Streven. Jaargang 15
(1961-1962)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1049]
| |
Literaire kroniek
| |
[pagina 1050]
| |
deze leeftijd kunnen zich in korte tijd belangrijke veranderingen voltrekken. De Zangen zijn dan ook niet in één ruk geschreven, want: ‘Il n'écrivait que la nuit, assis à son piano. Il déclamait, il forgeait ses phrases, plaquant ses prosopopées avec des accords’ (Génonceaux). Deze getuigenis stemt overeen met de indruk van het werk: intuïtief en spontaan, met lyrische inslag. Hoewel het werk bestaat uit zes ‘gezangen’ is er geen chronologie, al spelen zich wel concrete gebeurtenissen af. Elke Zang is onderverdeeld in strofen: min of meer autonome stukken, die verschillende voorvallen uit het leven van Maldoror behandelen; afgewisseld door lyrische passages. Dit geldt vooral voor Zang I tot en met V; kenmerkend is hier de extatische opwinding; overigens is er geen aantoonbare samenhang tussen de strofen. Zang VI is meer chronologisch geordend. Lautréamont zelf onderscheidt deze zang van de andere: ‘Aujourd'-hui, je vais fabriquer un petit roman de trente pages’, en ‘.... cette mesure restera dans la suite à peu près stationnaire’. Het is waarschijnlijk dat met Zang VI het eigenlijke Maldoror-epos begint: ‘Les cinq premiers chants n'ont pas été inutiles; ils étaient le frontispice de mon ouvrage, le fondement de la construction’. Zang I-V verhalen de geschiedenis van Maldoror aan de hand van herinneringen en ‘uitgewiste’ episoden uit zijn leven. De lyriek bereikt er hoogtepunten als Maldoror niet in het verhaal voorkomt: de hymne aan de oceaan, de hymne aan de hermafrodieten, de hymne aan de wiskunde. Een der grote themata is de strijd; de Zangen van Maldoror zijn de fenomenologie van de agressie; Gaston Bachelard spreekt van ‘agression absolute’. De agressie omvat vele objecten: dieren zowel als mensen, gekleurd door een diep pessimisme en een ongelooflijke teleurstelling. De overtuiging dat de mens zich altijd tot het slechte keert, overheerst en deze opvatting is typisch voor de overgangsperiode der laatromantiek naar het materialisme van de tweede helft van de 19e eeuw. Een ander belangrijk thema is de strijd van Maldoror tegen de schepselen en tegen God. Maldoror is géén projectie van Ducasse, maar een ‘mytische’ schepping. God is steeds de vijand: de ene keer als gelijkwaardige partij, de andere keer oppermachtig: ‘.... opposer une résistance inutile contre le grand objet extérieur’. Waarom zijn De Zangen van Maldoror, volgens de huidige opvattingen, eer een litterair werk dan louter een ziektegeschiedenis? Werken, waarin zowel vorm als inhoud door een psychische ziekte worden bepaald, zullen in de meeste gevallen de lezer onberoerd laten. De Zangen van Maldoror wekken echter groeiende belangstelling. Opvallend is dat de vele gruwelijkheden nooit worden geprezen, maar steeds geklasseerd onder het boze: ‘.... cette humeur, hystérique selon les médécins, satanique selon ceux qui pensent un peu mieux que les médécins’. De gebeurtenissen bij Lautréamont gaan vaak het normaal menselijke kader te buiten; voortdurend betrekt hij het dierenrijk in zijn werk. Bachelard telde 185 verschillende dierennamen; wanneer men alle herhalingen en staande uitdrukkingen meetelt (b.v. ‘à pas de loup, noir comme un corbeau’, enz.) dan vindt men ca 400 zgn. ‘actes animalisés’. De betekenis van de dieren is niet illustratief, maar een essentieel onderdeel van zijn wereldbeschouwing. Een volgend thema is de metamorfose, eveneens een belangrijk onderwerp in De Zangen van Maldoror. Deze metamorfosen zijn een thema op zichzelf. Een verklaring hiervan vindt men in Zang IV: ‘Il n'est pas impossible d'être témoin d'une déviation anormale dans le fonctionnement latent ou visible des lois de la | |
