Streven. Jaargang 16
(1962-1963)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
Conciliekroniek
| |
Het ‘klimaat’ van de PausTijdens de openingsplechtigheid zaten wij, als reporter van de B.R.T., onder de basiliek, in een klein, donker kapelletje, toegewijd aan Santa Maria delle Febri, ook delle Parturienti genoemd. Een betere patrones kon men moeilijk vinden! Terwijl wij, samen met een twintigtal reporters uit alle landen op het zilver-grijze scherm van de video's de ceremonies volgden, kregen wij vooraf van de RAI een Italiaanse vertaling van de openingsrede van de Paus. Daar mijn collega van de B.R.T. de plechtige processie versloeg, keek ik gauw de tekst even na. En ineens kwam er weer hoop in mijn hart. Ik fluisterde hem ontroerd toe: belangrijk, zeer belangrijk! En inderdaad men kan de betekenis van deze pauselijke boodschap bij de opening van het Concilie moeilijk overschatten. Na drie weken komen vele bisschoppen er nog steeds op terug. Het Concilie werd niet samengeroepen om zich te verliezen in theologische disputen. Wij bezitten een rijke geloofsschat, in de vorige Concilies vastgelegd en trouw in de Kerk bewaard. Onze taak op dit ogenblik is, deze waarheid te doen lichten over de wereld, en vooral pastoraal aan te passen aan de behoeften van onze eeuw. De rede van de Paus getuigde tevens van een robuust optimisme. Onze tijd is niet slechter dan de vorige. Wat zouden wij onze waarheid met geweld van wapenen aan anderen willen opdringen! Zij spreekt voor zichzelf. Laten wij de Heer danken dat de Kerk bevrijd is van de al te enge banden met de Staat, die zelfs in christelijke tijden de Kerk veel meer onderwierp aan de politiek der vorsten dan haar tot nut strekte. Ieder mens van goede wil kan best uit ervaring leren, welke leerstellingen in deze wereld haat en ongeluk verspreiden. Laten we aandringen op de eerbied voor het geweten, de adel van de menselijke persoon. Meteen gaf de Paus het Concilie een visie op de Kerk mee die, open en dynamisch op de werkelijkheid gericht, aanmerkelijk verschilt van de tamelijk besloten opvattingen die in vele kringen nog opgeld doen. Niet alleen is er een sterke spanning tussen de wezenskern van het geloof en de vele ‘formulerin- | |
[pagina 246]
| |
gen’ ervan, die door mensen zijn uitgedacht, maar ook het mysterie van de eenheid in Christus is niet zo monolytisch als men gewoonlijk denkt. De Paus ziet dit ‘mysterie van de eenheid’ zich als het ware in steeds wijdere concentrische kringen over alle mensen uitbreiden. In het centrum staat de eenheid van de katholieken onder elkaar; deze is evenwel niet in zichzelf gesloten, maar breidt zich uit tot onze afgescheiden, doch in gebed en verwachting met ons verenigde broeders in het christendom; verder strekt zij zich uit tot de niet-christelijke godsdiensten, die in eerbied en waardering voor de katholieke Kerk de eerste stap hebben gezet naar de volle solidariteit in Christus. Men beweert, dat deze thema's zijn geïnspireerd door het Sekretariaat van de Eenheid, onder de leiding van kard Bea. Maar wie de Paus eenmaal heeft ontmoet, weet dat deze visie zijn eigen inzicht is, het inzicht van een ‘evangelisch’ mens, die zich niet aangetrokken voelt tot theologische problemen, doch geleid wordt door intuïties, welke spontaan ontluiken aan een zeer nederig hart en een diep-vroom gemoed. Goed begonnen is half gewonnen, zegt het spreekwoord. De Paus heeft een ‘klimaat’ geschapen, dat de besprekingen op het Concilie, ondanks de onvermijdelijke menselijke kanten, op een niveau heeft gebracht, waar zij pas, met Gods genade vruchten kunnen dragen. Vele bisschoppen, vooral de Fransen, hebben in dit ‘klimaat’ door de Paus geschapen, de providentiële weg gezien die hun conciliaire ‘diplomatie’ moet inspireren. De ‘Boodschap van de concilievaders aan de wereld’ was niets anders dan een bewuste aanvaarding en bevestiging van dit ‘klimaat’. Indirect zal het wellicht vele moeilijke problemen, die tal varn mensen, voor de opening van het Concilie, het hart bezwaarden, helpen oplossen. | |
