Streven. Jaargang 15
(1961-1962)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 908]
| |
Gerard Mercator
| |
[pagina 909]
| |
ontwikkelt, kunnen thans naïef lijken, maar laten toch iets vermoeden van zijn uitzonderlijke persoonlijkheid. Over elk probleem van zijn tijd dacht hij persoonlijk na en hij had er zijn eigen visie op. Twijfelen aan Aristoteles en zelf een filosofisch systeem gaan ontwikkelen was in die jaren echter een levensgevaarlijke onderneming. De ketterjagers waren waakzaam en beraamden reeds hun slag. Misschien was het weer oom Gisbert die hem op de juiste wijze hielp. Ziende dat zijn beschermeling geen geestelijke werd en dat zijn wijsgerige twijfels nu ook elk professoraat in de filosofie te Leuven onmogelijk maakten, was hij het misschien die hem de raad gaf, zich af te wenden van de filosofie, waar hij toch geen carrière in kon maken, en zich aan de wetenschap te wijdenGa naar voetnoot4). Mercator trekt terug naar Leuven en vindt daar de genade van zijn leven: hij komt in contact met een hoogstaand en sociaal voelend geleerde, de geneesheer, wis- en sterrenkundige Gemma Frisius uit Dokkum in Friesland. De triangulatie-methode van Frisius, die uiteengezet wordt in Libellus de locorum describendorum (‘Een boeckxen seer nut ende profijtelijcke allen Geographiens leerende hoe men eenighe plaetsen beschrijven ende het verschil ofte distantie der selven meten sal’) is van grote invloed geweest op de cartografie en de landmeetkunde. Een betere leerschool kon Mercator niet vinden. Frisius verleende zijn jonge vriend niet alleen hulp en leiding bij het studeren van meet- en sterrenkunde, maar hij leerde hem ook hoe men wiskundige instrumenten moest vervaardigen, kaarten en wereldbollen ontwerpen en graveren. In Frisius' atelier werkt Mercator mee aan het bouwen van allerlei kunststukken: armillaarsferen, astrolabieën, astronomische ringen, aarde- en hemelglobes. Naast zijn studies vindt hij nog tijd voor het geven van privé-lessen in wiskunde, een bijverdienste die goed van pas kwam. Al spoedig deden allerlei prelaten een beroep op zijn bekwaamheid in de landmeterskunde en de topografie, om hun grondbetwistingen te beslechten. Getuige een brief van Pastoor De Corte van de St.-Pieterskerk te Leuven aan Maria van Oostenrijk: ‘dat hy (meester Gerard)... was in Vlaendren, inden dienst van mynen heere dabt van Ste Pieters ende proost van Ste Baefs te Gendt, om te beschryven sekere landen, dair af dissentie ende twist tusschen den selven prelaten was. Alzoo hy ooc tanderen tyden dickwils langhe absent es van huys om synder conste wille’Ga naar voetnoot5). Het contact met een meester als Frisius, de technische erva- | |
[pagina 910]
| |
ring die hij opdoet in het Leuvens atelier, zijn grote intellectuele gaven, zijn handigheid en nauwgzetheid en niet het minst zijn volhardingsvermogen bereiden Mercator voor op een grote wetenschappelijke carrière. In augustus 1536 huwt hij te Leuven Barbara Schellekens. Zij zal hem drie zonen en drie dochters schenken. In 1537 verschijnt zijn eerste kaart: een beschrijving van Palestina ten gerieve van de bijbelstudieGa naar voetnoot6); in 1538 publiceert hij, in navolging van O. Finaeus, een wereldkaart (Orbis Imago) in dubbelhartige projectie, maar wat Finaeus nog niet gedaan had: Mercator stelt op deze kaart Amerika reeds voor als een zelfstandig continent. Deze uitgaven en de geodetische en