| |
| |
| |
Boekbespreking
Godsdienst
Straver, Mr. Drs. C.J., Een andere tijd vraagt een andere kerk. - Paul Brand N.V., Hilversum-Antwerpen, 1962, 224 pp., f 8,90 (Pastorele Cahiers 12).
Uitgaande van een samenvatting van een enquête in Wort und Wahrheit zijn in samenwerking van het landelijk Centrum voor Katholieke Actie en de St. Adelbert-vereniging een aantal verder gespecificeerde vragen aan een 70 vooraanstaande nederlandse katholieken ter beantwoording voorgelegd. Deze vragen betroffen de huidige gestalte van het kerkelijk leven in eigenlijk al zijn aspecten. Het resultaat van deze meningspeiling, in dit boek gepubliceerd, is vooral een vraag naar groter openheid en meer ruimte voor de gelovige, doorstroming van onder naar boven, aanpassing aan verschillende stijlen van geloofsbeleving, duidelijker in-dewereld-staan van de Kerk. Beoordeling is bijzonder moeilijk. Vele suggesties - als ik goed zie, komen vooral sociologen aan het woord - lijken zeer belangrijk voor een betere organisatie van het kerkelijk leven. Maar evenzeer worstelt men hoofdstukken lang met de vraag: wat is toch die ‘kerk’ (konsekwent volgehouden kleine ‘k’), waarover gesproken wordt? Op de duur blijkt dan: het menselijk-organisatorisch aspect. Dit echter wordt nergens geïntegreerd in het waarlijk goddelijk mysterie dat de Kerk is. Daardoor wordt de indruk gewekt, dat men ook hier gevallen is in de merkwaardige fout van zo menige reactie: men laat het fundament van de opvatting waartegen men reageert, intakt; in casu een eenzijdig ‘institutioneel’ Kerkbegrip. Zodoende blijft veel volkomen in de lucht van goede bedoelingen hangen. Een korte bezinning op het meest wezenlijke mysterie van de Kerk (b.v. aan de hand van de recente studies van K. Rahner en H. Urs von Balthasar in het boek ‘Sentire Ecclesiam’. Herder, 1961, pp. 743-793, die van eenzelfde zorg uitgaan) zou de gevarieerde bespiegelingen minder abstrakt en beter hanteerbaar gemaakt hebben. Waarschijnlijk zouden enkele suggesties ook achterwege gebleven zijn. Ook elders in dit boek hindert een bijna volledig gemis aan theologisch
inzicht in de besproken problematiek. Juist hierdoor blijft m.i. het resultaat van deze meningspeiling beneden het peil van het duitse voorbeeld, waarvan is uitgegaan. Trouwens, de vragenlijst (achter in het boek afgedrukt) lijkt ons nogal suggestief, zodat moeilijk alle aspecten van de besproken problematiek naar voren konden komen. Het moge paradoxaal klinken, maar lezing van dit boek zij vooral hen aanbevolen die deze en dergelijke bedenkingen voelen opkomen. Mogelijk kan dan een minder eenzijdig gesprek op gang komen over deze inderdaad zo belangrijke problematiek.
S. Trooster
| |
Fries, Heinrich, Geloven als persoonlijke daad, (Glauben-Wissen), (Reeks ‘Randgebieden’ 5). - Lannoo, Tielt-Den Haag, 1962, - 176 pp., ing. 80 Fr., geb. 105 Fr.
In een Oostduitse brochure werd het alternatief gesteld ‘Geloven of weten’. Het eerste, een levenshouding van een mens die zichzelf nog niet in bezit heeft, en die de wereld ook niet aan kan; het tweede, de houding die vol optimisme een wereld opbouwt, waarin de mens zich voortdurend overstijgt bij zijn werk. Sch. weerlegt deze redenering niet. Hij stelt zich daartegenover op het uitgangspunt ervan, en formuleert daar zo acuut en zo ruim mogelijk het Godsprobleem van de actuele mens, niet enkel binnen het marxistisch perspectief. Hij schetst de historiek van de verhouding tussen christelijk geloof en menselijk kennen. Zeer verhelderend ontleedt hij vervolgens de geloofshouding. Bijzonder rijk en eenvoudig zijn de bladzijden over het geloof als overgave aan een persoon en het geloof als belijdenis van Gods Woord, over het geloof als verheffing van de mens en over de verhouding tussen het Godsgeloof en de openbaring in Christus. - We vrezen toch dat de marxist niet helemaal bevredigd zal zijn. Het is echt jammer dat S., hoe gerechtvaardigd ook, iets te eenzijdig de beperking van de mens in het licht stelde, en dat hij niet nadrukkelijk Gods tegenwoordigheid aanwees in het optimisme dat de wereld verovert en de gemeenschap menselijker maakt. Niettemin zeer degelijke bezinning in een menselijke taal.
J. Van Nuland
| |
Kellett, E.E., A. Short History of Religions. - Penguin books, 605 pp., 7/6.
De aandacht van dit ruim dertig jaren geleden verschenen boek valt heel sterk op het christendom, en wel voornamelijk
| |
| |
zoals dit Angelsaksisch gekleurd is. Deze studie valt bijgevolg in drie delen uiteen: een verhandeling van de voornaamste niet-christelijke religies (in Griekenland, Rome en het oude Germanië, alsook in India, China, Japan en Arabië), een beschrijving van het christendom in zich en in zijn ontwikkeling tot een typisch westerse religie, en ten slotte een bespreking van de Engelse Kerk, de Kerk van Schotland, en secten als de Doopsgezinden, de Methodisten, de Quakers, het Leger des Heils, enz. Het is een rustig geschreven werk, waarin de irenisch gezinde auteur zakelijk-eerlijk zijn materiaal de lezer op onderhoudende wijze voorlegt.
W. Peters
| |
Przywara, Erich, Hymnen des Karmel. Teresa von Jesus, Johannes vom Kreuz, Therese vom Kind Jesus und Heiligen Antlitz. - Verlag der Arche, Zürich, 1962, 136 pp., D.M./Fr. 11.80.
Przywara is wijsgeer en theoloog, maar ook literatuurkenner, scheppend en herscheppend letterkundige. Hij vertaalt hier een aantal pericopen van de grote Karmel-mystici, vooral van de kleine Theresia, in een Duits dat het oorspronkelijke Spaanse en Franse idioom zoveel mogelijk behouden laat. Dezelfde methode dus die hij bezigde bij de vertaling van brevier-, bijbel- en Augustinus-teksten. De hier weergegeven spiritualiteit heeft zijn denken sterk beïnvloed. Binnen deze visies op nederigheid, lijden en onthechting lijkt de zelfaffirmatie van de mens en van alle andere schepselen niet tot haar recht te komen, maar de radicaliteit waarmee de auteurs schrijven over onze toewijding aan God, imponeert. Wat dit laatste betreft, is de lezing van dit werk een spiritueel genot. De schoonheid van de taal en van de uitvoering maakt het ook esthetisch waardevol.
P. den Ottolander
| |
Vocabulaire de théologie bibligue, publié sous la direction de Xavier Léon-Dufour et de Jean Duplacy, Augustin George, Pierre Grelot, Jacques Guillet, Marc-Francois Lacan. - Paris, Les Editions du Cerf, 1962, 608 pp., 42 N.F.
In de gestage stroom van bijbelse publikaties bestemd voor een breed publiek van bijbellezers verdient dit werk heel bijzonder de aandacht. Bijbelse woordenboeken zijn er zeker al heel wat verschenen de laatste jaren, ook van een meer vulgariserend karakter, en met speciale of zelfs uitsluitende aandacht voor de bijbelse theologie. Maar we kennen er geen dat we liever aan de bijbellezer zouden aanbevelen dan deze nieuwste aanwinst. Voor het nederlandse publiek is het bovendien goed te weten, dat een nederlandse bewerking reeds op stapel is gezet. Deze zal zeker wel enige jaren in beslag nemen, evenals het tot stand komen van de franse uitgave ook een werk van vier jaren is geweest, ondanks de samenwerking van 70 franstalige exegeten. Heel het boek legt er getuigenis van af, hoe nauw die samenwerking is geweest, en vooral hoe voortreffelijk de centrale redaktie, onder leiding van de onvermoeibare Pater Léon-Dufour, haar stimulerende en coördinerende taak heeft volbracht. Een woordenboek als dit kan tal van voortreffelijke artikelen bevatten en toch nog een mislukking zijn; hiervan zijn voorbeelden genoeg. Dit woordenboek is een schitterend succes geworden, evenwichtig van samenstelling, uitstekend georganiseerd: de kwaliteit van de afzonderlijke artikelen komt daardoor tienvoudig tot zijn recht. Bijna 300 artikelen zijn het, beknopt - de langste, als ‘Dieu’, ‘Eglise’, ‘Esprit de Dieu’, blijven nog binnen de 12 kolommen - en van een weldadige helderheid; het zijn geen dorre katalogen van positief feitenmateriaal, maar ze openen paden en wegen door het geheel van de schriftuurlijke openbaring. Alle wetenschappelijke ballast is weggelaten, geen voetnoten, geen literatuurverwijzingen. Er is wel een uitvoerig register aan het einde, dat nog enkele honderden extra steekwoorden bevat met verwijzing naar het artikel of de artikelen waaronder deze behandeld worden. Prediking en katechese hebben in dit woordenboek
een kapitaal hulpmiddel gekregen; maar ook de persoonlijke bijbellezing en bijbelstudie, de bijbelse spiritualiteit en het liturgische beleven, zullen er rijkelijk van profiteren.
P. Ashmann
| |
Straelen, H. van, en Offner, Clark B., Modern Japanese Religions. - Herder Enderle, Tokyo, Brill, Leiden, Twayne Publishers, New York, 1963, 300 pp., met daarnaast 34 pp. foto's.
