| |
| |
| |
Politiek Overzicht
Internationaal
OP zondag 18 maart kon president de Gaulle eindelijk in een radio- en televisie-rede mededelen, dat de Franse en Algerijnse delegaties, resp. onder leiding van de heren Joxe en Belkacem Krim, te Evian een overeenkomst hadden tot stand gebracht over een: staakt het vuren. Hiermee kwam een einde aan de Algerijnse oorlog, die vanaf 1 november 1954 had voortgeduurd en naar schatting een kwart miljoen mensenlevens had gekost - volgens de Algerijnen een veel te lage schatting - en bovendien een geweldige aderlating betekende voor de Franse schatkist. Over dit ‘staakt het vuren’ werden reeds lang onderhandelingen gevoerd; al twee keer in 1961 nl. te Evian en Lugrin, hadden zij geen succes gehad. Nadat vervolgens Ferhat Abbas in de Algerijnse Voorlopige Regering was vervangen door Ben Khedda en de Gaulle de soevereiniteit van Algerije over de Sahara had erkend, werden er einde 1961 opnieuw geheime onderhandelingen gevoerd, waarbij vooral de positie der Europese bevolking in Algerije een der grootste moeilijkheden vormde. Langzaam werden er vorderingen gemaakt, tengevolge waarvan de geheime besprekingen officieel in Les Rousses werden voortgezet van 11-18 februari, waar tenslotte een voorlopig akkoord werd bereikt. Nadat vervolgens de Nationale Raad van de Algerijnse Revolutie in Tripolis Ben Khedda had gemachtigd de akkoorden te ondertekenen, volgde opnieuw op 7 maart overleg te Evian, waaruit op 18 maart bovengenoemde overeenkomst is te voorschijn gekomen.
Behalve over de wapenstilstand, die op 19 maart om 12 uur is ingegaan, werd er ook overeenstemming bereikt over het houden van een volksstemming in Algerije over de toekomst van dit land; hierbij gaat men kennelijk uit van de gedachte, dat er een onafhankelijk Algerije zal komen, dat nauw met Frankrijk zal samenwerken; voor de periode verlopend tussen dit akkoord en de volksstemming blijft de soevereiniteit in Franse handen, terwijl de uitvoerende macht komt te liggen bij een gemengd Algerijns-Frans college; verder is de positie van de Europeanen met alle mogelijke waarborgen omgeven. In zijn rede kondigde de Gaulle ook aan, dat er in Frankrijk een referendum zou worden gehouden, omdat hij het van uiterst groot belang acht, dat het volk zich in zo groot mogelijke meerderheid voor de getroffen akkoorden uitspreekt. Dit referendum is intussen vastgesteld op 8 april en er is geen twijfel aan, dat de Gaulle bij die gelegenheid de goedkeuring van verreweg het grootste deel van de kiezers zal verwerven; de bezwaren onder het Franse volk tegen de Gaulle richten zich niet tegen zijn opvattingen omtrent Algerije, maar men is wel bang, dat hij een goedkeuring van zijn Algerijns optreden zal gaan uitleggen als een goedkeuring van zijn politiek als geheel.
Dit akkoord van Evian wil echter niet zeggen, dat de moeilijkheden in Algerije nu voorbij zijn. Reeds bij de laatste onderhandelingen is de vraag natuurlijk gerezen of de Gaulle in staat zou zijn de gemaakte afspraken ook door te voeren, m.a.w. of hij het felle verzet van de O.A.S. zou kunnen breken. De lange duur van het laatste Evian zou er op kunnen duiden, dat men in Algerijnse
| |
| |
kringen dit vertrouwen maar moeilijk kon opbrengen en wij kunnen niet zeggen, dat zij in dit geval geheel ongelijk hebben. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat in talrijke leidende Franse kringen veel sympathie bestaat voor Salan c.s., of dat men er in elk geval weinig voor voelde om scherp tegen zijn activiteiten op te treden. Verder was er de grote vraag: hoe zal het Franse leger in Algerije reageren? Zal het de Gaulle gehoorzamen of zal het Salan gaan helpen?