instrumentale opmetingen die ze veronderstellen, maken Mercator bekend. Kooplieden en reizigers vragen naar een kaart van Vlaanderen. Met grote vreugde zet hij zich aan het werk en in korte tijd komt hij er mee klaarGa naar voetnoot7). In 1540 kan hij zijn Exactissima Flandriae descriptio opdragen aan Karel V. Op cartografisch gebied is dit werk Mercators eerste groot succes. Of hij drie jaar lang het graafschap doorkruist heeft om alle opmetingen te doen, zoals Van Raemdonck in zijn Mercator-leven beweertGa naar voetnoot8), is niet waarschijnlijk. De winters van 1537-1538 en 1539-1540 waren erg guur en in ieder geval was de tijd te kort om de kaart reeds in 1540 klaar te hebben. Als grondslag voor zijn werk schijnt Mercator een kaart van Vlaanderen gebruikt te hebben die Pieter Van der Beke ontworpen had en te Gent had laten drukken bij Pieter De Keyzere. Na het recente onderzoek van R. KirmseGa naar voetnoot9) is het zelfs meer dan waarschijnlijk dat Mercator niet alleen deze, maar ook nog andere kaarten gekend heeft, maar door de confrontatie van de vele gegevens een oorspronkelijk resultaat bereikt heeft, dat voor die tijd een zeer grote topografische nauwkeurigheid schonk. In 1544 komt Mercators naam voor op de lijst der Lutheranen. Hij vertoeft op dat ogenblik voor familiezaken in Rupelmonde. Hij wordt aangehouden en in de toren van de gevangenis opgesloten. De afzondering valt hem zwaar. Het landschap bij de samenvloeiing van Schelde en Rupel, waarop hij van uit de toren een uitzicht heeft, is groots, het land is mooi, maar de geloofsvrijheid is er klein en de onverdraagzaamheid | |
[pagina 911]
| |
gevaarlijk. Was het godsdienstig klimaat in andere landen zachter? Als hij eind mei 1544 vrijgelaten wordt, en hoort dat men spreekt van een nieuwe universiteit in Kleef, waar de hertog van Kleef, die hem gunstig gezind is, hem een professoraat wil aanbieden, wijkt Mercator met zijn gezin uit naar Duisburg. De ligging van deze Rijnstad, aan de grootste verkeersader van Europa, was uitermate gunstig voor het werk van de cartograaf. Niet minder gunstig was het moment in de geschiedenis van Europa. De sterrenkunde kent een grote ontwikkeling - men moet naar de hemel kijken, wil men de aarde verstaan en kunnen meten -, de ontdekkingen verruimen de aardrijkskundige horizon en revolutioneren het wereldbeeld, Ptolemaeus' Geographia wordt in het Latijn vertaald en verspreid. Mercator heeft voor het werk van de grote Ptolemaeus een diepe verering, hij wil het voortzetten. Een geleerde van de nieuwe tijd, betoogt hij in De vero Gangis et Chersonesi situ, moet bezield zijn door eerbied voor de overlevering, hij moet niet zo maar alles over boord gooien wat de ouderen hebben geleerd, slechts wat in het licht van nieuwe kennissen vals blijkt te zijn, moet hij verbeteren. De werkwijze die de cartograaf zich oplegt en die hij in dit geschrift uiteenzet, is er een van uiterste acribie: in het net van lengte- en breedtegraden, is er geen plaats voor fantasieGa naar voetnoot10). In een kunstvolle uitvoering stelt Mercator nu het nieuwe wereldbeeld voor aan zijn tijdgenoten, in drie werken die hem onsterfelijk zullen maken: een kaart van Europa in 1554, een wereldkaart in 1569, en ten slotte de Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi et de fabricati figura, het grote werk dat pas volledig verschijnt na zijn dood. De kaart van Europa, Europae