Eerste aarzelingenToen de volgende zaterdag de eerste Algemene Kongregatie werd geopend, kon men, zonder over veel profetische gaven te beschikken, voorzien dat alles niet van een leien dakje zou lopen. Mogelijk heeft Mgr. P. Felici, de Algemene Secretaris, er een ogenblik anders over gedacht. Blijkbaar werd stilzwijgend verondersteld, dat het Concilie, om tijdverlies en vergissingen te voorkomen, de meest bekende persoonlijkheden uit de voorbereidende Commissies zonder verdere plichtplegingen naar de samen te stellen conciliaire commissies zou overhevelen. De tien leden van de Presidentie waren nog maar juist benoemd, en hadden elkaar als zodanig nog niet ontmoet. Toen kard. Liénart, en na hem kard. Frings, mede uit naam van de kardinalen Döpfner en Koenig, het onverwachte, zij het met applaus begroete voorstel deden, de vergadering te schorsen en de bisschoppen tijd te geven om zich verder over de kandidaten te beraden, was dit administratief gesproken eigenlijk fout. Liénart en Frings waren leden van de Presidentie, en normaal had hun voorstel eerst in de Raad van de Presidenten besproken moeten worden. Nu bracht het de overige presidenten een ogenblik in verlegenheid. Men had de Italiaanse televisie en enkele fotografen uitgenodigd om enkele opnamen te maken: er zou in deze vergadering toch niemand spreken, men zou alleen stemmen. Onverwacht werden zij in staat gesteld, enkele beelden vast te leggen van een eerste aarzeling en verwarring. Toen de acterende President, kard. Tisserant, deken van het Heilig College, na veel gefluister en geloop om de presidententafel, de beslissing bekend maak- | |
[pagina 247]
| |
te dat de Algemene Kongregatie tot de volgende dinsdag werd verdaagd, werd ook dit met applaus toegejuicht, al stonden verschillende bisschoppen een beetje perplex, toen zij hun collega's zagen opstaan en de aula verlaten: zij hadden het latijn niet verstaan. (Van dan af worden alle praktische mededelingen niet alleen door vijf onder-secretarissen in het Frans, het Italiaans, het Spaans, het Duits, het Engels en het Arabisch vertaald, maar ook de Osservatofe Romano heeft deze internationalisatie in zijn kolommen opgenomen). Onmiddellijk sloeg de Presidentie aan het werk, en voerde dagelijkse vergaderingen in, dikwijls samen met de secretarissen, om niet meer verrast te worden en de leiding van de vergadering op meer efficiënte wijze waar te nemen. Toch hoort men nog beweren, dat de Raad der Presidenten, die wellicht te talrijk is, de vergadering niet helemaal in handen heeft. | |
Het vacuumVeel had men voorbereid voor dit Concilie, maar deze verkiezing had men niet voorzien. Ze was nochtans van zeer groot belang, want de rol welke deze commissies in het Concilie kunnen spelen, is aanzienlijk. Zij zijn het immers die de amendementen welke door de bisschoppen in de Algemene Kongregaties worden voorgesteld, moeten opnemen in de tekst van de zg. schemata, de voorontwerpen van Decreten, Constituties en Dogmatische ConstitutiesGa naar voetnoot1), en aan het Concilie ter stemming voorleggen. Aan de conciliaire commissies van het Eerste Vaticaans Concilie had men geen zeer goede herinnering: zij waren bijna uitsluitend samengesteld uit leden van de Romeinse Curie, en in plaats van in dienst te staan van het Concilie, zoals de bisschoppen het wensten, trokken zij de leiding van het Concilie aan zich. Dit wilden de bisschoppen deze keer voorkomen. Maar wie moesten zij dan kiezen? De ongeveer 2540 bisschoppen - in de eerste dagen waren de IBM-kaartjes nog niet klaar, zodat men het aantal aanwezigen slechts bij benadering kon gissen - waren nog maar pas in Rome gearriveerd. Velen van hen kenden slechts hun collega's uit het eigen land en enkele meer bekende namen uit de Curie of