Streven. Jaargang 15
(1961-1962)– [tijdschrift] Streven [1947-1978]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 823]
| |
Blaise Pascal
| |
[pagina 824]
| |
andere geschriften is de echte ‘mens’ Pascal te vinden, waarin de man van wetenschap, de diep-gelovige christen en de artist Pascal samen verbonden gaan. In dat Mémorial tekende Pascal onmiddellijk op, wat hij in de nacht van ‘vuur’ (23 november 1654) bij zijn ‘conversion’ beleefd heeft. Zijn neef Etienne Périer vindt het na Pascals dood in diens kleding ingenaaid. Paul Valéry is niet begeesterd over die man, die zijn tijd verliest met het innaaien van papiertjes in zijn zakken, toen het uur sloeg om aan Frankrijk de roem te geven van de ‘calcul de l'infini’Ga naar voetnoot5). | |
De mens PascalDe hedendaagse Franse visie op Pascal wijkt af van de vroegere, de 19e eeuwse, door Chateaubriand geschetst en door Victor Cousin methodisch uitgewerkt, een visie die nog, ondanks velerlei reacties, door menigeen heden wordt gedeeld. In Pascal ziet men dan een briljante figuur, in alles excessief, die zich aan exacte wetenschappen wijdt ten koste van zijn gezondheid, zich vervolgens helemaal stort in het mondaine salonleven van die dagen, en tenslotte zich met een soort fanatisme aan allerlei gestrengheden overgeeft. Beangst voor het zwijgen der wereld en het mysterie der genade zou hij overrompeld zijn door twijfels en zich uit dit ongeluk willen bevrijden door zich te werpen in het geloof. Eigenlijk zou Pascal vooral een zieke man zijn, een ‘fou sublime’, zoals Voltaire en na hem Chateaubriand hem karakteriseerden. Zijn genie moet hij dan danken aan een uitermate nerveus temperament en aan een gehallucineerde verbeelding; hij schrijft in lijden en in koortstoestandGa naar voetnoot6). Enige grondlijnen van deze tekening zijn ongetwijfeld raak getroffen, maar het is meer werkelijkheidsgetrouw deze lijnen anders aan te vullen om tot de gehele mens Pascal te komen. Heftig is Pascal zeer zeker; aan de heftigheid van sommige figuren uit de kring van Port Royal was die van Pascal verwant. Heftig valt hij uit tegen de bestrijders van zijn conclusies over de luchtledige ruimte, waaronder de Jezuïeten Noël en Lalouère; heftiger nog tegen de Jezuïeten, die het probabilisme in de moraal verdedigen; zijn heftige kritiek, geladen met het besef van zijn superieur verstand, spaart ook zijn me- | |
[pagina 825]
| |
destanders en raadgevers Arnauld en Nicole niet, die hem de leidende ideeën en de te behandelen teksten uit de werken der casuïsten voor zijn Lettres Provinciales aanbrachten. Maar die heftigheid is tevens een passie voor wat hij als de waarheid beschouwt; het doet er dan niet toe of het gaat over het luchtledige of over ter ondertekening voorgelegde formules, waarin onderwerping aan uitspraken van kerkelijke instanties betuigd moet worden. Is die rigoureuze heftigheid een gevolg van zijn opvoeding, waarin de moeder ontbrak? In zijn: Pascal et Leibniz, Etude sur deux types de PenseursGa naar voetnoot7) wijst Jean Guitton op het verschil in opvoeding bij deze twee denkers. Pascal verliest zijn moeder zeer vroeg en ontvangt van zijn vader Etienne Pascal een mannelijke, abstracte, streng gesystematiseerde opvoeding; Leibniz verliest op zijn zesde jaar zijn vader en wordt door zijn moeder grootgebracht op vrouwelijke manier zonder veel systeemgeest. In het korte leven van Pascal onderscheidt men een mondaine periode (1652-1654) gevolgd door een ‘bekering’. Wat die ‘monde’ in dat mondaine