descriptio emendata, wordt opgedragen aan Granvelle. Ze meet 1,32 m bij 1,59 m. Ze is het resultaat van zestien jaar arbeid. Hoeveel geduld en arbeid daar toentertijd voor nodig waren, kunnen wij ons moeilijk voorstellen: het kritisch onderzoek van alle min of meer bertouwbare reisverhalen; het opzoeken, aankopen en bestuderen van reeds bestaande regionale kaarten; het berekenen en vergelijken van de afstanden en van alle gegevens onderling. En dit in een tijd waarin de communicatiemiddelen al even traag als onzeker waren. De tijdgenoten waren dan ook vol bewondering: ‘Von dem Zeitpunkt des Erscheinens der Karte van Europa rührt der Ruf Mercators als des grössten darstellenden Geographen seiner Zeit her. | |
[pagina 912]
| |
Alle Zeitgenossen sind ihres Lobes voll’Ga naar voetnoot11) en W. Ghymnius schrijft: ‘quod opus tantis laudibus a doctissimus viris passim effertur ut vix simile in geographia in lucem unquam prodiisse videatur’Ga naar voetnoot12). Nooit tevoren was er in Europa een werk verschenen, dat hiermee ook maar te vergelijken was. Het werd een ‘best-seller’. Plantijn alleen bracht er 860 exemplaren van aan de man, anderen copieerden de kaart en Maestro Stefano Francese vergrootte er enkele stukken uit in zijn frescos op de arcades van de Loggia Bella in het Vaticaanse Belvedere. In 1569 verschijnt de Nova et aucta orbis terrae descriptio ad usum navigantium emendate accommodata, een nieuwe, bijgewerkte wereldkaart ten behoeve van zeelieden. Ze meet 2,12 m bij 1,34 m. Baanbrekend is de projectie waarin de kaart is uitgevoerd. De eenvoudigste en voor de stuurman gemakkelijkst te volgen weg tussen twee plaatsen is niet de kortste route, de zgn. groot-cirkel-route, maar de loxodromische weg, d.w.z. de kromme lijn die steeds dezelfde hoek vormt met de meridianen welke ze snijdt. Op de globe zijn de loxodromen spiraalvormige lijnen. Op de Mercator-kaart, die een kaart is met wassende breedtegraden, zijn de kompaslijnen rechte lijnen die alle meridianen in een gelijke hoek snijden. De afstanden kunnen met behulp van de passer rechtstreeks op de lijn worden uitgezet, hetgeen de zeevaart veel gemakkelijker maakt. Opmerkelijk is ook het feit dat de nulmeridiaan hier door het IJzer-eiland loopt (thans 18° van Greenwich). De zeevaarders meenden immers dat de magnetische afwijking daar nul was. Het aardmagnetisme en de afwijking van het kompas, die daar een gevolg van is, hielden Mercator reeds zeer vroeg bezig. In 1546 had hij al enkele voor die tijd merkwaardige feiten gesignaleerd en hij betoogde wetenschappelijk dat de magnetische pool zich op de aarde moest bevinden. De postzegel die ter gelegenheid van het Mercator-jaar is uitgegeven, herinnert daaraan: de punt van de passer wijst naar de magnetische pool. Mercator is waarschijnlijk de eerste geweest die op een kaart de magnetische declinatie aangaf. Drie eeuwen later, in 1850-1854, verwezenlijkte Mac Clure de Noord-Westelijke doorvaart; in 1878-1879 slaagde Nordenskjöld erin, van Tromsö naar de Stille Oceaan te varen. Dat Mercator reeds de mogelijkheden, de moeilijkheden en het nut van deze routes inzag, stemt ons tot eerbiedGa naar voetnoot13). | |
[pagina 913]
| |