andere. Twee en een halve dag kregen ze tijd om 160 deskundigen op te sporen in een massa onbekenden. Velen voelden zich verloren. In dit vacuum grepen zij spontaan naar het enige informatiemiddel waarover zij beschikten: de reeds bestaande landelijke of continentale bisschoppenconferenties. Meteen kwamen de bisschoppen van landen waar zulk een conferentie niet bestaat, op het idee om ook samen te komen, meestal in de nationale colleges die vele landen in Rome hebben voor hun eigen seminaristen. Aldus is b.v. de Algemene Bisschoppenconferentie van de Afrikaanse landen ontstaan, onder het voorzitterschap van kard. Rugambwa, met als secretarissen Mgr. Zoa uit Yaoundé in Kameroen voor de Franssprekende gebieden, en Mgr. Blomjous, een Nederlandse Witte Pater, uit Mwamza in Tanganika voor de Engelssprekenden. Ondertusen hebben zij zich reeds prachtig georganiseerd in 9 subcommissies, en verrichten zij uitstekend werk. ‘Africa docet’! Deze nationale groeperingen konden voor de goede gang van het Concilie een groot gevaar betekenen. Reeds op de Concilies van Bazel en Konstanz had het Concilie vergaderd in ‘nationes’: de Engelsen, de Fransen, de Duitsers met de Polen, en de Spanjaarden. Dit gebeurde toen tegen de wil in van de Paus, | |
[pagina 248]
| |
maar met de uitdrukkelijke bedoeling, de overgrote Italiaanse meerderheid - een zorg in alle moderne Concilies - uit te schakelen. Het gevaar dat hierin schuilt, blijkt duidelijk uit de spontane reacties van de internationale pers. Hier is ‘nieuws’. Hier kan men spreken van dingen die iedereen kent: nationale fronten en blokken, de Duits-Franse as, de ‘Gemeenschappelijke markt’, enz. De bisschoppen hebben dit direct aangevoeld. Ere aan wie ere toekomt: het zijn de Spanjaarden die het eerst uit het dreigend isolement zijn gebroken. Zij hebben aan drie bisschoppen de zorg toevertrouwd voor de ‘public relations’ met de anderen. Ook de Fransen hebben geweigerd zich te laten opsluiten in een Europees blok. Sommige kardinalen, zoals kard. Bea, hebben in de eerste uren voor een gemeenschappelijk contact gezorgd. Op het ogenblik is het gevaar wel gekeerd. Alleen Italianen en Amerikanen blijven min of meer geïsoleerd. De Italianen zijn talrijk, ongeveer 430; zij wonen verspreid in de stad in kloosters en bij kennissen, en zijn onder elkaar sterk verdeeld over de binnenlandse politiek: apertura a sinistra of niet. Niemand durft zich uitspreken, en elke bisschop, zelfs de in het buitenland meest bekenden, als kard. Lercaro en Montini, kunnen uitsluitend uit eigen naam spreken. Zij hebben wel een beperkte bisschoppenconferentie, maar die komt zelden tot een akkoord. Het was dan ook een historisch feit, toen voor het eerst in de geschiedenis van het moderne Italië ongeveer 300 bisschoppen samenkwamen onder het voorzitterschap van Kardinaal Siri. Wie het beruchte boek The Ugly American gelezen heeft, dat Kennedy veel slapeloze nachten schijnt te hebben bezorgd, vindt nu in Rome dezelfde symptomen terug. Een Amerikaan in de vreemde voelt zich verloren. Hij kent geen talen, voelt zich onwennig bij de ‘inboorlingen’, die anders spreken, eten en leven dan hij. Amerikanen in het buitenland hokken bij elkaar; toeristen in de gebouwen van de ‘American Express’; diplomaten in hun gezantschappen; de bisschoppen nu in dure hotels, waar enkel Amerikanen verblijven. Zij hebben geen leidende persoonlijkheid, omdat, naar men zegt, de enige die het aankan, kard. Meyer van Chicago, weigert deze rol op zich te nemen. Het vacuum waarover wij spraken bestaat nog steeds op het ogenblik dat wij dit schrijven. Alleen de bisschoppen uit Afrika en enkelen uit Zuid-Amerika kunnen spreken uit naam van het hele episcopaat dat zij vertegenwoordigen. De anderen zijn verplicht om elk voor zich steeds op dezelfde argumenten terug te komen, al was het maar om te bewijzen dat deze stelling door meerdere bisschoppen wordt gedeeld. Als een