‘Modern Japanese Religions’, geschreven door Pater van Straelen S.V.D. en Dr. Clark B. Offner, een protestante zendeling in Japan, is de meest recente publicatie, die een beschouwing geeft over de zo fascinerende religieuze wereld van dat land. Het is ook de eerste studie, die in een Europese taal verschenen is en die geheel gewijd is aan de moderne godsdiensten. Iedereen, die
| |
| |
ook maar enig interesse heeft voor de godsdiensten van Japan, moet zeker dit boek lezen van 300 pp. tekst en bovendien nog 34 pp. zeldzame illustraties. Dr. van Straelen is geen nieuweling op Japanologisch gebied. Hij heeft een hele serie boeken over dat land gelezen, maar in de godsdienstige wereld is hij wellicht het meest bekend door zijn uitstekende studie over Tenrikyo, de ‘Godsdienst der Hemelse Wijsheid’. Dr. Offner is een betrekkelijke nieuweling. Hij arriveerde in 1951 in Japan en temidden van een druk leven als Protestante zendeling, heeft hij zich een volkomen beheersing der geschreven en gesproken Japanse taal eigen gemaakt en daarnaast nog tijd gevonden voor de nodige research. Het boek is tegelijkertijd gepubliceerd bij Herder Enderle in Tokyo (voor de distributie in Azië), bij Brill, Leiden (voor Europa) en bij de Twayne Publishers (voor N. en Z. Amerika). De auteurs hebben hun best gedaan hun persoonlijke opinie zoveel mogelijk terug te houden en daarin zijn ze volkomen geslaagd. Beide auteurs hebben een speciale studie gemaakt over het probleem der faith-healing, het grote karakteristiek der moderne Japanse godsdiensten. Dit boek is werkelijk een pioniersarbeid en moet als zodanig ten zeerste aanbevolen worden. Zij, die reeds dit onderwerp bestudeerd hebben, zullen zonder enige twijfel nog zeer veel nieuws ontdekken. ‘Charitable considerations’ hebben de auteurs beïnvloed bij de keuze van het materiaal en voor een allereerste studie op dit gebied was dit waarschijnlijk een wijze beslissing. Immers als ze veel ongunstig feitenmateriaal gepubliceerd zouden hebben, dan zou er zonder twijfel een storm van protest gekomen zijn over deze enggeestige en intolerante missionarissen. Evenwel, wetenschappelijk onderzoek, dat geremd wordt door ‘charitable considerations’, is geen echt scholarship. Daarom hopen wij, dat de auteurs in de toekomst die vele informatie willen
vrijgeven, die ze vanwege ‘charitable considerations’ nu nog niet gepubliceerd hebben. Het is de eerste keer in de hele geschiedenis van het Christendom, dat er een boek gepubliceerd is over niet christelijke godsdiensten door de samenwerking van een Protestante zendeling en een katholiek missionaris. Zoals de wind vandaag schijnt te waaien - vooral sinds het Concilie - kon dit wel eens een begin worden van meer samenwerking. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat een uitwisseling van ondervindingen zowel voor de katholieken, alsook voor de Protestanten, alleen maar dienstig kan zijn.
Dr. William Woodard
| |
Desmarais O.P., Marcel-Marie, La clinique du coeur. - (Collection ‘A coeur ouvert). - Les Edition du Cerf, Parijs, 1962, 192 pp., N.F. 5.40.
Pater Desmarais, een bekende televisiepredikant uit Canada, werd door heel veel mensen schriftelijk geconsulteerd en antwoordde schriftelijk. Na enkele jaren verzamelde hij een aanzienlijk materiaal van concrete ervaring en zoekende wijsheid; daaruit kwam dit boekje tot stand: telkens fragmenten uit brieven, met een antwoord. Ze handelen over het verkeren, het huwelijksleven, het gezin en de opvoeding, de praktische zedenleer, het geestelijk leven, het sterven, - en ergens, in een van die vijftig consultaties, herkent de lezer zichzelf met het eigen beleven. Al de andere leest hij als waren het korte verhalen, fragmenten van een ‘comédie chrétienne’; hij leert veel opmerken, veel verwerken, zich naar God richten, en schoon en wijs en gelukkig voortbestaan.
Em. Janssen
| |
Roquet, A.M., La vie sacramentelle dans l'année liturgique. - Collection ‘L'esprit liturgique’. Les Editions du Cerf. Parijs, 1962, 144 pp., N.F. 4.50.
De geleerde schrijver, die van de sacramenten in de Kerk een bijzondere studie heeft gemaakt, ziet het gehele kerkelijke leven in de sacramenten uitkomen en daarvan uitgaan: de zichtbare aanwezigheid en inwerking van Christus, bij zijn meest intieme en transformerende ontmoeting met biddende, gelovige, beminnende mensen. Waarom dan geen verband leggen tussen de liturgische teksten en de sacramenten? En verklaren die teksten, in dat verband, meestal hun diepste geheim niet?... De schrijver beperkt zich tot de zondagen en tot de grote feesten; hij haalt de sacramenten en elk sacrament afzonderlijk op; zijn korte commentaren, zondag op zondag, klinken buitengewoon verrassend, vernieuwend, en toch eenvoudig. Alleen jaren van studie en praktijk maken zulk een overrijk resultaat mogelijk en aangepast.
Em. Janssen
| |
| |
| |
Literatuur
Govaart, Th., Het geclausuleerde beest, - Paul Brand N.V., Hilversum-Antwerpen, 1962, 224 pp., f 8,90.
In de serie Tweelicht, een Dux-uitgave, publiceert Th. Govaart onder bovenvermelde titel twee uitvoerige essays, een over F. Bordewijk, dat hij als ondertitel ‘meesterschap over het monster’ meegeeft, en een over Hugo Claus, dat ‘de krakende makelaar’ heet. Deze wonderlijke titels worden de lezer in een inleidend hoofdstuk duidelijk. ‘Zoals Hugo Claus blijft zoeken naar de mogelijkheid orde te scheppen in de chaos, welke de mens geworden is,’ zo tracht Bordewijk ‘de monsterachtigheid in de mens onder bedwang te krijgen.’ ‘Makelaar’ is hier, volgens een oude betekenis, de steunbalk die muur of vloer schraagt. - Govaart is allesbehalve een estheet in de vroegere zin. Litteratuur is voor hem geen idyllische schoonheidsdroom, doch een levensinzet, een engagement van heel de mens, een dialoog op leven en dood met leven en werkelijkheid. Vanuit dit standpunt schrijft hij zijn indringende essays, waarin het ‘litteraire’ nauwelijks een beurt krijgt, doch waarin de levenspsychologie, de bewuste en onbewuste tendensen, aspiraties en visies van een schrijver met ongewone scherpte en helderheid ontleed worden. In deze twee studies openbaart Govaart zich als de op-en-top moderne criticus, de psycholoog en analyst, die geheel andere maatstaven hanteert dan de criticus van twintig, dertig jaar terug. Ortega y Gasset, Freud, Bodamer en vele anderen hebben hem beïnvloed. Zo is dit ‘geclausureerde beest’ - het beest in de mens, waaraan clausules zijn gehecht, die het toch tot iets anders maken - een boek geworden, dat, ondanks zijn beperking tot twee auteurs, voor menigeen nieuwe wegen zal openen.
J. van Heugten
| |
Kurris S.J., F., e.a., Moderne literatuur in christelijk perspectief. Serie: God en mens, onder redactie van het Katechetisch Centrum Canisianum. - L.C.G. Malmberg, 's-Hertogenbosch, 1962, 174 pp., geb. f 6,15; bij 20 exemplaren à f 4,90.
Het is een ereplicht voor onze katholieke gymnasia en middelbare scholen, hun leerlingen de contemporaine letterkunde kritisch te leren genieten en overwegen Docenten in ‘levende’ talen kunnen hierin prachtig samenwerken met godsdienstleraren. Met het oog op klassikale bespreking analyseert en synthetiseert dit boekje twaalf literaire werken (1923-1960), eerlijk verdeeld over het Groot-Nederlandse, Franse, Duitse en Angelsaksische taalgebied. Het geeft de inhoud en de mentaliteit weer, het gaat vrijwel steeds ook na, hoe de tendens zich uit in het stijlprocédé. Dit laatste is een belangrijk en vaak vergeten raakvlak van de taalkundig-literaire met de wereldschouwelijke kritiek. - Schoolboeken leert men pas door het gebruik goed kennen. Maar in de hoop, dat veel onderwijsinstellingen het gaan proberen met dit nieuwsoortige werk, een paar opmerkingen. Het is een gelukkige opzet, dat de schrijvers steeds proberen, het christelijk heilsverlangen in de besproken werken te ontdekken, ook wanneer dit slechts impliciet, onbewust is, en samengaat met uitdrukkelijke afwijzing van het authentieke christendom. Op welwillende wijze, maar verantwoord en voorzichtig gebeurt dit inzake Françoise Sagan (107) en Osborne (117). Ik vraag mij echter af, of men Kafka (28 v.), Borchert (68-71). Claus (124) en Anna Blaman (161) niet te zeer kerstent. Als men soms duidelijker positie had gekozen en eigen standpunt meer expliciet tegenover dat van de besproken schrijver had afgegrensd, was het boek nog bruikbaarder geworden, ook voor individuele lectuur. Dan hadden de sympathie (7) en het vertrouwen (14) tegenover de besproken auteurs, de open levenshouding en het respect voor de ander (151) er enkele onmisbare nuances bij gekregen. Wanneer Graham Greene's bedoeling inderdaad zo is als ze hier wordt weergegeven (47-54), verdient hij om zijn zondemystiek m.i. een fulminante terechtwijzing.
P. den Ottolander
| |
Schnabel, Ernst, Fremde ohne Souvenir. - S. Fischer Verlag, Frankfurt, 1961, 109 pp., geb. DM 5,80.
Vijf verhalen, waarvan het laatste, Die Rückseite eines Gedichts, in moderne stijl de volkomenheid, spanning en eenheid van een klassieke novelle bezit: in een huisje voor vakantiegangers aan het strand voltrekt zich voor de eenzame schrijver hetgeen een dichteres, toen ze daar ook eens met verlof was, zich voor die plaats had ingebeeld en met een lied bezongen. E. Schnabel (geb. 1913, twaalf jaar op zee, later bij Radio Hamburg, schrijver van drie romans en hoorspelen) ervaart zeer sterk de ongewilde onthechting van de moderne mens, wiens snelle verovering en doorkruising van
| |
| |
alle ruimten hem slechts een kosmos, geen thuis meer schenkt waar hij wortel schiet. Hij weet die ervaring in louter concrete, doch betekenisvolle belevingen door de lezer te doen delen.