Men mag aannemen, dat de O.A.S. op het laatste heeft gerekend; zij heeft geprobeerd door een verhevigde terreur vooral in de steden Algiers en Oran, waar zij praktisch het heft in handen had, op de meest grove manier de Moslim-bevolking te provoceren tot tegenacties tegen de Europeanen in de verwachting, dat dan het leger zich zou geroepen voelen om de laatsten te beschermen en tegen de Algerijnen op te treden. Hierbij gingen er twee dingen voor de O.A.S. verkeerd; allereerst gaf de Algerijnse bevolking onder leiding van de F.L.N. blijk van een uitermate grote zelfbeheersing en liet zich niet provoceren, waarmee zij niet alleen een opvallend grote politieke rijpheid toonde, maar ook duidelijk maakte, dat het F.L.N. zeer grote invloed heeft, hetgeen van Franse zijde wel eens betwijfeld is. Het tweede punt, dat verkeerd ging, was van O.A.S.-zijde een zo grote stommiteit, dat men moeilijk kan aannemen, dat dit de opzet van Salan geweest kan zijn, maar eerder een ongedisciplineerd optreden moet zijn geweest van een zijn boekje ernstig te buiten gaande O.A.S.-eenheid; bij een der acties werden nl. enkele Franse dienstplichtigen door de O.A.S. gedood. De reactie van het leger volgde onmiddellijk; het gehoorzaamde terstond aan een - misschien toevallig - op dit tijdstip door de Gaulle gegeven bevel om de O.A.S. met alle middelen en meedogenloos neer te slaan. Bij het optreden van het leger in Algiers en Oran maakte het grote hoeveelheden wapens buit en arresteerde het een groot aantal verdachten; onder deze laatsten bleek ook te zijn ex-generaal Jouhaud, de rechterhand van Salan. Het verzet van de O.A.S. is uitzichtloos, waarmee niet gezegd is, dat het spoedig zal eindigen; Salan kan met zijn naar schatting 12.000 gewapende volgelingen in een guerilla-oorlog nog talrijke slachtoffers maken in zijn zinloze strijd.
Het einde van het Algerijnse conflict is natuurlijk een gelukkig iets; hierdoor zal Frankrijk zich kunnen herstellen en zijn positie in de wereld kunnen versterken. Juist dit laatste kan nieuwe moeilijkheden opleveren of bestaande vergroten. Wij denken hierbij aan de opvattingen van de Gaulle i.z. de Europese samenwerking tussen de zes E.E.G.-landen, waarover al talrijke besprekingen zijn gevoerd; de Gaulle houdt vast aan zijn idee van een Europe des Parties en behalve Nederland voelt ook België hier weinig voor. Het einde van de Algerijnse oorlog zal de Gaulle waarschijnlijk niet ontvankelijker hebben gemaakt voor de argumenten van zijn tegenstanders en het is de vraag of er iets positiefs uit de bus zal komen als de ministers van buitenlandse zaken van de Zes elkaar op 17 april opnieuw zullen ontmoeten; naar verluidt probeert de West-Duitse minister Schröder nu te bemiddelen. De hautaine houding van de Gaulle blijkt ook uit zijn standpunt t.a.v. het overleg der 18 landen over ontwapening te Genève. Oorspronkelijk had Chroestsjef deze conferentie, die op 14 maart is begonnen, willen laten openen door een bijeenkomst der regeringsleiders; dit voorstel werd zowel door Kennedy als door Macmillan afgewezen; de Gaulle ging verder en vertelde, dat hij in het geheel geen interesse had in deze besprekingen, ook al zou er niet alleen over ontwapening maar tevens over stopzetting
| |
| |
van de kernproeven en over Berlijn gesproken worden; hij weigerde dus er aan deel te nemen, zelfs om er een waarnemer heen te sturen; hij is van mening, dat over de stopzetting van de kernproeven misschien een gesprek tussen de landen, die over kernwapens beschikken of er in de naaste toekomst over zullen beschikken - dus de S.U., de V. St., Engeland en Frankrijk -, enig resultaat zou kunnen hebben. De achttien-landen-conferentie werd daarmee teruggebracht tot 17 en de houding van de Gaule werd ook in Frankrijk nogal bekritiseerd; vroeger beijverde hij zich steeds om Frankrijk de erkenning als grote mogendheid te bezorgen en daarom wenste hij uitgenodigd te worden bij alle grote conferenties, en nu meent hij zich de weelde te kunnen veroorloven om als hij een uitnodiging ontvangt, zoals vorig jaar voor de Bermuda-bijeenkomst met Kennedy en Macmillan en nu weer voor Genève, Frankrijk de rol te laten spelen van de grote afwezige.
