| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
DE door ons reeds enkele malen besproken ontwikkeling in Cuba leidde de afgelopen maand plotseling tot een scherp conflict tussen de Verenigde Staten en Rusland tengevolge waarvan enkele dagen de dreiging van een oorlog tussen beide grootmachten, die dan haast noodzakelijk tot een wereldoorlog, uitgevochten met nucleaire wapens, zou uitgroeien, boven de wereld hing. Voortdurend was de groei van de Russische invloed op het régime van Fidel Castro door de Verenigde Staten met argwaan bekeken; zelfs werd er reeds lang door republikeinse politici bij president Kennedy op aangedrongen met geweld van wapenen tegen Cuba op te treden, maar Kennedy was van mening, dat zolang de versterkingen op het eiland van defensieve aard waren, hij niet het gevaar mocht lopen zich te laten meeslepen in een militair avontuur, dat zou kunnen uitlopen op een oorlog met Rusland en tevens op een conflict met de andere staten op het vasteland van Amerika, die nu eenmaal erg benauwd zijn voor inmenging van de Verenigde Staten in hun binnenlandse aangelegenheden.
Zijn houding veranderde echter, toen hij de bewijzen in handen kreeg, dat ondanks alle verzekeringen van premier Chroestsjef en de Russische ambassadeur in Washington, Dobrynin, Rusland wel degelijk bezig was in grote haast op Cuba raketbases te bouwen voor het lanceren van raketten met een reikwijdte van 1 à 2 duizend zeemijl, waarmee een groot deel van de Verenigde Staten kon worden bestreken. Op maandag 22 oktober kondigde Kennedy een gedeeltelijke blokkade - hij gebruikte de term ‘quarantaine’ - van Cuba af om verdere versterking te voorkomen; tevens deelde hij mede, dat elke kernraket vanaf Cuba gelanceerd tegen een staat van het Westelijk halfrond, zou worden beschouwd als een aanval van Rusland op de Verenigde Staten en onmiddellijke vergelding zou vereisen, en riep hij de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) bijeen om de nodige maatregelen te bespreken. Tenslotte verzocht hij om een spoedbijeenkomst van de Veiligheidsraad en deed hij een beroep op premier Chroestsjef de wereldvrede te redden door de offensieve wapens uit Cuba te laten weghalen.
De Russische regering reageerde ini eerste instantie fel; zij beschuldigde de Verenigde Staten van aanvalsdaden tegen Cuba en verzekerde nogmaals, dat haar wapenleveranties uitsluitend van verdedigende aard waren; zij wees op de gevaren verbonden aan het optreden van de Verenigde Staten en wenste ook een bijeenkomst van de Veiligheidsraad, waarbij ook Cuba reeds een klacht had ingediend. Hier deed de waarnemend secretaris-generaal, U Thant, op 24 oktober namens 45 ‘niet gebonden’ landen de betrokken mogendheden het verzoek te onderhandelen, terwijl hij Rusland uitnodigde gedurende een paar weken geen wapens naar Cuba te zenden, de Verenigde Staten om hun blokkade gedurende deze periode op te heffen en Cuba om in die tijd niet verder te bouwen aan de militaire installaties. De Sovjet-Unie, waar Chroestsjef op dezelfde dag al een oproep had gedaan om te onderhandelen, aanvaardde de voorstellen van U Thant, terwijl de Verenigde Staten niet verder gingen dan de verklaring, dat zij bereid waren tot besprekingen over een oplossing. Hoe erns- | |
| |
tig de toestand nog steeds was, kan blijken uit de door Z.H. Paus Joannes XXIII tot de wereldleiders via de radio gedane oproep op 25 oktober om te onderhandelen ten einde een ramp te voorkomen.
