| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Nyssen, Wilhelm, Das Zeugnis des Bildes im frühen Byzanz (Sophia. Quellen östlicher Theologie, Band 2). - Lambertus-Verlag, Freiburg i.Br., 1962, 114 pp., 16 klpl., 4 ill., geb. D.M. 34.80.
De mooie byzantijnse handschriften van de 6e tot de 10e eeuw die sch. hier voorstelt, geven naast de tekst ook kostbare miniaturen. In deze beelden vonden onze voorvaderen hun gading niet minder dan in het woord. Om deze vroege kunst te begrijpen volstaat het echter niet, ze alleen van esthetisch standpunt uit te beschouwen. Men moet de omgeving en het leven bestuderen, waarin deze beelden ontstaan zijn. Bij religieuze kunst wordt de gehele geloofsinhoud er bij betrokken. De verdienste van dit voortreffelijke werk is dan ook, dat het, naast de mooie kleurenreprodukties van de miniaturen, niet alleen een historische en esthetische inleiding geeft aan de hand van de beste kunstcritici als Weitzmann, Demus, Talbot Rice, Volbach, maar ook het beeld helpt begrijpen door een aangepaste lezing uit de Schrift en de Kerkvaders. Een zeer geslaagde onderneming die we ook gaarne in een Nederlandse vertaling zouden tegemoet zien.
F. Bossuyt
| |
Schmitz-Bunse, Waltraut, Die Heiligen wohnen nebenan. - J. Knecht, Frankfurt, 1962, 206 pp., DM 9.80.
Dit boek bevat een tiental luisterspelen met religieuze inslag, die voor de West-duitse radio zijn geschreven. Of het nu Bijbelse figuren zijn (Abraham, Judith...), of heiligen en grote mannen uit verleden en heden (Franciscus, Charles de Foucauld, Abbé Pierre...) of gewoon mensen van onze tijd die op een of andere wijze met het religieuze worden geconfronteerd, telkens weer zorgt de vinnige dialoog ervoor dat we het religieuze ervaren als iets actueels, dat midden in ons leven staat. De humor, die heus niet werd gespaard, maakt de lezing (die men zich uiteraard als een voordracht moet indenken) nog aantrekkelijker en boeiender.
H. Jans
| |
Färber, Karl, Neues Brevier zum inneren Leben. - Knecht, Frankfurt am Main, 1963, 288 pp., DM 6.80.
De eerste ‘Brevier zum inneren Leben’ verscheen in 1955 en kende zes drukken met 21.000 exemplaren; deze tweede werd, evenals de eerste, samengesteld met de geestelijke teksten uit het weekblad ‘Der christliche Sonntag’, waarvan Färber hoofdredacteur is. Maar Färber wist in zijn weekblad, het brede orgaan van het katholieke leven, alle grote gelovige talenten bijeen te brengen, alle grote religieuze stromingen op te nemen, - en zo komen hier praktisch alle belangrijke moderne namen voor, alle gezaghebbende namen ook uit de katholieke traditie; terwijl anderzijds het diepe inwendige leven als doorglansd ligt van moderne nood, meewarigheid en beloften.
Em. Janssen
| |
Fiolet, A., Onvermoed perspectief op de oecumene. - P. Brand, Antwerpen, 1963, 220 pp.
Dit korte maar uitstekende theologisch tractaat over een aantal aspecten van de christelijke leer waarover tussen ernstige protestanten en ernstige katholieken spanning in overeenstemming blijft heersen, biedt een poging tot antwoord op de vraag of ‘oecumenische klimaatzuivering niet veel schijn-tegenstellingen zou kunnen opruimen’ (blz. 171). Evenwichtig, helder en in eerlijke vrijheid wordt hier vanuit het centrale Heilsmysterie van de Menswording een dieper gesprek tussen de verdeelde geloofsgenoten bevorderd.
J. Kerkhofs
| |
Sartory, O.S.B., Thomas, Mut zur Katholizität, Geistliche und theologische Erwägungen zur Einigung der Christen, (Reihe Wort und Antwort, Bd. 29). - Otto Müller Verlag, Salzburg, 1962, 475 pp., ing. D.M. 14.80.
Noch voor onszelf, noch in onze betrekkingen met de mensen, katholieken, protestanten of andersdenkenden bestaan er definitief bepaalde regels, die alle mogelijkheden voorzien. De werkelijkheid van Gods leven is te rijk om door bepaalde vormen begrensd te worden. Schrijver past deze princiepen toe op zijn oecumenische activiteit der laatste tien jaren en overdenkt de problemen opnieuw vanuit het standpunt van het mysterievolle leven van de oneindige God. In dit perspectief kan ons de schooltheologie weinig dienst bewijzen; de charismatische impuls van de volle werkelijkheid van Gods leven overtreft elk menselijk systeem. Het resultaat van deze methode is een dieper
| |
| |
begrijpen en waarderen van Gods genade ook buiten de grenzen van de zichtbare Kerk. Het boek geeft een theologische bezinning van de oecumenische tijdsgeest en is een aansporing tot het consequent aanvaarden van een integraal christendom.
F. Bossuyt
| |
Neumann, E., Crisis en vernieuwing. - Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1962, 126 pp., f 8.90.
Dit postuum uitgegeven werk geeft een goed overzicht van de opvattingen, welke Neumann in zijn verschillende werken ontwikkeld heeft. Zijn visie op het menselijk bestaan is sterk bepaald door de psychologische inzichten van Jung. Vanuit dit gezichtspunt formuleert hij een diagnose op de crisis van de westerse beschaving, waarbij vooral de aandacht wordt gevestigd op een gevaarlijk eenzijdige beheersing van verstandelijke factoren. In deze crisis wijst hij de oorsprong aan van een vernieuwing, die mogelijk wordt omdat de mens weer leert om zijn diepste werkelijkheid tot ontplooiing te laten komen in openheid voor het boven-en benedenrationele. Neumann is in zijn uitspraken over godsdienst minder terughoudend dan Jung; hij pleit voor een humanisme dat in ruime zin religieus genoemd zou kunnen worden, maar dat afwijzend staat tegenover geïnstitutionaliseerde godsdienst. De veel omvattende visie, die in zo'n kort bestek wordt weergegeven, heeft de auteur er soms toe verleid in een te weinig genuanceerd schema van tegenstellingen te schrijven. Voor zover hij bijdraagt tot een bezinning op het menselijk bestaan in deze tijd en op de mogelijkheden om tot een dieper doorleefd en gaver bestaan te komen, verdient dit boek echter onze oprechte waardering.
J.M. Kijm
| |
Lescrauwaet M.S.C., Dr. J. F., Compendium van het oecumenisme - J.J. Romen & Zonen, Roermond-Maaseik, 1962, 188 pp.
Dit boekje vat inderdaad op voortreffelijke wijze alle wetenswaardigheden inzake het oecumenisme samen. In een eerste hfdst. worden ons de typen van de betrokken kerken voorgesteld. Vervolgens wordt de geschiedenis van de verzoeningspogingen tussen de kerken in drie hoofdstukken behandeld; achtereenvolgens: herenigingspogingen tot in de 19e eeuw; de tegenwoordige initiatieven inzake oecumenische beweging bij niet-katholieken; de katholieke Kerk in oecumenische beweging. Zeer veel wetenswaardigheden worden in uiterst beknopte vorm gegeven; waarbij echter verwezen wordt naar uitvoeriger literatuur. Het boekje is zodoende niet alleen een handige en betrouwbare vraagbaak geworden, maar door de beknopte handleiding wordt ook een uitstekend overzicht verkregen. Een belangrijk boekje voor allen, die geïnteresseerd zijn in de zaak der christelijke hereniging en die deze interesse moeten overdragen op anderen.
S. Trooster
| |
Faber, Dr. H. en Schoot, Dr. E. van der, Het pastorale gesprek. - Bijleveld, Utrecht, 1962, 247 pp., f 12,90.
De beide auteurs van deze interessante en kundige studie over het pastorale gesprek zijn tot de studie van de psychologie gekomen vanuit de problemen van de zielzorg in onze moderne samenleving. Faber behandelt vooral de meer theoretische aspecten van het pastorale gesprek en geeft een goede methodische introductie over de gesprekstechniek bij Rogers, die zich in zijn publicaties terecht gekant heeft tegen de directieve en moraliserende gespreksvorm en pleit voor een echt bijbelse, op de grote profeten en op Christus zelf georienteerde zielzorg en counselende gespreksvoering. Van der Schoot werkt in een tweede deel meer de structuur en bijzondere aard uit van het pastorale gesprek en de praktijk er van in de zielzorg van vandaag. In het pastorale gesprek wil de zielzorger de medemens helpen om heel zijn leven met zijn ups and downs in Gods licht te leren zien. De verschillende psychologische vormen worden in dit bijzonder waardevolle tweede deel beschreven en nader geanalyseerd op grond van veel ervaring, gezond verstand en mensenkennis. Een belangrijke bijdrage tot de schaarse pastoraal-theologische literatuur van ons land. Keurig uitgegeven in de Bijleveld-serie te Utrecht.