A. Deblaere
| |
Muschg, Walter, Von Trakl zu Brecht. Dichter des Expressionismus. - Sammlung Piper, Piper & Co Verlag, München, (1961), 380 pp., geb. DM 12,80, gekart. DM 9,80.
Aan de bundel van 10 essays geeft het eerste en langste opstel zijn naam. Het is merkwaardig: de bekende Zwitserse professor maakt een synthese van het expressionisme, van zijn bestreving en verwezenlijking, die men bij de studie van de literatuurhistorie onzer eeuw niet kan ignoreren. Zelfs zijn diepste oordelen verliezen het contact niet met de onmiddellijke stijlkritiek en het concrete voorbeeld. Van de overige essays dienen vooral vermeld: dat over Else Lasker-Schüler, over Karl Kraus' grootse al-roman Die letzten Tage der Menschheit, over de vertelkunst van Barlach en over Brecht. Hoewel interessant, vertoont de studie over zijn vriend en beschermeling Hans Henny Jahnn een zekere vooringenomenheid: niemand zal echter een modern literatuurhistoricus het goed recht ontzeggen zijn voorkeur te hebben en ook te uiten. In de conclusie: Abtransport der Sphinxe, zou men verwonderd zijn geweest, van Muschgs cultuurpessimisme over onze tijd niets terug te vinden. Menig lapidair oordeel over de waarde en betekenis van het expressionisme zal men echter nooit vergeten: de expressionisten gaven ergernis, sie waren die Letzten, die man ernst nahm, indem man sie umbrachte.
A. Deblaere
| |
Hohoff, Curt, Gerd Gaiser. Werk und Gestalt. - Carl Hanser Verlag, München, (1962), 66 pp., 3 buitentekstplaten, DM 3.
Gaiser was eigenlijk tekenleraar: komt vandaar zijn uitzonderlijk scherpe blik, die ieder voorwerp plastisch concreet, maar ook onvervangbaar geheimnisvol maakt, wanneer hij het bij naam noemt? Het niet gemakkelijk maar fascinerend werk, waarvan de uitzonderlijke waarde vlug internationaal werd erkend, krijgt in dit essay de eerste beduidende literaircritische studie. Een voorstelling van leven en persoon gaat vooraf; drie nog niet gepubliceerde stukken: Medusa, Besuch in Schöntal en Steine, volgen de studie, - juwelen van hedendaags proza en zuiver typerend voor Gaisers blik en schriftuur. Hohoff bevestigt zijn faam van degelijk criticus: knap, kort, zakelijk én diep. Zijn ontleding van Gaisers taal en structuren gebeurt even eerlijk en vakkundig, als zijn speuren naar het profiel van de mythologische en cultuurpatronen die, in het werk verborgen, hem zijn densiteit en surrealistische helderheid verlenen.
A. Deblaere
| |
Hillard, Gustav, Wert der Dauer. - Hoffmann und Campe Verlag, Hamburg, (1961), 200 pp., DM 12,80.
Bescheiden van uitzicht, rijk van inhoud, bundelt dit boek een reeks Essays, Reden, Gedenkworte van de tachtigjarige Hillard. Deze is een echte humanior, wat niet wil zeggen alleen maar een verheerlijker van het verleden. Zijn geest is jong, zelden zal men iemand met zoveel helderheid en inzicht en zo origineel gevat onze tijd horen beoordelen. Zijn voordracht Von dem Werte der Dauer, te Hamburg gehouden in 1958, verdient overweging door alwie meent cultureel geïnteresseerd te zijn. We veronderstellen, dat deze voordracht ook pregnant zijn lievelingsideeën bevat, daar zij haar invloed deed gelden op de voorstelling van het geheel. Doch bijna alle stukken zijn het lezen waard: we vermelden speciaal de Epilog auf den deutschen homme de lettres, de spirituele Rede des Herrn von Stendhal, de essays over Thomas Mann en Wilhelm Hausenstein, benevens de voordracht Das dichterische Phänomen in dieser Zeit.
A. Deblaere
| |
Reinhardt, Heinz Rainer, Roter Fuchs im gelben Haas. - J.F. Steinkopf Verlag, Stuttgart, (1961), 253 pp., geb. DM 10,80.
‘Verhalen’ noemt de S. de 7 hier samengebundelde stukken. Zes ervan zijn novellen, met het duidelijk omsloten raam, het uitzonderlijke gebeuren dat op een bepaalde verborgen betekenis schijnt te duiden, het ingrijpen van machten die buiten het bereik van de mens liggen en die men noodlot, toeval of Voorzienigheid kan noemen; die machten eisen echter een norm, waaraan de menselijke reactie, hoe tragisch ook, dient te beantwoorden om menselijke waardigheid te bereiken. Die Nacht vor Ostern, een Paasbeleving van reeds verslagen soldaten in een vijandig land, Ludmilla Tatjana en Die Vogelscheuche zijn de beste, als stijl, beheersing van het gegeven, en sobere evolutiekracht; ze spelen
| |
| |
alle drie aan het Oostfront in de laatste oorlog. Het eerste verhaal, dat de titel aan de bundel geeft, is het zwakste: de auteur zal zelf wel voelen, dat hij het beter niet had laten afdrukken. Het behandelt de waanzinscrisis van Van Gogh te Arles na de breuk met Gauguin: de grootste fout bestaat er wel in, dat het gegeven als stream of consciousness wordt behandeld; is een aanval van waanzin op zichzelf al een bravourstukje voor dergelijke techniek, hoe zal men ze van binnen uit beschrijven als de mens die ze krijgt Van Gogh heet? - tenzij men aanneemt dat het eigen literair genie dat van de schilder wel aan kan.... Precies de grootste schrijvers zullen zich ervoor hoeden, het innerlijk leven van een nog groter genie met déze techniek te willen bemeesteren (zelfs voor een uitgevonden genie steekt Th. Mann zich nog liever weg achter de observaties van Zeitblom). De andere verhalen zijn echter waardevol.
A. Deblaere
| |
Hoffmann, E.T.A., Letzte Erzäh-hingen, I. - Poetische Werke, Bd XI, Walter de Gruyter & Co Verlag, Berlin, 1961, 246 pp., geb. DM 21.
Hoffmanns laatste verhalen zijn minder populair, waarschijnlijk omdat ze evolueerden naar een stijl en structuur, die zijn tijdgenoten wat vreemder moest voorkomen, ons modernen echter des te nader staat. De Elementargeist bv. verenigt de beste trant van de hedendaagse Engelse spookverhalen met een motief dat uit de dieptepsychologie komt (maar geschreven in het eerste kwart van de vorige eeuw!) en dit alles in de beminnelijke romantische stijl, die ongebreidelde passie en fijne ironie verenigt. Deze bundel bevat nog: Haimatochare, Die Marquise de la Pivardière, een voorloper van onze psychologische detective romans, Die Irrungen, trouwer in de trant van H.'s vroegere verhalen, met het van de auteur bijna afgedwongen vervolg Die Geheimnisse, en de pure zwarte gruwel- en passie-romantiek van Die Räuber. Een prachtige uitgave.
A. Deblaere
| |
Hartleben, Otto Erich, Der gastfreie Pastor. - Langen-Müller's kleine Geschenkbücher 103. Albert Langen - Georg Muller, München, 68 pp., geb. 3,80 D.M.
Toen Hartlebens werk samen met dat van zijn naturalistische tijdgenoten uit de mode geraakte, voorspelde Hermann Bahr hem een tweede jeugd. In deze humoreske treft ons thans de mildheid van de goedgeluimde satire, samen met de strengste stilering in de lichte vorm, meer dan het realisme van de qui-pro-quo historie. Geïllustreerd met humoristische lijntekeningen van Fritz Fischer.
A. Deblaere
| |
Bach, Rudolf, Leben mit Goethe. Gesammelte Essays. Faust-Tagebuch. - Carl Hanser Verlag, München, 1962, 351 pp., D.M. 13.80.
Leppmann, Wolfgang, Goethe und die Deutschen. Vom Nachruhm eines Dichters. - Verlag W. Kohlhammer, Stuttgart, 1962, 296 pp., D.M. 9.80.
Van de in 1957 overleden acteur-intendant R. Bach worden hier de voornaamste Goethe-essays (over Prometheus, Stella, Iphigenie, het Nausikaa-plan, de elegie Euphrosyne, Die natürliche Tochter, Pandora en over zijn verblijf te Dornburg (1828) gebundeld. S. bedoelt niet een verse interpretatie of de suggestie van nieuwe aspecten, maar hij onderstreept de biografische en artistieke elementen die de eenheid vormen. Het 2e deel (dat bovendien de vaak te lyrischfe expressie mist) is daarom veel belangrijker. In zijn ‘Fausst-Tagebuch’ behandelt S. progressief van scene tot scene, van monoloog tot repliek, de inhoud, de vorm en die betekenis van Faust 1 (volledig) en Faust II (afgebroken door S.' dood).
Ook W. Leppmann wil niet allereerst een nieuw Goethebeeld ontwerpen, maar wel in literairsociologisch perpectief nagaan hoe Goethe door zijn landgenoten onthaald werd. Hij onderzoekt hoe op diens publikaties werd gereageerd, eerst door de tijdgenoten, daarna van Metternich tot Marx; hij geeft een overzicht van doel en waarde der eerste biografen, gaat Goethes invloed na op de muziek, zijn onthaal door de fysici en cultuurcritici (W. Dilthey, F. Nietzsche). Hij besluit met twee merkwaardige hoofdstukken, over de literaire (bij F. Grillparzer, G. Keiler, F. Hebbel, G. Hauptmann, H. Carossa, W. Bergengrün, R M. Rilke, H. von Hofmannsthal, Th. Mann, H. Hesse, R. Musil, H. Broch, E. Jünger en A. Schweizer) en de wetenschappelijke visie op Goethe. Deze laatste behoudt bij H.S. Chamberlain en F. Gundolf het algemene beeld als bedoeling, maar na hen komen de diverse specialiteitsaspecten aan bod, bij H.A. Korff ‘geistesge- | |
| |
schichtlich’, bij G. Reitz sociologisch, bij E. Ludwig psychoanalytisch, bij F. Muckle, E. Kühnemann en F. Muckermann religieus. Na de nationaalsocialistische en marxistische vervormingen, komt hij langs K. Jaspers bij Goethes huidige betekenis, zoals geformuleerd door K. Viëtor, E. Staiger, B. Fairley en vooral H. Meyer. In dit relatief dunne boek zit een volledige inventaris van wat en hoe ooit over Goethe werd gedacht. De rijke inhoud wordt met gezond-prettige loslippigheid meegedeeld.
