Vreemde dingen in huis
K.N. Elno
WELKE zelfonthulling en belijdenissen worden er prijsgegeven door de mens die zijn levensruimte opluistert met objecten waarvan de sierende functie betwijfeld of pertinent betwist kan worden? Twee soorten van zulke voorwerpen zijn de jongste jaren steeds opvallender de woonkamer van geoefende schoonheidszoekers binnengedrongen en ze vormen er de decoratieve accenten bij uitnemendheid: ‘producten’ uit de natuur van aarde, plant, dier en zee, enerzijds, en door de mens vervaardigde dingen met een duidelijke nutsbestemming, anderzijds.
Een kei of een half geslepen mineraal-fragment op een boekenplank, een tak of boomwortel op een vensterbank of opgehangen aan een zo goed als onzichtbaar nylondraadje, schelpen, koraal en fossielen allerhande in een vitrine, dat zijn daar allemaal vertrouwde beelden geworden. Met de schelpen gaan sommigen iets minder kwistig om. Misschien omdat die destijds al zo veelvuldig voorkwamen op de sombere commode van de kwijnende tante, tussen de portretten, snuisterijen, Saksische herderinnetjes en liefdeloos geverfde sinten.
Een vriend heeft in zijn vestibule een meterhoog bot van een prehistorisch dier opgesteld. Gemonteerd op een stalen voetstuk staat die prachtige vorm er te wachten op de binnentredende ongeluksvogel die hem zal prijzen als een meesterwerk van Henry Moore, Barbara Hepworth of Somaini. Elders in zijn woning koestert de listigaard een loodzware halswervel - van hetzelfde of van een ander dier, dat laten we aan de zoölogen over -, zo groot als een poes en even geschikt om op de dijen te leggen en er een afwezige hand over te laten zwerven. Wie achter deze ‘sculptuur’ beeldhouwers zoals Moore, Arp of Etienne Martin vermoedt, boft niet, maar de intellectuele misgreep is een absolutie waard.
Geel-verdroogde, varenachtige plantjes, geplet tussen twee aan de vensterlijst vastgemaakte glasplaten, schijnen te willen wedijveren met gebrandschilderde ramen. Dikke, splinterende strohalmen, onbewerkt en a.h.w. nageurend van het oogstveld, worden tot brede banen als stukken van primitieve hutwanden aaneengeregen ter bekleding van de muur bij een zithoek.
De opgeprikte vlinders zijn zeldzamer geworden, - we zullen er niet om rouwen. Maar de versteende zeesterren en zeepaardjes keren