Opmerkelijk was, dat beide partijen uitermate voorzichtig manoeuvreerden; de Russische schepen bleven buiten het blokkadegebied met uitzondering van een olietanker, die door de vloot van de Verenigde Staten werd doorgelaten op de verzekering van de kapitein, dat er alleen olie aan boord was. Op 26 oktober gaf premier Chroestsjef officiëel de opdracht aan alle Russische schepen buiten de zône te blijven en beloofde president Kennedy alles te zullen doen om contact met de Russische schepen te vermijden. Een dag later gaf Moskou toe, dat er raketbases op Cuba waren en dat deze onder bevel van Russische officieren stonden. Tegelijkertijd had er een drukke briefwisseling Moskou - Washington plaats; in een eerste brief beloofde Chroestsjef de bases onder V.N.-toezicht te zullen ontmantelen en geen nieuwe wapens te zullen aanvoeren, als de Verenigde Staten de ‘quarantaine’ zouden opheffen en beloven geen invasie op Cuba te zullen doen; in een tweede brief stelde Moskou voor de Russische bases op het eiland te ontruimen in ruil voor opheffing van de bases van de Verenigde Staten in Turkije. President Kennedy verklaarde de hoofdpunten over het algemeen aanvaardbaar, maar zei, dat het eerst nodig was, dat de raketbases onbruikbaar werden gemaakt, waarna dan verdere besprekingen konden plaats hebben. Op 28 oktober maakte Moskou bekend de raketbases onder V.N.-toezicht te zullen ontmantelen en reeds opdracht te hebben gegeven de installaties naar Rusland terug te sturen; hierbij werd niet meer gesproken over de ruil Cuba - Turkije.
Hiermee kwam een einde aan de acute crisis; er bleven echter nog verschillende kwesties open. Castro had reeds verklaard geen V.N.-toezicht op Cuba te wensen en bovendien stelde hij de eis, dat de Verenigde Staten de basis Guantanamo op Cuba zouden ontruimen. U Thant is naar Havanna gegaan en heeft ‘vruchtbare’ besprekingen gehad maar schijnt er weinig of niets bereikt te hebben; gedurende zijn verblijf op Cuba hebben de Verenigde Staten hun blokkade opgeheven, maar deze is na zijn vertrek weer hersteld. Men gist nu naar het doel van de reis van de Russische vice-premier, Mikojan, naar Cuba en hoopt, dat hij daar zal proberen Castro tot toegeven te bewegen. Inmiddels is een andere Russische topfiguur, Koeznetzow, reeds in New-York aangekomen voor verdere besprekingen met. de Amerikaanse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties, Stevenson, om onder bemiddeling van U Thant de kwestie verder op te lossen.
Bij deze spannende affaire enkele kanttekeningen. Allereerst moeten wij wijzen op een interessante juridische vraag naar het recht om in vredestijd een blokkade van een land af te kondigen; de verschillende specialisten in het internationale volkerenrecht zijn het er niet over eens, al helt men in het Westen wel over tot een constructie, waarbij het recht van de Verenigde Staten wordt erkend op grond van zelfverdediging, en men vooral de nadruk legt op het feit, dat een onberekenbare figuur als Castro wel eens een minder doordacht gebruik zou kunnen maken van de gevaarlijke wapens.
Belangrijk was het, dat de OAS het optreden van de Verenigde Staten onmiddellijk met 19 stemmen tegen 0 en een onthouding (Uruguay, dat zich een paar dagen later eveneens akkoord verklaarde) goedkeurde; misschien heeft Moskou hier niet op gerekend, want de onderlinge verstandhouding tussen de Ameri- | |
| |
kaanse staten is zeker niet van dien aard, dat het altijd te verwachten is, dat Brazilië, het grootste Zuid-Amerikaanse land, zich aan de zijde van de Verenigde Staten schaart; het optreden van Moskou heeft op dit punt tenminste de eenheid van de OAS bewerkt.
Diezelfde eenheid bracht Chroestsjef onder de NATO-bondgenoten. Alhoewel zij slechts even te voren op de hoogte waren gesteld van het optreden, maar er niet over waren geraadpleegd - iets waarover nogal ontstemming bestond - verklaarden zij allen, dus ook Frankrijk, de Verenigde Staten te zullen helpen. Wij kunnen ons haast niet voorstellen, dat Chroestsjef iets anders kan hebben verwacht, want dit verschijnsel heeft hij telkens kunnen waarnemen, wanneer hij begon te dreigen.