C. Tindemans
| |
Hansel, Johannes, Bücherkunde für Germanisten. Studienausgabe. - Erich Schmidt Verlag, Bielefeld, (1961), 132 pp., DM 8,60.
Hansels grote bibliografie vindt men wel in bibliotheken, doch welke hulp betekent een beknopte handboekuitgave niet! De eerste hoofdstukken, die de algemene werken over taal- en literatuurwetenschap bevatten, en de laatste, met bibliografie van vergelijkende letterkunde en de voornaamste tijdschriften, zullen overigens niet slechts voor Germanisten welkom zijn. Hoe radeloos voelt zich soms de studax, niet wetend hoe hij aan de beste werken over een bepaald onderwerp kan geraken, of aan de recentste uitgaven ervan. Dank zij dit handboek kan hij reeds een eerste schifting en keuze maken; het is bijgewerkt tot en met de publikaties van begin 1961. Kostbare nota's geven soms de inhoud aan, of verwijzen naar andere werken, die samen met het geciteerde te raadplegen zijn. 801 titels zijn behandeld; een goed register vergemakkelijkt het raadplegen.
A. Deblaere
| |
SchÖnfeld, Herbert, Die Spuren Gottes. - J. Knecht, Frankfurt, 1962, 244 pp., DM 10.80.
De twee voornaamste figuren van dit boek - een oude priester ten tijde van de Aufklärung en een protestantse theologiestudent van onze tijd - zoeken tevergeefs naar een bevredigend antwoord op de kwellende vraag: hoe kan men geloven dat God tegelijk goed èn almachtig is, wanneer Hij blijkbaar zoveel lijden laat bestaan? Beiden komen ze tot de overtuiging dat Gods almacht slechts zeer betrekkelijk en pover is, en dat men erin moet berusten in Gods mede-lijden te geloven. Aangezien beiden uit eerlijkheid hun opinie terzake publiek uiten, worden ze ontslagen. De langzame groei van het geestelijk conflict is op fascinerende wijze beschreven, als een gaandeweg onontkoombare en onoplosbare evolutie. De auteur stelt het voor als werden deze twee verhalen door een derde persoon, een augustijnermonnik, gelezen, die dan de moeilijke taak toebedeeld krijgt, op het einde van het boek, in een paar bladzijden, de ‘oplossing’ van het probleem der beide zoekenden, duidelijk en klaar mee te delen. Dit is evenwel niet gelukt. De lezer blijft met het probleem opgescheept zitten: iets van de radeloosheid van de priester en de student is in hem gevaren, en door de paar vrome beschouwingen van de monnik raakt hij die zo maar niet kwijt. Om die reden kan het boek bij sommige lezers wel enige verwarring stichten.
H. Jans
| |
Kaiser, Joachim, Grillparzers dramatischer Stil. - Carl Hanser Verlag, München, 1961, 176 pp., D.M. 10.50. May, Kurt, Faust II. Teil. In der Sprachform gedeutet. - Carl Hanser Verlag, München, 1962, 310 pp., D.M. 16.80.
Beide auteurs beoefenen de methode der vorminterpretatie. Prof. K. May behoorde (1e druk in 1936) met dit werk zelfs tot de initiators van de toen nieuwe richting in de literatuurwetenschap. Zij gaan uit van het principe (nu al mode geworden) een literair geheel pas dan als kunstwerk te kunnen verstaan, wanneer men van de structurele en morfologische samenhang der taalkundige realisatie uitgaat. De reeks waarin de essays uitkomen (door K. May, intussen overleden, en W. Höllerer geredigeerd) draagt dan ook als vlag: Literatur als Kunst’. J. Kaiser werkt progressief; hij verstrekt van het afzonderlijke vers, zoekt bouwschemata in de dialoog op, achterhaalt de methode in de taferelenschikking en eindigt bij bedrijf en drama als totaliteit. Hij voegt er nog een kapittel aan toe over Grillparzers persoonlijkheid. De bevindingen documenteren zijn stelling van Grillparzers betekenis als overgang tussen het klassieke en het moderne drama. K. May werkt niet volgens Kaisers piramideprocédé; hij onderzoekt in de 5 bedrijven telkens de metriek, de bouw en de afwisseling in de versmaat, de akoestische en grammatikale componenten van de taal. Naast methodologisch model, is het werk zowel voor de strikte Goethestudie als voor de problematiek in het klassicisme van groot belang.
C. Tindemans
| |
| |
| |
Kunst en cultuur
Forster, Kurt W., Benedetto Antelami; Grohn, Hans W., Piero della Francesca. - Hirmer Verlag, München, 21 pp. + 48 pl., DM 9.50 en 28 pp. + 40 pl., DM 12.50.
Uitstekende monografieën over twee van de grootste Italiaanse kunstenaars: de romaanse beeldhouwer Benedetto Antelami, wiens werk men vooral in Parma kan bewonderen, en de diepzinnige renaissanseschilder Piero della Francesca, wiens werk culmineert in de fresko's van de San Francesco te Arezzo. H.W. Grohn en K.W. Forster houden zich in hun inleiding dicht bij de illustraties, die in kleur- en zwartwitreprodukties een goed beeld geven van het getoonde werk.
G. Bekaert
| |
Weixlgaertner, Arpad, Grünewald. - Verlag A. Schroll, Wenen-München, 1962, 140 pp., 114 pl., 6 kpl., geb. DM 26.-.
In het nawoord op dit postuum werk zegt de uitgever dat hij er in de geest van de auteur een gebruiksboek van heeft willen maken waarin men alle gegevens die over Grünewald beschikbaar zijn samen kan vinden. Deze rijke en objectieve informatie is dan ook het eerste wat bij de lectuur van dit merkwaardige standaardwerk opvalt. De Weense kunsthistoricus is hier werkelijk op de eerste plaats - zoals E. Panofsky het in zijn presentatie zegt - historicus geweest, iemand met eerbied voor het detail; overtuigd van de noodzaak van een grondige bronnenstudie; bescheiden het zekere van het onzekere onderscheidend; er op uit om het individuele fenomeen in zijn samenhang te plaatsen zonder het daarom in zijn individualiteit te laten vervagen. Maar geheel die positieve studie is vervuld van een connatureel aanvoelen en een warme sympathie, die de Meester van het Isenheimeraltaar tot een levende getuigenis voor onze eigen tijd laat uitgroeien.
G. Bekaert
| |
Berger. Wilhelm, Schulbau von Heute für Morgen. - Musterschmidt-Verlag, Göttingen, 184 pp., 232 pl., geb. DM 38.
Een pedagoog gaat uit van de nieuwe inzichten en methodes in de opvoeding en stelt zich de vraag naar hun behuizing. Alle belangrijke vraagstukken komen ter sprake: de plaats van de school in het stadsplan; de inwendige organisatie van het schoolgebouw; de inrichting van de verschillende klaslokalen; de aanpassing van oude gebouwen aan de nieuwe opvattingen. Over de eigenlijke bouwkunstige vorm heeft de auteur het niet. Hij brengt echter aan allen die met scholenbouw begaan zijn, waardevolle elementen voor een inzicht in het bouwprogramma.
G. Bekaert.
| |
Architektur-Wettbewerbe. - Hft. 29. Die internationalen Theaterwettbewerbe Düsseldorf + Essen. - Hft. 30. Gymnasien und Mittelschulen. - K. Krämer Verlag, 98 pp. en 136 pp., rijk geïll.
In de serie Architektur-Wettbewerbe worden, zoals het de naam zelf zegt, bijna uitsluitend prijsvraagprojecten gepubliceerd, soms met betrekking op één prijsvraag, meestal in verband met een bepaald programma. Het nummer 29 publiceert de ontwerpen die werden ingediend voor de internationale prijsvragen voor de schouwburgen van Düsseldorf en Essen, waaraan o.a. Aalto, Neutro, Weber, Schwarz, Hentrich-Petschnigg, Pfau, Schwippert deelnamen. Voor wie zich voor de uitbouw van het moderne theater en voor architectuur in het algemeen interesseert is een vergelijking van deze ontwerpen wel zeer verrijkend. De inleiding op het nummer is van J. Joedicke. Het bevat een uitvoerige biografie over hedendaagse theaterbouw. - Het nummer 30 bevat een twintigtal ontwerpen voor scholen. De ontwikkeling van de scholenbouw voor zover ze in die projecten is uitgetekend, wordt becommentarieerd door G. Behnisch. Het nummer bevat eveneens een kostbare bibliografie van publikaties over het onderwerp verschenen tussen 1950 en 1960.
G. Bekaert
| |
Jahresring 62/63. Beiträge zur deutschen literatur und Kunst der Gegenwart. - Deutsche Verlags-Anstalt, Stuttgart, 407 pp., 32 pl., 7 klpl., geb. DM 12.-.
Een dergelijk jaarboek moet men nemen zoals het komt en zich niet al te zeer afvragen of en in hoever het een getrouwe spiegel is van het Duitse cultuurleven in het afgelopen jaar. Men moet het toetsen op de waarde van zijn bijdragen. In het geval van de Jahresring 62/63 is die waarde zonder twijfel een voldoende verantwoording voor de uitgave. Het boek begint met een fragment van Hauptmann ‘Aus der Lebensgeschichte des Venezianers’ met een studie erover van H.-E. Hass. Daarop volgende en- | |
| |
kele oorspronkelijke studies over literatuur en beeldende kunsten (o.a. H.E. Nossack: Der Mensch in der heutigen Literatur; K. Krolow: Lyrik und Landschaft; C. Linfert: Kontemplation - eine Quelle der Malerei; K. Stromberg: Das Kunstmuseum heute). Het grootste gedeelte van het boek is gewijd aan dichtkunst en scheppend proza. In het laatste deel wordt de actualiteit van het afgelopen jaar vrij kort afgehandeld met de herdenking van de afgestorvenen vooral uit de wereld van de beeldende kunsten (o.a. W. Gilles, R. Schwarz, E. Buschor) en met een paar kronieken over toneel, ballet en muziek.