Alph. Houben
| |
Mulders, Prof. Dr. Alph., Missiologisch bestek. Inleiding tot de katholieke missiewetenschap. - Uitgeverij Paul Brand N.V., Hilversum, Antwerpen, 1962, 453 pp., f 29,50.
Aan het einde van zijn professorale loopbaan geeft Prof. Mulders een magistraal werk uit, wat met zijn Missiegeschiedenis en talrijke andere bijdragen zowel de R.K. Universiteit als hem zelf eert. Men mag hopen, dat de ‘straks-emeritus’
| |
| |
nog velen een leidsman zal zijn in even gedegen publikaties. Het curatorium heeft destijds een gelukkige greep gedaan, toen zij deze pionier van de missiewetenschap in ons taalgebied benoemde. De schrijver noemt zijn werk een ‘bestek’, een term ontleend aan de bouwkunde. Als regel is een bestek een taaie beweging, slechts voor weinigen genietbaar. Het bestek van Prof. Mulders verdient deze kwalificatie niet; het werk boeit van het begin tot het einde door zijn methodische behandeling en duidelijke taal. Het is vanzelfsprekend, dat de schrijver een hoofdstuk moest wijden aan de kwestie of de Missiologie een aparte wetenschap is of niet. De zienswijze van de schrijver kan men geheel onderschrijven en tegelijkertijd zich verheugen, dat deze periode voorbij is, waarin vele pennen bewogen zijn en tijd besteed is aan iets, wat evident is en niet evidenter wordt als men er veel over praat. Enigermate anders kan men oordelen als de schrijver, wanneer hij bij de riten-strijd van het einde van de 17e eeuw en begin van de 18e eeuw de nadruk legt op de afgunst onder de betrokken Orden. Het menselijke zal wel niet ontbroken hebben, maar men kan de mening hebben, dat het in feite ging om een ernstig verschil van inzicht, waarbij niet mag verwaarloosd worden, dat na twee, drie eeuwen dat inzicht veel verruimd en verdiept is. Wij kunnen ons best indenken, dat de ‘Propaganda Fide’ in een beduidend werk van 1929 het verlangen te kennen gaf, dat een hoofdstuk over de ritenstrijd verwijderd werd. Er zijn belangrijker en positiever kwesties van verleden tijden uit te diepen. Wat voor nut heeft het voor de Missie aan dergelijke conflicten tijd te besteden? Als een gemis kan gevoeld worden, dat schr. de positie van de vrouw in zeer vele missiegebieden niet bespreekt. Ook al is er plaatselijk wel een doorbraak, in het algemeen kan men moeilijk zeggen, dat de vrouw de positie heeft, die het christendom in feite verlangt en eist. Schr. dringt
overvloedig en met recht aan, dat de toekomstige missionarissen goed beslagen naar hun missiegebieden gaan; dat zal wel niet altijd kunnen gebeuren na een missiologische cursus van lange duur. In dit verband zou men kunnen wensen, dat de schrijver met meer nadruk de kennis van ‘Land en Volkenkunde’ beklemtoond had. Het lijkt ons van belang dat wij een standaardwerk bezitten als Sumner Wellis in zijn ‘Beeld der Wereld’ heeft uitgegeven, ook al zou dat twee of drie delen uitmaken. Bij onze missionarissen over heel de wereld hebben wij een kostbaar reservoir van land en volkenkennis, wat ongebruikt is en natuurlijk moet geschift worden. In de missieperiodieken van Orden en Congregaties, die praktisch niet genoemd worden en tegenwoordig meer geven dan propaganda-materiaal, vindt men reeds veel kostbaar materiaal.
C. Minderop
| |
Guelluy, Robert, Luisteren naar God. A l'écoute de Dieu. Nederlands van Dr. J. Sterck. - De Vroente, Kasterlee, 1962, 208 pp., gen. Fr. 95.
De titel kan verkeerd aandoen; maar men vindt moeilijk de juiste titel voor een werk dat de christen inzicht en openheid wil verlenen bij Gods omscheppen van wereld en mensdom. Als samenvattende verhandeling daarover is dit boek voortreffelijk: in zijn structuur, die het tweede en derde deel breder laat uitwerken hetgeen het eerste reeds onderstelde, - in zijn onderhoudende toon en veelvuldig ingedeelde tekst (men kan het bij deeltjes lezen die vanzelf weer samenkomen, en telkens vindt men voedsel), - in zijn pastorale ervaring, die de toon gul maakt en vertrouwen inboezemt. Intussen blijft die toon, naar ons oordeel, iets te doctrinair, omdat het theologisch en pastoraal denken nog te weinig is verzonken in menselijke wijsheid en genegenheid, in mystiek-gelovige eenvoud.
Em. Janssen
| |
Nigg, Walter, Niklaas von Ilüe. Berichte der Zeitgenossen. (Heilige der ungeteilten Christenheit.) - Patmos-Verlag, Düsseldorf, 1962, 174 pp. DM 10.80.
De reeks ‘Heilige der ungeteilten Christenheit’ is een buitengewoon belangwekkende onderneming: een evangelisch en een katholiek theoloog, beiden als hagiografen wijd bekend, stellen heiligen voor van vóór de Hervorming; en, afgezien van de verzorgde inleiding, telkens beperken ze zich bij getuigenissen van tijdgenoten. Lezers uit de ene en uit de andere christengroep zien zich teruggeplaatst in dezelfde traditie; en het beeldvan-de-heilige is dat uit zijn tijd zelf: het levensverloop met de eerste interpretatie daar omheen. Het is als zou men Gods openbaring waarnemen, terwijl ze nog geschiedt. - De documenten over de nationale heilige van Zwitserland, Bruder Klaus (1517-1487), gaan van 1469 tot
| |
| |
1507; ze komen van allerhande machthebbers, getuigen, bezoekers; ze stellen de heilige voor zoals hij zijn tijdgenoten trof en aansprak, en zo opnieuw spreekt hij ons aan. Ze worden ingeleid door Walter Nigg; weinig teksten suggereren zo precies als zijn ‘Einführung’ de levende, weldoende aanwezigheid, in onze moderne christenheid, van lang verdwenen grote heiligen.
Em. Janssen
| |
Hertsens, Marcel, Heer, uw dienares luistert. Uit het Frans vertaald door A. Westerman en P.A. van Antwerpen. - Lannoo, Vielt, 1962, 224 pp. (Nieuwe Geluiden 5), gen. F. 58, geb. F. 80.
Dit boek is als een handleiding om biddend God te ontmoeten, naar Hem te luisteren en mee te gaan. De materie van zijn elf hoofdstukken loopt heel het kerkelijk jaar door; zij behelst zeer veel van het geestelijk leven, en ligt gevat in een overvloed van bijbelse en andere geestelijke teksten... Duidelijk wil de schrijver het bidden, bij jongeren vooral, voeden, vernieuwen, diep doen binnendringen. Hij slaagt, - en toch maakt het de indruk als zouden deze methode en verzameling, hoe nuttig en rijk ook, nog niet áf zijn.
Em. Janssen
| |
Ghyssaert, Kan. P., ‘Onze Vader’ in het gezin. - Gezinsreeks 10, Brugge, 195 pp.
Dit is het tiende boekje in de ‘Gezinsreeks voor spiritualiteit’, alle geschreven door de ‘Aalmoezenier van gezinskringen en gezinsgroepen’. De man die in het Brugse de gezinsbeweging in het leven riep en ze hoog houdt, legt in die werkjes de eigen overtuiging en ziel. Hij stoffeert ze met een veelvuldige lectuur en overweging, aanhoudend heeft hij zijn ‘echtelingen en ouders’ voor ogen; aanhoudend spoort hij ze aan, zodat zijn tekst, hoe rijk ook, iets te weinig sober en sereen voorkomt, iets te verbeus en overladen. Maar elk gezin en ieder lezer zal er veel aan hebben.
Em. Janssen
| |
Stolpe, Sven, Die Offenbarungen der heiligen Birgitta von Schweden. - Josef Knecht, Frankfurt am Main, 1961, 266 pp.
