Juist ten gevolge van de groei van de E.E.G., waarvan de gevolgen overal merkbaar werden, was het onmisbaar een nieuwe partnership tot stand te brengen voor het bereiken van een gemeenschappelijk doelwit, aan beide zijden van de Oceaan. Europese samenwerking werd sneller verwezenlijkt dan diegenen hadde verwacht die de beweging, aan Amerikaanse zijde, hadden aangemoedigd. Het volgend concept zou erin bestaan, de Atlantische brug tte slaan, die voortaan op twee sterke pijlers zou kunnen steunen. Waar de NATO een militair bondgenootschap is, traden sommige neutrale landen niet tot deze alliantie toe; een Atlantische economische organisatie echter zou niet langer een hinderpaal zijn. In deze verwijding van de horizon ligt meer betekenis dan enkel bij een technische ontleding kan gevonden worden.
Deze laatste levert nochtans drie voorname punten op: 1) de ontwikkelingslanden hebben dringende behoefte aan technische en financiële bijstand; 2) door de nieuwe verdeling in Europa (E.E.G. en E.F.T.A.) rijzen moeilijkheden, terwijl de vijf overigen (Spanje, Griekenland, Ierland, IJsland en Turkije) gevaar lopen geen aansluiting meer te vinden; 3) met de welvaart in Europa dient een oplossing gevonden voor de verhoudingen tussen Europa en Noord-Amerika, op voet van gelijkheid.
Hieruit werd geconcludeerd dat een omvorming van de E.O.E.S. noodzakelijk was. In 1960 kregen vier ‘wijzen’ opdracht een ontwerp van nieuwe organisatie op te stellen, waarna een ministerraad een voorlopig comité ermede belastte de structuur en de functie te preciseren.
Op 14 december 1960 werd de nieuwe conventie te Parijs ondertekend, twaalf jaar na het ontstaan van de E.O.E.S.
Twee grote verschillen tussen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en de E.O.E.S. springen in het oog: 1) de Verenigde Staten en Canada treden toe als volwaardig lid, wat het aantal deelnemende staten op twintig brengt; 2) een belangrijke nieuwe opdracht komt op het voorplan: de coördinatie van de hulpverlening aan ontwikkelingslanden.
De objectieven van de O.E.S.O. kunnen tot drie worden samengevat: 1) de opvoering van de welvaart dank zij de verwezenlijking van de grootst mogelijke economische expansie en tewerkstelling. Door de stijging van het levensniveau in de lid-staten, bij financiële stabiliteit, zal worden bijgedragen tot de verbetering van de wereldeconomie; 2) de hulpverlening aan de ontwikkelingslanden; 3) de expansie van de wereldhandel op multilaterale basis, overeenkomstig de bestaande internationale verbintenissen.
De structuur van de O.E.S.O. vertoont weliswaar in bepaalde opzichten gelijkenissen met haar voorgangster, alhoewel anderzijds belangrijke nieuwigheden werden ingevoerd.
1. | Jaarlijks zal een Commissie voor Economische Politiek regelmatig de economische en financiële situatie evenals de desbetreffende politiek bestuderen. |
2. | Twee comités zullen zich bezighouden met de vraagstukken van ontwikkelingshulp binnen de organisatie, terwijl een speciale groep (nu bestaande uit tien leden) de ontwikkelingshulp voor Afrika en Azië zal behandelen. |
Een comité voor het Ruilverkeer zal alle nodige informatie verschaffen, de handelspolitiek der lid-staten onderzoeken en de handelsproblemen op korte en lange termijn bestuderen.
Bijzondere comités zullen het betalingsvraagstuk, de controleerbare trans-