S. Heester
| |
Gepts, Dr Gilberte, Beelhouwkunst in België. - Uitg. Helios, Antwerpen, 1962, 90 pp., 36 ill., geb. 160 F.
Het tweede deel van de reeks Kunsten en Wetenschappen, waarin vorig jaar het boek van Jan Walravens over de hedendaagse schilderkunst in België is verschenen, gaat over de Belgische moderne beeldhouwkunst. Prettig en rijk gepresenteerd als zijn voorganger mist dit boek wat het voorgaande zo waardevol maakte: de vlotte beheersing van de stof. In dit boek krijgt men geen duidelijk overzicht van de werkelijke situatie van de Belgische beeldhouwkunst, al zijn de afzonderlijke analyses van kunstenaars en werken wel gevat. Het boek vult echter, ook al voldoet het niet helemaal, een leemte in de zeer povere Vlaamse kunstliteratuur.
G. Bekaert
| |
Grosse Kulturen der Frühzeit. - Banti, Luisa, Die Welt der Etrusker. - G. Kilpper Verlag, Stuttgart, 310 pp., 119 pl., geb. DM 29.50.
Lukan, Karl, Land der Etrusker. - Verlag A. Schroll, Wenen-München, 144 pp., 123 pl., geb. DM 24.-.
In zijn Romeinse Geschiedenis van 1854 noteert Mommsen ergens dat het er niet zozeer op aankomt te allen prijze te achterhalen waar de Etrusken vandaan zijn gekomen als wel zich toe te leggen op de studie van hun geschiedenis. Dit standpunt maakt Luisa Banti, professor van Etruskologie en Italiaanse Oudheid aan de universiteit van Florence, tot de hare. Zij laat alle hypothesen over herkomst en interpretatie van de taal der Etrusken voor wat ze zijn en besteedt haar volle aandacht aan de rijke resten die de Etruskische beschaving heeft nagelaten. Uit de nauwgezette studie van de verschillende nederzettingen en een onderlinge vergelijking ervan groeit het beeld van een levendige en complexe cultuur, die open stond voor alle invloeden welke haar uit de omringende cultuurcentra toekwamen. Zoals in de overige delen van deze voortreffelijke serie is ook hier de illustratie voortreffelijk en van uitgebreide verklaringen voorzien. - Een uitstekende aanvulling op het boek van Banti vindt men in dat van Karl Lukan. Minder synthetisch bedoeld beschrijft de auteur de rijkste vindplaatsen van de Etruskische archeologie. Hij doet dit zeer praktisch met concrete aanduidingen voor wie eventueel een archeologische tocht in het land van de Etrusken wil ondernemen. De illustratie is eveneens meer gericht op de vindplaatsen en hun situatie in het Italiaanse landschap dan op de afzonderlijke kunstwerken die men er heeft gevonden en die nu in de musea worden bewaard. Maar ook die musea betrekt Lukan in zijn overzicht.
G. Bekaert
| |
Rossel-Majdan, Karl, Rundfunk und Kulturpolitik. Ein Beitrag zur Kultursoziologie. - Westdeutscher Verlag, Köln-Opladen, 1962, 158 pp., 27 pl. 22 tab., D.M. 21.
Aan de hand van statistieken, tabellen en grafieken peilt deze Oostenrijkse beoefenaar van de radiowetenschap in een aantal belangrijke hoofdstukken (o.m. ‘Der Rundfunk als Sozialfaktor und soziales Faktum’, ‘Aufbau, Kontrolle und Statistik des Programmas’, ‘Individuelle Meinung-öffentliche Meinung’) naar mogelijkheden en opdracht van het radio-instituut als cultuurinstrument. Hij steunt daarbij op een jarenlange ervaring in internationale organismen en op zorgvuldige demoscopische onderzoekingen, terwijl hij steeds weer de nadruk legt op de technologische aspecten die erbij betrokken blijven. Vooral het 3e programma, thans door de meeste zenders ingeschakeld, wordt grondig geanalyseerd. Voor radiomensen een onmisbaar boek.
C. Tindemans
| |
Reclams Kunstführer, Italien Bd V. Rom und - Latium. - Reclam Verlag, Stuttgart, 1962, 598 pp., 54 tek., 64 ill., geb. DM 16.80.
Een Reclam-Kunstführer is een model in zijn soort: bondig, maar zeer nauwkeurig, geeft hij tezamen met een beschrijvend oordeel van de monumenten een maximum aan informatie. Het nieuwe deel over Rome en Latium werd verzorgd door A. Henze. Achtereenvol- | |
| |
gens behandelt het Rome in de Oudheid, de kerken en kloosters, de profane gebouwen, de straten en pleinen de musea, Vatikaanstad. Dit neemt een vierhonderd pagina's van dit boek in beslag. Het tweede deel aan Latium gewijd is alfabetisch naar de naam van de verschillende lokaliteiten gerangschikt. In een aanhangsel vindt men, zoals in de overige delen van deze serie, een lexicon van vaktermen, een namenlijst van de besproken kunstenaars, een plaatsnamenregister. Het geheel is van goede illustraties voorzien.
G. Bekaert
| |
Politiek
Die Russische Intelligentsia, herausg. von Richard Pipes. - W. Kohlhammer, Stuttgart, 1962, -230 pp., DM 9.80.
De houding van Kroetsjev in de wereldpolitiek wekt geregeld verbazing: zijn ontmantelen van de sovjetische bases op Cuba zonder Amerikaanse tegenprestaties, het leveren van Migs aan India dat in oorlog is met communistisch China, zijn telkens weer opflakkerende ruzie met Mao-Tse-Toeng, bepaalde uitlatingen over coëxistentie van kapitalisme naast communisme, het aanvaarden van inspectoe op sovjetisch grondgebied, enz., het lijkt allemaal in strijd met onze gevestigde opinie over Sovjet-Rusland. Wat gebeurt eigenlijk in de Sovjet-Unie? De ultieme uitleg zou wellicht kunnen liggen bij de sterk geëvolueerde Russische intelligentsia. Daarom is dit boek zo belangrijk. Onder leiding van Richard Pipes, een Pool die nu professor is aan de Harvard University, verschenen in 1960 in het Engels, en nu in het Duits een dozijn artikelen van specialisten in Russische aangelegenheden. Zij gaan zowel de oorsprong na van de Russische intelligentsia in de 19e eeuw als haar verdere ontwikkeling sinds 1917, met de grote crisis in 1929-1932, en de geleidelijk toenemende vrijheid sinds 1953 en vooral sinds 1956. Officieel is de intelligentsia in de Sovjet-Unie ‘een klasse bestaande uit mensen die zich beroepsmatig met geestesarbeid bezig houden’. De Sovjets zijn wel gedwongen geweest de huidige intelligentsia, die voor een deel van de tsaristische nog afstamt, meer speelruimte te gunnen op kunstgebied en op wetenschappelijk gebied, om cultureel en technisch niet hopeloos achterop te geraken ten opzichte van de kapitalistische mogendheden. Wie ‘Dokter Zjivago’ van Pasternak, of ‘De mens leeft niet van brood alleen’ van Dudinzew, of ‘Tauwetter’ van Ilja Ehrenburg heeft gelezen, krijgt toch wel enig inzicht in hetgeen voor het ogenblik in de Sovjet-Unie gebeurt. Maar duidelijker wordt het beeld wanneer wij de sovjet-cultuurmensen, de z.g. intelligentsia zelf in volle evolutie zien, zoals in deze gebundelde artikels
opvallend duidelijk naar voren komt.
M. Dierickx
| |
Jennings, Sir Ivor, Party Politics, I. Appeal to the People. - Londen, Cambridge University Press, 1960, 388 pp., 45 s.
Dit is het eerste deel van prof. Jennings' magistrale trilogie over de partijenpolitiek in een democratisch stelsel, en meer bepaald in Engeland. Dit deel bespreekt de verkiezingen, in theorie en in de praktijk. (Het tweede zal handelen over de interne partij-organisatie; het derde over de ideologie van het partijenstelsel). Achtereenvolgens worden onder de loep genomen: de kiesdistricten, de kiezers, de electorale methoden, corruptie, massabeïnvloeding, indirecte propaganda (met een interessant hoofdstukje over de Kerken als propaganda-organen), en de klassieke publiciteit die partijen in kiesperiodes maken (redevoeringen, pamfletten, enz.). Aan het eind van zijn werk argumenteert schr. enige thesissen, die hij uit het feitenmateriaal heeft menen te mogen afleiden.
M. Grammens
| |
Psychologie en filosofie
Leist, P., Existenz int Nichts. Versuch einer Analyse des Nihilismus. - Manz Verlag, München, 1961, 275 pp., f 18,35.
Der Mensch int Bann der Bilder. Verführung oder Geleit? - Manz Verlag, München, 1962, 181 pp., f 14,80.
Op weg naar de liefde. Verandering en rijping. (Oorspronkelijke titel: Auf dem Weg zur Ehe.) - P. Brand, Hilversum/Antwerpen, 1962. 127 pp., f 6,90.
Leist die in ons land wel het meest bekend is door zijn boek ‘Ontmoeting der geslachten’, heeft de daarin ontwikkelde gedachten uitgewerkt en verduidelijkt in ‘Op weg naar de liefde’. Het is een boekje geworden, waarin op zeer edele wijze de betekenis van de geslachtelijkheid en de opgave van het huwelijk wordt getekend. Wel eist het een bijzondere toeleg van de lezer om de terminologie
| |
| |
welke in verband met het geslachtelijke wordt gebruikt te vatten en aldus ook de bedoeling van de auteur te begrijpen. De boeken ‘Existenz im Nichts’ en ‘Der Mensch im Bann der Bilder’ horen bij elkaar in die zin, dat er eenzelfde visie in wordt uitgewerkt. In velerlei vorm wijst de auteur storingen en verval aan in het menselijke bestaan in onze dagen. Hij wijst op een zelfgenoegzaamheid en een machtstendens, die samengaan met blindheid voor het mysterie dat zich in het waarachtige menselijke bestaan laat bevroeden. Met groot talent weet de schrijver zijn lezers te richten naar dit mysterie. In zijn teksten bundelen zich wijsgerige, religieuze en esthetische inspiratie, die in sommige passages tot een bijna profetische oproep leiden. De auteur deelt in ‘Der Mensch im Bann der Bilder’ uitdrukkelijk mee, dat hij een sterke invloed ondergaan heeft van Martin Heidegger. Het is ongetwijfeld een verdienste van Leist, dat hij zeer rijke gedachten, die hij althans ten dele dankt aan Heidegger, op zo suggestieve wijze wist te verwoorden.