leven aanduidt, laat zich niet met zekerheid nauwkeurig omschrijven; volgens de biografie van zijn zuster en die van haar dochter Marguerite Périer mag hierin niet aan een onchristelijk gedrag worden gedacht. Veeleer zou een bekommernis om tijdelijke zaken, een genieten van het verkeer in de salons worden beduid. De kenmerken van die mondaine geest zijn uit de geschriften van die dagen op te maken: gehechtheid aan de wetenschap, gehechtheid aan roem, en het laten voelen van zijn genialiteit. Pascal is een uiterst gevoelig mens. Deze gevoeligheid toont zich in hartelijke genegenheid voor zijn familie, zó zelfs dat hij zich een tijd lang verzet tegen het intreden van zijn zuster Jacqueline in Port-Royal. Warme genegenheid uit hij jegens de bevriende hertog van Roannez en diens zuster. Gevoelig is Pascal bovenal voor ‘Dieu sensible au coeur’. Zijn Mémorial is een liefdevol élan naar de God van Abraham, Isaac en Jacob, de God van de godsdienst, niet der filosofen! Die gevoeligheid doet hem onrustig zijn met die Augustiniaanse onrust, omdat hij wil rusten in God. Wordt die onrust om eigen heil geklaard door zijn hoopvol vertrouwen op Gods barmhartigheid, het is een verwarring-barende onrust omtrent het heil van anderen, wanneer hij zich inleeft in de ongelovige of de libertijn. In de mond van de ongelovige legt Pascal de woorden: het zwijgen van die oneindige ruimten foltert mij. De vlijmscherpe betogen der Provinciales tegen de door hem als lakse | |
[pagina 826]
| |
moraalopvattingen der molinisten beschouwde stellingen zijn te zien als uiting van die onrust om het heil der mensen; die onrust valt als diepste bewogenheid daarin te beluisteren. Periodes van ziekten, afgebroken door een vroegtijdige dood, tekenen dit bestaan, maar toch is dit leven zó actief en zó bewegelijk - hij reist vaak tussen Parijs, Clermont en Rouen heen en weer en hij bezoekt Poitiers en Dieppe en misschien Lyon -, dat het allesbehalve gelijkt op het bestaan van een kamergeleerde met allerlei kwalen. Zulk een ziekelijke figuur zou moeilijk het overwicht gehad hebben, dat Pascal op tijdgenoten heeft uitgeoefend en nog steeds blijft uitoefenen op talrijke geesten die hij tot zich trekt. Als man van wetenschap wordt hij gezocht door beroemdheden: Mersenne en Huygens prijzen hem om de vondst van zijn rekenmachine, Descartes heeft met hem een onderhoud (september 1647) over het probleem van het luchtledige, en Leibniz schrijft dat hij met hartstocht Pascals geschriften bestudeert en hij heeft loftuitingen voor de elegante Lettres Provinciales en voor de diepgang der PenséesGa naar voetnoot8). Wel betreurt Leibniz, dat die hoogst mathematische en metafysische geest verzwakte vanwege enkele geschriften met stijf volgehouden meningen; Leibniz betreurt dat Pascal zich wijdde aan theologische werken en zich overgaf aan gestrengheden, die zijn bespiegelingen en zijn gezondheid schaadden. Veel dieper dan als man van wetenschap heeft hij op talrijke mensen ingewerkt vanwege die ‘theologische’ werken en die gestrengheden. Helaas droegen die geschriften niet weinig bij tot een verdeeldheid onder de katholieken tot nadeel voor de eenheid en liefde. Volgens het getuigenis van de pastoor van S. Etienne du Mont in Parijs, P. Beurrier, die Pascal tijdens zijn laatste ziekte en bij zijn dood bijstond, betreurde Pascal die verdeeldheid en zag hij liever dat men streed tegen echte ongelovigen dan onder elkaarGa naar voetnoot9). De ideeën die Pascal onder het volk bracht, hebben bij