Niet alleen bij zeevaarders bestond er een echte honger naar kaarten, maar ook bij vorsten, kooplieden én bij gewone burgers. De oorspronkelijke kaarten op groot formaat waren niet zeer handig, ze waren vlug versleten en beschadigd. Men begon uit te zien naar kaarten die allemaal op een zelfde formaat gedrukt waren en samengebonden in een boek. Abraham Ortelius (1527-1598), de Antwerpse vriend van Mercator, was de eerste in de Lage Landen die hierin voorzag met de uitgave van zijn kaartenboek Theatrum Orbis Terrarum (1570). Het waren geen oorspronkelijke kaarten, doch slechts copieën van bestaande documenten van verschillende herkomst en uiteenlopende waarde; het materiaal vertoonde geen eenheid. Mercator werkt aan eenzelfde project en noemt zijn kaartenverzameling in boekformaat Atlas, naar de naam van de legendarische koning van Mauretanië, een wijsgeer, wis- en sterrenkundige, die de eerste wereldbol zou vervaardigd hebben. In tegenstelling met Ortelius gaat Mercator uiterst kri- | |
[pagina 914]
| |
tisch te werk. Hij speurt alle bekende gegevens naGa naar voetnoot14), onderzoekt hun betrouwbaarheid, combineert ze met de wetenschappelijke elementen van de kaart: projectie, nulmeridiaan en graduering. Het werk vroeg enorm veel tijd. In 1585 verscheen het eerste deel: Galliae tabulae geographicae; in 1589 het tweede: Italiae, Sclavoniae et Graeciae tabulae geographicae; pas na Mercators dood kon zijn zoon Rumold in 1595 de uitgave voltooien. Het werk kreeg de lange naam Atlas sive cosmographicae meditationes de fabrica mundi et fabricati figura en bestaat uit twee grote afdelingen: een verhandeling over de Schepping (de mundi creatione ac fabrica) en een serie van 106 kaarten: Atlantis altera pars. Geographia Nova Totius Mundi. Een kaart van het Pyrenese schiereiland en detailkaarten van de werelddelen buiten Europa ontbreken nog, maar ook zo vormt dit werk het grootste cartografisch monument van de 16e eeuw. Een kaartenverzameling heet voortaan overal ter wereld een atlas. Later verkopen de nakomelingen van Mercator de koperplaten van de Atlas en de Ptolemaeus-uitgave aan Jodocus Hondius uit Wakken ( West-Vlaanderen), die zich in Amsterdam vestigt en nieuwe aangevulde uitgaven bezorgt, de Mercator-Hondius atlassen. Deze worden op hun beurt verdrongen door de atlassen van J. Janssonius en Blaeu. Amsterdam neemt de glorievolle traditie der cartografie over en wordt het voornaamste cartografisch centrum van Europa.
Mercator heeft een groots werk tot stand gebracht, maar niet minder groot waren zijn menselijke eigenschappen. Uit zijn leven straalt grootmoedigheid en eerlijkheid. Ghymnius prijst zijn oprechtheid, zijn eerbied voor de belangen van anderen, zijn liefdadigheid voor de armen. | |
[pagina 915]
| |
In zijn laatste levensjaren baarde zijn gezondheid hem veel zorgen. Geduldig droeg hij zijn kruis: ‘Slaat uw knecht, Heer, en jaagt hem het vuur en de kramp door het lijf.... Slaat hem nog sterker naar uw welgevallen, maar spaar hem in het Hiernamaals’. Stervend vroeg hij de aanwezige geestelijke, na de preek in de parochie voor hem te bidden. Op 2 december 1594 stierf ‘de Ptolemaeus van zijn tijd’, zoals Ortelius hem noemde. Hij werd bijgezet in het familiegraf in de Salvatorskerk te Duisburg. De tekst op de grafsteen vat al zijn kwaliteiten samen: ‘Gerhardus Mercator.... mathematicorum sui temporis facile princeps.... pietate, virtute, integritatie morumque comitate Deo et hominibus charus....’. En in dit Mercator-jaar kan men wel geen vromere wens uitspreken dan die van Ghymnius: ‘Dominus Deus illi largietur latissimam resurrectionem in die judicii’. |
|