Chroestsjef zag af van zijn plan om zelf naar Genève te komen en stemde er mee in, dat de ministers van buitenlandse zaken de besprekingen zouden voeren. Behalve conferenties tussen de 17 aanwezige landen over ontwapening zou er over Berlijn en de kernproeven ook - eigenlijk moet dit zijn: voornamelijk - overleg gepleegd worden tussen Gromyko, Home en Rusk. Vooral het overleg over de kernproeven was belangrijk omdat president Kennedy op 2 maart had aangekondigd, dat de V. St. eind april hun proeven in de dampkring zouden hervatten, tenzij er voordien met de S.U. een doelmatig akkoord over het staken van de proeven zou zijn bereikt. Ondanks talrijke besprekingen lijkt het er niet op, dat men in enige kwestie een stap verder is gekomen en in dit opzicht heeft de Gaulle gelijk gekregen, maar ook elders waren de verwachtingen niet hoog gespannen en achtte men het toch belangrijk aanwezig te zijn. Waarom Frankrijk niet?
In Argentinië voerde men een dwaze operette op met een ernstige achtergrond. Op 18 maart werden er verkiezingen gehouden, die een grote overwinning opleverden voor de samenwerkende aanhangers van het peronisme, communisme en castrisme, een vreemd monsterverbond, dat echter succes had tegen de regering van Frondizi. Na het verkwistende optreden van dictator Juan Peron, die echter drommels goed wist hoe hij de steun moest krijgen van de verpauperde grote massa, ook al leidde dit tot een bankroet, heeft Frondizi ernstig geprobeerd om de economische en politieke toestand te verbeteren. Zijn versoberingsprogram tastte misschien te weinig de positie van de grootgrondbezitters en de industriëlen aan en legde te veel de lasten op de kleine man, maar zijn pogen om buitenlands kapitaal aan te trekken had succes en er kwam weer enige stabiliteit. Maar de grote massa kon hier weinig van begrijpen en bleef hunkeren naar de gouden dagen van Peron, die nu verbannen in Madrid zijn tijd zit af te wachten. Een ogenblik scheen deze spoedig aan te breken, maar het leger ging zich met de zaak bemoeien en Frondizi werd onder druk gezet om de uitslag der verkiezingen ongedaan te maken; na enkele dagen werd hij gedwongen om af te treden en werd hij opgevolgd door de president van de senaat, Guido; ook deze vond geen genade in de ogen van het leger en dit wees generaal Poggi aan, die echter kort daarop weer plaats maakte voor Guido, die nu door de militairen ‘voorlopig’ aanvaard werd, nadat hij beloofd had de verkiezingsuitslag van 18 maart naast zich neer te leggen en zich had verplicht het peronisme buiten de wet te stellen. Daarmee is het democratische aspect van het plan Frondizi mislukt. Zal het leger in staat zijn de economische toestand te
| |
| |
verbeteren? Mogelijk als het daarvoor de steun van de V. St. zou kunnen krijgen en Kennedy's Alliance for Progress stelt die mogelijkheid open, maar eist ook als voorwaarde voor die hulp een zekere mate van democratie. Een andere vraag is: hoe de massa zal reageren op de dwang van het leger. Perons kansen zijn nog niet verkeken.
Een andere grote Zuid-Amerikaanse staat, Brazilië, staat voor soortgelijke moeilijkheden. Hier trad Janio Quadros op 25 augustus plotseling af als president, daar hij niet meer op kon tegen de reactie. Hij maakte een wereldreis en zijn opvolger Goulart met veel minder macht dan Quadros kon het slechts moeilijk redden. Quadros is nu in Brazilië teruggekomen en heeft aangekondigd weer president te willen worden om van het land weer een presidentiële democratie te maken. Men meent, dat hij er in kan slagen om Brazilië uit het slop te halen en te voorkomen, dat het communisme er vaste voet zal krijgen. Overigens zij men voorzichtig met deze term; men gebruikt dit woord te vaak om een volkomen rechtvaardig program van sociale eisen aan te duiden.
In Nederland vonden op 28 maart verkiezingen plaats voor de provinciale staten. In tegenstelling met andere keren zag men nu met een zekere belangstelling uit naar de uitslag i.v.m. het geschil om N.-Guinea. Een ernstig verlies voor de regeringspartijen zou nl. kunnen worden beschouwd als een afkeuring van het beleid van de regering t.a.v. deze kwestie. De Christelijke partijen handhaafden over het algemeen hun posities, evenals de P.v.d.A., maar de V.V.D. leed verliezen, terwijl de Pacifistisch Socialistische Partij sterk vooruitging. Geen afkeuring van het beleid van het kabinet de Quay, maar ook geen duidelijke goedkeuring.