bisschop uit een bepaald land duidelijk stelling neemt tegenover een ontwerp, voelen andere bisschoppen van hetzelfde land die hiermee niet akkoord gaan, de behoefte om ook de andere klok te laten horen. Kardinaal Meyer en bisschop Ritter hebben b.v. duidelijk positie gekozen tegen de zeer conservatieve uitspraken van de kardinalen Spellman en Maclntyre. Als dit zo voor elk land moet gebeuren, dan zijn wij met Kerstmis nog niet klaar met het schema over de liturgie. Persoonlijk hebben wij reeds bisschoppen gehoord die beweren dat er geen andere oplossing is dan eerst te vergaderen in landelijke en continentale conferenties, en dan een of meerdere sprekers aan te wijzen om de meerderheidspositie, resp. de minderheidsposities in hun aller naam op het Concilie te verdedigen. De Afrikanen doen dit reeds. In tegenstelling met de bisschoppen van oude christelijke landen staan zij niet op het episcopale privilegie, dat een bisschop geen orders te ontvangen heeft tenzij van de Paus. De moeilijkheid is, dat | |
[pagina 249]
| |
de bestaande bisschoppenconferenties, al zijn zij reeds ontstaan onder de goedkeuring van Paus Leo XIII geen enkel juridisch statuut hebben, en dus over geen eigen gezag beschikken. De bisschoppen ontmoeten elkaar op voet van gelijkheid en trachten tot een eenstemmige beslissing te komen. Hetgeen overigens veel hervormingen tegenhoudt, vooral in kleinere gebieden, waar de behoefte aan een gemeenschappelijke actie niet zo gevoeld wordt als in Frankrijk of Duitsland. Daar zijn zij ook talrijker en moet de meerderheid het wel winnen. Wat niet belet dat een bisschop die weigert zich neer te leggen bij de meerderheidsbeslissing, volledig vrij blijft dit te doen. Hij is als de kapitein op zijn schip: niemand boven hem dan God. Men begrijpt dat de mensen van de Curie, die voorstanders zijn van een sterke centralisatie, niets zullen doen om aan deze bisschoppenconferenties een wel bepaalde competentie af te staan. In enkele gevallen hebben zij reeds getracht deze vergaderingen af te raden. Echter zonder resultaat. Er staat immers geen andere weg open. Door Radio Vaticana en de Osservatore Romano werden zij dan ook aangemoedigd, al was het slechts voor het opstellen van de kandidatenlijsten voor de commissies. | |
De bisschoppenconferentiesIntussen is men op maandag, 22 oktober, begonnen met de besprekingen van het schema over de Heilige Liturgie. In de eerste week zijn er vooral drie problemen duidelijk naar voren gekomen. Het eerste betreft, zoals wij al zeiden, de juridische competentie van de bisschoppenconferenties. In het schema werd iets dergelijks voorzien, waar gesteld wordt dat de bisschoppenconferenties bevoegd zijn om sommige liturgische aanpassingen in te voeren. Dit voorstel wordt echter gedeeltelijk te niet gedaan door een later onder de titel van het schema bijgevoegde nota, dat men niets kan beslissen zonder de voorafgaande goedkeuring van de H. Stoel. Van uit een meer praktisch perspectief wordt hiermede het belangrijkste probleem gesteld van dit Concilie: dat van de verhouding tussen episkopaat en pauselijk primaat. Het is een probleem dat de Westerse Kerk plaagt sinds de XlVde eeuw, en dat op het Eerste Vatikaans Concilie slechts gedeeltelijk kon worden aangeraakt wegens het uitbreken van de oorlog tussen Pruisen en Frankrijk. De bisschoppen die het sterkst de verdediging opnemen van de eigen competentie van de bisschoppenconferenties komen uit de landen waar deze reeds bestaan en goed werken: Frankrijk en Duitsland, Zuid-Amerika, waar men zich danig beklaagt over de ongelukkige interventies van de nuntii ter plaatse, Afrika en de landen uit Azië. Kard. Gracias heeft zich als Primaat van Indië, zeer sterk in deze richting uitgesproken. Tégen deze competentie spreken zich die bisschoppen uit die nog in de 19e-eeuwse opvatting van het primaat zijn opgevoed en -om welke reden dan ook - nog geen weet hebben van de moderne theologische discussies op dit punt. De mensen van de Curie verzetten zich omdat zij - ten onrechte - menen dat elke uitspraak ten voordele van een beperkte episkopale autonomie, een aanslag betekent op het pauselijk primaatschap, wat een bisschop uit Afrika heeft doen antwoorden: ‘non timeo auctoritatem Petri, sed secretarii Petri: ik vrees niet het gezag van Petrus, maar wel dat van zijn secretaris!’ Zij zien in de autonomie een gevaar voor liturgische en administratieve anarchie. Dit zou inderdaad het geval zijn, indien de competentie gegeven werd aan elke bisschop apart, zoals volgens de tot nog toe bestaande principes van het kerkelijk recht | |
[pagina 250]
| |
zou moeten gebeuren. Maar het gaat hier om iets heel anders. Niet om de competentie van de bisschoppen apart, maar om de competentie van landelijke of continentale bisschoppenconferenties. Eén argument werd bij mijn weten niet vermeld, wellicht om redenen van voorzichtigheid. Het is een feit dat in de communistische landen en eventueel in andere dictaturen, - zoals, binnen bepaalde grenzen, in Spanje - de regering alles in het werk stelt om nationale kerken te vormen, los van Rome. Hiermede zou de eenheid van de Kerk, die zich onvermijdelijk ook zichtbaar moet betuigen tot op het vlak van de juridische verhoudingen, in de geloofseenheid met de Stoel van Petrus, verloren dreigen te gaan, en dit juist op het ogenblik dat men overal werkt voor een vereniging met het Oosten en de afgescheiden christenen. | |
‘Le dernier carré’Een andere strijd wordt nu gestreden, en wel voor het Latijn. Het is zo langzamerhand wel tot iedereen doorgedrongen dat de constitutie ‘Veterum Sapien-tia’ alleen betrekking had op het filosofisch en theologisch onderricht op de seminaries. Met de Liturgie heeft deze constitutie niets te maken, al merkt men wel uit de discussies, dat de Congregatie van de Seminaries en van het H. Officie op deze wijze een stelling heeft willen bezetten die de hervorming van de Liturgie in de rug bedreigt. In het schema werden dus enkele voorzichtige en matige bepalingen getroffen: er wordt een ruime plaats opengelaten voor de volkstaal bij de bediening van de Sakramenten en de Sakramentaliën; in sommige omstandigheden wordt ze toegelaten in het brevier; voorzichtig wordt ze geduld in de voormis. Méér hoeven we eigenlijk niet te vragen. Als de deur eenmaal op een kier staat, zijn we binnen! Het is overigens te weinig bekend dat er reeds indulten bestaan die toelaten de H. Mis volledig in het Hebreeuws en het Chinees te lezen. De voorstanders van een hervorming hebben het deze keer heel gemakkelijk. Wie enigszins met de geschiedenis vertrouwd is, weet dat de Apostelen in het Aramees en het Grieks hebben gebeden, wat nog het geval is in het Oosten. Pas toen - en omdat - men in Rome geen Grieks meer verstond, schakelde men over naar het Latijn. De grote apostelen van Bohemen, de HH. Cyrillus en Methodius, hebben zonder veel moeite van Rome verlof gekregen om de hele liturgie in het Slavisch te vertalen. Het zg. ‘monopolie’ van het Latijn heeft nooit bestaan, tenzij na Trente: een kanon van dit Concilie, dat zich teweer stelde tegen de centrifugale krachten die het Protestantisme had opgewekt, verbood het gebruik van de volkstaal. Aan deze kanon heeft men later een absolute waarde toegekend, welke hij in de ogen van het Concilie niet bezat. Dit is reeds lang afdoende bewezen door tal van artikelen en proefschriften, maar sommigen vinden de geschiedenis altijd onhebbelijk! De pastorale redenen voor een hervorming liggen voor het grijpen. Een bisschop heeft al gesmeekt, dat zijn collega's die geen pastorale ervaring hebben, toch medelijden zouden hebben met hen die volop in de werkelijkheid van het apostolaat staan. Wel moet men toegeven dat deze pastorale motieven pas hun volle kracht krijgen, als men ze beschouwt vanuit een diepere theologie van de Sakramenten, die volledig is vrijgemaakt van elke ‘magische’ voorstelling. In Europa, vooral onder invloed van Prof. Dr. H. Schillebeeckx, is men met zulk een diepere theologie nu al wel vertrouwd, maar is ze al tot over de atlantische oceaan gedrongen, om nog te zwijgen van landen die nog verder weg liggen. | |
