Forum
Tweemaal Teilhard de Chardin
De synthese tussen Geloof en Wetenschap, ons door Teilhard de Chardin geboden, heeft bij alle feilen die eraan kleven in elk geval deze verdienste dat velen dit hele vraagstuk opnieuw zijn gaan bezien. Deze vernieuwde belangstelling komt ook tot uiting in een merkwaardige dialoog, welke we vonden in Wending, het bekende maandblad van reformatorische signatuur. In het juni-nummer hiervan staan twee bijdragen, gewijd aan de vraag of een goede synthese tussen evolutief en bijbels denken mogelijk is: de eerste van de hand van dr. Segaar, een bioloog van ned.-hervormde huize, die zich al vaak met zulke vragen bezighield, en de tweede van prof. dr. Delfgaauw te Groningen, de katholieke filosoof die als groot bewonderaar van Teilhard mag gelden.
Segaar moet in het algemeen niet veel van het systeem van Teilhard de Chardin hebben - zoals vele reformatorische denkers (om redenen die we nog zullen aanduiden). Maar naast theologische bezwaren kent hij ook wetenschappelijke. Deze gelden bijvoorbeeld het ‘innerlijk’ (‘dedans’) wat de Franse denker in al wat stoffelijk is meent te kunnen vinden. Hier wordt een natuuronderzoeker toch wel zeer kritisch.... ‘Is de wens hier de vader van de gedachte? Moet de Kosmos naar één denkpatroon geharmoniseerd worden?’ zo vraagt hij zich af.
Grotendeels juist is ook zijn opmerking dat Teilhard geen wereldbeschouwing en theologie zegt te willen geven, maar dat desondanks zijn werk wereldbeschouwelijk is en theologie geeft. Hier worden - aldus Segaar - wetenschap vermengd met speculatie en geloofsleven met logica, zodat de eerste irrationeel en het laatste exact wordt; zo ontstaat een schijnsynthese, waarin de delen zijn gedenatureerd. - Ook noemt hij de bekende stelling van de Franse denker, dat alles wat op een hoger plan verschijnt primordiaal in het lagere aanwezig moet zijn geweest, een duidelijke petitio principii - en weer moeten we hem bijvallen. Ook waar hij verder zegt dat men niet terwille van een sluitend wereldbeeld iets in de realiteit mag brengen wat er niet in past, of er iets uit weg mag laten wat er wel in past.
Wat de verhouding van wetenschap en geloof in het algemeen betreft stelt Segaar tegenover Teilhards synthese zijn eigen opvatting, die ik elders vond getypeerd als die der ‘tweetaligheid’. Wetenschappelijke kennis en geloofskennis bewegen zich op een totaal verschillend vlak, zozeer dat een synthese in het denken onmogelijk is. Maar wel, zo zegt hij, kan het ons gegeven zijn ‘dat de natuurwetenschappelijke kennis en de geloofskennis geïntegreerd worden in ons handelen. Zo ook alleen wordt een samengaan vermeden dat zowel wetenschappelijk denken als geloofskennis misvormt’. - We merken hierbij op dat deze uiting - die inderdaad reformatorische trekken draagt - toch niet geheel overeenkomt met andere van hervormde zijde, zoals die van prof. Berkhof te Leiden, welke zegt dat de scheiding van geloof en wetenschap een zuivering heeft gebracht ‘die zal moeten leiden tot een nieuw samenkomen’, of met de opvattingen van Kalsbeek in diens boekje Geloof en Wetenschap (Baarn, 1962). - En er is inderdaad in beginsel een goede synthese mogelijk, of (als men liever een andere term wil) ‘aanwijsbare harmonie’, waarbij het verstand zijn onmisbare rol vervult, terwijl het tevens het aanwezige verschil der ‘niveaus’ in het oog houdt.
Prof. Delfgaauw - die tijdens het schrijven contact had met dr. Segaar - verdedigt Teilhards ‘phenomenologische methode’ met de opmerking dat deze legitiem mag heten, omdat de Fransman hier ‘in de descriptieve en niet in de reflexieve houding staat’. Maar gaat hiermee grotendeels voorbij aan de vraag, waarom Teilhard dan toch voortdurend filosofie en theologie door zijn denken heen mengt, waardoor de gehele ‘methode’ verdacht moet heten.... Maar er schuilt hier een ander probleem,