Men vraagt zich af wat nu eigenlijk de bedoelingen van Moskou zijn geweest. Vanzelfsprekend blijven dit gissingen. Volgens sommigen had de Sovjet-Unie behoefte aan een basis voor raketten met een kleinere reikwijdte, omdat het aantal intercontinentale raketten in Rusland beschikbaar niet zo groot is als men daar pleegt voor te geven; anderen menen, dat Chroestsjef het eiland wilde hebben om de Verenigde Staten te dwingen tot concessies in Berlijn; eventueel zou Cuba als ruilobject hebben kunnen dienen. Weer anderen meenden erin te moeten zien een aftasten van de kracht van de Verenigde Staten of beter van hun bereid zijn tot het gebruiken van hun kracht eventueel ter verdediging ook van West-Berlijn; al is Cuba dan ongelukkig gekozen, daar de Verenigde Staten hier direct bedreigd worden en dus eerder tot het nemen van maatregelen zullen overgaan, wij hopen, dat Chroestsjef c.s. zullen inzien, dat het Washington inderdaad ernst is. Tenslotte werd er geopperd, dat er ernstige tegenstellingen binnen het Kremlin zouden zijn tussen een harde en een meer gematigde lijn en dat Chroestsjef door de eerste gedwongen werd verder te gaan dan hij zelf wel wilde; door de krachtige houding van de Verenigde Staten zou hij nu een sterkere positie tegenover zijn tegenstanders innemen, maar anderen draaien de zaak om en menen, dat zijn positie er moeilijker door geworden is.
Het prestige van de Verenigde Staten is iets versterkt; president Kennedy is krachtig en handig opgetreden en is tactisch genoeg gebleken om zijn tegenstander niet te vernederen; het vertrouwen onder de bondgenoten is gestegen, vooral ook doordat de Verenigde Staten niet ingingen op het ruilvoorstel Cuba - Turkije, alhoewel de bases in dit land eigenlijk gemist kunnen worden tengevolge van de polarisraketten, die van duikboten kunnen worden afgevuurd; Kennedy wil blijkbaar zelf bepalen wanneer hij deze bases zal opheffen.
De Cubaanse crisis is wel van invloed geweest bij een andere stembus. Op 28 oktober stemde het Franse volk over het referendum betreffende de grondwetsherziening om voortaan de president rechtstreeks door het volk te laten aanwijzen. De Gaulle had tevoren herhaaldelijk aangekondigd, dat hij zou aftreden als hij niet een flinke meerderheid zou krijgen en hierdoor had hij het referendum geheel in het persoonlijke vlak gebracht. Hij heeft een voor hem onbevredigende meerderheid behaald; bijna 62% der uitgebrachte stemmen spraken zich uit voor de nieuwe wijze van presidentsverkiezing, maar daar er bijna 23% van de kiezers niet waren opgekomen en er nog een paar procent ongeldig stemden, bleek zijn aanhang te zijn teruggelopen tot ruim 46% der kiesgerechtigden; het is aannemelijk, dat er hieronder nog talrijken zijn, die op dat ogenblik - de Cuba-crisis was nog volop aan de gang, want Moskou gaf op diezelfde dag pas bericht zijn installaties te zullen opruimen - niets voelden
| |
| |
voor een verdwijnen van de Gaulle al waren zij het met bepaalde presidentiële ideeën niet eens. Gezien de persoon van de Gaulle en zijn groot verantwoordelijkheidsgevoel was het eigenlijk te verwachten, dat hij zou aanblijven ondanks de tegenvaller bij het referendum. Met veel belangstelling wordt nu uitgekeken naar de komende ontwikkeling; de in ons vorig overzicht vermelde motie van wantrouwen in de regering Pompidou is inderdaad aangenomen en de Nationale Vergadering is ontbonden. Zullen de partijen er in slagen een gezamenlijke meerderheid in de nieuwe kamer te krijgen tegenover de aanhangers van de Gaulle? En dan? Zij zijn het alleen negatief met elkaar eens nl. tegen de president, maar zij kunnen zelf geen gezamenlijk regeringsprogram er tegenover plaatsen. Kan de Gaulle het zich veroorloven de Nationale Vergadering in dat geval helemaal links te laten liggen? Of gaat hij, gezien de uitslag van het referendum en de verkiezingen, proberen tot een vorm van samenwerking te komen met enkele voor hem het minst onaanvaardbare groeperingen?