Aangaande N.-Guinea verklaarde minister de Quay op 12 maart t.o. de pers, dat geheime besprekingen tussen Nederland en Indonesië op voorstel van de V. St. zouden beginnen; beide landen zouden hebben afgezien van het stellen van prealabele voorwaarden. Van de zijde van de P.v.d.A. en de C.P.N. werd in de Kamer kritiek op de verklaring uitgeoefend en gevraagd om nu - en in het vervolg eerder - ook de Kamer in te lichten, hetgeen de regering echter met het oog op het landsbelang niet wenselijk achtte.
De geheime voorbesprekingen werden gehouden in de nabijheid van Washington; zij werden van Nederlandse zijde gevoerd door de ambassadeur aldaar, dr. van Roijen, en de permanente vertegenwoordiger bij de V.N., dr. Schürmann, en van Indonesische zijde o.a. door de heren Malik en Zain in aanwezigheid van een ‘derde man’, waarschijnlijk de Amerikaan Bunker, oud-ambassadeur in India; de laatste trad niet op als vertegenwoordiger van de V. St. of de V.N. Over het besprokene is niets bekend gemaakt; wel werd meegedeeld, dat het gesprek op 22 maart werd verdaagd om de deelnemers gelegenheid te geven om overleg te plegen met hun regering. Volgens een gezamenlijk communiqué was het toen de bedoeling om de besprekingen voort te zetten. Hiervan is tot nu toe niets gekomen, daar Indonesië voortging met oorlogsvoorbereidingen en infiltratiepogingen. Bovendien deelde Soekarno mede, dat Malik niet naar Washington zou terugkeren; voor een spoedige hervatting van het overleg voelde Djakarta blijkbaar weinig. Tengevolge van dit alles zag ook de Nederlandse regering zich verplicht enige versterkingen naar N.-Guinea te sturen, hetgeen zij beschouwde als haar legitieme plicht ter zelfverdediging. Er is niemand in Nederland, die een oorlog om N.-Guinea wenst, maar wel vraagt men zich af of het verantwoord is om in de gegeven omstandigheden dit land over te leve- | |
| |
ren aan een op de rand van een bankroet staand Indonesië. Nederland verdedigt hier geen eigen belangen - integendeel -, maar met de eis van zelfbeschikking de internationale rechtsorde. Intussen wordt van de zijde der V.N. en van de V. St. alles in het werk gesteld om de partijen alsnog tot elkaar te brengen.
J. Oomes
| |
België
Op 31 maart en 1 april heeft te Charleroi een congres van de Waalse Federaties van de Belgische Socialistische Partij plaats gehad, dat een van de belangrijkste van de jongste jaren mag genoemd worden. Het congres sprak zich nl. uit voor een tweeledig federalisme, en dit was geen oppervlakkig of min of meer toevallig standpunt dat a.h.w. bij verrassing uit de bus kwam, maar de slotsom van een lange en stelselmatige voorbereiding. Op 24 september 1961 had nl. een vorig congres aan een vast comité opdracht gegeven een federalistisch ontwerp uit te werken en ter goedkeuring aan een pleno-(Waals) socialistisch congres voor te leggen. Het is dit ontwerp dat thans door de Waalse socialisten goedgekeurd is. Het is grotendeels het werk van Prof. Fernand Dehousse, en het is wel kenschetsend dat deze niet geaarzeld heeft zijn naam met het federalisme te verbinden, ook al heeft hij ondertussen ontslag genomen uit de ‘Mouvement Populaire Wallon’ van André Renard. Renard en zijn volgelingen hebben in Charleroi trouwens geen rol gespeeld en schijnen op het ogenblik zelfs in het defensief gedrongen.
Het federaal statuut van de Waalse socialisten is ongetwijfeld een van de belangrijkste nieuwe elementen in de binnenlandse politiek. Vooralsnog zal de Belgische Socialistische Partij haar actie in regering en parlement weliswaar op dezelfde grondslag blijven voeren als voorheen, maar er zal een ogenblik komen waarop de Vlaamse socialisten zich eveneens over het federalisme zullen moeten uitspreken nl. op een congres dat eerstdaags gehouden wordt, waarna de B.S.P. in haar geheel zich zal moeten aanpassen aan een nieuwe oriëntering in federale richting, zelfs indien de Vlaamse socialisten aarzelen.