De grote mystieke actie-vrouw uit de 14e eeuw staat hier buitengewoon groot voor ons. De adellijke dame die het koninklijk hof beïnvloedt; de stichteres van het roemvolle Vadstena-klooster, met mannen en vrouwen onder de éne jurisdictie van een abdis; de pelgrimerende naar Rome en tot naar Jerusalem, om de verdeelde en als ontaarde Kerk machtig terecht te wijzen; vooral de mystieke zieneres, voor wie contemplatie en actie de twee facetten zijn van één goddelijke bestemming, - Sven Stolpe stelt ze ons in grote trekken voor, en laat ze daarna spreken. Maar de keuze uit haar openbaringen (meestal langere fragmenten) toont ons, in de schikking zelf, hoe de contemplatie der blijvende mysteries en het inwerken op omgeving en tijd eigenlijk op één visie berusten: de gevoelde Aanwezigheid, bij Kerk in mensheid in die eeuw, van de barmhartige Vader, de bemiddelende Zoon, de maagdelijke Moeder.
Em. Janssen
| |
Babin O.M.I. & Bagot, Orientations pédagogiques pour une catéchese de préadolescents. - Dix conseils pour la causerie de catéchese à des adolescents. - Mame, Parijs, 80 pp. en 40 pp.
Deze twee brochuurtjes bevatten de eisen die jonge mensen stellen aan een godsdienstleraar. In het eerste werkje wordt het klimaat van de klas en de ordening der lessen besproken. Daarop volgt een uitgewerkte toepassing: hoe de heilsgeschiedenis voorstellen aan jongeren. - Het tweede werkje geeft onder vorm van tien raadgevingen de neerslag van de enquête bij 2.000 adolescenten. De godsdienstleraren die zich over hun lessen en de eisen van hun publiek willen bezinnen, bezitten hier in het kort alle elementen om zich jeugdig en religieus te oriënteren.
J.M. Rombouts
| |
Arrighi, Giovanni, Christus unter den Fernstehenden. - Herder, Wenen, 1962, 228 ppj., DM 16.50.
Onze vrijetijds-beschaving schept nieuwe ruimten voor het apostolaat. Een Italiaanse Dominicaan maakte gebruik van de lange vacantieperioden die vele van de Kerk vervreemden in de Dolomieten doorbrengen om in hun eigen milieu (de hotels van Cortina d'Ampezzo) theologische voordrachten te houden en aldus verdwaalden en onzekeren terug het vaste licht van het geloof te tonen. In dit boek beschrijft hij de successen en tegenslagen van zijn experiment. Niettegenstaande de (te) vele citaten, die het vlotte lezen hinderen, zal dit werk de zielzorgers begrip bijbrengen voor nieuwe vormen van apostolaat.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Galli, Mario von - Plate, Manfres, Kraft und Ohnmacht. - J. Knecht, Frankfurt, 1963, 330 pp., DM. 14.80.
Bij gelegenheid van de 75ste verjaardag van Karl Färber, hoofdredacteur van Der Christliche Sonntag, werden door beide samenstellers een keuze van belangrijke artikelen uit dit weekblad verzameld rond het thema: ‘Kirche und Glauben in der Erfahrung unserer Zeit’. Opvallend in de meeste bijdragen (vooral van I.F. Görres, O. Karrer, R. Grosche. W. Dirks, A. Winklhofer) is het samengaan van geloofsvastheid en van een eerlijk beluisteren van de diepere geestesstromingen uit de eigen tijd.
J. Kerkhofs
| |
Vidler, A.R. (Ed.), Soundings. Essays concerning christian understanding. - University Press, Cambridge, 1962, 268 pp., 21 sh.
Elf theologische opstellen van de hand van theologie-professoren te Cambridge confronteren de lezer meer met onopgeloste problemen dan met een getuigenis. Zowel naar benadering, inhoud als uitgangspunt is er weinig eenheid in deze collectie. Doorgaans zijn ze ook weinig overtuigend, maar dit moet op rekening geschoven worden van de onmogelijkheid van de taak die de geleerde schrijvers zich opleggen: zij komen met kolossale problemen voor de dag en zien zich dan een vijf en twintig pagina's toegewezen om hiermede enigszins in het reine te komen. O.i. helpen ze de zoekende christen te weinig op weg.
W. Peters
| |
Literatuur
Claeys, André, Het duistere rijk. - De Clauwaert, Leuven, 1962, 193 pp.
In deze goed geconstrueerde roman weet de schrijver de machten tot leven te brengen die de gedachtenwereld van de Zwarte beheersen, nl. het geloof in de blijvende invloed die levenden en doden op iemand kunnen uitoefenen. In de soms eenzijdige behandeling van dit thema klinkt nog af en toe de oorspronkelijke bedoeling door van het boek, ‘de zwarten aan de kaak te stellen’ (p. 4). En is het christendom voor de Kongolees alleen een ‘macht’ méér, - uitzonderlijk omdat ze de Blanke toebehoort? Het boek legt té sterke accenten op een verminkt inzicht in de godsdienstige beleving van de Zwarte.
M. Proost
| |
Almanach der Gruppe 47. 1947-1962. Hrsg. H.W. Richter. - Rowohlt Verlag, Reinbek, 1962, (Paperback R 14), 468 pp., DM 10.80.
Van de in 1947 in los verband gegroepeerde schaar jonge Duitse auteurs biedt de initiatiefnemer thans een tussentijdse inventaris. Enkele sedertdien vooraanstaand geworden leden (H.W. Richter, H.M. Enzensberger, H. Mayer, M. Walser, J. Kaiser, P. Rühmkorf) trachten tot een synthese te komen, al loopt het eigenlijk uit op schalkse boutades met hier en daar een glimp van inzicht in wat werd bereikt. Het grootste gewicht gaat naar de (lyrische en epische) proeven die in de jaarlijkse cenakels werden voorgelezen (o.a. W. Schnurre, A. Andersch, G. Eich, H. Böll, P. Celan, I. Aichinger, H. Eisenreich, I. Bachmann, W. Jens, P. Schallück, H. Heissenbüttel, G. Grass, W. Hildesheimer, W. Weyrauch, W. Höllerer, C. Ferber, S. Lenz, J. Bobrowski, U. Johnson, H. von Cramer). Een nuttige bibliografie biedt gelegenheid tot zelfstandig onderzoek.
C. Tindemans
| |
Reinhardt, Karl, Die Krise des Helden. Beiträge zur Literatur und Geistesgeschichte. - Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1962, Nr 93, 180 pp., DM 2.50.
Van deze bekende klassieke filoloog (1886-1958) zijn hier de meest karakteristieke publikaties in tijdschriften afgedrukt, over Homeros, Euripides, Thucidides en Machiavelli, Hölderlin en Sophokles, naast enkele vaktheoretische en universiteitshistorische opstellen.
C. Tindemans
| |
Zwerenz, Gerhard, Gesänge auf dem Markt. - Kiepenheuer und Witsch, Köln, 1962, 179 pp., DM. 14.80.
Of zijn balladeske liederen en grillige verhalen nu surrealistisch-griezelig uitvallen of akelig-actueel blijven, ze zijn alle terug te brengen op het enige thema dat deze DDR-vluchteling kent: de verlorenheid van de ideologische balling in de bondsrepubliek. Wezen zijn romans en dagboek op verbittering en wanhoop, dan lijken thans de hoeken wat verzacht. Is het berusting of ziet hij de dingen nu op afstand? Hoe het ook zij, deze demping kleurt ook af op zijn produktie; af en toe nog wel de bekende grimmige outsider, maar opvallend dikwijls bijna poserend, niet meer volkomen in zijn levensrol. Gezien de politieke allusies als enige fictiebron, is grondige
| |
| |
kennis van Oostduitse toestanden noodzakelijk.
C. Tindemans
| |
Lasker-schüler, Else, Prosa und Schauspiele. Gesammelte Werke Bd. II. - Kösel Verlag, München (1962), 1232 pp., geb. DM 44.