[pagina 1051]
| |
nature....’. ‘La prolongation de l'existence.... avait insensiblement amené, dans l'être humain,.... les changements importants.... que j'avais remarqués dans l'objet qu'un regard passablement confus m'avait fait prendre.... pour un poisson, à forme étrange, non encore décrit dans les classifications des naturalistes’. De metamorfose is, volgens zijn eigen woorden, een poging de geheimen van het menselijk bestaan te ontrafelen: ‘La frontière.... est invisible; tu ne pourras jamais la saisir; preuve que cette frontière elle-même n'existe pas’. Deze uitspraak is min of meer een credo: voor Lautréamont is de metamorfose geen dichterlijk spel, maar een in zijn bestaan verankerd begrip van de allergrootste, tot in het religieuze rijkende betekenis. Metamorfosen komen telkens voor: zo verandert Maldoror in een geweldige adelaar, om in deze gedaante een draak te bevechten, of hij laat zich - ‘à l'aide d'une métamorphose’ - vergezellen van een groep zwanen; kerklicht wordt voor Maldoror een engel, enz. In een droom wordt hij een zwijn, en er is sprake van een mens ‘qui se rapelle avoir vécu un demi-siècle sous la forme d'un requin’. Wonderlijk is de scène waarin hij een haaienwijfje zo hartstochtelijk omarmt, dat het menselijke en dierlijke organisme als het ware in een nieuwe, plotselinge bestaansvorm overgaan. Er is slechts één geval van plantaardige metamorfose: ‘Mes pieds ont pris racine dans le sol et composent, jusqu'à mon ventre une sorte de vegetation vivace.... qui ne dérive pas encore de la plante, et qui n'est plus de la chair’. Bij alle dierlijke metamorfosen wordt deze bepaald door de voorstelling van een beweging of handeling. Het dierlijke is niet het resultaat van een verandering in een dier, maar een vooruit vaststaande handeling bepaalt het meest geschikte dier: een bloedige aanval noodzaakt tot wezens, uitgerust met zuigorganen en klauwen (vampier-motief); bij vliegen en zwemmen horen vogels en vissen. Er is in deze Zangen één motief, dat moeilijk anders kan worden verklaard dan als neerslag van een of ander persoonlijk ‘complex’: dit is het haarmotief. Ruim twintig keer treedt dit thema op, onder twee aspecten: 1. overal waar jeugd ter sprake komt, verschijnt het motief van mooi haar: ‘ces cheveux sont les plus beaux que j'ai jamais touchés dans ma vie’, en ‘D'abondants cheveux noirs, séparés en deux sur la tête, tombaient en tresses indépendantes sur des épaules marmoréennes’. Het haar van de slapende hermafrodiet is heilig, men mag het niet aanraken. 2. Daarmee contrasterend staat het motief van geknipt of uitgerukt haar. ‘.... qui donc t'a scalpé?’ roept Maldoror de massa toe, ‘tu ressembles à un Peau-Rouge prisonnier, du moins.... par le manque expressif de chevelure’, en bij zijn spiegelbeeld: ‘Ne me rappellais-je donc pas que, moi aussi, j'avais été scalpé....?’ Het is waarschijnlijk, dat bepaalde gebeurtenissen uit de jeugd van de auteur daarbij een rol spelen. Hij zegt immers: ‘J'avais été scalpé, quoique ce ne fût que pendant cinq ans’. Dit moet wel op zijn schooltijd slaan. Zijn schooltijd is voor hem wel onaangenaam geweest. De school noemt hij bijna een gevangenis en hij spreekt van ‘demeure de l'abrutissement’. Enkele delen van De Zangen zijn eveneens autobiografisch. Aan het slot van Zang I leest men: ‘.... la fin du dix-neuvieme siècle verra son poète.... il est né sur les rives américaines, à l'embouchure de la Plata, là, ou deux peuples, jadis rivaux, s'efforcent actuellement de se surpasser par le progrès matériel et moral’. Zijn jeugdjaren moeten gedeeltelijk ook een tijd van geluk zijn geweest, zoals men hier en daar uit de tekst kan opmaken. F. Alicot, medeleerling van Ducasse, zegt o.a. over hem: ‘Le monde animal excitait vivement sa curiosité. | |