[pagina 251]
| |
De argumenten van de tegenstanders zijn bekend: de universaliteit van het Latijn, de zg. ‘orthodoxie’ (wat alleen opgaat als men de theologie onbewust identificeert met een conceptuele scholastiek), het gevaar van de vertalingen (wat helemaal niet meer opgaat gezien de tegenwoordige kennis van de vreemde talen). Er is één standpunt van de voorstanders van de volkstaal in de Liturgie, dat eigenlijk in de kaart van de tegenpartij speelt. Het is bedoeld als een compromis-voorstel, maar geeft de tegenpartij het gewenste argument in de hand voor de ‘veiligheid’ van het Latijn. Het spreekt vanzelf, zeggen de voorstanders van de volkstaal, dat in de Mis de strikt sacramentele woorden - ‘Hoc est corpus meum’ - in het Latijn gehandhaafd blijven. Maar daartegen moet men inbrengen: als de Kerk de volkstaal aanvaardt, dan bezit ‘Dit is mijn lichaam’ niet minder sacramentele werkdadigheid dan ‘Hoc est corpus meum’. Tenzij men de geldigheid van het Laatste Avondmaal in twijfel wil trekken. Men kan zich afvragen, waarom deze kwestie, die niets te maken heeft met het dogma, zulke gepassioneerde disputen oproept. Een van de wetten van Northcot Parkinson stelt vast: hoe onbelangrijker een probleem is dat op een bestuursvergadering wordt besproken, des te meer tijd besteedt men er aan. Als sommige bisschoppen ook al niet goed weten, wat te denken over de delicate problemen van sacramententheologie en -pastoraal, de meesten kennen toch genoeg Latijn om er een mening op na te houden. Het is echter vooral de Curie die zich tegen de hervorming verzet. En dit is ook te begrijpen. Als, langs het achterpoortje van de Liturgie, de volkstalen burgerrecht krijgen in de Westerse Kerk, dan is het afgelopen met de Italiaanse hegemonie. Noodgedwongen zal men meer ‘vreemdelingen’ in de Curie moeten opnemen, die ook andere talen spreken. Daar komt bij, dat de Italiaanse curieprelaten, opgesloten in hun stille bureaus, levend in een land waar de liturgische beweging nog niet op gang is gekomen en waar de mensen wel iets van het Latijn snappen omdat het Italiaans er nog betrekkelijk dicht bij staat, geobsedeerd zijn door het gevaar van het communisme. In deze strijd vertrouwen zij eigenlijk meer op de aloude wapenen van plechtige veroordelingen en op de beveiliging van de ‘brave’ gelovigen, middelen die schijnbaar sneller werken, doch, zoals de geschiedenis bewijst - en de Paus heeft dit nog eens onderstreept in zijn openingsrede - inefficiënt zijn gebleken. Het enige middel om Italië te redden is ondermeer een volledige hervorming van de Liturgie. Men hoeft 's zondags de kerken van Rome maar te bezoeken om te zien dat hier alle recente hervormingen, ook die van de Paasweek en van de Romeinse Synode, dode letter zijn gebleven. Liturgisch en pastoraal is hier haast niets veranderd. Intussen heeft de Curie naar een ander middel gegrepen om de liturgie-hervorming naar haar zin te zetten. Bijna eensgezind en vanaf het begin, hebben de prelaten van de Curie geklaagd dat de tekst van het schema theologisch onjuist, of ten minste theologisch ongelukkig was. Het is inderdaad waar dat het niet in een scholastieke taal is gesteld. Zij zouden het schema daarom naar een gemengde commissie van theologen en liturgisten willen verwijzen, die de tekst zouden omwerken en volledig betrouwbaar maken. De hele vraag is dan echter, wie deze experts zal benoemen, en wie deze experts zullen zijn. Hierover wordt nu geducht gediscussieerd, maar wij zijn op dit ogenblik nog niet ver genoeg om te weten, of dit voorstel door de Concilievaders zal worden aanvaard. |