Na Bd. I met de gedichten (zie Streven, dec. 1960, p. 295), bezorgd door Friedhelm Kemp, en Bd. III met het nagelaten werk (zie Streven, mei 1962, p. 785) in Jeruzalem bezorgd door Werner Kraft, verschijnt nu als lijvigste en laatste Bd. II, eveneens door Friedhelm Kemp bezorgd. De tekst komt overeen met de laatste door de schrijfster bezorgde uitgave; in aanhang vindt men de varianten der eerste. Deze band bevat: Das Peter Hille-Buch, Die Nächte der Tino von Bagdad, Der Prinz von Theben, Gesichte, Essays, Mein Herz, Der Malik, Der Wunderrabbiner von Barcelona, Ich räume auf, Arthur Aronymus, Konzert, Das Hebräerland en de twee toneelstukken Die Wupper en Arthur Aronymus und seine Väter. In de wereldletterkunde zal L.-S. als dichteres een plaats bewaren. Zeer veel in haar gedichten gaat men echter beter begrijpen door haar proza. Ook voor de studie van het expressionisme is het onontbeerlijk. Direct uit de geestdrift, revolutie en roes, komen het Peter-Hille-Buch, Tino van Bagdad, en menig hartstochtelijk subjectief essay. Meer dan in de gave voltooiing der gedichten kan men hier de alchemie van de expressionistische technieken en structuren, associaties en geledingen volgen, de subtiele acrobatieën op het gespannen koord van geslaagd wagen tussen excentrische smakeloosheid en opgezweepte verdorring. In Der Prinz von Theben en Der Malik bv. speurt men, hoe S., in haar faam gevangen, zich foltert en uitput om te blijven presteren: het originele blikvangen verloor overigens reeds zijn zin, toen de geniaalste vrienden, Franz Marc bv., de wereldoorlog waren ingegaan om niet terug te keren. Eerst wanneer de oudere L.-S. ophoudt aan kunst te denken en getuige wordt, krijgt haar proza, ook wel dank zij de voorafgaande experimenten, een straalkracht en innigheid, die het tot zuivere
expressie maakt. Merkwaardig genoeg gebeurt dit in de jaren van hernieuwd antisemitisme: dan bezingt zij haar volk in Das Hebräerland en schrijft roerende herinneringen aan haar mythisch geworden vader; uniek in de letterkunde: de oude schrijfster is vooral aangegrepen door de jeugdherinneringen van haar vader, en zij ziet hem het innigst als kleine jongen: de tonelen over de knaap Arthur Aronymus zullen misschien zelfs haar grote gedichten overleven.
A. Deblaere
| |
Kleist, Heinrich von, Sämtliche Werke und Briefe. Zweite, vermehrte und auf Grund der Erstdrucke und Handschriften völlig revidierte Auf lage. Hrsg. von Helmut Sembdner. - Carl Hanser Verlag, München (1961), Bd. I: 968 pp., Bd. -II: 1076 pp., geb. DM 56, in leder DM 86 (per deel resp. DM 31 of 46).
De volledige Kleist in slechts twee zeer mooie dundrukdelen is èn een handige uitgave in klein volume voor het ruimer publiek, èn van uit het standpunt van verantwoord modern bronnenonderzoek tekstkritisch de beste. Een deel van de tekstvarianten en redacties wordt hier zelfs voor het eerst gepubliceerd. Uit zijn redacteurtijd worden enkele van de hem toegeschreven stukken verworpen; van menig ander echter krijgt hij hier voor het eerst het auteurschap. De literatuurliefhebber zal gelukkig zijn met de prettige uitgave van meesterwerken als Der zerbrochene Krug, Penthesilea, Kätchen von Heilbron, de Prinz von Homburg, hij zal ontdekken dat onder de verhalen, naast de beroemde Michael Kohlhaas en Marquise von O., een reeks door Kl.'s tijdgenoten minder gewaardeerde ons bijzonder aanspreken, wier levensvreugd en zwak existentialisme samen, wier zuivere verschrikkingen in een kroniekachtige, koud-objectieve stijl Camus voorspellen. De zoeker naar het document humain zal in de meer dan 400 pp. brieven, met kostbare nota's voorzien, een fascinerend getuigenis vinden van de verwoestende invloed van een onmenselijk hoog, voor reëel gehouden ideaal, op het leven van een hoogbegaafde: zoals Kl. er zijn enige grote liefde schuldeloos-schuldig mee doodde, zo moest tenslotte zijn hooggestemd, onwerkelijk geworden leven zich verbrijzelen in het pathos van vernietiging en zelfvernietiging uit naam van een hoger leven. Waar de nog bewaarde documenten het veroorloofden, worden ook de antwoorden of andere brieven van de geadresseerden afgedrukt, zodat de lezer inzicht krijgt in de gehele briefwisseling. Een laatste filologische bemerking: Kl. gebruikte de punctuatie eigenzinnig, naar de vereisten van zijn taalritme; deze originele punctuatie werd door Sembdner zoveel mogelijk gerestitueerd.
A. Deblaere
| |
| |
| |
Geistlichte Lyriek des Abendlandes. Hrsg. von Edgar Hederer. - Otto Müller Verlag, Salzburg (1962), 533 pp., geb. DM 21.
Een lijvig, zeer verzorgd boek, in rustige druk, geschikt voor mijmering en overweging. Eigenlijk een gewaagde onderneming, nu dat zoveel literatuurmensen weinig voedsel schijnen te vinden in het religieuze, en godsdienstige mensen in de literatuur. Wat theorieën ook aanvoeren, de schoonste religieuze poëzie van het Westen was ook de schoonste lyriek tout court; zodat men in deze bloemlezing de toppunten van de literatuur vindt, vanaf de oudste hymnen tot Juan Ramon Jiménez, W.H. Auden en T.S. Eliott; over Jacopone da Todi, Petrarca en Villon, Michelangelo en Marguerite de Navarre, Jan van het Kruis en Luis de León, John Donne en Milton, de Duitsers van Angelus Silesius tot Gertrud von le Fort. Men vindt er ook de zeldzame juwelen van een Louise Labé, Juana Ines de la Cruz, Francis Thompson en Hopkins. De Nederlanders zijn met menig gedicht vertegenwoordigd, zelfs Heiman Dullaert; doch waarom Ten Kate wèl en Van de Woestijne niet? (Van Gezelle niet precies het beste.) Natuurlijk zal ook eenieder iets missen: zelfs een goede bloemlezing kan niet alles voor allen geven. (Persoonlijk mis ik het Dreifaltigkeitslied en Hadewych voor de middeleeuwen, Patrice de la Tour du Pin voor de modernen.) Hederer's inleiding over zin en waarde van religieuze poëzie behoort tot het beste wat men daarover lezen kan: in laatste instantie berust de zin ervan op ‘een theologie van de kunst’, althans voor wie in de Incarnatie gelooft. Deze inleiding verklaart meteen, waarom ook iets van het religieuze schijnt verloren te gaan bij de beste vertaling, die nooit de kunstgaafheid van het origineel kan bereiken; maar moge, aan de hand van deze vertalingen, de lezer met menig origineel kennis maken!
A. Deblaere
| |
Sitwell, Osbert, Pound Wise. - Hutchinson, London, 1963, 320 pp., 25 sh.
Schr. heeft hier een selectie opstellen bijeengebracht die hij in de loop der jaren deed verschijnen. Enkele bevatten reisindrukken, de meeste echter zijn van het zuiverste essay-genre, waarin Belloc zulk een meester was. Conformisme ligt de Sitwell's allesbehalve, en het tegen de draad in stimuleert en irriteert de lezer, ofschoon hij het moeilijk zal vinden bij zulke reacties niet tegelijkertijd te glimlachen. Een verzameling die het lezen ruimschoots waard is.
W. Peters
| |
Farrington, Benjamin, Francis Bacon. Pioneer of planned science. - Weidenfeld and Nicolson, London, 1963, 127 pp., 10 sh. 6 d.
Deze eenvoudige maar zeer leesbare levensschets waagt zich aan geen questiones disputatae: de naam Shakespeare komt er zelfs niet in voor. De klemtoon ligt zoals uit de ondertitel blijkt op de ‘man of science’; gelukkig wordt echter de filosoof die Bacon was en de grootste essayist niet verwaarloosd.
W. Peters
| |
Sociologie
Hoefnagels, Dr. G.P., Recht en Maatschappelijk Werk. - Het Spectrum, Utrecht, 1963, 149 pp., f 3.90.
In de serie ‘Mens en medemens’, waarin reeds zovele vaak zeer lezenswaardige studies zijn verschenen, is nu opgenomen een aantal opstellen van Dr. G.P. Hoefnagels, stafdocent in de kinderbescherming of eigenlijk ruimer in het maatschappelijk werk in justitieel verband aan de katholieke sociale academie te Amsterdam. Wie, zoals de schrijver, een docerende taak op dit terrein heeft, gaat zich bezinnen over de verhouding tussen recht en hulpverlening, die in de praktijk elkaar ontmoeten en versmolten zijn bij het werk van kinderbescherming en reclassering. Daarbij rijzen belangrijke vragen als: ‘Is gezagsuitoefening niet een belemmering bij het hulpverleningsproces?’ en ‘Is voorlichting aan de rechter onderdeel van maatschappelijk werk en wordt hierbij niet licht het beroepsgeheim geschonden?’ Deze en andere vragen op deze grensgebieden behandelt de schrijver praktisch, doch ook vanuit de diepere achtergrond van de sociale verschijnselen: recht en maatschappelijk werk. Zijn stijl is soms meeslepend. Een garantie voor de waarde, ook van de denkbeelden, vormt het feit dat de schrijver met één van deze opstellen een prijsvraag won, uitgeschreven door het Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk. Gaarne sluit ik mij bij de waardering voor de publikaties van deze creatieve collega aan.