Behalve de kwestie Cuba had Moskou ook nog moeilijkheden in Zuid-Oost-Azië. Daar de meningsverschillen met Peking de laatste tijd zich steeds duidelijker aftekenden, probeerde Rusland de relaties met Belgrado te verbeteren. De Russische president, Brezjnev, bracht 24 september een bezoek aan Tito en dus deed Peking op het congres van de Chinese communistische partij een felle aanval op het Tito-revisionisme, die eigenlijk bedoeld was voor Moskou. Hier komt bij de verhouding Peking - New Delhi - Moskou. Het niet gebonden India ontvangt voor zijn economische opbouw naast belangrijke steun van de Verenigde Staten ook steun van de Sovjet-Unie; de laatste sloot bovendien met India een overeenkomst voor de levering van Mig-straaljagers. De op Nehroe na belangrijkste man in India, Krishna Menon, minister van defensie en herhaaldelijk vertegenwoordiger van zijn land in de V.N., was procommunistisch en hij bleef dit, toen Peking aanspraken ging maken op grondgebied van India. Nu is Mao Tse Toeng overgegaan tot een regelrechte oorlog aan de Chinees-Indiase grens en zit Moskou met het probleem: het niet-gebonden India wil men niet graag van zich vervreemden en een openlijk conflict met Peking wil en kan men niet riskeren; India zou nu geen Migs meer van de Sovjet-Unie krijgen en deze zou niet openlijk voor Peking partij trekken; Chroestsjef tracht ook te bemiddelen, maar India verlangt, dat de Chinese troepen eerst naar hun uitgangspunt terugtrekken. Premier Nehroe kreeg wel onmiddellijk hulp van de Westelijke mogendheden ter versterking van zijn leger; dit wekte prompt ongerustheid in Pakistan, daar India deze wapens eventueel later zou kunnen gebruiken om het conflict over Kasjmir ten zijnen gunste te beslissen; er wordt door de Verenigde Staten geprobeerd de kwestie nu tijdelijk te regelen, waarbij de Verenigde Staten er reeds op hebben gewezen, dat het India niet geoorloofd is de wapens tegen Pakistan te gebruiken. De Chinese aanval kan belangrijke
gevolgen hebben voor het optreden van India in de wereld. Nehroe verklaarde, dat zijn land de laatste jaren het contact met de realiteit had verloren en men vraagt zich af of dit betekent, dat hij van plan is zijn politiek van niet-gebonden-zijn prijs te geven ten gunste van het Westen. Een teken in die richting is de degradatie van Menon tot minister van oorlogsproduktie; zijn beleid werd in enkele kringen reeds lang bekritiseerd, maar steeds hield Nehroe hem de hand boven het hoofd; nu echter was de mislukking zo duidelijk, dat hij hem wel moest laten vallen; Nehroe zelf nam het departement van defensie over.
J. Oomes
| |
| |
| |
België
Toen de regering Lefèvre haar wetgevend werk inzake de Vlaams-Waalse verhoudingen de vorm gaf van drie ontwerpen - vastlegging taalgrens, aanpassing bestuurlijke taalwet, aanpassing onderwijs - kon ze niet vermoeden welke woelige ontwikkeling daarmee ingeleid werd. Eén enkel van deze ontwerpen heeft thans de volledige kring doorlopen en eindigde op twee orgelpunten: de tweede Vlaamse mars op Brussel en het Waals verzet tegen de overschakeling van de Voerstreek naar Limburg. Dit waren echter slechts begeleidende verschijnselen, die de kern van het politiek probleem niet rechtstreeks raakten. Ze waren de uiting van een massadynamiek en van een kritische situatie waarin de voornaamste dragers van de politieke macht en van de politieke wil zich a.h.w. vastgewerkt hadden. Een en ander vatten we schematisch samen.