J.M. Kijm
| |
Esser, Dr. P.H., De wereld der dromen. - J.H. Kok, Kampen, 1962, 259 pp., f 12,50.
Overzicht van psychologische opvattingen aangaande de dromen met een bijzonder accent op de opvattingen van Freud en Jung. Talrijke voorbeelden illustreren de uiteenzettingen. Het boek is geschreven voor een breed publiek en het voorziet dan ook ruimschoots in de behoefte aan informatie over dieptepsychologische theorieën die noodzakelijk is voor het begrijpen van de leer over de dromen. De persoonlijke visie van de auteur blijft nogal vaag, maar men krijgt de indruk dat met de eenheid van het menselijk bestaan te weinig rekening is gehouden.
J.M. Kijm
| |
Buhler, Prof. Dr. Ch., De menselijke levensloop als psychologisch probleem. - Bijleveld, Utrecht, 1962, 200 pp., f 11,90.
Een zeer verzorgde vertaling van de tweede druk van dit bekende werk van Ch. Bühler, waarmee zij een zeer belangrijke bijdrage heeft geleverd voor de uitbouw van de psychologie van de menselijke levensloop. Hoewel sterk biologisch georiënteerd, heeft zij een typisch psychologisch gezichtspunt geboden met haar beschouwingen over de ‘bestemming’. Een verrijking van de reeds zo indrukwekkende reeks psychologische publicaties van Bijleveld.
J.M. Kijm
| |
Chorus, Prof. Dr. A., Het beeld van de mens in de oude biografie en hagiografie. - Uitg. Leopold, Den Haag, 1962, 264 pp., f 13,90.
Dit werk is in zeker opzicht een voortzetting van de studies, waarmee Chorus zich bezig hield in zijn karakterkunde en vooral in ‘Psychologie van de menselijke levensloop’. De zorgvuldige materiaalverzamelingen, welke voor deze boeken werden gemaakt, moesten wel vragen doen rijzen over het menselijk bestaan en de beschrijving ervan in verschillende tijden. Nu Chorus in zijn laatste boek uitdrukkelijk op deze kwestie is ingegaan, heeft hij op boeiende en zeer gedocumenteerde wijze aangetoond, wat hij in zijn eerste woorden uitspreekt: ‘De mens is het onzekerste wezen en zijn beeld is aan voortdurende wijziging onderhevig’. - Voor zijn bewijsvoering gaat hij in op teksten van Tacitus, Suetonius en Plutarchus, waarbij als contrast een modern auteur als Strachey wordt besproken. De bijzondere problematiek van de hagiografie wordt gedemonstreerd aan ‘Het leven van Antonius’ door Athanasius en o.a. de levensbeschrijving van de H. Lodewijk door Joinville en die van Thomas More door Roper. Het is een boek geworden, dat zowel door zijn conceptie en opbouw, als door beheersing van de stof en zijn vormgeving bijzondere waardering verdient.
J.M. Kijm
| |
Lewis, E., Children and their religion. - Sheed and Ward, London/New York, 1962, 316 pp.
Een groot deel van dit boek is gewijd aan een uiteenzetting over de theorie van Jung, waarbij de schrijfster bijzonder steunt op het werk van V. White O.P., aan wie haar boek ook is opgedragen. Gebruik makend van deze inzichten en van een rijke ervaring met kinderen verworven in een psychotherapeutische praktijk, beschrijft zij in het tweede deel van haar boek de ontwikkeling die kinderen en jeugdigen doormaken. Aansluitend op deze beschrijving geeft zij in drie hoofdstukken wenken voor de godsdienstig-zedelijke vorming. Wij zouden een bedenking willen maken tegen haar voorstel om voor jonge kinderen bijzondere nadruk te leggen op de kinderjaren van Jesus, maar overigens zijn haar voorstellen en aanwijzingen goede richtlijnen. In sommige opzichten vertoont het boek een duidelijke eenzijdigheid, b.v. waar gesproken wordt over de groei van de intelligentie, en ook in de voorbeelden die vaak ontleend zijn aan de psychothera- | |
| |
peutische praktijk, maar vooral door de nauwe binding aan de gezichtspunten van de door Jung ontwikkelde theorie.
J.M. Kijm
| |
Trimbos, Dr. C.J.B.J., Misdaad zonder straf? Opstellen over criminaliteit en geestelijke gezondheidszorg. - Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1962, 68 pp., f 1,90.
In deze brochure van de Serie ‘Geestelijke Volksgezondheid’ wil Dr. Trimbos aantonen, dat een rechtsbestel, dat hoe dan ook nog steeds mede gebaseerd is op vergelding door straf, niet langer verenigbaar is met werkelijke zorg voor welke mens dan ook. In drie voordrachten, ten dele reeds elders gepubliceerd, werkt hij dit thema uit: straf en rechtspraak in het algemeen, sexuele criminaliteit en reclassering. De brochure is boeiend geschreven en verschillende facetten van onze rechtspleging worden uitstekend belicht, maar aan het wezen van de straf wordt o.i. te weinig aandacht geschonken. Vanuit een diepere bezinning daarop zou men toch wel tot meer genuanceerde uitspraken komen wat betreft de bezwaren, die de geestelijke gezondheidszorg tegen de bestaande strafrechtspleging in kan brengen.
A. van Kol
| |
Vries, S.J., Joseph de, La pensée et l'être. Une epistémologie. - Nauwelaerts, Leuven, 1962, 478 pp., 290 BFr.
In 1937 verscheen van P. de Vries Denken und Sein, de neerslag van de cursussen die de auteur gaf over kennisleer. La pensée et l'être is geen loutere vertaling hiervan maar een grondige bewerking. De gehele uiteenzetting wil vooral zijn een onderzoek naar de waarde van de menselijke kennis. Hiermee bedoelt schr. dat zijn epistemologie een samenspraak wil zijn met het fenomenisme van Hume, met het agnosticisme van Kant, met het idealisme; en wel zo dat in deze dialoog niet de gehele thomistische leer van te voren verondersteld wordt. De auteur wil integendeel door een beroep op de onmiddellijke ervaring van ‘Sachverhalte’ in ons bewustzijn, de waarde onderzoeken zowel van de thomistische thesissen als van de andere filosofieën. Hij behandelt de traditionele vragen van de kennisleer: wat is zekerheid, welk is de waarde van universele principes, hoe wordt het realisme kritisch verantwoord, waarin bestaat de waarde van het universeel begrip; hoe leidt dit alles tot de stelling dat de metafysica mogelijk is als wetenschap.
L. Van Bladel
| |
Biografie
Carrouges, Michel, Charles de Foucauld. De mystieke ontdekker. (Charles de Foucauld, explorateur mystique). Vertaald door Frans A. Lenders. - Patmos, Antwerpen, 1962, 254 pp., F. 120.
Het belang van deze uitstekende biografie (door R. Voillaume ingeleid) ligt in het gelovig realisme van de auteur. Hij volgt zijn held, tracht hem bij elke stap te begrijpen; hij volgt hem verder, en ziet hem de universele kleine broeder worden. De man namelijk die, van dienstbaarheid tot dienstbaarheid, de laatste plaats innam en de algemeen-dienende werd: met alle geschikte middelen, met het nuchtere en beslissende temperament dat ook kan bevelen; maar zó dat zijn eenzaam voorbeeld een talrijke schaar van volstrekt-dienenden kon voorafgaan! Een altijd zakelijk realist, en een altijd absoluut mysticus! Een biddende die, van het bidden uit, des te meer werk verzette en dieper ingreep. - De vertaler heeft de levendige Franse verteltrant willen behouden; hij slaagde niet tenvolle.
Em. Janssen
| |
Bell, Vicars, Steep Ways and Narrow. - Faber, London, 1963, 106 pp., 13 sh. 6d.
Dit korte en dure boekje is ‘a layman's autobiography’. Het dient goed verstaan te worden; schr. toch beperkt zich tot een levendige beschrijving van de presbyteriaanse sfeer waarin hij opgroeide, om dan te verhalen hoe hij via ongeloof zijn tehuis vond in de Staatskerk. Het grootste gedeelte van deze autobiographie wordt echter in beslag genomen door een niet al te diepgaande apologie ten gunste van de Anglikaanse kerk.
W. Peters
| |
Ward, Maisie, Caryll Houselander. - Sheed and Ward, London, 1962, 329 pp., 12 sh. 6 d.
Terwijl velen de naam Caryll Houselander, vooral in de eerste jaren na de oorlog, zullen zijn tegengekomen en mogelijk kennis hebben gemaakt met haar godsdienstige boeken, is de persoon zelf voor de meesten verborgen gebleven, zoals dit meer met schrijvers geschiedt. Nu, acht jaren na haar vroege dood - ze was even in de vijftig - vertelt Maisie Ward het verhaal van haar leven met zijn twijfels, zijn ongeloof en zijn geloof, zijn duis- | |
| |
ternis maar ook uitzonderlijk licht, met vele ups en downs, en vooral met zijn passie om goed te doen en de mensen te helpen. De levensschets is misschien net iets te lang uitgevallen, en misschien met net iets te weinig objectiviteit geschreven. Maisie Ward was jaren lang een goede vriendin van de artistieke Caryll, en gaat naar onze smaak nu en dan te ver bij het aanhalen van brieven en dagboek. Als kennismaking met en inleiding op het leven en het werken van deze vrouw is het een verdienstelijk (pocket-)boek.
W. Peters
| |
Moraal
Trimbos, Dr. C.J.B.J., Samen leven in huwelijk en gezin. - Paul Brand N.V., Hilversum-Antwerpen, 1962, 226 pp., f 8, 90.