Jos. A. Nota
| |
| |
| |
Roscam abbing, Dr. P.J., Ethiek van de geldbesteding. - G.F. Callenbach N.V., Nijkerk, (1962), 192 pp., f 9.90.
Dit boek vormt het derde deel in een serie ‘Ethische verkenningen’. Uitgaande van het bestaan van nood in de wereld, in de vorm van ziekte, armoede en zedelijke nood, stelt de auteur het ‘rentmeesterschap’ van de gelovige met betrekking tot stoffelijke goederen als basis voor diens verantwoordelijkheid om in die noden hulp te bieden. De vraag wordt dan, hoeveel de mens voor zichzelf en zijn gezin mag besteden, om het resterende gedeelte weg te geven. Een deel van het boek bestaat uit een zoeken naar een norm voor de geldbesteding in dit opzicht. De schrijver streeft er wijselijk niet naar, een algemeen geldende, kwantitatieve norm op te stellen. Hij wil de lezer alleen helpen erover na te denken en bespreekt daartoe, met veel aandacht voor ‘situationele’ aspecten, begrippen als levensstandaard, luxe, levensbehoeften, psychologische grenzen van de soberheid en economische gevolgen van een hypothetisch algemeen streven naar soberheid. In een laatste hoofdstuk komen ook religieuze aspecten aan de orde. Het boek is geschreven vanuit een protestantse visie en in een rationaliserende toon. De auteur vraagt zich voortdurend af wat doelmatig is: hij bepleit vrijwillige soberheid van degenen die iets kunnen missen opdat de gedwongen soberheid van anderen opgeheven zou kunnen worden. Het betoog is goed te volgen door de systematische opzet en de eenvoudige formulering.
M. van Amelsvoort
| |
Mok, Dr. A., Dienen als beroep, - Stenfert Kroese, Leiden, 1962, 251 pp., f 17.50.
Deze sociologische studie bevat in twee afzonderlijke gedeelten een analyse van het kelnersberoep en een beschouwing over dienstverlening als sociologisch beroep. De auteur heeft vrij uitgebreid researchwerk gedaan onder kelners, waarbij hij zich liet leiden door een indringend inzicht in het beroep als sociologische categorie. Terwijl het resultaat van dit onderzoek rechtstreeks van waarde is voor de Horecabedrijven, maakte de schrijver er bovendien gebruik van om in breder perspectief heel de groep van de dienstverlenende groepen te bestuderen. Deze theoretische uiteenzettingen vormen een belangrijke bijdrage voor de sociologie van de beroepen. Bij de indelingen die voor deze beschouwing nodig waren, was het natuurlijk moeilijk om met de vele aspecten van de bedoelde beroepen volledig rekening te houden. Het komt ons voor, dat de opmerkingen over het beroep van de journalist en de daarmee verbonden conclusie over het verschoningsrecht voortkomen uit een dergelijke onvolledige benadering.
J.M. Kijm
| |
Geschiedenis
Bouman, Prof. Dr. P.J., In de ban der geschiedenis. - Van Gorcum, Assen, 1961, 110 pp., f 4.90.
De socioloog Bouman is sterk geïnteresseerd in de geschiedenis. In dit helder en eenvoudig geschreven werkje (het werd inmiddels ook als Prismaboek uitgegeven) keert hij zich tegen een eenzijdige opvatting van geschiedeniswetenschap, die zich isoleert van het leven, slechts ziet naar het verleden zonder band met heden en toekomst, bij voorkeur te werk gaat op natuurwetenschappelijke wijze, kortom haar eigenlijke object: de mens vergeet. Wij bevinden ons, meent Bouman, in de ban der geschiedenis. Wij moeten hiervan wegkomen door geschiedenis te schrijven uitgaande van onze geschiedenisbeleving. Voor insiders in de filosofie of theorie der geschiedenis zegt de auteur niet zoveel nieuws. Misschien dat hij volgens hun smaak wat te veel simplifieert. Maar zij zullen de kern van zijn betoog waarderen en blij zijn, dat hij deze belangrijke zaken zo duidelijk zegt.
J.H. Nota
| |
Colle-Michel, M., Les archives de la S.A. Métallurgigue d'Espérance-Longdoz des origines à nos jours. - (Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse geschiedenis, Bijdragen 24), Editions Nauwelaerts, Leuven, 1962, F. 70.
De 24e Bijdrage van het Interuniversitair Centrum bevat, behalve de inventaris van de archieven, een historische nota over de betreffende firma, een bibliografie in verband met het onderwerp en een register.
K. Van Isacker
| |
Dierickx, Prof. Dr. M., Eigentijdse Geschiedenis van 1939 tot heden (Historia, Handboeken van Geschiedenis voor het middelbaar onderwijs). - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1962, 64 pp., geïll.
Uitstekende en overzichtelijke handlei- | |
| |
ding bij de lessen, in de retorica en de 1e humanioraklasse, over eigentijdse geschiedenis, volgens het nieuwe leerplan. Dit werk zal bij een volgende editie opgenomen worden in het handboek Geschiedenis van België van dezelfde auteur.
K. Van Isacker
| |
Wetenschap
Praxis-Schtiftenreihe, Band 7, 8 en 9. Schneider, Richard, Physikalische Schülerversuche in der Mittelstufe. - Krumm, Erich, Versuche in der Wellenwanne. - Gentil, Karl, Optische Täuschungen. - Aulis Verlag, Beubner & Co, Köln, 1960-1962, D.M. 4.80.
Het eerste boekje bevat een korte beschrijving van 145 heel eenvoudige natuurkundeproeven, geschikt voor de middelste klassen van gymnasium en H.B.S. Door zijn beknoptheid is het meer geschikt voor de leraar dan voor de leerling. Het tweede werkje geeft 22 proeven over golfverschijnselen (licht zowel als geluid). Ze zijn iets moeilijker, de beschrijving is uitgebreider en er wordt nu ook een paragraaf theorie toegevoegd bij elke proef. Het derde boekje bevat een charmante verzameling van 32 voorbeelden van gezichtsbedrog, op fraaie wijze uitgegeven.
P. van Breemen
| |
Graewe, Herbert, Atomphysik. - Ferd. Dümmlers Verlag, Bonn, 19632, 416 pp., D.M. 29,80.
Een boek over atoomfysica (en kernfysica) dat geen hogere wiskunde gebruikt, en dus ook nauwelijks de quanten-mechanica toepast, en toch allesbehalve een populair werk is. Dat is ongeveer wat schr. voor ogen stond. Het resultaat is indrukwekkend. Ik wist niet, dat het mogelijk was om zoveel atoom- en kernfysica te geven zonder de quanten-mechanica te gebruiken. Omdat de moeilijke en vaak uitgebreide wiskundige en quanten-mechanische afleidingen achterwege blijven, krijgt men ongetwijfeld minder inzicht; maar daar staat tegenover een grote winst aan overzichtelijkheid. Dit laatste lijkt mij de onmiskenbare verdienste van dit boek. De informatie die er in gegeven wordt, is enorm uitgebreid en bizonder overzichtelijk. Het boek slaat op deze wijze een brug tussen school en wetenschap. Zelfs voor een vakman is het m.i. een waardevol werk, omdat het heel goed als naslagwerk gebruikt kan worden. Tenslotte zij nog opgemerkt, dat het boek de stand van de wetenschap weergeeft van medio 1962: de twee soorten neutrino's zijn nog niet bekend, maar wel is koolstof 12 al als basis genomen voor de chemische atoomgewichten.
P. van Breemen
| |
Gerlach, Walther, Die Sprache der Physik. - Ferd. Dümmlers Verlag, Bonn, 1962, 80 pp., D.M. 4.80.
Schr. een emeritus professor in de physica, geeft een bloemlezing van wat hij gedurende vele jaren aan natuurkundige terrnen en zegswijzen bijeengegaard heeft uit boeken en tijdschriften. Hij bedrijft veel etymologie, doet nog al eens aan taal-purisme, en gaat maar zelden diep op de zaken in. Ondanks alle spitsvondigheid, die schr. ongetwijfeld ten toon spreidt, vraagt men zich toch af, of het zinvol is om een levende, zich ontwikkelende vaktaal met de wetten van de logica te lijf te gaan. De grootste verdienste zie ik dan ook in het etymologische gedeelte; door een tamelijk uitgebreid register wordt dit onderdeel bovendien gemakkelijk toegankelijk gemaakt.