Door het gebrek aan overeenstemming tussen Kamer en Senaat gaf het wetsontwerp over de afbakening van de taalgrens het signaal tot een machtsconflict tussen de twee parlementaire vergaderingen. Thans zijn de scherpe hoeken van dit conflict, weer afgerond, maar als het zich in andere omstandigheden - b.v. inzake de fiscale hervorming, waar dezelfde dualiteit zichtbaar wordt - herhaalt, kan het het Twee-Kamerstelsel in opspraak brengen.
Een parlementaire stemming die een Vlaamse meerderheid tegen een Waalse minderheid stelt, wordt door de voorstanders van het Belgisch unitair stelsel o.i. met een overdreven vrees beschouwd als een bedreiging, alsof de Vlaams-Waalse tegenstelling minder gevaarlijk zou zijn indien ze enkel latent aanwezig is, zonder zich te uiten in de parlementaire rekenkunde.
De Vlaams-Waalse tegenstelling wekt spanningen in de twee grootste partijen, die op unitaire leest geschoeid zijn. In tegenstelling met vroeger toont de B.S.P. zich thans kwetsbaarder dan de C.V.P. Nu mag men over de waarde van de politieke partijen in een parlementaire democratie denken wat men wil maar in België kan het stelsel niet goed functioneren indien een van de belangrijkste partijpolitieke bases het begeeft.
Tenslotte liep de regering gevaar zodra ze de indruk kon geven, slechts een regering van de Vlaamse meerderheid te zijn. Daarenboven leek haar actieprogramma zo langzaam op te schieten en zulke beroering te veroorzaken, dat ze eind oktober opnieuw in haar bestaan bedreigd was, en het ontslag van een Luiks minister een barst dreigde te worden die niet meer kon hersteld worden.
* * *
In tegenstelling met wat men vroeger zou gedacht hebben, hervatte de regering zich het eerst. Begin november kon de eerste-minister zelfs aantreden met een vernieuwde regeringsverklaring, waarvan de werkelijke draagwijdte nog niet duidelijk is, maar die toch een energieke poging is om in een samenhangend schema te verenigen: a) een nieuwe reeks ondernemingen om de Vlaams-Waalse spanningen te verminderen, o.m. door de verwezenlijking van verschillende sedert lang gestelde Vlaamse eisen - wetsontwerp 2 en 3 waarvan boven sprake, zetelaanpassing, enz. - en b) een aanloop tot een herziening van de Grondwet, zonder federalistisch karakter, maar met waarborgen voor de Walen tegen wat met een afschuwelijk neologisme de ‘minorisatie’ begint, te heten.
Daarnaast schijnt de regering, ondanks het wantrouwen van socialistische en
| |
| |
syndicale zijde, vast te houden aan een wetsontwerp dat de uitvoerende macht moet versterken in kritieke tijden. Nadat de fiscale hervorming klaar is, hoopt ze ook op sociaal-economisch gebied wetgevend te blijven optreden. Het tempo waarin dit program zal uitgevoerd worden is weliswaar zeer onduidelijk, en er zijn sterke krachten die het regeringsbeleid willen vertragen, al was het maar om het voorlopig in kalmer water te loodsen en de Vlaams-Waalse vraagstukken voor een min of meer lange periode in de koelkast te zetten. Maar in afwachting dat de volgende maanden hierover bescheid geven, is de regering niet meer de zwakste schakel in het geheel.
* * *
De zwakste schakel is op het ogenblik de B.S.P., en ook het A.B.V.V. is nauwer dan ooit betrokken bij de tweedracht welke het socialisme kenmerkt. Het verdwijnen van Renard heeft de innerlijke spanningen niet doen verdwijnen. Op dit ogenblik kan men slechts zeggen dat dhr. Collard en zijn voornaamste Vlaamse en Waalse medewerkers een energieke poging doen om de invloed van de M.P.W. te neutraliseren. Hun tegenoffensief herinnert aan de hardnekkigheid waarmee het reformistisch socialisme tussen de twee wereldoorlogen afgerekend heeft met het communisme. Deze herinnering speelt zeker een rol bij de socialistische leiders, die het ogenblik gekomen achten om met radicale middelen de eenheid in de rangen te herstellen. De middelpuntvliedende krachten schijnen het sterkst en het rumoerigst te zijn in het Luikse. Maar om het unitair karakter van de partij te handhaven, kan de B.S.P. ook rekenen op de andere unitaire krachten in het land.