Nog in hetzelfde jaar, waarin ‘Gehuwd en ongehuwd’ verscheen en zelfs z'n 7e druk beleefde, komt Dr. Trimbos wederom onze aandacht vragen voor huwelijk en gezin, zij het op geheel andere wijze. Dit boek richt zich niet rechtstreeks tot de lezer en diens eigen gehuwde of ongehuwde bestaan, maar poogt meer achtergronden, structuren en grote lijnen in de ontwikkeling van huwelijk en gezin tot op heden op te sporen (p. 9). Het bestaat uit vier hoofdstukken: terugblik op het westerse gezin, ons huwelijk in de maak, ons gezin in de maak, de verbondenheid in huwelijk en gezin. Met de hem eigen vaardigheid en belezenheid weet Dr. Trimbos het verhaal te schrijven van een boeiende speurtocht door de uitgestrekte gebieden van huwelijk en gezin, vroeger en nu. Het boek heeft geen wetenschappelijke aspiraties, mist ook wel de diepgang van ‘Gehuwd en ongehuwd’, doet zelfs wat vlot aan. De schr. is zich terdege er van bewust, dat hij in dit boek de grenzen van zijn bevoegdheid voortdurend overschrijdt (p. 8), maar dat ontneemt aan het boek z'n waarde niet, mits ook de lezer zich daarvan bewust blijft. Dit ‘dilettantisme’, waarvan de schr. zelf gewaagt (ibidem), is het meest voelbaar in het eerste hoofdstuk. De schr. noemt zich zelfs een ‘amateur’ (ibidem); en zal dat in de ogen van een theoloog ook wel zijn, als hij op p. 27 tussen het decreet van Pius XII over de huwelijksdoeleinden en de leer van ‘Casti Connubii’ een tegenspraak ziet (deze Encycliek verscheen niet in 1932 maar in 1930), en op p. 121 betoogt dat de ontwikkeling inzake de emancipatie van de vrouw ‘Casti Connubii’ definitief tot een historisch document stempelt; overigens is het ons niet duidelijk, naar welke uitgave van genoemde Encycliek de door schr. aangegeven nummers verwijzen. Met dit al blijft het een lezenswaardig boek, vooral vanwege het vierde hoofdstuk dat bijzonder goed geslaagd is.
A. van Kol
| |
(Pastorele Cahiers 10) De Horstink-lessen over het huwelijk. - Paul Brand N.V., Hilversum/Antwerpen, 1962, 265 pp., f 10,90.
Van 1958 tot 1960 werden door het Landelijk Centrum voor Kath. Actie enkele experimenten gedaan met een kader-cursus over het huwelijk. Door een aantal lesgevers van naam werden gedurende tien opeenvolgende maanden aan een groep van veertig mensen (priesters, artsen, mannen en vrouwen uit de plaatselijke en diocesane leiding) tien lesdagen gegeven, waarbij het huwelijk onder allerlei opzichten belicht werd; zo was althans de oorspronkelijke opzet, later werden enkele wijzigingen aangebracht, maar in hoofdzaak kwam het op hetzelfde neer. Als leiddraad dienden een 300 vragen, afkomstig van gehuwden en van mensen die professioneel met huwelijksmoeilijkheden in aanraking komen; de vragen werden in groepen ondergebracht: anthropologie, sociologie, exegese, dogma, psychologie, psycho-hygiëne, moraal en kerkelijk recht; de respectievelijke vragen werden op verschillende wijzen in de diverse lessen behandeld. Uit dit alles nu is dit 10e Pastorale Cahier gegroeid, onder redactie van Prof. Dr. H. Ruygers die in overleg met de lesgevers de definitieve tekst verzorgde. Het Landelijk Centrum van de Kath. Actie, dat zijn zetel heeft in De Horstink te Amersfoort, hoopt dat dit Cahier de grondslag kan vormen voor andere cursussen op stedelijk of regionaal niveau. Die hoop is zeker niet ongegrond, want de stof is goed behandeld en kan een cursusleider of lesgever geschikte hulp bieden, mits hij zelf voldoende deskundig is op het terrein waarop hij zich begeeft. In een aanhangsel vindt men alle vragen bijeen, die bij de aanvang van ieder hoofdstuk ter bespreking werden aangegeven, met verwijzing naar de plaatsen waar ze aan de orde komen. Een tweede aanhangsel geeft wat literatuur, nogal beperkt. Gaarne aanbevolen.
A. van Kol
| |
| |
| |
Geschiedenis
Howard, Michael, The Franco-Prussian War. - Londen, Hart-Davis, 1961, 512 pp., 63 s.
Dit is veruit het meest objectieve verhaal over de militaire geschiedenis van de ‘oorlog van zeventig’ dat de laatste jaren het licht heeft gezien. De oorlog, die begonnen was als een wedstrijd tussen twee professionele officierencorpsen, ontaardde spoedig in de eerste ‘totale oorlog’ van de hedendaagse tijd. Voor het eerst werd artillerie op grote schaal aangewend, voor het eerst riep men de hele natie onder de wapens, en werd van de burgerbevolking verwacht dat zij sabotagedaden zou plegen achter de vijandelijke stellingen (francs-tireurs’), met represailles tegen gijzelaars als het evidente gevolg. De oorlog wijzigde het uitzicht van Europa: aan de heerschappij van Frankrijk op het vasteland kwam een einde en Duitsland (dat zijn eenheid vond in de oorlog) trad in Frankrijks plaats. De nederlaag werd door de Fransen nooit vergeten, en de haatgevoelens die door wanhopige leiders tijdens de oorlog werden opgewekt, zouden tot in de tweede helft van de 20e eeuw levendig blijven. Een oorlog die onze tijd heeft ingeluid, en die daarom meer belangstelling verdient dan hij tot hiertoe gekregen heeft. Professor Howards boek mag beschouwd worden als de beste introductie tot dit belangrijke thema.
M. Grammens
| |
Jacob, E.F., The Fiftheenth Century 1399-1485. - Londen, Oxford University Press, 1961, 775 pp., 38 s.
Het Engeland van de 15e eeuw is dat van de ‘Wars of the Roses’, het bloedige geschil tussen twee rivale dynastieën, York en Lancaster. Tot hiertoe werd deze periode door historici steeds beschreven in het licht van de burgeroorlog, als het corrupte einde van de heerlijke Middeleeuwen of als de povere aanloop tot de glorievolle 16e eeuw. Prof. Jacob, die meer dan twintig jaar op deze omvangrijke en wellicht definitieve studie heeft gewerkt, geeft een zeer gedetailleerd overzicht (bijna dag voor dag, zou men zeggen) van de 15e eeuw in Engeland en komt tot een ander besluit: de 15e eeuw was nóch het einde van de Middeleeuwen (die doorlopen in de 16e eeuw) nóch het begin van een nieuw tijdperk (waarvan de eerste tekenen reeds eeuwen te voren konden worden herkend); vervolgens was het meest kenmerkende feit van deze periode in Engeland niet de zogenaamde burgeroorlog tussen York en Lancaster, want de krijg bleef tot enige grote families beperkt en de huursoldaten kwamen uit de streken waar zij het goedkoopst waren, niet noodzakelijk uit Engeland; ten slotte wordt de 15e eeuw wél gekenmerkt door een strijd tussen de kroon (Lancaster of York) en de andere adellijke grootgrondbezitters enerzijds, en de strijd tussen de grootgrondbezitters (kroon en anderen) en de tallozen op wier kosten zij zich wilden verrijken anderzijds. Men zou nog een aantal conclusies kunnen trekken op andere terreinen, en b.v. op het gebied van de financiële politiek opent dit werk nieuwe perspectieven voor historici, maar het essentiële lijkt ons hier mede gezegd. De Kroon was in de 15e eeuw in het beste geval een ‘primus inter pares’; volgens prof. Jacob had deze toestand de troebelen voor gevolg, maar dié troebelen beroerden zelden de grote massa der niet-adellijken, die een andere strijd leverde.
M. Grammens
| |
Varia
Marchand, Jean-Pierre, Tu viens d'avoir quinze ans. Jalons pour demain. - Edit. Fleurus, Parijs, 1962, 109 pp., 5,80 NF.
Rond drie thema's: geloof, liefde en kerk worden de moeilijkheden van en voor opgroeiende jongens besproken. Het is geen voorlichtingsboekje in de enge betekenis en evenmin een psychologisch traktaat. S. gaat uit van de realiteit - een tienjarige ervaring als jeugdaalmoezenier -, schrijft zeer direct en bijbels gericht over de groei naar volwassen geloof, mannelijke liefde en kerkelijke gemeenschapszin.
F. Cannaerts
| |
Guardini, Romano, Europa. - Antwerpen, P. Brand, 1962, 45 pp., F. 50.
Voorafgegaan door de toespraak van Z.K.H. de Prins der Nederlanden, wordt hier de zeer keurig uitgegeven tekst geboden van de voordracht die de Duitse theoloog en cultuurfilosoof te Brussel hield bij gelegenheid van de aanvaarding van de Erasmusprijs.
J. Kerkhofs
| |
| |
| |
Lehmann, Friedrich Wilhelm, Berlin Kaleidoskop 1910-30. - Heinz Moos Verlag, Berlin-Heidelberg, 1962, 108 pp., DM 19.80.
Met vele illustraties, fotocopieën en montage-effecten werkt deze Berlinoloog zich door een periode heen met veel zwoele sentimentaliteit en harde revolutiesignalen. Een poging tot duidelijke analyse is met opzet vermeden; het resultaat blijft een weemoedige terugblik, met af en toe een smakeloze pikanterie. De grootste verdiensten zitten in de lay-out.
C. Tindemans
| |
My Fair Lady. - Suhrkamp Verlag, Frankfurt, 1962, 132 pp.,
Een Duitse versie (door Robert Gilbert) van de musical. Taalkundig Berlijns gekleurd. Trouw aan het origineel en aanpassing aan het op het Engels gebaseerde ritme vormen een fraai compromis.
C. Tindemans
| |
Rijckeghem, Willy Van, De Meting van het Publiciteitseffect. - Antwerpen, Standaard-Boekhandel, 1961, 133 pp., 120 F.