P. van Breemen
| |
Psychologie
Pastorele Cahiers nr. 11. Neyn van Hoogwerff, J.D.A.M. de. Helderziendheid. - P. Brand N.V., Hilversum-Antwerpen, 1962, 179 pp., f 7,90.
Helderziendheid is een verschijnsel, dat iedereen boeit maar waaromtrent lang niet iedereen duidelijke begrippen heeft. Het is bovendien een onderwerp, waaraan ook in pastoreel opzicht het een en ander vastzit, zodat het met recht in de reeks ‘Pastorele Cahiers’ behandeld wordt. En wanneer dit dan gebeurt door een zo bekwaam auteur als Pater de Neyn van Hoogwerff, kunnen we het verschijnen van dit cahier alleen maar toejuichen. De schr., die deskundig is op het terrein zowel van de psychologie als van de parapsychologie, staat zo wetenschappelijk-critisch niet alleen t.a.v. de feiten maar ook t.a.v. hypothesen en theorieën, dat men zich geen betere gids kan wensen. De betoogtrant is helder en rustig, stap voor stap gaat de schr. verder: termen, begrippen, definities en verklaringspogingen scherp analyserend. Hij oefent ook critiek uit op publicaties van
| |
| |
bekende vakgenoten, een critiek die somtijds wat de vorm aangaat wel wat milder had mogen uitvallen. Wie zich de moeite getroost de schr. tot het eind te volgen (en enige moeite wordt van de lezer terecht gevorderd), zal het gecompliceerde verschijnsel van de helderziendheid beter kunnen plaatsen, en bovendien tot het inzicht komen dat men in de verklaring daarvan nog maar weinig gevorderd is. Het laatste hoofdstuk omtrent paragnosie in de praktijk bevat behartenswaardige opmerkingen omtrent het raadplegen van paragnosten en het lopen naar zg. waarzeggers. Van harte bevelen we dit boek aan: het is wel het beste, dat van katholieke zijde in het Nederlands omtrent dit onderwerp verschenen is.
A. van Kol
| |
Kriekemans, A., Das Alter als Lebensvollendung. - Manz Verlag, München, 1962, 96 pp., D.M. 9.80.
Dit boekje is de vertaling van een Nederlands werk, dat getiteld is Oud worden als levensvoleinding in deze tijd. Het oud worden als actueel probleem voor maatschappij en familie en als opgave voor de bejaarde zelf is hier in beknopte en geladen formuleringen beschreven. Een uitgebreide literatuurlijst wijst een weg voor verdere studie en accentueert op treffende wijze de betekenis die dit onderwerp in onze tijd heeft gekregen.
J.M. Kijm
| |
Kunst en cultuur
Dawson, Christopher, De Christelijke Cultuur als Historische Werkelijkheid. - Uitg. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1962, 119 pp., f 3.25.
In de serie ‘Mens en Medemens’ verscheen in de uitstekende vertaling van S.J. Bruggeman het belangrijke werk van de Engelse historicus Christopher Dawson: De Christelijke Cultuur als historische werkelijkheid. Dawson heeft in deze beschouwing het terrein van de konkrete geschiedschrijving verlaten en, zich baserend op de plaats van het christendom in de voorbije eeuwen, nieuwe perspektieven geschetst voor de rol van de Kerk als universele gemeenschap. Het is zijn overtuiging dat de vernieuwende kracht van de christelijke kerk de huidige crisisperiode zal weten te overwinnen en dat ze er in zal slagen haar missionerende taak in de niet-Westerse wereld op een aangepaste wijze te verbreiden. De waardevolle gedachten die hier worden ontwikkeld over de crisis waarin onze Westerse beschaving verkeert en over de rol van Kerk en christendom in deze tijd verdienen een ruime belangstelling.
J. van Lierde
| |
Devambez, Pierre, De Griekse schilderkunst. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1962, 212 pp., geïll., f 5,90.
Russoli, Franco, De schilderkunst van de renaissance. - J.M. Meulenhoff, Amsterdam, 1962, 226 pp., geïll., f 5,90.
De onderneming van Meulenhoff, om de geschiedenis van de schilderkunst, in 12 delen uit te geven, is groots en aantrekkelijk. Groots, omdat de eerste delen door inhoud en uitvoering een zeer goede indruk maken, en aantrekkelijk omdat deze populaire uitgave, ook vooral wat de kosten betreft, voor ieder wel bereikbaar is. De uitgever heeft zich voor deze serie verzekerd van de medewerking van zeer bekwame vaklui. Pierre Devambez behandelt de Griekse schilderkunst, wat vooral betekent de beschildering van vazen. Veel andere documenten van deze schilderkunst zijn er niet overgebleven. De schrijver geeft een uitstekende technische en kunsthistorische inleiding, die geïllustreerd wordt met 176 afbeeldingen, waarvan er vele in kleuren zijn. Daar kunstgeschiedenis vooral ook een vak is van zien en vergelijken, heeft men hier overvloedig en mooi materiaal. De opgave van Russilo was in een bepaald opzicht gemakkelijker. Hij heeft veel meer materiaal tot zijn beschikking om er een keuze uit te doen. Het was nu vooral een kwestie om het belangrijkste, dat het best voor zijn betoog geschikt was, te kiezen. Deze keuze is goed geweest. Met zijn kundige tekst, eveneens toegelicht met 176 afbeeldingen, weet hij een suggestief beeld te geven van de schilderkunst der renaissance. Met belangstelling zien wij uit naar de volgende delen van deze aantrekkelijke kunstgeschiedenis.
C. de Groot
| |
‘De Keerkring’, 5e map met tien litho's. - Uitgave ‘De Keerkring’, vereniging van beeldende kunstenaars, 1962.
De map met litho's schijnt een jaarlijks terugkerende verrassing van ‘De Keerkring’ te worden, de groep van beeldende kunstenaars, die onlangs de interessante tentoonstelling hield in het Stedelijk Museum te Amsterdam. In deze
| |
| |
map zijn wederom een aantal litho's verzameld van tien eminente leden uit deze vereniging. Het werk is modern genoeg om ook mensen, die van deze tijd willen zijn, te bevredigen, terwijl het eveneens degenen, die zich tot een andere richting rekenen, zal voldoen. De tien figuratieve litho's zijn van goede kwaliteit, zodat ‘De Keerkring’ zijn aanwezigheid in het hedendaagse kunstleven op waardige en sympathieke wijze toont.
C. de Groot
| |
Toneel
Het Antwerps Landjuweel van 1561. - De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1962, (Klassieke Galerij nr. 146), 116 pp., ing. 32 F.
Dr. C. Kruyskamp bezorgt een bloemlezing uit de voornaamste teksten, vertoond op het Antwerpse Landjuweel van 3 tot 23 augustus 1561; hij gaat in kort bestek met voldoende details in op de historische omstandigheden, de behandelde thema's en de (betrekkelijke) waarde.
C. Tindemans
| |
Weyrauch, Wolfgang, Dialog mit dem Unsichtbaren. Sieben Hörspiele. - Walter-Verlag, Olten, 1962, 252 pp., Fr. 9.80.
Met G. Eich is S. (geboren in 1907) ongetwijfeld een belangrijk Duits luisterspelproducent na 1945. Thematisch is hij eenlijnig; het is er hem telkens weer om te doen de menselijke integriteit, die door de maatschappij wordt bedreigd, te vrijwaren. Hij opteert daarbij echter niet voor een schraal egocentrisme, maar stuurt telkens aan op een bewust oordeel, waarin het hogere heil van de Mens moet primeren op tijdelijke belangen of verlangens. Deze toon blijft constant aanwezig, alleen stijgend in intensiteit, vanaf ‘Woher kennen wir uns blosz?’ (1952, antisemitisme), ‘Vor dem Schneegebirge’ (1953, atoomgevaar), ‘Die japanischen Fischer’ (1955, Bikini-slachtoffers), ‘Indianische Ballade’ (1956, vals heroïsme en patriottisme), ‘Anabasis’ (1959, Xenofoon als held die rede boven geweld plaatst), ‘Jon und die groszen Geister’ (1961, collectieve hysterie waaraan de enkeling toch bezwijkt) tot ‘Totentanz’ (1961, Hörspielpreis der Kriegsblinden 1962, pacifisme à tout prix). Technisch realiseert S. zowat alle mogelijkheden; hij delocaliseert de stemmen over verschillende ruimtevlakken, hij dematerialiseert ze tot willekeurige instrumenten; hij contrasteert massa met individu, lyriek met bericht, monoloog met koor, vraag met verhoor; hij doorbreekt de handeling, die bij de start altijd uit de actualiteit loskomt, met ritmische schakering of lyrische balladen. Een bepaalde dosis opzettelijkheid valt hierbij niet te loochenen, maar terwijl elk van deze luisterspelen essentieel door het uitschakelen van het visuele element is verrijkt, dwingen thema en vorm iedereen tot positiekeuze, hebben de weerhaakjes der motieven een zowel provocerend als moraliserend effect. Door dit radicalisme op dubbel terrein behoort S. tot de voortrekkers in de hedendaagse Duitse letterkunde.
