belgen’, een week later, raakt de kern zelf van ons politiek bestel: zijn er nog levende krachten aanwezig in de democratie buiten de drie traditionele partijen? En zo ja, wie slaagt erin ze aan te boren? De kleine oppositiepartijen? Of nieuwe pressure groups die niet deelnemen aan de parlementaire en electorale toernooien? Deze vragen zullen geen beslissend antwoord krijgen in de volgende wetgevende verkiezingen. Maar een zorgvuldige analyse van de strijdthema's der grote partijen zal leerrijk zijn: hoeveel federalisme, hoeveel structuurhervormingen zullen ze aan de massa voorstellen? In welke mate zal het publiek zich laten aanspreken?
Onze binnenlandse politiek wordt nog door andere strijdmomenten gekenmerkt. De fiscale hervorming is beslecht, maar hoe de praktische uitvoering van de nieuwe beschikkingen zich uitwerkt op de kapitaalmarkt, en welke psychologische processen er aan de gang zijn, is een actuele vraag, vooral nu een door het parlement uitgegeven lening geen succes is geworden. Het kan een episode zijn van een crisis in het burgerdom, de basis van het nationale spaarvermogen. Misschien is het slechts een verschijnsel van voorbijgaande aard, en keert alles terug in de vertrouwde banen van een steeds tegen de belastingen mopperende gemeenschap, die uiteindelijk haar stembrieven op de traditionele manier pleegt in te vullen?
Een principieel belangrijk wetsontwerp inzake economische programmatie is met zoveel vertraging opgenomen, dat we er nog niet veel over kunnen zeggen.
Andere onbekenden zijn: de nooit eindigende twisten rond het ministerie van onderwijs en cultuur, de door minister Leburton voorbereide wijziging van het sociale raam der geneeskunde, enz. Het hangt soms slechts van de omstandigheden af of een van die vraagstukken een dynamiek oproept die de samenhang van de regering in gevaar brengt.
De vage dreiging, na de zomer, van een misschien niet ver af liggende kiescampagne, die voor de twee regeringspartijen bijzonder hard kan zijn, is voor de regeringspartners wellicht geen schrikbeeld. Ze lopen beiden dezelfde risico's: verliezen aan de flanken ten voordele van de Volksunie en de communisten, met een gedeeltelijke hergroepering van de bourgeoisie ten gunste van de liberalen. Zal de traditionele figuur der Belgische partijen na al deze veranderingen veel verschillen van de huidige?
H. de Bruyne
|
|