In deze nogal klassiek opgevatte verhandeling van de Hogere School voor Handels- en Economische Wetenschappen der Gentse Rijksuniversiteit wordt een systematische analyse uitgevoerd van de toepassingsmogelijkheden van wiskundige en statistische methodes bij het meten van het publiciteitseffect. Zorgvuldig wordt een beeld opgehangen van wat in het verleden reeds op dit gebied werd onderzocht, zodat het boek een handig vade-mecum vormt voor het thema dat er in behandeld wordt. Wellicht zullen velen zich afvragen of schr. er wel verstandig aan heeft gedaan de termen publiciteit en reclame door elkaar te haspelen, terwijl het moderne gebruik toch uitgewezen heeft dat het vaak praktischer is het klassieke onderscheid te bewaren.
M. Grammens
| |
Pocketboeken
Prisma-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
MARQUAND, J. P., Dank U, mr Moto. - Een goed geschreven detective van de oude stempel waarin de sfeer en spanning van het ongrijpbare China hoog ligt opgetast.
SMOLIK, H.W., De natuur in lente, zomer, herfst en winter. - De auteur laat ons hier maand voor maand zien wat er te beleven valt in het bos, hei en wei. Op een uitermate onderhoudende wijze leert hij ons allerlei bijzonderheden meebeleven. - Zo schildert hij het eigen karakter van elk jaargetijde.
EBERHART, M.G., Man vermist. - Een verhaal met een heel aparte sfeer. Het speelt zich af in een geïsoleerde marinebasis en een in de woestijn gelegen munitiedepot, waar bovendien dan nog een moordenaar rondsluipt. Zelfs de veeleisende lezer van detective-romans zal dit een boek naar zijn gading vinden.
MOURIN, M., Ciano contra Mussolini. - Gebaseerd op documenten, getuigenissen en dagboeken trilt in dit boek de bewogenheid van de jaren 1939-1944 door. Een uitstekend boek over een recente periode uit onze geschiedenis.
KRAMER BADONI, R., Het wezenlijke in de kunst. - Behalve de behandeling van verschillende principiële vragen vindt men hier een historische overzicht van de oudheid tot de moderne denkers toe, over de wijze waarop men vroeger en heden het antwoord heeft gegeven op de gestelde vraag ‘Wat is kunst?’.
GIBBS, P., Ontsnapping via Gibraltar. - Een avontuurlijk oorlogsverhaal, dat, met humor en verve verteld, op geen enkele bladzijde de werkelijkheid geweld aandoet.
MEYER, J.S., Wiskundige capriolen. - Een ideaal boek voor wiskundige puzzelaars.
R.S.
| |
Wentinck, Charles, Geschiedenis van de moderne schilderkunst - 1962, 160 pp., geïll.
Dit nieuwe boekje over de moderne schilderkunst heeft het voordeel, dat het bekende waarheden weer eens op een andere wijze zegt. De stromingen in de schilderkunst in de eerste helft van deze eeuw, worden op heldere wijze behandeld en tot een boeiend verhaal herleid. Als inleiding tot beter begrip en meer waardering van de moderne kunst is dit werkje zeer geschikt.
C. de Groot
| |
Aula-boeken. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen.
CLARK, Grahame, Algemene Prehistorie. - De auteur is behalve theoreticus, ook archeoloog van de praktijk. Zelf
| |
| |
heeft hij vele opgravingen verricht en het werk van collega's in vele delen van Europa gadegeslagen. Gaarne aanbevolen.
FLACELIERE, Robert, Liefde in het oude Griekenland. - Dit boek beschouwen wij als een uitstekende aanvulling op onze kennis omtrent de antieke Grieken, hun zeden en gewoonten waarvoor in deze dagen zoveel belangstelling bestaat.
HADFIELD, J.A., Psychologie van de droom. - Dit zeer goed geschreven werk geeft een algemeen inzicht in de beginselen van de droomuitlegging. Zeer interessant is ook het hoofdstuk over dromen en parapsychologie, telepathische en voorspellende dromen.
ELLIS, R.B., De gezondheid van het kind. - Deze hoogleraar in de kindergeneeskunde en kindergezondheidszorg geeft een boeiende uiteenzetting over de groei en de ontwikkeling van het jonge kind
R.S.
| |
Kandinsky, Wassily, Het abstracte in de kunst - 1962, 155 pp., geïll.
Het werkje van Kandinsky over het abstracte in de kunst, is momenteel wellicht meer actueel dan ooit te voren. Het debat over de waarde en de betekenis van abstracte kunst is nog lang niet stilgevallen en het is zeer interessant om nu nog eens de mening van de befaamde Russische kunstenaar hierover te horen. Ch. Wentink vertaalde het uit het Duits en schreef er een nuttige inleiding bij.
C. de Groot
| |
Deutscher Taschenbuch Verlag, München.
WALTER, Otto F., Der Stumme - DTV 42. (1962), 190 pp., DM 2,50.
BRASILLACH, Robert, Uns aber liebt Paris. - DTV 58, (1962), 180 pp., DM 2,50.
LAGERLÖF, Selma, Gösta Berling. - DTV 59 - 60, (1962), 393 pp., DM 4,80.
SCHAPER, Edzard, Die Geschichte eines Bären, det Oskar hiess. - DTV 72, (1962), 231 pp., DM 2.50.
FUSSENEGGER, Gertrud, Das verschüttete Antlitz. - DTV 73, (1962), 216 pp., DM 2,50.
ROTH, Joseph, Die Rebellion. Die Legende vom heiligen Trinker. - DTV 78, (1962), 152 pp., DM 2,50.
BORGES, Jorge Luis, Labyrinthe. - DTV - Sonderreihe 6, (1962), 169 pp., DM 2.50.
GOETHE, Joh. Wolfg., Dichtung und Wahrheit I. - DTV Gesamtausgabe 22, (1962), 180 pp., DM 2,50.
GOETHE, Joh. Wolfg., Dichtung und Wahrheit II. - DTV Gesamtausgabe 23, (1962), 218 pp., DM 2,50.
GOETHE, Joh. Wolfg., Dichtung und Wahrheit III - IV. - DTV Gesamtausgabe 24, (1962), 349 pp., DM 3,60.
GOETHE, Joh. Wolfg., Italienische Reise I - II. - DTV Gesamtausgabe 25, (1962), 324 pp., DM 3,60.
GOETHE, Joh. Wolfg., Italienische Reise III. - DTV Gesamtausgabe, 26, (1962), 206 pp., DM 2,50.
BURCKHARDT, Carl J. Meine Danziger Misson 1937-1939. - DTV Dokumente 49, (1962), 292 pp., DM 3,60.
Naast universele klassieken als Gösta Berling en de volledige Dichtung und Wahrheit, tekstkritisch up to date en voor een spotprijs aangeboden, ook minder populaire werken als Goethe's Italienische Reise, niet slechts noodwendig voor de kennis van de dichter, maar ook menselijk, kunst- en cultuurhistorisch een uiterst interessant document. Daarnaast een reeks modernere werken: een geslaagde vertaling van de gefusilleerde Brasillach: Le marchand d'oiseaux. de twee beroemdste, en onsterfelijke verhalen van Roth, de aangrijpende roman van Schaper over de jongen, die door de oorlog land en ouders verloor, en wiens argeloze goede wil gruwelijk misbruikt wordt, een door de schrijfster bewerkte uitgave van Das verschüttete Antlitz (bespr. Streven, jan. 1958, p. 396) en de merkwaardige eersteling (1959) van de nog jonge Zwitserse schrijver Otto F. Walter, die zich met dit werk onmiddellijk bij de grote romanschrijvers voegde. - De avantgarde-reeks brengt de verhalen van de Argentijn Borges, zich bewegend in de onontgonnen gebieden van het menselijk kennen en kunnen, in imaginaire maar zeer reële culturen, die men futurist of surrealist kan noemen, maar die worden geobserveerd in klinisch nauwkeurige reportertrant. Bij de documenten tenslotte het relaas van Prof. Burckhardt, gedelegeerde van de Volkerenbond in het bedreigde Danzig, tot aan zijn naasting door Hitier: een situatie van irriterende machteloosheid voor de vertegenwoordiger van het hoogste wereldse gezag, maar bevoorrechte getuigenpost in een geschiedenis van geweldtechniek, lafheid en verdeeldheid: ook nu nog actueel.
A. Deblaere
| |
| |
ADAMS, L.M., Algemene psychologie dl I. 3e druk. - Plantijn, Antwerpen, 1962, 200 pp., ing. F. 120. |
Action (L') de l'homme sur le psychisme humain (Convergences). - Spes, Parijs, 1962, 240 pp., NF. 10,20. |
Aula Boeken. G. Clark, Algemene prehistorie. R. Ellis, De gezondheid van het kind. J. HADFIELD, Psychologie van de droom. R. FLACELIERE, Liefde in het oude Griekenland. - Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, 1963, |
BEEK, M.A., Israel, land, volk en cultuur. - De Branding, Antwerpen, 1962, 218 pp., rijk geïll., F. 235. |
BONE, E., Devenir de l'homme (Etudes religieuses, 759) . - Pensée cath., Brussel, 1962, 128 pp., ing. F. 54. |
BRUYERE, C., Gebed en geestelijk leven. - Desclee de Brouwer, Brugge, 1962; 338 pp., geb. F. 200. |
DAUNICHT, R., Die Entstehung des bürgerlichen Trauerspiels in Deutschland. - W. de Gruyter, Berlijn, 1962, 310 pp. |
DELFGAAUW, B., Geschiedenis en vooruitgang. II: De geschiedenis van de mens. - De Branding, Antwerpen, 1962, 282 pp., geb. F. 265. |
DIPPEL, Dr. C.J., Verkenning en verwachting. - Boekencentrum, Den Haag, 1962, 223 pp. |
DUBARLE, D., La civilisation et l'atome. - Ed. du Cerf-Plon, Parijs, 1962, 254 pp. |
DUJARDIN, G., Le français moderne. III, 2e ed. - Standaard, Antwerpen. 1962, 360 pp., geïll., F. 90. |
DUQUET, A., Algemene didactiek voor het technisch onderwijs. - Plantijn, Antwerpen, 1962, 178 pp., ing. F. 100. |
ELIADE, M., Méphistophéleè et l'androgyne ( Les Essais, 103). - Gallimard, Parijs, 1962, 276 pp., ing. NF. 11. |
|
|