tiek. ‘S'il faut un leader et un leadership à toute alliance, confédération ou fédération, schreef het Bulletin van de Conseil Economique Wallon, les Wallons n'ont absolument aucune raison de souhaiter que cette fonction soit remplie en Europe par un autre pays que la France’. Toen de Economische Raad voor Vlaanderen een jaar geleden een groep Franse journalisten voor een bezoek had uitgenodigd, schreef de redacteur van Le Monde in zijn reportage dat ‘de Waalse vrienden ruwweg hadden laten weten dat het aanvaarden van deze uitnodiging hen niet beviel’. Een Brussels blad als Le Soir is niet alleen systematisch anti-Vlaams, maar even systematisch pro-Frankrijk en de kritiek op het Franse beleid, zelfs wanneer het in strijd is met Belgische belangen, ontbreekt in dit blad volledig. Heel deze verhouding verdient een grondiger onderzoek dan tot nog toe gebeurde. Men begrijpt trouwens dat het in een Europees kader voor Frankrijk een verschil maakt indien een van de drie Franstalige leden (Frankrijk, Luxemburg en België) op het Europees vlak als een tweeledig land zou verschijnen (het zou voor Nederland ook een verschil maken, in de andere richting).
De verschillende benadering van het probleem is weer eens tot uiting gekomen in de kwestie van het pakt van 1830, waarover dezer dagen veel te doen was. Bij de Belgische Revolutie, aldus de thesis, werd de staat gegrondvest op een taal, nl. het Frans, en op de afwijzing van een andere taal, nl. het Nederlands; wil men deze staat tweetalig maken, dan wordt het pakt verbroken. Wij zijn in 1829, riep de burgemeester van Luik op somber-onheilspellende wijze uit, wat hem van de hoofdredacteur van de socialistische Volksgazet het antwoord bezorgde: wij zouden dan jandorie wel eens willen weten wat er het volgend jaar zal gebeuren! Het formalistisch-juridisch denken en de gezwollen taal stuiten hier op het pragmatisch realisme en het botte wederwoord.
Intussen vieren de opgeschroefde vooroordelen in Brussel nog steeds hoogtij, vooral in de Brusselse pers. Slechts één enkel blad, een humoristisch weekblad, Pan, dient de Brusselaars iedere woensdag een krachtig tegengif toe. Wij stippen het verschijnsel aan, omdat wij moeilijk kunnen aannemen dat Soir, Pourquoi Pas en andere nog volledig te goeder trouw kunnen zijn wanneer de Franstalige redacteurs en lezers van Pan het spel zo duidelijk doorzien.
Zijn er andere Franstalige Brusselaars wier ogen zijn opengegaan? De huidige minister van Binnenlandse Zaken Gilson wordt wegens zijn taalwetgeving als een verrader gedoodverfd, en vrij geregeld symbolisch opgehangen of op de brandstapel aan de vlammen prijsgegeven. In zijn beleid, en in dat van andere Brusselse politici, zit ongetwijfeld een goed stuk koele berekening over de aanwezige krachten in België,