C. Tindemans
| |
Simon, Karl Günter, Avantgarde. Theater aus Frankreich. Modern oder Mode?, 67 pp. - Lemmer, Klaus J., Englisches Theater. Bilder aus drei Jahrhunderten. - Rembrandt Verlag, Berlin, 1962, 64 pp., DM 5,80.
K.G. Simons niveauloze commentaar wordt gelukkig gered door 37 foto's uit Parijse en Duitse opvoeringen (van A. Adamov tot J. Tardieu), maar zonder steuntekst blijft het resultaat toch maar een prentjesalbum. K.J. Lemmers werkje is heel wat prettiger; zijn tekst bevat een iconografische studie van acteursportretten (van W. Shakespeare tot C.J. Kean). Hij geeft, hoe beknopt ook, een fatsoenlijk overzicht van theaterpopulariteit, schilderevolutie, acteursverering en sociologische welstand van het theater. Hier vormen de 40 reproducties met de tekst één sluitend geheel.
C. Tindemans
| |
Amerikanische Dramaturgie. Hrsg. H. Frenz. - Rowohlt Verlag, Reinbek, 1962, (Paperback R 13), 180 pp., DM 6.80.
In deze bundel programmatische beschouwingen door Noordamerikaanse toneelschrijvers, komt een indrukwekkend idealisme, met wel eens polemische ondertonen, tot uiting in de eenstemmigheid der bedoeling de Westeuropese cultuurtraditie binnen enkele eigen generaties samen te persen. E. O'Neill, M. Anderson, A. MacLeish, A. Miller, E. Rice, T. Wilder, T. Williams en R. Jeffers zijn allen gefascineerd door de antieke tragedie en pogen tot een eigentijdse definitie en praktijk te komen. S.N. Behrman, P. Green en W. Inge hou- | |
| |
den het bij actuele tendensen in eigen produktie. Als documentatie over wat de Amerikaanse dramaturgie bezighoudt, is de bloemlezing uiterst relevant.
C. Tindemans
| |
Berger, Ludwig, Theatermenschen. So sah ich sie. - Erhard Friedrich Verlag, Hannover, 1962, 107 pp., DM 14.80.
De befaamde Duitse theater- en filmregisseur kijkt terug op de mensen met wie hij ooit eens heeft samengewerkt, van Arthur Kraussneck tot Susi Nicoletti. Met weemoed, met eerbied of met ondeugende anecdotes, maar altijd ook met zin voor het persoonlijke detail, plaatst hij uitsluitend de acteur of actrice op de voorgrond, blijft zelf bescheiden en dringt zo telkens door tot de zowel artistieke als menselijke kern. Als document eerlijk én interessant, geschiedenis werd blijkbaar niet bedoeld.
C. Tindemans
| |
Donat, Erna, Elsa Wagner, 40 pp. + 28 pl. - Weigel, Hans; Melchinger, Siegfried; Ruehle, Günther, Josef Meinrad, 36 pp. + 28 pl. - Schulze vellinghausen, Albert, Maria Wimmer, 24 pp. + 32 pl. - (Reihe ‘Theater heute’ Nrs 1, 2 en 3), Erhard Friedrich Verlag, Hannover, 1962, DM 11.80 elk.
Deze nieuwe serie monografieën over bekende Duitse toneelspelers pakt de zaken modern aan; in elk der drie eerste exemplaren gaat een befaamd theatercriticus in op de persoonlijkheid, de loopbaan en de eigen stijl van zijn onderwerp, geïllustreerd door een reeks allerknapste foto's en aangevuld door een fonoplaat met karakteristieke stem- en rolfragmenten. E. Dona verkiest de keiharde reportage, Weigel wordt wat zoeterig en Schulze Vellinghausen noteert nuchter-sober, indrukwekkend uniform met de actrice. Verzorgd in opmaak, rijk aan informatie en merkwaardig als document door de begeleidende klank.
C. Tindemans
| |
Walser, Martin, Eiche und Angora. Eine deutsche Chronik. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1962, 120 pp., DM 7.50.
Het dramatische resultaat van deze oprechte poging, de Duitse geschiedenis van 1933 tot nu visiueel-kritisch samen te persen, overtuigt nog niet. Door de complexe waarheid in een pseudo-naïef verhaal onder te brengen (waardoor hij gevaarlijke typologie bereikt), doet de nochtans dankbare humor (in figuren, in situatie en in replieken) te speels, te ongevaarlijk aan. Compositorisch is het een open drama waarin van feit naar feit wordt gewipt met telkens verhogende intensiteit, die echter zonder argumenterende motivering (althans binnen het kader van het drama, want de akelige waarheid kent iedereen wel voldoende) tot stand komt. En de symboliek (koor, konijnen, kraaien) is voor de adembenemende thematiek enerzijds te boers, anderzijds te duidelijk. Toch blijft genoeg te waarderen over; de moed voor het nog steeds precaire thema, de gedurfde consequentie in motief en resultaat, de scenische opvatting van dialoog en rollen. Als het stuk bij de première niet al te best is meegevallen, dan dient de oorzaak daarvan niet alleen bij de auteur te worden gezocht.
C. Tindemans
| |
Dürrenmatt, Friedrich, Die Panne. Ein Hörspiel. - Verlag die Arche, Zürich, 1961, 45 pp., DM 3.80.
In deze omwerking tot luisterspel van de nagenoeg volmaaktste vertelling (1956) van deze auteur, is thans het centrale punt van de immanente rechtvaardigheid nog steviger in de handeling en de beweging geplaatst. Wat in dit verhaal over de toevallige bezoeker, die dank zij een autoherstelling voor een fictieve vierschaar verschijnt en op grond van nalatigheid in zijn menselijk geweten tot de dood wordt veroordeeld, aan epische geleidelijkheid overbleef, wordt nu snel en organisch weggewerkt om het probleem van de verantwoording en de Dood te ontdoen van alle sporen van anecdotisme. Taal, bouw, suggestiviteit van scène en tekst vormen een magistrale eenheid.
C. Tindemans
| |
Varia
Baumgärtner, Franz J., Bayern, mit 17 Strichzeichnungen sowie 96 einfarbigen und 16 mehrfarbigen Abbildungen. - Bruckmann, München, (1963), 46-100 pp.
Dit op instigatie der Beierse regering uitgegeven platenboek, ook met Engelse of Franse tekst verkrijgbaar, is een propagandawerk van standing en allure. Veertig bladzijden tekst geven in forse lijnen een helder beeld, hoe de Beierse staat, gelegen in het geografisch centrum
| |
| |
van Europa, politiek, cultureel en economisch groeide tot wat zij nu is: een binnen natuurlijke grenzen harmonisch samengaand geheel van landschappen en stammen (Beieren, Franken en Zwaben), op sterk-agrarische en agrarisch-sterke grondslag waardoor de ‘soliede’ en behoudensgezinde, blij gemoedelijke maar tevens energieke dominant in het volkskarakter verklaard wordt. Invloeden van oost en west, van noord en zuid (vooral ook van zuid, reeds vanaf de Romeinen) wist dit volk door de eeuwen heen op te vangen en op eigen wijze te verwerken: de gotiek kreeg hier haar eigen stempel; de barok beleefde er haar weelderigste uitbloei; romantiek en classicisme lieten er indrukwekkende monumenten na. Het prachtige, royaal uitgevoerde plaatwerk illustreert dit alles uitstekend: landschappen en steden, burchten en paleizen, kerken en kloosters. Ook de jongste geschiedenis (Weimar, Spartakus, Hitler) wordt eerlijk en objectief geduid; tenslotte toont schrijver aan, hoe Beieren energiek de chaos heeft overwonnen, hoe het open staat voor de nieuwe tijd, industrialiseert (weer op eigen wijze, voortbouwend op eigen bezit en overgeleverd handwerk) en hoe het met vertrouwen de toekomst tegemoet ziet. Een beknopte ‘Beierse geschiedeniskalender’ sluit het tekstgedeelte af, terwijl van de zes voornaamste steden (München, Regensburg, Bamberg, Neurenberg, Würzburg en Augsburg) korte monografieën zijn ingelast. Aardrijkskundigen, historici, natuurliefhebbers, kunstbewonderaars enz. komen hier aan hun trekken.