velen geestdrift losgeslagen maar ook heftige tegenspraak verwekt. Voor- en tegenstanders zijn het echter nagenoeg allen er over eens, dat de stijl van Pascals geschriften een kunstenaar verraadt, die beschikt over rijkdom van vinding en frisheid van zeggingskracht. Zijn literair talent blijkt zowel als hij schrijft over de stellingen van Euclides, over het luchtledige en de ‘koddige’ conclusies der probabilisten, als ook wanneer hij de mysterievolle aanwezigheid van God in de zielen der rechtvaardigen, de macht der verbeelding en der rede, liefde en dood bewondert. | |
[pagina 827]
| |
De denkerAls groot ‘denker’ heeft Pascal zijn plaats in alle verhandelingen over de geschiedenis der wijsbegeerte. Maar hij is geen filosoof die een samenhangend stelsel van gedachten voorhoudt. Veeleer laat hij als profeet een wekroep horen om wat hij als de ware weg naar God ziet te bewandelen. Is dit wijsbegeerte? Zelfs binnen de kring van erkende Franse filosofen loopt de waardering voor Pascal als filosoof uiteen. Henri Bergson en Victor Delbos zien in Descartes en Pascal de twee voornaamste vertegenwoordigers van het Franse denken, al gaan ze verschillende richtingen uit. Jacques Chevalier ziet in Pascal een groot wijsgeer juist omdat hij zich bezig houdt met de vragen die een mens aan zich zelf stelt in het aangezicht van de doodGa naar voetnoot10). Renouvier daarentegen beschouwde het denken van Pascal als te persoonlijk om hem de naam van filosoof te laten verdienen. Em. Bréhier verklaart rondweg, dat Pascal een geleerde en een apologeet is van de katholieke godsdienst, maar geen filosoofGa naar voetnoot11). In zijn bekend aforisme heeft Pascal zich over de God der filosofen geuit, waarmee hij niet van doen wil hebben. Als man van wetenschap heeft hij zich wel met enige problemen bezig gehouden, die ook Descartes levendig interesseerden, maar Descartes heeft toch, zo meent Pascal, te veel naar de stoffelijke dingen gekeken, en te weinig naar het ene noodzakelijke, waarheen de echte liefde tot wijsheid - de echte filosofie - de aandacht van de mens richt. In deze uiteenlopende taxaties over de ‘filosoof’ Pascal spreekt ieders eigen opvatting omtrent filosofie mee. Had Pascal zelf kennis kunnen nemen van deze zo verschillende beoordelingen betreffende zijn waarde als filosoof, dan had hij wellicht één zijner Pensées herhaald: spotten met de filosofie, dat is waarlijk filosoferenGa naar voetnoot12). De talrijke Pensées die in de uitgave van LafumaGa naar voetnoot13) bij elkaar zijn geplaatst onder het hoofd ‘Philosophes’ en waarin hij Stoïcijnen en Phyrrhonische scepticisten tegen elkander uitspeelt (ertussenin staat: Descartes inutile et incertain) doen vermoeden, dat Pascal aan het spotten is. Niettemin willen we in een paar punten de plaats van Pascal in de geschiedenis der ‘ideeën’ aangeven; of dit al of niet filosofie mag heten, wordt hier in het midden gelaten. De idee die zijn wetenschappelijk onderzoek beheerst, is: er moet | |
[pagina 828]
| |