Deze kentering is onmiskenbaar het gevolg van Renards actie en van de stakingsbeweging, die weliswaar haar doelstellingen niet kon bereiken, maar die toch een diepe omkeer gebracht heeft in de binnenlandse verhoudingen. De toekomst van iemand als Renard is uiteraard onzeker.... dat kan niet anders, aangezien het hier een persoonlijkheid betreft die nieuwe methoden en nieuwe doelstellingen in het Belgisch socialisme ingevoerd heeft, en dan op sterke tegenstand gestoten is. Zijn beweging komt voor de dag met een aantal moderne actieformules die zeer gevaarlijk en doeltreffend kunnen zijn - dat heeft de staking bewezen - maar die anderzijds een up-to-date sociaal-politieke strategie vertegenwoordigen, een strategie die hierin bestaat, dat de basis zelf van de loontrekkende klasse rechtstreeks bij revolutionaire acties betrokken wordt, als het kan mét de gevestigde syndicale kaders, als het moet (en liefst) buiten de bestaande vakbondhiërarchie om. Het is een vertrouwde en dikwijls efficiënte strijdfiguur van het marxisme-leninisme die hier in België wordt toegepast. Men ziet de gevolgen: een programma-vernieuwing van de Belgische Socialistische Partij in een minimum van tijd, ook al gaat deze gepaard met een aanval op Renard en zijn volgelingen in de kringen van het Algemeen Belgisch
| |
| |
Vakverbond, dat zich denkelijk wil ontdoen van revolutionaire basis- en kaderleden die een ánder syndicalisme willen dan datgene, dat zich volledig in de bestaande kapitalistische maatschappij ingewerkt en er zich bij aangepast heeft.
Hoe dan ook: de tegenstelling in de boezem der B.S.P. is er een met grote diepgang en met vérdragende consequenties. Zelfs indien de meerderheid van de Vlaamse socialisten een meer conservatieve groep vormt en anti-Renard is, mag men zich toch niet inbeelden dat er niet velen in Vlaanderen zijn die iets voelen voor Renards strijdmethode. Het zou o.i. volstaan, dat de M.P.W. enig succes behaalde, en onmiddellijk zouden er méér Renardisten aantreden dan de gevestigde gezagdragers van B.S.P. en A.B.V.V. lief is.
Op het regeringsvlak scheen dhr. Lefèvre zich in de jongste dagen beter door het kleine struikgewas van allerlei openlijke en verborgen tegenstanders heen te werken dan voorheen. Hij blijft de man met de zin voor tegenspraak, en van gedrufde, bijna uitdagende verklaringen, waarmee hij een dubbelzinnige toestand inderdaad soms wel eens opklaart. Aan de fiscale hervorming wordt verder gezwoegd, evenals aan de wetsontwerpen inzake de Vlaams-Waalse verhoudingen, waarvan het tweede (vastlegging van de taalgrens, en sommige wijzigingen van de bestuurlijke afbakening) zich momenteel in een delicate positie in de Senaat bevindt. Ook het Ministerie van Nationale Opvoeding (met zijn twee titularissen en hun onvoldoende omschreven bevoegdheden), het Nationaal nstituut voor Lichamelijke Opvoeding en Sport en sommige maatregelen voortvloeiende uit het schoolpact waren hindernissen die in de voorbije maand niet zonder moeite genomen werden. En toch verloor de regering Lefèvre deze maand geen terrein meer, maar heroverde zelfs een zekere samenhang.
Om dit toe te lichten zou men stuk voor stuk het parlementaire werk van de maand moeten toelichten, en de werkzaamheden van de verschillende commissies moeten bespreken. Daarvoor ontbreekt ons echter de nodige plaatsruimte.
De conclusie kan slechts een herhaling zijn van wat in vorige overzichten gezegd is: de Vlaams-Waalse verhoudingen blijven een der grote hinderpalen voor deze regering, die zich nochtans meer dan de vorige heeft ingespannen om oplossingen te vinden. De hangende wetsontwerpen worden te traag afgewerkt en staan bloot aan verminkingen die hun nut zelf in het gedrang brengen. Verwijzing van deze vraagstukken naar een ‘raad van wijzen’ (een wel zeer ongelukkige benaming!), waarvan thans sprake is, kan alleen maar een tijdwinst voor de regering betekenen, en dan nog in de korte periode, want later zal het haar des te kwalijker genomen worden.
Daarnaast blijft het financiële en sociaal-economische werk van de regering beneden de eisen die het meer revolutionaire gedeelte van de arbeidersklasse stelt. Of men met deze stand van zaken reeds mag gewagen van een uitschakeling van André Renard en zijn aanhangers? Dat geloven we niet.
H. de Bruyne
|
|