[pagina 1052]
| |
Je l'ai vu longtemps admirer une cétoine (goudkever) d'un rouge vif qu'il avait trouvé dans le parc du lycée pendant la récréation du midi’. Hij schijnt veel last van slapeloosheid gehad te hebben: ‘.... voila plus de trente ans que je n'ai pas encore dormi...., il m'arrive quelque fois de rêver, mais sans perdre un seul instant le vivace sentiment de ma personalité’. Begin 1870 schijnt hij de romantisch pessimistische houding overwonnen te hebben ten gunste van een spottende, kille humor en een nihilistisch twijfelen aan alle geestelijke waarden: ‘Rien n'est plus naturel que de lire le “Discours de la Méthode” après avoir lu “Bérénice”’ Daarnaast komen nog enkele andere, uiterst merkwaardige motieven voor. Dit zijn: de abnormale functie van het gezichtszintuig van Maldoror, en het frequente gebruik van gegevens en onderwerpen uit de exacte wetenschappen. De Zangen van Maldoror zijn niet volkomen origineel: het werk bevat talrijke, aan anderen ontleende motieven. Remy de Gourmont was een der eersten die hierop wees; hij wees invloeden aan van Anne Radcliffe, Marturin, Byron, het Oude en Nieuwe Testament, geneeskundige werken over erotiek, Flaubert, e.a. De naam Lautréamont is een anagram en wel van Latréaumont, een bekende roman van Eugène Sue. Uiterst grillig is ook de ironie: de verdronkenen in de oceaan bezoeken de vissen ‘zonder spoorwegen’; wanneer een man zijn geliefde in de armen van een ander vindt, ‘steekt hij een sigaar op’. Bij een schipbreuk doen de haaien zich te goed aan ‘paté de foie de canard’ en ‘bouilli froid’. Deze ironie is het sterkst in de meest pathetische gedeelten. Men kan alleen die dingen ironiseren, waarvan men een zekere afstand heeft genomen: hier heeft men mogelijk een criterium voor wat persoonlijke belevenissen van Lautrémont zijn en wat fantasie is. Opmerkelijk is, dat in de meest persoonlijke passages, (het haar-motief) geen ironie voorkomt. De stijl wordt gekenmerkt door het frequente gebruik van zelfstandige naamwoorden en uitdrukkingen, afgeleid van zelfstandige naamwoorden. In plaats van te beschrijven noemt hij de dingen. Het is Lautréamont door deze methode gelukt een zekere mate van ‘absolute realiteit’ op te roepen, die men moet nemen zoals ze is, zonder interpretatie. De voorkeur voor het zelfstandig naamwoord wijst ook op het feit dat hij de dingen voornamelijk optisch beleefde; geen zintuig is zo ‘substantivistisch’ als het oog. Deze optische elementen schijnen op bijziendheid te wijzen. Over Ducasse's ogen is niets bekend, maar men zou De Zangen wel ‘de (fenomenologische) optica van de bijziende’ kunnen noemen. De tendens, alle dingen van dichtbij te willen bekijken, vindt men overal terug (een haar is een ‘mangrote, blonde stok’). Deze beschrijvingswijze geeft een bizarre, ‘reële wereld’, die uitsluitend bestaat uit ‘nabij-gezichten’ (t.o. vergezichten). De dingen die ver weg zijn, worden dichtbij gehaald, zonder diepte, alleen de grootte maakt onderscheid. Daarnaast is er nog de nauw met Lautréamont's denkwijze verbonden tweede manier van zien: het ‘abstracte, theoretische zien’, bijv. ‘je me suis basé sur les lois de l'optique, qui ont établi que, plus le rayon visuel est éloigné d'un objet, plus l'image se reflète à diminution dans la rétine’. Hij vervangt het zien door een abstracte optiek die de dingen ongeproportioneerd weergeeft. Het onderscheid tussen een subjectieve menselijke zienswijze, welke de dingen toont zoals wij ze willen zien, en een objectieve optiek, die het ware wezen der dingen toont, verschijnt haast programmatisch duidelijk in het motief van de spiegel, waar deze twee ‘werkelijkheden’ geconfronteerd worden. Lautréamont | |