worden uitgegaan van de ervaring. Descartes heeft een tijdlang de deductieve mathematische methode op alle wetenschappen toepasselijk geacht. Enige nuancering brengt later Descartes er toe om niet in alles de geesteshouding van de mathematicus als het ideaal te zien. Pascal geeft ook hoog op van de ‘esprit géométrique’Ga naar voetnoot14), maar als hoogste wet geldt die alleen op eigen terrein. Voor de natuurkundige wijst hij de a-priori-methode af en geeft de ervaring als enig uitgangspunt aan. Daardoor is hij meer in overeenstemming met de sindsdien opbloeiende natuurwetenschap dan Descartes. De door velen traditioneel aanvaarde horror vacui, waardoor de luchtledige ruimte als onmogelijk werd beschouwd, wordt door Pascal overwonnen; in zijn beroemde proef van de Puy-de-Dôme, die beschreven wordt in: Récit de la grande expérience de l'Equilibre des Liqueurs, een proef die hij herhaalt op de toren van de kerk S. Jacques de la Boucherie met de vloeistofbarometer, is aangetoond, zo schrijft hij, dat al die aan horror vacui toegeschreven effecten te verklaren zijn door de zwaarte en de druk van de lucht. Een esprit die juist te werk gaat op het domein van zijn eigen wetenschap, wordt verkeerd en ondragelijk als hij op een ander domein optreedt. Bij de beoordeling van de karakters van mensen en het behandelen van zaken redeneert men niet met de princiepen van de ‘esprit géométrique’; men moet hiervoor begiftigd zijn met de ‘esprit de finesse’, die de dingen met een enkele blik overschouwt. De analyserende en deducerende rede (raison) is van uitnemend belang in de mathematische operaties, maar de beginselen zelf van de mathesis kunnen niet door deze raison gerechtvaardigd worden. We zouden vervallen in het Pyrrhonisme, dat tot scepticisme wordt, omdat het niet tot de beginselen, waaruit of waarmee men redeneert, als beredeneerde conclusies kan komen, zegt Pascal. Maar het hart (coeur) neemt onmiddellijk waar met intuïtieve zekerheid, dat er drie dimensies zijn in de ruimte en dat er oneindig veel getallen zijn. Al wat oneindig is, laat het wiskundig of goddelijk oneindig zijn, wordt geschouwd met het hart, en het is overbodig en zinloos, als de rede (raison) aan het hart rede-bewijzen (raisons) zou vragen omtrent de eerste beginselen: le coeur a ses raisons que la raison ne connaît pointGa naar voetnoot15). Het is echter even zinloos als het hart van de rede een aanvoelen (sentiment) zou eisen van al de stellingen die de rede bewijst. De echte rationele methode (raison) is voor Pascal de mathematische, niet die van Aristoteles en van de scholastiek, waarvoor Pascal, evenmin als Descartes, niet veel goede woorden over heeft. | |
[pagina 829]
| |
Pascal over de mensMeer dan door rekenmachines, barometers en mathematische constructies is Pascal geboeid door de wetenschap over de mens, en dit vooral toen hij apologeet van de godsdienst werd. Wil Pascal weten wat de mens is, dan gaat hij wederom beginnen met een beroep op de ervaring. In de huidige tijd ziet men in Pascal dikwijls een voorloper van het existentialisme. In de Pensées staan enige motieven die verwant zijn aan het hedendaags existentialisme: zich op de concrete situatie instellen, de ‘grandeur’ en de ‘misère’ van de mens met de absurditeit van het niet-aangepast zijn aan het leven, de angst en de walg, de noodzaak om een keuze te maken, nu we eenmaal ingescheept en als geworpen zijn in het bestaan. Pascals veel omstreden weddenschap-argumentatie (pari) is in deze sfeer te plaatsen: beschouwt men de kansen en de voor- en nadelen van een leven met of zonder aanvaarding van het Godsbestaan, dan blijkt de keuze, die God in het leven plaatst, de minst riskante. De noodzaak om God te aanvaarden acht hij het duidelijkst waarneembaar in de leegte van het eigen bestaan, een leegte die alleen door God te vullen is. De pessimistische klanken over de mens zonder God, die in de Pensées vaak te beluisteren zijn, vinden bij menig existentialist een verre echo. In Augustinus of Pascal