Bij het opmaken van een tussentijdse balans kan men enkel vaststellen dat er vooralsnog niets beslist is. Het blijft mogelijk dat de B.S.P. de toestand opnieuw meester wordt, en er slechts met een zeker stemmenverlies bij de volgende verkiezingen van af komt. Aangezien de leiding van de C.V.P. er rekening mee houdt dat in Vlaanderen enig terrein zal moeten prijsgegeven worden aan de Volksunie, kunnen de twee grootste partijen dan uit de stembus komen met een beperkt verlies aan de rand, maar zonder hun centrale stelling in de regerings-politiek te verliezen. Ze zouden dan de nodige kracht behouden om de wijziging van de grondwet te stuwen in de door hen gewenste unitaire richting.
Dit gematigd optimisme, en een zekere gelatenheid waarmee een beperkt verlies tegemoet gezien wordt, schijnen de hoofdkenmerken te zijn van de sfeer die thans in de socialistische en christelijke partijpolitieke hoofdkwartieren heerst.
Aan de basis van de Waalse en Vlaamse massa's zijn echter krachten aan het werk die door de partijen niet volledig gecontroleerd worden. Zelfs indien de federale trend beperkt blijft tot een moeilijk te preciseren psychologische sfeer, is het moeilijk ze te ontkrachten door een louter unitair-Belgische bezinning. Lijden de twee grote partijen een duidelijke verkiezingsnederlaag, dan zullen ze wel niet ontsnappen aan een diepgaande hervorming die allicht een paar federalistische trekken zou kunnen aannemen. Enkele zondebokken zouden dan moeten heengaan: waarschijnlijk enkele streng-unitaire politici. Onvermijdelijk denkt men daarbij aan Lefèvre en Collard, wellicht ook dhr. Vanden Boeynants. Dit zou kunnen leiden tot een vernieuwing van het politiek personeel.
Ook dit is echter niet meer dan een wankele prognose. Onder de invloed van een verwetenschappelijkte politieke literatuur hellen alle betrokkenen en alle
| |
| |
waarnemers - ook wij - veel te veel over naar een politieke analyse die met schijnbare zekerheden goochelt, terwijl het voorzichtiger zou zijn te bekennen dat men de toekomstige loop der dingen gewoon niet kan voorzien.
* * *
Het is tijd dat we even stilstaan bij de beroering in de landbouwkringen, waarvan de drietand-aktie en de al dan niet gemotoriseerde betogingen de bijna sensationele tekenen geweest zijn in de jongste zomer.
Door een nieuw geconfirmeerde gemeenschap van actie en program is zojuist de binding gelegd tussen de drie voornaamste boerenorganisaties: de Belgische Boerenbond, de Unions Professionnelles Agricoles (U.P.A.) en de Alliance Agricole Beige (A.A.B.). Zelfs gedurende de heftigste actie werden de onderlinge contacten niet verbroken. Op dit ogenblik is de regering hun wensen reeds gedeeltelijk tegemoet gekomen in een verklaring welke de landbouwpolitiek voor de eerstvolgende maanden schetst, zodat men nu een kalmere periode kan verwachten.
Over de detailpunten welke aanleiding hebben gegeven tot de landbouw-protesten is al veel geschreven. De algemene achtergrond is een zware crisis in de landbouw, en dit niet alleen in België, maar in alle Westeuropese landen en verder zelfs in alle landen waar de industrialisatie voortgang maakt. Dat in één jaar tijds de landbouwbevolking van België afnam met 15 à 16.000 personen is een statistisch gegeven dat enige interpretatie nodig heeft om juist te worden begrepen. Zelfs in dit eenvoudige cijfer weerspiegelt zich echter een niet aflatende tendens, die zeker leidt tot een numeriek minder sterke landbouwersstand. Indien dan uiteindelijk het landbouwinkomen per hoofd zou gestegen en de bedrijven produktiever geworden zijn, (met een stijging van het landbouwinkomen in het geheel van het nationaal inkomen valt wel niet te rekenen) zou de uitkomst van deze diepgaande sociale evolutie nog niet zo nadelig zijn. Maar daarvoor is een jarenlang volgehouden landbouwbeleid nodig, waarop de E.E.G.-instanties minstens evenveel invloed zullen hebben als de Belgische overheid.