J.W. Kerssemakers
| |
Roper and Harpsfield, Lives of Saint Thomas More. - Dent, London, 1963, 175 pp.
Roper was More's schoonzoon; Harper een priester die twaalf jaren lang in de gevangenis doorbracht om zijn geloof en veertig jaar na More's dood stierf. In deze Everyman's Library uitgave brengt E.E. Reynolds de levens bijeen die deze twee personen uit eerbiedige bewondering voor Thomas More schreven. Reynolds' inleiding is kort en zakelijk zoals bij een bronnenboek past. De uitgave heeft zijn geheel eigen charme: een woord uit eerste hand inspireert meer dan het verhaal verteld door bewonderaars uit een veel later geslacht. De prijs wordt niet vermeld; maar deze zal acht of tien shilling zijn, zoals gewoonlijk bij uitgaven in de Everyman's Library.
W. Peters
| |
Askham, Francis, The Mayor Makers. - Secker and Warburg, 1963, 160 pp., 12/6.
Drie schetsen geven de lezer ‘a social enquiry into a middle-class town’. Social inquiry klinkt wat gewichtig. Het gaat hier enkel om een pretentieloze beschrijving van het burgerlijk bestaan van een onaanzienlijk provinciaal stadje met al zijn politieke intrigues om een flinke modderpoel om te scheppen tot een zwembad, om een nabijliggend dorpje te annexeren, om het komende jaar X en vooral niet Y tot burgemeester te maken, enz. Een aardig boekje om de geur eens op te snuiven van een typisch Engels stadje.
W. Peters
| |
Farre, Rowena, A Time from the World. - Hutchinson, London, 1962, 190 pp., 18 sh.
In haar eerste boek (Seal Moring) vertelde schr. ons op voortreffelijke wijze en in heerlijke taal van haar omgang met de dieren, en vooral met een heel tamme zeeleeuw. In dit haar tweede boek toont zij zich opnieuw een uitmuntend schrijfster en verhaalt nu op boeiende wijze van haar trekken met een tentje door Engeland, aldus herhaaldelijk contacten leggend met de zigeunerbevolking van dit land. Dit charmante reisverslag - wanneer het grote woord reizen gebruikt mag worden voor zulk primitief trekken - is een genot om te lezen, zowel om het beeld dat van het zigeunerleven en de zigeuners zelf getekend wordt, als wel om de evocatieve wijze waarop schr. in mooie taal ons doet delen in haar ervaringen en reacties op allerlei onverwachte situaties.
W. Peters
| |
Dierkens, R., Lichaam en Lijk, Raakpunten van recht en geneeskunde. - Vlaamse Rechtskundige Bibliotheek, Die Keure, Brugge, 1962, 286 pp.
Dit boek brengt voor tal van problemen, uit dit randgebied van twee wetenschappen, een globaal inzicht, een vrij uitgebreide informatie en tevens bevredigende waarde-oordelen en oplossingen. In een klaar betoog komen aan de beurt: naast ontucht, sport, geneeskundig contact, afstaan van weefsels, een degelijke behandeling van de kunstmatige inseminatie; verder, lichamelijk onderzoek, narco-analyse, bloedonderzoek, als vormen van gerechtelijke bewijsvoering; vervolgens, rechten van de maatschappij op het lichaam wegens openbare veiligheid, en wetenschappelijk experiment. In het
| |
| |
tweede deel worden op een parallele wijze de rechten van de persoon, van derden en van de maatschappij besproken op het lijk. Op het einde volgt een samenvatting in het Frans en Engels, alsook een omvangrijke bibliografie. Voor elk onderwerp wordt een zo getrouw mogelijk beeld gegeven van de rechtspraktijk in België en in andere landen. Rechtsvergelijking en historische aanmerkingen verhogen de objectiviteit en de waarde van deze studie. Gezien het universeel, algemeen menselijk karakter van het onderwerp, laat de auteur evenmin na, bij vele besproken problemen, de houding van de moraal terzake aan te geven. Het boek is niet louter informatief: de auteur poogt telkens zijn zienswijze en oplossing te verantwoorden: ook dit is waardevol. Een boek dat velen zal boeien, niet alleen de jurist, de arts of de moralist. ‘We zijn er immers allen bij betrokken’, merkt Professor Dekkers op in zijn voorwoord.
F. Van Neste
| |
Sutter, I. de, Inleiding tot het Muziekbeluisteren, 3e dr. - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 278 pp., geïll., F. 145, geb. F. 195.
Het succes van dit boek, waarvan thans reeds de derde druk voorligt, is wel in hoofdzaak te danken aan het feit, dat het de overzichtelijkheid en bruikbaarheid van een goed handboek verenigt met dat ondefineerbare vleugje inspiratie en geestdrift dat een boek tot meer dan een handboek maakt. Dit blijkt eens te meer uit de illustratie die voor het eerst in deze derde uitgave werd aangebracht: geen statische reeks componisten- of vertolkersfoto's, maar gebouwen die naar het levend milieu verwijzen waarin de kunstwerken ontstonden en reproducties van kunstwerken die verbanden leggen tussen muziek en plastische kunsten. Een zorgvuldig bijgewerkte, keurig uitgegeven herdruk.
L. Monden
| |
Mehring, Walter, Neues Ketzerbrevier. Balladen und Songs. - Kiepenheuer und Witsch, Köln, 1962, 224 pp., DM 16.80.
In het spoor van F. Wedekind en K. Tucholsky heeft deze literator-aan-derand een leven lang kabaretteksten geschreven waarvan hij hier de brutaalste (in thema) of meest expressieve (in vorm) verzamelt. In een menggenre van lyrische ballade en actualiteitschanson, vangt S. de ideologie en de realiteit op en bereikt telkens een fris, ook wel eens een wrang engagement. Qua stijl ligt er veel surrealisme en dadaïsme in naast enorme slingers banaliteit, veel editorialisme naast épater les bourgeois, veel oprechte verontwaardiging naast bohémienpose. Maar hij vertegenwoordigt precies door deze dualiteit de zalige traditie van het beste politieke kabaret.
C. Tindemans
| |
Lebacqz S.J., Joseph, Certitude et volonté, Coll. ‘Museum Lessianum’ sect. philos. no. 49). - Desclée de Brouwer, Brugge, 1962, 184 pp., 165 BF.
Sedert geruime tijd bestudeert de auteur de delicate verhoudingen van verstand en wil. Na een studie over de rol van het verstand in het tot stand komen van de vrije beslissing, komt nu de tegenhanger aan de beurt: de invloed die van de vrije wil uitgaat op de verstandelijke zekerheid. Even netelig als belangrijk is dit onderwerp. De diepere menselijke problemen van opinie, geloof, morele zekerheid, kennis door connaturaliteit, vrije overtuiging, ethische en religieuze optie, worden hier geraakt. P. Lebacqz bespreekt ze met grote scherpzinnigheid, aan de hand van een indrukwekkende lijst van geautoriseerde zegslieden. Zo gaat hij met een ietwat polemische vastberadenheid naar de eigen zeer interessante oplossing, waarbij verstand en wil niet meer als twee gelijklopende en dus bijna heterogene functies moeten gezien worden, maar wel als elkaar aanvullende en voltooiende vermogens van de ene menselijke persoonlijkheid. Daarmee wordt aan het verstand het eigenlijk inzicht in de werkelijkheid en de waarheid niet ontzegd. Maar meteen wordt beter begrijpelijk waarom en hoe de wil pas dat inzicht tot de volle zekerheid van de overtuiging brengt. Voor het oog van de specialist wordt het verstand hierbij wel te formeel en te weinig eigen-dynamisch opgevat, de rol van de menselijke affectiviteit wordt niet voldoende bepaald, zodat de wil in de geest van de schrijver feitelijk meer schijnt te bevatten dan men zou mogen verwachten, en tegelijk ook minder, want over de liefde van de wil wordt niet veel gezegd. Het is nu echter wel zo dat de feitelijke psychologie van de meeste mensen met dergelijke visie overeenkomt. Daarom is het boek uitstekend geschikt om de bestaande moeilijkheden op le vangen en te verhelderen.
A. Poncelet
|
|