existentialisme te zien ‘avant date’ heeft veel gewrongens vanwege de talrijke verschilpunten met de existentialisten van vandaag, die in hun verscheidenheid al zo moeilijk onder één noemer zijn te brengen. De casuïstische oplossingen om in concrete levenssituaties de morele keuze te doen, heeft Pascal in zijn Lettres Provinciales fel verworpen. Molinisme is voor hem synoniem met die casuïstiek, waarvan hij de Spaanse Jezuïet Escobar de typische representant acht. In een nieuwere bestudering van Pascal werd onlangs, niet ten onrechte, geschreven, dat Pascal een oppervlakkig molinisme bestrijdt, maar een complexer, dieper molinisme niet kentGa naar voetnoot16). Ook Steinmann, zo begeesterd voor Pascal, schrijft dat de bekommernis der casuïsten op zich niet laakbaar is: een wet is gemaakt om toegepast en aangepast te worden; zij moet levend en soepel blijven. Hij geeft toe, dat de Provincales een ‘sottisier’ zijn, om de zaak in het belachelijke te trekken, maar dat buiten die door Pascal gesignaleerde flaters en flauwiteiten de grote meerderheid van de door casuïsten gegeven oplossin- | |
[pagina 830]
| |
gen door een gezond oordeel zijn ingegeven om de bedoelingen van de morele of kerkelijke wetten nauwkeurig te vertalen. Arnauld zou Bellarminus' opvattingen over de predestinatie bijna kunnen overnemen; ja, Pascals optimisme, voortkomend uit zijn vertrouwen op de goddelijke voorzienigheid, wordt zelfs een ‘molinisme outré’ gehetenGa naar voetnoot17). De auteur, die dit schreef in 1951, Jean Mesnard, professor aan de Universiteit van de Saar, ziet de probabilisten wel voornamelijk in de kleur die Pascal hun gaf: predikers van een lakse moraal. Een ‘gezond’ probabilisme zou ook door Pascal onderschreven zijn, meent hijGa naar voetnoot18). Zoals er nog nauwkeurig onderzoek te verrichten is omtrent de inspiratiebronnen van Pascals wetenschappelijke en godsdienstige opvattingen, zo is ook over dit thema nog veel te verwachten van serene detailstudie over de toenmalige geschriften, tendensen en groeperingen. Eén der detailpunten, waarover onderzoekingen geschied zijn, die in de laatste jaren enig resultaat bereikten, betreft de rangschikking der door Pascal nagelaten aantekeningen, neergeschreven op met draden tot meerdere bundels aaneengeregen papieren, waarvan vele blijkbaar moesten dienen voor een ontworpen apologie van het christendom. Men bestudeerde de historie van de eerste en volgende uitgaven van deze manuscripten, die men kortweg als Pensées aanduidtGa naar voetnoot19), en de beginselen volgens welke de verschillende uitgevers tot de door hen gekozen rangschikking kwamen. De originele tekst moet van die der onmiddellijk gemaakte kopieën worden onderscheiden. De bestudeerde fragmenten hebben nog niet al hun geheimen prijsgegeven, maar Louis Lafuma kan zijn op veel eruditie steunende methode van rangschikking verdedigen met name tegen de volgorde in de meest verspreide uitgave van Brunschvicg (eerste editie 1897), die geen verschil maakt tussen de voor de apologie bestemde notities en andere. Brunschvicg groepeerde de Pensées in een volgens hem zo redelijk mogelijke ordening. De uitgave van Lafuma pretendeert niet het resultaat te zijn van een definitief afgesloten onderzoek. Wellicht dat dit gedenkjaar van Pascals dood een oogst oplevert van studies waardoor nieuw licht valt op het leven en het werk van deze hoogst betekenisvolle figuur uit de wetenschappelijke, literaire en religieuze sfeer van het Frankrijk der zeventiende eeuw. |
|