Naast de sociaal-economische crisis van de landbouw hebben ook de politieke en de syndicale faktor een belangrijke rol gespeeld in de beroering.
De Belgische Boerenbond is ongetwijfeld een indrukwekkende beroepsvereniging. Zijn coöperatieve, technische en financiële instellingen zijn tot over de grenzen vermaard. Inzake coöperatieve initiatieven op het gebied van melkerijen, handel en fabrikage van veevoeders, meststoffenhandel, enz., is de Boerenbond veel verder gevorderd dan enige andere sociale organisatie in dit land. Daarenboven is hij een politieke pressure group die meetelt in de regering en in het parlement. Maar in de jongste tijd heeft hij ook de nadelen en de last ondervonden van zijn geweldige omvang en zijn wijdvertakte belangen. Een organisatie van zulk een gewicht gaat niet meer zo vlug over tot een rechtstreekse en half-revolutionaire actie, vooral niet als hij langs traditionele schakels verbonden is met het regeringswerk en er een merkbare invloed op heeft.
Vandaar de afzijdigheid van de Boerenbond tegenover de actie-vormen van de jongste tijd, ook nog toen het duidelijk werd dat de actie te bestendig en te wijdvertakt was om ze nog langer over het hoofd te zien. Vele leden van de Boerenbond namen trouwens zelf aan de acties deel, zonder dat ze er de noodzakelijkheid uit afleidden hun banden met de Boerenbond te verbreken. Ten- | |
| |
slotte is de Boerenbond dan toch in contact getreden met de stuwende krachten van de rechtstreekse actie, en toen brak meteen ook een nieuwe, rustiger fase aan.
De actie was vooral het werk geweest van de U.P.A., een boerenorganisatie die in Wallonië een factor van betekenis is. In deze organisatie zijn er liberale invloeden, maar daarnaast zijn er ook onzijdige kringen in vertegenwoordigd, en ook C.V.P.-elementen. Sommige C.V.P.-mandatarissen zijn lid van de U.P.A., en onverenigbaarheid tussen lidmaatschap van de C.V.P. en van de U.P.A. bestaat er niet. Wat de A.A.B. betreft, ofschoon ze een afzonderlijke organisatie is, onderhoudt ze zulke nauwe banden met de Boerenbond, dat ze in feite een parallelle werking hebben.
Niet alleen uiterlijk is er dus een onderscheid tussen de manier waarop de Vlaamse en de Waalse landbouwers georganiseerd zijn. De diepgang van de werking der drie organisaties is verschillend. Terwijl in Vlaanderen de Boerenbond de melk- en boterproduktie b.v. in zeer mime mate in handen heeft dank zij de coöperatieve instellingen, is dit in Wallonië veel minder het geval met de U.P.A. en met de A.A.B. Dit verschil is niet alleen formeel, maar heeft politieke en economische gevolgen. Omdat de melk- en boterproduktie en -verwerking in Vlaanderen efficiënter georganiseerd is en er voor de producent dus een grotere winst overblijft dan in de minder goed georganiseerde Waalse landbouw, is de Boerenbond eerder tevreden geweest met een verhoging van de melkprijs dan de Waalse organisaties, waarvan de leden in minder ekonomische voorwaarden werkten. Dit is slechts één van de vele beschouwingen waarmee men de landbouwvraagstukken moet toelichten om er ietwat klaarder in te zien.
Samenvattend menen we te mogen stellen dat de rumoerige zomer met zijn boerenbetogingen geleid heeft tot een nieuwe fase in de landbouwpolitiek en tot een aantal nieuwe punten in het regeringsbeleid. Een oplossing voor de structurele crisis van de landbouw zal hiermee echter niet kunnen bereikt worden. Dit vraagstuk zal lang drukken op de politiek van België. In het buitenland stellen dergelijke vraagstukken zich trouwens met eenzelfde, zo niet nog grotere, intensiteit dan bij ons.
8 november 1962.
Hektor de Bruyne
|
|