van een Terentius of Plautus trok hij zich niets aan. Des te meer zorg besteedde hij aan de intrige. Wat hij opvoerde moest het publiek boeien en wel van het begin tot het einde.
Waar hij de stof voor zijn ontelbare stukken vandaan haalde? Omdat hij voor het volk schreef, van overal: uit de Heilige Schrift en de heiligenlevens, maar ook - hij was toch een kind van zijn tijd, dus van de Renaissance - uit de mythologie van Hellas en het oude Rome, uit de geschiedenis en de legenden. Van een kleinigheid maakte zijn levendige, vruchtbare en onuitputtelijke verbeeldingskracht een heel kunstwerk.
Lope de Vega werd Spanjes belangrijkste toneelschrijver.
Daarnaast was hij evenwel ook dichter. Daarom verdeelt men algemeen zijn omvangrijke werk in twee grote vakken: zijn toneel en zijn ‘obras sueltas’ of ‘mengelwerk’. Tot die ‘obras sueltas’ behoren onder meer ‘Arcadia’, een herdersromance, ‘La Dragontea’, een verhaal in verzen van de laatste expeditie en de dood van de Engelse admiraal sir Francis Drake, ‘San Isidro’, een leven van de patroon van zijn geboortestad Madrid, ‘Hermosura de Angélica’, een soort vervolg in drie delen op de ‘Orlando Furioso’ en de gedichten ‘La Filomena’ en ‘La Circe’. Voornamelijk in zijn verzen blijkt invloed van de Renaissance: in de beeldspraak, in het zwierige of soms kernachtige en spitsvondige woordgebruik.
Het toneel van Lope de Vega kan men naar zijn soort verdelen of naar de behandelde onderwerpen. Prof. Guillermo Diaz Plaja onderscheidt in zijn ‘Historia de la literatura espanola a través de la critica y de los textos’ naar de soort godsdienstige stukken, historische, kostuumstukken, treurspelen en korte stukken, zoals ‘autos’, samenspraken en tussenspelen en naar het onderwerp historische, buitenlandse, sociale en hofstukken. De bestudering van dit reusachtige werk vraagt een mensenleven. Wie kan dat nog opbrengen?