[pagina 1053]
| |
ontleent vaak termen aan de exacte wetenschappen, die hetzij de functie van symbolen hebben, hetzij zonder veel zin een zekere pedanterie verraden. In het algemeen hebben deze wetenschappelijke toespelingen niet de geringste samenhang met de tekst of met de strekking van het werk. Zo ontstaat de atmosfeer van onophoudelijke verrassing en desoriëntatie, die de 20e-eeuwse surrealisten zo boeide en betoverde. Nergens komt Lautréamont overigens boven leerlingen-kennis uit; de wetenschappelijke termen zijn zonder enige moeite bijeen te lezen uit een encyclopedie. Sinds Lautréamont de naam Dazet verving door allerlei omschrijvingen staan wij voor een raadsel. Wij hebben niet meer te doen met het beeld van een persoon, maar met de persoon zelf. Het is dus onjuist te spreken van uiterlijke verbeeldingsvormen of bizar dichtwerk; in werkelijkheid voeren de metamorfosen ons naar de kern van zijn werk. Wat sommige critici (o.a. Malraux) hebben gemeend te moeten betitelen als techniek, is juist toegangspoort tot de kern van De Zangen. Achter Lautreamont's werk staat het geloof aan de mogelijkheid van verandering der uiterlijke, fysische gedaante. Steeds weer stemmen bepaalde geestelijke of morele verschijnselen niet overeen met de feiten: honden hebben een ‘onstilbare dorst naar eeuwigheid’, enz. Lautréamont houdt ons als het ware voor, dat bepaalde verschijnselen zich naar believen in allerlei gedaanten vertonen en omgekeerd kunnen wij gemeenschappelijke trekken ontdekken in schijnbaar onsamenhangende fenomenen. Hieruit zou volgen dat de werkelijkheid (‘de andere werkelijkheid’) ondergeschikt is. De eigenschappen en handelingen van een wezen zijn niet bepaald door zijn gestalte, maar omgekeerd: de adaequate, fysische gestalte ontstaat uit de eigenschappen en handelingen die nodig zijn op een bepaald ogenblik (metamorfosen). Deze voorstelling der innerlijke realiteit is geen techniek of geestelijk defect, maar een zienswijze, ons bekend uit de droom. Bij Lautréamont is er trouwens, evenals in de sprookjes, geen verschil in rangorde tussen mens en dier. Lautréamont is dus geen dichter van het irreële, maar zijn realiteit is meer dan de aardse, ‘de andere realiteit’. André Breton schreef in 1924: ‘La résolution.... de ces deux états, en apparence si contradictoires, que sont le rêve et la réalité, en une sorte de réalité absolue, de surréalité’. Het voor de mens toegankelijke deel der realiteit is van de rest gescheiden door ‘membranen’ (een woord dat bij hem sterk favoriet is). De Zangen willen deze barrière doorbreken. De synthese van droom en wetenschap gaf Lautréamont een blik in de ‘vérité suprême dont on rémarque l'empreinte dans l'ordre de l'univers’. Er is echter een belangrijk verschil met de surrealisten uit de twintiger jaren: het surrealisme heeft een optimistische grondhouding, Lautréamont is echter vervuld van diep pessimisme. Zijn lijden, en het gehele werk is een uitdrukking van lijden, wortelt in zijn diep pessimistische visie op het aardse leven. Daartegenover staat de herinnering aan de kindsheid, die voor Maldoror steeds aangenaam is. Hoe boeiend het werk ook is, zijn zeer afwijkende techniek maakt het moeilijk toegankelijk. Duidelijk blijkt dat de jonge Lautréamont sterk de invloed onderging van de litteraire mode van het Parijs van zijn tijd en nog in tweestrijd verkeerde over zijn eigen keuze tussen goed en kwaad, een tweestrijd waarvan het gehele werk vervuld is. Helaas is de verdere evolutie ons onthouden door zijn vroege dood, maar de negentig jaar geleden overleden dichter heeft ons in zijn werk een wereld nagelaten, waarvan hijzelf zegt: ‘.... allez-y voir vous même si vous ne voulez pas me croire’. |
|